ECLI:NL:RBOVE:2020:240

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
23 januari 2020
Publicatiedatum
22 januari 2020
Zaaknummer
08-700393-05
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging van de terbeschikkingstelling van een verdachte met een chronisch psychotisch beeld en hoog recidiverisico

Op 23 januari 2020 heeft de Rechtbank Overijssel uitspraak gedaan in de zaak betreffende de verlenging van de terbeschikkingstelling van een verdachte, geboren in 1985, die momenteel verblijft in de FPC Van der Hoevenkliniek te Utrecht. De rechtbank heeft de maatregel van terbeschikkingstelling met twee jaar verlengd, na een vordering van het Openbaar Ministerie. De terbeschikkingstelling was oorspronkelijk opgelegd na bewezenverklaring van doodslag en andere misdrijven, en is ingegaan op 13 januari 2009. De rechtbank heeft kennisgenomen van verschillende rapporten, waaronder een verlengingsadvies van de kliniek en een advies van het Nederlands Instituut voor Forensische Psychiatrie en Psychologie. De deskundigen hebben aangegeven dat de terbeschikkinggestelde lijdt aan schizofrenie en dat er sprake is van een hoog recidiverisico. Tijdens de zitting heeft de terbeschikkinggestelde zijn onvrede geuit over de diagnose en het behandeltraject, maar de rechtbank heeft geconcludeerd dat de veiligheid van anderen de verlenging van de maatregel eist. De rechtbank heeft het verzoek tot aanhouding van de zaak afgewezen, omdat de terbeschikkinggestelde niet gemotiveerd is voor behandeling en de risico's te hoog zijn om de dwangverpleging voorwaardelijk te beëindigen. De rechtbank heeft de beslissing gegrond op de relevante artikelen van het Wetboek van Strafvordering.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Zittingsplaats Almelo
Parketnummer: 08-700393-05
Datum uitspraak: 23 januari 2020
Beslissingop de vordering van het Openbaar Ministerie tot verlenging van de terbeschikkingstelling van:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1985 te [geboorteplaats] ( [land] ),
verblijvende in FPC Van der Hoevenkliniek te Utrecht,
hierna te noemen: de terbeschikkinggestelde.

1.De aanleiding

Bij arrest van 8 juni 2007 van het Gerechtshof Arnhem is de maatregel van terbeschikkingstelling met bevel tot verpleging van overheidswege opgelegd, na
bewezenverklaring van de misdrijven:
-
doodslag;
- poging tot opzettelijk brandstichten en een ontploffing teweeg brengen, terwijl

daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten is;

- diefstal, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft

gebracht door middel van een valse sleutel.

De terbeschikkingstelling is ingegaan op 13 januari 2009. Deze terbeschikkingstelling is laatstelijk verlengd bij beslissing van deze rechtbank van 7 maart 2019 en eindigt, behoudens nadere voorziening, op 13 januari 2020.

2.De stukken

De rechtbank heeft kennis genomen van de op grond van artikel 6:6:12 Wetboek van Strafvordering (Sv) uitgebrachte stukken, te weten:
  • het verlengingsadvies van 14 november 2019, opgemaakt en ondertekend door drs. I. de Boer, GZ-psycholoog, en drs. M. de Bruijn, GZ-psycholoog en hoofd behandeling, verbonden aan FPCe Van der Hoeven-kliniek te Utrecht;
  • een afschrift van de wettelijke aantekeningen over de periode van 19 december 2018 tot en met 17 december 2019.
Daarnaast heeft de rechtbank kennis genomen van:
  • het adviesrapport van 19 november 2019, opgemaakt en ondertekend door H.T.J. Boerboom, psychiater, en I. Schilperoord, GZ-psycholoog, beiden verbonden aan het Nederlands Instituut voor Forensische Psychiatrie en Psychologie, locatie Pieter Baan Centrum, Psychiatrische Observatiekliniek te Almere;
  • het advies van 26 november 2019 van de Landelijke Adviescommissie Plaatsing Langdurige Forensische Psychiatrische Zorg;
  • het daaropvolgende besluit van de Minister van Rechtsbescherming van 5 december 2019.

3.De procedure

Het Openbaar Ministerie heeft op 9 december 2019 een vordering ingediend tot verlenging van de terbeschikkingstelling met twee jaren.
De vordering is behandeld op de openbare zitting van 9 januari 2020.
Op de vordering zijn gehoord:
  • de terbeschikkinggestelde, bijgestaan door zijn raadsman mr. A.R. Ytsma, advocaat te Haarlem;
  • de officier van justitie mr. S. Leusink-van Dijk;
  • drs. M. de Bruijn, GZ-psycholoog en hoofd behandeling, verbonden aan FPC Van der Hoevenkliniek te Utrecht, als getuige-deskundige.

