ECLI:NL:RBOVE:2020:2473

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
21 juli 2020
Publicatiedatum
21 juli 2020
Zaaknummer
08/228066-19 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een man voor het bezit van vuurwapens en hennepteelt

Op 21 juli 2020 heeft de Rechtbank Overijssel een vonnis uitgesproken in de zaak tegen een 34-jarige man uit Zwolle, die werd beschuldigd van het bezit van meerdere vuurwapens, waaronder een automatisch vuurwapen, en een aanzienlijke hoeveelheid munitie, evenals het telen van 35 hennepplanten. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 22 september 2019 in Zwolle in zijn woning deze wapens en munitie voorhanden had, wat in strijd is met de Wet wapens en munitie. De verdachte heeft de ten laste gelegde feiten bekend tijdens de zitting op 7 juli 2020, en er zijn geen bewijsverweren gevoerd door zijn raadsman. De rechtbank heeft de feiten bewezen verklaard op basis van verschillende proces-verbaal en de bekennende verklaring van de verdachte.

De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 15 maanden, waarbij rekening is gehouden met de ernst van de feiten en de impact van vuurwapenbezit op de samenleving. De rechtbank heeft ook de in beslag genomen wapens onttrokken aan het verkeer, maar gelast de teruggave van een geldbedrag van € 8.700,- aan de verdachte, omdat dit niet vatbaar is voor verbeurdverklaring. De beslissing is genomen na zorgvuldige overweging van de omstandigheden van de zaak en de persoon van de verdachte, waarbij ook eerdere veroordelingen zijn meegewogen. Het vonnis is openbaar uitgesproken en ondertekend door de rechters.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Zwolle
Parketnummer: 08/228066-19 (P)
Datum vonnis: 21 juli 2020
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte] ,
geboren op [geboortedatum] 1985 in [geboorteplaats] ,
wonende te [adres 1] .

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van
7 juli 2020.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie
mr. G.C. Pol en van hetgeen door verdachte en de raadsman mr. V.P.J. Tuma, advocaat te Amersfoort, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte meerdere wapens en een hoeveelheid munitie aanwezig heeft gehad (feiten 1, 2 en 3) en dat hij 35 hennepplanten heeft geteeld dan wel voorhanden heeft gehad (feit 4).
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
1.
hij op of omstreeks 22 september 2019 te Zwolle, in elk geval in Nederland, een vuurwapen in de vorm van een pistool geschikt om automatisch mee te vuren, zijnde een wapen van categorie II onder 2 van de Wet Wapens en Munitie en/of munitie, bestaande uit een grote hoeveelheid patronen (te weten ongeveer 1511 stuks), zijnde munitie van categorie III van
de Wet Wapens en Munitie voorhanden heeft gehad;
2.
hij op of omstreeks 22 september 2019 te Zwolle, in elk geval in Nederland, twee, althans een (of meer) vuurwapen(s) in de vorm van een pistool en/of een geweer, zijnde (een) wapen(s) van categorie III onder 1 van de Wet Wapens en Munitie voorhanden heeft
gehad;
3.
hij op of omstreeks 22 september 2019 te Zwolle, in elk geval in Nederland, twee, althans een (of meer) geluidsdemper(s), zijnde (een) wapen(s) van categorie I onder 3 van
de Wet Wapens en Munitie en/of een nabootsing van een pistool, zijnde een wapen van categorie I onder 7 van de Wet Wapens en Munitie;
4.
hij op of omstreeks 22 september 2019 te Zwolle, in elk geval in Nederland, heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad (in een pand aan [adres 2] ) een hoeveelheid van ongeveer 35 planten, althans een groot aantal hennepplanten en/of delen daarvan, in elk geval een hoeveelheid van meer dan
30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij
de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.

