ECLI:NL:RBOVE:2020:2461

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
20 juli 2020
Publicatiedatum
20 juli 2020
Zaaknummer
08-760004-20 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van drie mannen voor ontvoering en geweldpleging in Hengelo

Op 20 juli 2020 heeft de Rechtbank Overijssel uitspraak gedaan in de zaak tegen drie mannen die betrokken waren bij de ontvoering van een slachtoffer in Hengelo op 9 januari 2020. De mannen, die vanuit Apeldoorn naar Hengelo waren gereden, hebben het slachtoffer in de nacht opgewacht, geslagen en in een bestelbus meegenomen. De rechtbank heeft vastgesteld dat er sprake was van geweld, maar sprak de mannen vrij van diefstal met geweld. Twee van de drie mannen kregen een gevangenisstraf van zes maanden, terwijl de derde man, die al eerder was veroordeeld, een totale gevangenisstraf van negen maanden kreeg, inclusief de resterende dagen van een eerdere straf. De rechtbank oordeelde dat de ontvoering en het geweld ernstig waren, maar dat er onvoldoende bewijs was voor de diefstal. De rechtbank heeft de vordering van de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaard, omdat de schade onvoldoende was onderbouwd. De uitspraak benadrukt de ernst van geweldsdelicten en de gevolgen daarvan voor de slachtoffers.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Almelo
Parketnummer: 08-760004-20 (P)
Datum vonnis: 20 juli 2020
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1986 in [geboorteplaats] ,
wonende te [woonplaats] .

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van
6 juli 2020.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie mr. G.J. Jansen en van hetgeen door verdachte en de raadsman mr. M.H.H. Meulemeesters, advocaat te Zeist, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
feit 1:samen met anderen diverse goederen heeft gestolen van [slachtoffer] , waarbij tegen die [slachtoffer] geweld is gebruikt en/of samen met anderen die [slachtoffer] heeft afgeperst;
feit 2:samen met anderen [slachtoffer] tegen zijn wil in een bus heeft meegenomen en hem vervolgens van zijn vrijheid beroofd heeft gehouden.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
1.
hij op of omstreeks 9 januari 2020, in de gemeente Hengelo (O), op de [straat] , in ieder geval op de openbare weg, in ieder geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen
- ongeveer 100 Euro en/of
- een horloge (merk Rolex type Daytona) en/of
- een jas (merk Canadian Goose),
in elk geval enig goed en/of enig geldbedrag, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en /of zijn mededader(s),
welke diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen voornoemde [slachtoffer] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/ of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan (een) andere deelnemer(s) aan voormeld misdrijf de vlucht mogelijk te maken en/of het bezit van het gestolene te verzekeren,
en/of
met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer] heeft gedwongen tot de afgifte van
- ongeveer 100 Euro en/ of
- een horloge (merk Rolex type Daytona) en/of
- een jas (merk Canadian Goose),
in elk geval van enig goed en/of enig geldbedrag, geheel of ten dele toebehorende aan voornoemde [slachtoffer] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en /of zijn mededader(s),
welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en), dat hij verdachte en/of zijn mededader(s),
- nadat die [slachtoffer] uit de auto was gestapt naar die [slachtoffer] is/zijn toegelopen en/ of die [slachtoffer] heeft/hebben getracht te slaan en /of die [slachtoffer] met kracht heeft/ hebben vastgepakt,
- vervolgens die [slachtoffer] meermalen op het gezicht en/of op het hoofd en/of op de rug, in ieder geval op het lichaam heeft/hebben geslagen/gestompt en/of geschopt/getrapt,
- die [slachtoffer] heeft/hebben opgetild en/of vervolgens in een bestelbus heeft/hebben gelegd en /of op de benen van die [slachtoffer] is/zijn gaan zitten,
- die [slachtoffer] voortdurend op het gezicht, in ieder geval op het lichaam heeft/hebben geslagen/gestompt, - tegen die [slachtoffer] dreigend heeft/hebben gezegd 'Don't look. Ik wil geld. Die horloge afdoen afdoen!', in ieder geval woorden van gelijke aard en/of strekking,
- die [slachtoffer] met kracht uit de bestelbus heeft/hebben getrokken;
2.
hij op of omstreeks 9 janauri 2020, in de gemeente Hengelo (O), tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk [slachtoffer] wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en / of beroofd gehouden , immers
heeft/hebben en/of is/zijn hij, verdachte, en/of (een of meer) van zijn mededader(s)
- die [slachtoffer] opgetild en/of in een bestelbus gelegd en/of op de benen van die [slachtoffer] gaan zitten,
- vervolgens met die [slachtoffer] in de bestelbus gaan rijden .