4. De standpunten van de officier van justitie en de raadsman met de terbeschikkinggestelde

De officier van justitie heeft gepersisteerd bij de vordering tot verlenging van de terbeschikkingstelling met twee jaren. Zij heeft gerefereerd aan het adviesrapport van het PBC, dat overeenkomt met het verlengingsadvies van de kliniek en waaruit onder meer blijkt dat er sprake is van een hoog recidiverisico, dat de terbeschikkinggestelde geen ziektebesef en –inzicht heeft en dat hij pertinent weigert om zich te laten behandelen.
De terbeschikkinggestelde heeft ter zitting verklaard teleurgesteld te zijn in de in het PBC-rapport beschreven diagnose schizofrenie. Hij stelt dat er gebruik is gemaakt van oude rapportage en dat er niets gedaan is met wat hij tijdens het onderzoek verklaard heeft. De terbeschikkinggestelde en zijn raadsman hebben primair verzocht de dwangverpleging voorwaardelijk te beëindigen en daarom de zaak aan te houden teneinde de mogelijkheden daarvoor te onderzoeken. Subsidiair hebben zij verzocht de duur van de verlenging van de maatregel van terbeschikkingstelling te beperken tot een jaar.

5.De beoordeling

De vordering is op 9 december 2019 en derhalve tijdig ingediend.
De rechtbank dient op grond van het bepaalde in de artikelen 38d en 38e van het Wetboek
van Strafrecht (Sr) te bepalen of de termijn van de maatregel van terbeschikkingstelling moet worden verlengd.
De rechtbank neemt bij haar overwegingen het over de terbeschikkinggestelde opgemaakte verlengingsadvies van de kliniek en de rapportage van het PBC en de toelichting van de deskundige ter zitting in aanmerking.
Het verlengingsadvies van de kliniek
Bij de terbeschikkinggestelde is sprake van schizofrenie, verslavingsproblematiek en een persoonlijkheidsstoornis NAO met antisociale en obsessief-compulsieve trekken. Het behandelingsteam werkt met de terbeschikkinggestelde toe naar een longstay-plaatsing. De terbeschikkinggestelde is hiervoor gemotiveerd en gezien wordt dat in de huidige behandelsetting geen vorderingen geboekt gaan worden vanuit het gebrek aan probleembesef, inzicht en behandelmotivatie. De professionele ondersteuning en bijbehorende plannen lijken in de huidige situatie, met uitzicht op een longstay-plaatsing, op orde. Het behandelingsteam heeft goed zicht op signalen van ontregeling bij de terbeschikkinggestelde en kan tijdig ingrijpen op basis van de vroegsignalering. Gezien de zeer beperkte mate waarin de terbeschikkinggestelde hier zelf zicht op heeft, is hij geen betrouwbare factor die kan bijdragen aan het risicomanagement. Het zelf kunnen (h)erkennen van signalen is noodzakelijk bij het ondernemen van begeleide stappen, derhalve is het risico te hoog om deze te ondernemen. Problemen met betrekking tot behandeltrouw en respons op behandeling zullen ook in de toekomst een rol spelen. Binnen de longstay-voorziening zal er naar verwachting meer worden ingezet op kwaliteit van leven, waardoor het aangeboden programma wellicht beter aansluit op zijn eigen wensen en motivatie. De terbeschikkinggestelde beschikt niet over adequate coping strategieën om alledaagse frustraties en problemen het hoofd te bieden, waardoor hij zijn leven over het algemeen als zeer stressvol ervaart. De behandelluwte van de longstay-voorziening zal naar verwachting een positief effect hebben op de ervaren spanning. In een toekomstige behandelsetting, alsook bij het mogelijk uitbreiden van vrijheden, zal naast zijn psychiatrische instabiliteit aandacht besteed moeten worden aan de antisociale persoonlijkheidsproblematiek, bijbehorende gewelddadige overtuigingen alsook achterdocht en wantrouwen.