3.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.De bewijsoverwegingen

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de onder 1, 2, 3 en 4 ten laste gelegde feiten kunnen worden bewezen verklaard.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdachte heeft ter terechtzitting de ten laste gelegde feiten bekend. Door of namens hem zijn geen bewijsverweren gevoerd.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van de ten laste gelegde feiten op grond van de volgende bewijsmiddelen, waarbij de rechtbank - nu deze feiten heeft bekend en door of namens hem geen vrijspraak is bepleit - conform artikel 359, derde lid, laatste volzin van het Wetboek van Strafvordering (Sv), zal volstaan met een opsomming van de bewijsmiddelen. [1]
feit 1
1. Een proces-verbaal van bevindingen van 22 september 2019, pagina 26-28;
2. Een proces-verbaal onderzoek wapen van 11 oktober 2019, pagina 95-97;
3. Een proces-verbaal onderzoek wapen van 15 oktober 2019, pagina 127-128;
4. De bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting van 7 juli 2020.
feit 2
1. Een proces-verbaal van bevindingen van 22 september 2019, pagina 26-28;
2. Een proces-verbaal onderzoek wapen van 12 november 2019, pagina 108-111;
3. Een proces-verbaal onderzoek wapen van 6 januari 2020 met proces-verbaalnummer
PL0600-2019422136-66 (onderdeel van het aanvullend proces-verbaal, ongenummerde
pagina's);
4. De bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting van 7 juli 2020.
feit 3
1. Een proces-verbaal van bevindingen van 22 september 2019, pagina 26-28;
2. Een proces-verbaal onderzoek wapen van 12 november 2019, pagina108-111;
3. Een proces-verbaal onderzoek wapen van 7 januari 2020 met proces-verbaalnummer
PL0600-2019422136-67 (onderdeel van het aanvullend proces-verbaal, ongenummerde
pagina's);
4. De bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting van 7 juli 2020.
feit 4
1. Een proces-verbaal van bevindingen van 22 september 2019, pagina 26-28;
2. Een proces-verbaal aantreffen hennepkwekerij van. 24 september 2019, pagina 46-48;
3. De bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting van 7 juli 2020.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de opgegeven bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de ten laste gelegde feiten heeft begaan, met dien verstande dat:
1.
hij op 22 september 2019 te Zwolle een vuurwapen in de vorm van een pistool geschikt om automatisch mee te vuren, zijnde een wapen van categorie II onder 2 van de Wet wapens en munitie en munitie, bestaande uit een grote hoeveelheid patronen (te weten ongeveer 1511 stuks), zijnde munitie van categorie III van de Wet wapens en munitie voorhanden heeft gehad;
2.
hij op 22 september 2019 te Zwolle twee vuurwapens in de vorm van een pistool en een geweer, zijnde wapens van categorie III onder 1 van de Wet Wapens en Munitie voorhanden heeft gehad;
3.
hij op 22 september 2019 te Zwolle twee, geluidsdempers, zijnde wapens van categorie I onder 3 van de Wet wapens en munitie en een nabootsing van een pistool, zijnde een wapen van categorie I onder 7 van de Wet wapens en munitie;
4.
hij op 22 september 2019 te Zwolle heeft geteeld in een pand aan [adres 2] een hoeveelheid van ongeveer 35 hennepplanten, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij
de Opiumwet behorende lijst II.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte onder 1, 2, 3 en 4 meer of anders is ten laste gelegd en zal hem daarvan zal vrijspreken.
In de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten zijn verbeterd in de bewezenverklaring. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

5.De strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde is strafbaar gesteld in de artikelen 13 juncto 55 en 26 juncto 55 van de Wet wapens en munitie en de artikelen 3 en 11 van de Opiumwet. Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feit en uitsluiten. Het bewezen verklaarde levert op:
feit 1
de misdrijven:
ten aanzien van het wapen:handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens
en munitie en het feit begaan met betrekking tot een wapen van
categorie II;
ten aanzien van de munitie:handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens
en munitie.
feit 2
het misdrijf: handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en
het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III, meermalen
gepleegd;
feit 3
het misdrijf: handelen in strijd met artikel 13, eerste lid, van de Wet wapens en munitie, meermalen gepleegd;
feit 4
het misdrijf: opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3, onder B, van de Opiumwet
gegeven verbod.

6.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor de bewezen verklaarde feiten.