3.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.De bewijsoverwegingen

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft overeenkomstig het door hem overgelegde schriftelijk requisitoir gerekwireerd tot bewezenverklaring van het eerste en het tweede ten laste gelegde feit. De officier van justitie heeft ten aanzien van het eerste ten laste gelegde feit aangevoerd dat bewezen kan worden dat verdachte [slachtoffer] tezamen met anderen heeft afgeperst door hem met geweld te dwingen tot afgifte van ongeveer 100 euro en een jas van het merk Canadian Goose. De overige onderdelen van het eerste ten laste gelegde feit kunnen niet wettig en overtuigend worden bewezen, wat betekent dat daarvoor vrijspraak dient te volgen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft overeenkomstig de door hem overgelegde pleitnota aangevoerd dat verdachte integraal dient te worden vrijgesproken. Verdachte heeft verklaard dat hij samen met de medeverdachten naar [slachtoffer] toe is gegaan en er zijn klappen gevallen. De bedoeling was om te bespreken hoe verdachte en zijn medeverdachte hun pokerschuld aan [slachtoffer] konden aflossen. Vervolgens zijn verdachte, zijn medeverdachten en die [slachtoffer] een eindje in de auto gaan rijden. Er is geen sprake van diefstal met geweld, afpersing en/of wederrechtelijke vrijheidsberoving, aldus de raadsman.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
De feiten en omstandigheden
De rechtbank stelt op grond van de in de bijlage vermelde bewijsmiddelen de navolgende feiten en omstandigheden vast.
In de nacht van 9 januari 2020 is verdachte samen met zijn medeverdachten vanuit Apeldoorn naar Hengelo gereden. Aldaar hebben zij aangever bij zijn woning opgewacht. Aangever is geslagen, geschopt en met zijn hoofd tegen een bus geslagen. Daarna is hij achter in de bus geduwd. De deur is dichtgedaan, waarna de bus is weggereden. Na een aantal minuten heeft aangever de bestelbus verlaten en vrijwel onmiddellijk daarna is de bestelbus, met daarin verdachte en zijn medeverdachten, door de politie staande gehouden.
In de desbetreffende bus zijn de jas, huissleutels en een geldbedrag van aangever aangetroffen. Een (Rolex)horloge is niet in de bus of onder verdachte of zijn medeverdachten aangetroffen. Verdachte was de bestuurder van de bus.
4.3.2
Feit 1
Juridisch kader
Artikel 312 van het Wetboek van Strafrecht (Sr) luidt, voor zover hier van belang, dat strafbaar is: “diefstal, voorafgegaan, vergezeld of gevolgd van geweld of bedreiging met geweld tegen personen”,
terwijl conform artikel 310 Sr: “hij die enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort wegneemt,
met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen”, schuldig is aan diefstal.
Artikel 317 Sr luidt, voor zover hier van belang, dat “hij die, met het oogmerk om zich of een ander wederrechtelijk te bevoordelen, door geweld of bedreiging met geweld iemand
dwingt tot de afgiftevan enig goed dat deze derde toebehoort”, strafbaar is.
De conclusie van de rechtbank
Uit het voorgaande blijkt dat er sprake is geweest van fors geweld jegens aangever en dat een aantal goederen van aangever in de bus is achtergebleven. Voor een bewezenverklaring van feit 1 is vereist dat er sprake is van het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening, dan wel dat er sprake was van het dwingen tot afgifte. Het dossier bevat er onvoldoende bewijs voor dat het oogmerk van verdachte en/of zijn medeverdachte(n) was gericht op het wederrechtelijk toe-eigenen van goederen, dan wel het dwingen tot afgifte van deze goederen. De verklaring van aangever in combinatie met het gegeven dat in de bus goederen, waaronder een jas en een geldbedrag, toebehorende aan aangever, zijn aangetroffen, is daarvoor onvoldoende, nu verdachte een in het licht van de omstandigheden plausibel alternatief scenario heeft aangedragen voor de aanwezigheid van de goederen in de auto, namelijk dat aangever deze spullen zelf in de bus heeft laten liggen. Ten aanzien van het horloge zijn er onvoldoende aanwijzingen dat dit überhaupt is weggenomen, dan wel door aangever is afgegeven.
Nu naar het oordeel van de rechtbank bewijs voor het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening en/of dwang tot afgifte ontbreekt, kan niet wettig en overtuigend worden bewezen dat verdachte zich aan diefstal met geweld en/of afpersing schuldig heeft gemaakt. De rechtbank zal verdachte vrijspreken voor het eerste ten laste gelegde feit.
4.3.3
Feit 2
Juridisch kader
Artikel 282 Sr houdt, voor zover hier van belang in dat strafbaar is: “hij die opzettelijk iemand wederrechtelijk van de vrijheid berooft of beroofd houdt”.
De conclusie van de rechtbank
De rechtbank acht niet bewezen dat aangever is opgetild en/of in een bestelbus is gelegd en/of dat verdachte of zijn medeverdachte op de benen van aangever heeft gezeten. Dit onderdeel van de tenlastelegging wordt expliciet weersproken door de verdachten en de aangifte wordt op dit punt niet ondersteund door de verklaring van (een of meer) getuige(n). De rechtbank zal verdachte op dit punt vrijspreken.
De rechtbank is van oordeel dat verdachte en zijn medeverdachten samen met aangever in de bus hebben gezeten en zijn gaan rijden. De vraag die voorligt, is of dat voldoende is voor een bewezenverklaring van iemand opzettelijk wederrechtelijk van zijn vrijheid beroven of beroofd houden.
Anders dan de verdediging stelt, is de rechtbank van oordeel dat aangever niet vrijwillig in de bus is gestapt. Zoals hiervoor reeds onder 4.3.1 is vastgesteld, is er voorafgaand aan het plaatsnemen in de bus fors geweld gebruikt tegen aangever en is aangever aansluitend in de bus geduwd. Deze feiten en omstandigheden tezamen met het feit dat aangever zich met verdachten in een rijdende bus bevond, maken dat aangever niet bij machte was op eigen initiatief de bus te verlaten. De rechtbank is dan ook van oordeel dat op dat moment sprake was van een fysieke onmogelijkheid tot vrije verplaatsing en aldus van wederrechtelijke vrijheidsberoving. Dat aangever op een later moment wel de bus heeft kunnen verlaten, doet hieraan niet af.
Naar het oordeel van de rechtbank is er tevens sprake geweest van een nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en zijn medeverdachten. Verdachte was de bestuurder van de bus. Hij heeft aangever klappen gegeven, is nadat aangever in de bus was geduwd, weggereden en was ook degene die de bus tot stoppen bracht. Daarmee heeft verdachte tevens een significante bijdrage geleverd aan deze ontvoering. Derhalve acht de rechtbank het ten laste gelegde medeplegen bewezen.
De rechtbank is voorts van oordeel dat genoemde feiten en omstandigheden de conclusie rechtvaardigen dat het opzet van verdachte was gericht op de wederrechtelijke vrijheidsberoving van aangever en het medeplegen daarvan.
De rechtbank komt op grond van het dossier tot de conclusie dat verdachte en zijn medeverdachten zich ten opzichte van aangever hebben schuldig gemaakt aan ernstig gewelddadig handelen, dat zelfs fors letsel voor aangever ten gevolge heeft gehad. Nu dit evenwel niet ten laste is gelegd, kan de rechtbank hieraan geen conclusies verbinden.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de in de bijlage opgenomen bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het
onder 2ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 9 januari 2020, in de gemeente Hengelo (O), tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk [slachtoffer] wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en beroofd gehouden, immers zijn verdachte en zijn mededaders met die [slachtoffer] in een bus gaan rijden.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten zijn verbeterd in de bewezenverklaring. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