7.De op te leggen straf of maatregel

7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat gelet op de toename van vuurwapengeweld het bezit van vuurwapens zwaar gestraft dient te worden en gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van dertig maanden met aftrek van voorarrest.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit een gevangenisstraf op te leggen van gelijke duur als het voorarrest in combinatie met een - maximale - voorwaardelijke gevangenisstraf en/of werkstraf.
7.3
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van verdachte, zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij het volgende van belang.
Verdachte heeft meerdere vuurwapens, waaronder een automatisch wapen (een uzi), en een grote hoeveelheid munitie voorhanden gehad in zijn woning. Het ongecontroleerde bezit van vuurwapens brengt onder burgers gevoelens van onveiligheid teweeg en vormt een ernstige inbreuk op de rechtsorde. Het is algemeen bekend dat vuurwapenbezit niet zelden leidt tot het (ondeskundig) gebruik ervan, met alle ernstige gevolgen voor anderen van dien. Aan verboden wapenbezit wordt dan ook zwaar getild. Door wapens te kopen zonder vergunning houdt men bovendien de illegale handel in stand. Daarnaast wordt verdachte veroordeeld voor het telen van 35 hennepplanten.
Uit een uittreksel uit de justitiële documentatie betreffende verdachte blijkt dat verdachte in het verleden meerdere malen met justitie in aanraking is gekomen, maar dat hij in de afgelopen vijf jaren niet meer is veroordeeld voor strafbare feiten. De rechtbank zal de eerdere veroordelingen van vóór die tijd niet in het nadeel van verdachte meewegen.
De reclassering heeft sinds de aanhouding van verdachte meerdere malen over hem gerapporteerd. Uit de rapporten komt naar voren dat de reclassering met name risicofactoren ziet in de relatieproblematiek van verdachte, de financiën en in verdachtes middelengebruik. Uit het meest recente reclasseringsrapport van 29 juni 2020 blijkt dat in het kader van het reclasseringstoezicht gedurende de schorsing van de voorlopige hechtenis reeds alle interventies zijn ingezet die een recidive-verlagend effect zouden kunnen hebben. Verdachte heeft daaraan goed meegewerkt. Daarom wordt geen verder reclasseringstraject geadviseerd. De rechtbank heeft bij het bepalen van de straf verder gelet op de landelijke oriëntatiepunten voor straftoemeting van het LOVS.
De rechtbank is van oordeel dat voor het bezit van meerdere vuurwapens, waaronder een automatisch wapen, en een grote hoeveelheid munitie in combinatie met het telen van hennep een gevangenisstraf van substantiële duur passend is. Een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van gelijke duur aan het voorarrest van 48 dagen in combinatie met andere strafmodaliteiten, zoals door de raadsman is bepleit, zou naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende recht doen aan de ernst van deze feiten.
Alles afwegend, acht de rechtbank een gevangenisstraf voor de duur van vijftien maanden passend en geboden.
7.4
De in beslag genomen voorwerpen
De rechtbank is van oordeel dat de tijdens het onderzoek in beslag genomen wapens vatbaar zijn voor onttrekking aan het verkeer, aangezien die voorwerpen van zodanige aard zijn dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet of met het algemeen belang.
De rechtbank zal de teruggave aan verdachte gelasten van het aan hem toebehorende, op de kennisgeving inbeslagneming, vermelde gelbedrag van € 8.700,-, aangezien dit niet vatbaar is voor verbeurdverklaring of onttrekking aan het verkeer en het belang van strafvordering zich niet tegen teruggave verzet. [2]

8.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 36b, 36d en 57 van het Wetboek van Strafrecht.

9.De beslissing

De rechtbank:
bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat verdachte het onder 1, 2, 3 en 4 ten laste gelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte onder 1, 2, 3 en 4 meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feit
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezen verklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feit 1
de misdrijven:
ten aanzien van het wapen:handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens
en munitie en het feit begaan met betrekking tot een wapen van
categorie II;
ten aanzien van de munitie:handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens
en munitie;
feit 2
het misdrijf: handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en
het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III, meermalen
gepleegd;
feit 3
het misdrijf: handelen in strijd met artikel 13, eerste lid, van de Wet wapens en munitie, meermalen gepleegd;
feit 4
het misdrijf: opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3, onder B, van de Opiumwet
gegeven verbod;
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het onder 1, 2, 3 en 4 bewezen verklaarde;
straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
15 (vijftien) maanden;
- bepaalt dat de tijd die de verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht;
de in beslag genomen voorwerpen
- verklaart onttrokken aan het verkeer de in beslag genomen voorwerpen, te weten de tijdens het onderzoek inbeslaggenomen wapens;
- gelast de teruggave van het in beslag genomen voorwerp, te weten een geldbedrag van
€ 8.700,- aan verdachte;
opheffing bevel voorlopige hechtenis
- heft het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis op.
Dit vonnis is gewezen door mr. H.R. Schimmel, voorzitter, mrs. R.M. van Vuure en
S.H. Peper, rechters, in tegenwoordigheid van D.D. Drost, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 21 juli 2020.
Buiten staat
Mr. R.M. van Vuure is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van de Politie Eenheid Oost Nederland, District IJsselland met registratienummer PL0600-2019426573. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
2.Kennisgeving inbeslagneming, pagina 158-159.