5.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld in artikel 282 Sr. Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
het misdrijf: medeplegen van opzettelijk iemand wederechtelijk van de vrijheid beroven en beroofd houden.

6.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor het bewezenverklaarde feit.

7.De op te leggen straf of maatregel

7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor de feiten 1 en 2 wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van achttien maanden waarvan zes maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren en met aftrek van de tijd die verdachte reeds in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bij een bewezenverklaring verzocht om te volstaan met een straf die hoogstens gelijk is aan het reeds ondergane voorarrest, eventueel in combinatie met een voorwaardelijk gedeelte en/of een taakstraf.
7.3
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen.
De rechtbank acht daarbij het volgende van belang.
Verdachte is met zijn medeverdachten vanuit Apeldoorn naar Hengelo gereden, kennelijk met als doel om gezamenlijk een soort strafexpeditie tegen aangever uit te voeren. Eenmaal in Hengelo hebben zij aangever midden in de nacht opgewacht, zijn er klappen gevallen en is hij in de bus meegenomen door verdachten. De wederrechtelijke vrijheidsberoving heeft weliswaar ‘slechts’ enkele minuten geduurd, maar dat doet er niet aan af dat aangever – zo blijkt ook uit zijn schriftelijke slachtofferverklaring – zich gedurende het incident zeer angstig heeft gevoeld. Dat geldt te meer nu aangever voorafgaand aan de wederrechtelijke vrijheidsberoving geslagen en geschopt is en letsel heeft opgelopen.
De rechtbank heeft gelet op het uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 11 juni 2020, waaruit blijkt dat verdachte niet eerder voor een soortgelijk feit met politie en justitie in aanraking is geweest.
Alles overziend, acht de rechtbank een gevangenisstraf voor de duur van zes maanden passend en geboden, met aftrek overeenkomstig artikel 27 Sr.

8.De schade van benadeelden

8.1
De vordering van de benadeelde partij
[slachtoffer] heeft zich als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces. De benadeelde partij vordert verdachte te veroordelen om schadevergoeding te betalen tot een totaalbedrag van € 21.046,60, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop het strafbare feit is gepleegd. De gevorderde materiële schade behelst in totaal € 15.296,60 en bestaat uit de volgende posten:
- Rolex € 14.500,00;
- jas (Canada Goose) € 524,97;
- tandartskosten € 168,08;
- reiskosten € 102,60.
Daarnaast wordt wegens immateriële schade een bedrag van € 5.750,00 gevorderd.
8.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft ten aanzien van de materiële schade gevorderd de tandartskosten en de reiskosten toe te wijzen en de vordering van de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk te verklaren. Daarnaast heeft de officier van justitie gevorderd de immateriële schade te matigen en daartoe gebruik te maken van de schattingsbevoegdheid.
8.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft overeenkomstig de door hem overgelegde pleitnota verzocht de immateriële schade te matigen. Met betrekking tot de materiële schade heeft de raadsman verzocht de schadepost inzake de Rolex niet-ontvankelijk te verklaren. Daarnaast heeft de raadsman primair verzocht om ook de schadepost inzake de jas niet-ontvankelijk te verklaren en subsidiair om dat schadebedrag te matigen. Ten aanzien van de schadevergoeding voor de tandartskosten en reiskosten heeft de raadsman zich aan het oordeel van de rechtbank gerefereerd.
8.4
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat de opgevoerde schade onvoldoende is komen vast te staan, omdat de gestelde schade – mede gelet op de vrijspraak voor het eerste ten laste gelegde feit – onvoldoende is onderbouwd, terwijl door of namens verdachte de omvang ervan gemotiveerd is betwist. Het in de gelegenheid stellen van de benadeelde partij om de schadeposten alsnog nader te onderbouwen, leidt tot een onevenredige belasting van de strafrechtelijke procedure, zodat de rechtbank de benadeelde partij die gelegenheid niet zal bieden.
De benadeelde partij zal om die reden niet-ontvankelijk worden verklaard in de vordering. De benadeelde partij kan de vordering slechts aanbrengen bij de burgerlijke rechter.

9.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op artikel 47 Sr.

10.De beslissing

De rechtbank:
bewezenverklaring
- verklaart niet bewezen dat verdachte het
onder 1ten laste gelegde heeft begaan en spreekt hem daarvan vrij;
- verklaart bewezen dat verdachte het
onder 2ten laste gelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;

strafbaarheid feit

- verklaart het bewezenverklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezenverklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
het misdrijf: medeplegen van opzettelijk iemand wederechtelijk van de vrijheid beroven en beroofd houden;
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het bewezenverklaarde;
straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
zes (6) maanden;
- bepaalt dat de tijd die de verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht;
schadevergoeding
- bepaalt dat de benadeelde partij: [slachtoffer] : in het geheel
niet-ontvankelijkis in de vordering, en dat de benadeelde partij de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.K. Huisman, voorzitter, mr. E. Venekatte en mr. F.H.W. Teekman, rechters, in tegenwoordigheid van mr. M.M.B. Cakir, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 20 juli 2020.
Mr. Huisman is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage bewijsmiddelen
Leeswijzer
Deze bijlage maakt deel uit van het vonnis en bevat de bewijsmiddelen met betrekking tot het
onder 2bewezenverklaarde. Indien hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier Akepa20 met nummer 2020013110 van de politie Eenheid Oost-Nederland, district Twente. Er wordt steeds verwezen naar (de doorgenummerde) bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal, tenzij hieronder anders wordt vermeld.
1.
Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer] van 9 januari 2020, pagina 47, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van aangever:
Hij deed aangifte en verklaarde het volgende over het in de aanhef vermelde incident, dat plaatsvond op de locatie genoemd bij plaats delict [Hengelo], tussen donderdag 9 januari 2020 om 00:15 uur en donderdag 9 januari 2020 om 00:51 uur.
Ik voelde dat de bestuurder mij meermalen sloeg. Ik voelde dat hij mij sloeg op mijn gezicht en op mijn achterhoofd. Ik zag dat er ineens een persoon van voren kwam. Ik voelde ook dat de andere personen er toen bij waren, één persoon hield mij vast. Ik voelde dat ik de hele tijd werd geslagen en geschopt. Ik zag dat er twee personen voor in de bus zaten. Bij mij op de achterbank was nog maar één persoon. Ik voelde dat de bus wegreed. Ik schreeuwde de hele tijd: “Wie zijn jullie, wat willen jullie van mij?” Ik denk dat ik 2 of 3 minuten in de bus heb gezeten.
2.
Het proces-verbaal van bevindingen van 13 januari 2020, pagina 105, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als relaas van die verbalisant:
Er is die nacht door diverse mensen 112 gebeld. Een van de melders betrof betrokkene. Ik hoorde dat betrokkene mij het volgende verklaarde:
- Ik hoorde en zag dat een man een portie klappen kreeg
- Ik zag 2 mannen vechten met een andere man
- Dit ging er behoorlijk grof aan toe met trappen en slaan
- Ik zag dat de man die aangevallen werd ook met zijn hoofd tegen het busje werd geslagen.
3.
Het proces-verbaal van verhoor van verdachte [verdachte] van 30 januari 2020, pagina 229 en 230, zakelijk weergegeven, als verklaring van verdachte [verdachte] :
V: Hoeveel klappen heb je hem gegeven?
A: Twee, met elke hand een.
V: En toen?
A: Toen was [medeverdachte 1] met hem bezig en toen ging de deur van de bus los. Dus [medeverdachte 1] duwde hem de bus in, hij begon te schreeuwen dus toen deed ik de bus dicht. De man bleef schreeuwen. Hij vroeg wat wij wilden.
4.
Het proces-verbaal van verhoor van medeverdachte [medeverdachte 2] , 17 januari 2020, pagina 277, zakelijk weergegeven, als verklaring van medeverdachte [medeverdachte 2] :
Hij voelde zich bedreigd. Hij vroeg aan ons wat wij kwamen doen . Hij zei wat doen jullie hier met drie man bij mijn moeders deur. Ik heb hem twee tikken met de vlakke hand tegen zijn hoofd gegeven.
5.
Het proces-verbaal van verhoor van medeverdachte [medeverdachte 3] van 30 januari 2020, pagina 319, 321 en 322, zakelijk weergegeven , als verklaring van medeverdachte [medeverdachte 3] :
Ik heb die dag een aanbod gekregen. Ik moest bij hem komen . De derde persoon heeft mij gezegd te gaan naar de benadeelde als dat zo doorgaat dat het niet goed zou aflopen. Maar op dat moment is er een vechtpartij ontstaan. Toen werd er gezegd om in het bestelbusje te gaan om weg te zijn daar.
V: Hoe kwam die persoon in de bus?
A: Uiteraard was die daar niet blij mee. Hij was niet blij dat hij daarin terecht was gekomen.
V: Hoe is die persoon in de bus gekomen?
A: Dat is met duwen gebeurd. Dat is juist naast de bus gebeurd.
V: Even over dat duwen, de persoon de bus in duwen.
A: Er was daar de hele tijd geduw en getrek. Niemand was blij om in die bus te zitten en hij ook niet. Uiteraard is die man de bus ingestapt omdat hij geen keuze had. Als hij dat gelijk had gedaan dan had dat lawaai niet een kwartier lang geduurd.