De dynamische risicofactoren - waar met de terbeschikkinggestelde geen overeenstemming over is - die ten tijde van het delict een rol speelden zijn nog immer actueel. Hij erkent in enige mate problemen te ervaren in de agressieregulatie, maar ziet de noodzaak van behandeling niet in. Er lijkt nog altijd sprake van gewelddadige denkbeelden en intenties. Het risicomanagement is bij de terbeschikkinggestelde volledig extern van aard. De belangrijkste beschermende factoren betreffen de gedwongen hulpverlening, het toezicht en een gestructureerde en beveiligde woonomgeving. Medicatiegebruik biedt essentiële bescherming - hetzij alleen binnen een beveiligde setting als in een tbs-kliniek -, ook al is hij niet optimaal ingesteld en is hij beperkt gemotiveerd. Het afgelopen jaar lopen de spanningen bij de terbeschikkinggestelde verder op, daar de longstay-plaatsing langer op zich laat wachten. Hierdoor wordt het risico op gewelddadig gedrag hoger ingeschat dan vorig jaar, toen er ook al sprake was van uitzicht op een longstay-plaatsing. Indien de longstay-plaatsing helemaal niet wordt toegekend, zal het risico naar verwachting snel toenemen. De terbeschikkinggestelde zal naar verwachting geen medicatie meer nemen, terugvallen in middelengebruik en van daaruit op vermoedelijk korte termijn terugvallen in gewelddadig (delict)gedrag. Evenwel is de verwachting dat hij ook zonder staking van medicatie en terugval in middelengebruik, vanuit een wraakachtig motief, zou kunnen terugvallen in gewelddadig (delict)gedrag. Dit en het gegeven dat het niet lukt om daadwerkelijk tot de behandeling van de kernproblematiek te komen, maakt dat de kliniek bij het standpunt blijft dat een longstay-status aangewezen is en in het verlengde hiervan dat verlenging van de terbeschikkingstelling noodzakelijk is voor de duur van twee jaren.
De toelichting van de deskundige ter zitting.
Ter zitting heeft de deskundige De Bruijn verklaard dat zij persisteert bij haar rapport. Zeker nu de long stay-plaatsing is goedgekeurd, is een verlenging van de terbeschikkingstelling met twee jaar noodzakelijk. De terbeschikkinggestelde is nu de tweede op de wachtlijst voor een opname bij Forensisch Psychiatrisch Centrum Pompestichting in Zeeland. De deskundige acht een voorwaardelijke beëindiging niet aan de orde aangezien dat tot een te groot recidiverisico zou leiden, te meer nu de terbeschikkinggestelde zich niet laat behandelen. Hij krijgt medicatie toegediend, dat weliswaar niet leidt tot een gedragsverandering maar wel tot een zekere mate van risico-inperking. De kliniek hoopt dat de terbeschikkinggestelde alsnog bereid is om mee te werken aan een traumabehandeling.
Het advies van de psychiater en GZ-psycholoog van het PBC
Tijdens het PBC-onderzoek wordt geconstateerd dat de terbeschikkinggestelde op chronisch psychotisch niveau functioneert. Uit de stukken blijkt dat dit reeds lange tijd het geval is. Sinds 2006, de vorige keer dat de terbeschikkinggestelde in het PBC is onderzocht, is hij klinisch fors achteruit gegaan. In de tussenliggende tijd is hij ook relatief behandelingsresistent gebleken. In die tijd werd nog niet gesproken van een psychotische stoornis, maar werden psychotische klachten wel in verband gebracht met fors middelengebruik. Achteraf bezien zijn in deze periode de eerste verschijnselen al zichtbaar geweest. Wanneer thans het beloop van het klinisch beeld wordt beschouwd, dan is dit typisch voor schizofrenie. Sinds 2006 is er bij de terbeschikkinggestelde een chronisch psychotisch beeld ontstaan, dat voldoet aan de diagnose schizofrenie. Er is sprake van een vervlakt affect, onlogische gedachten en spraak, beperkte invoelbaarheid, sociaal terugtrekgedrag, aanwijzingen voor paranoïde wanen en mogelijk ook hallucinaties in het verleden. Daarbij heeft hij zwakke executieve functies, is hij snel overprikkeld en gefrustreerd, heeft hij een erg zwak probleemoplossend vermogen, een zeer beperkte zogenaamde theory of mind (kunnen bedenken wat er in een ander omgaat, andermans perspectief denkbeeldig in kunnen nemen), is hij verhoogd wantrouwend en waakzaam, vertoont hij een fragmentarische waarneming en dito denktrant, een neiging tot concretistisch, rigide denken en is er een forse psychotische kwetsbaarbaarheid. De terbeschikkinggestelde heeft daarbij nauwelijks ziektebesef en -inzicht, zodat hij deze symptomen zelf niet als zijnde pathologisch ervaart en herkent.
De terbeschikkinggestelde raakt onder druk/stress snel overspoeld en ontregeld. Door zijn psychotische gevoeligheid wordt hij steeds overvraagd in een behandelkliniek. Dan neemt zijn realiteitstoetsing fors af. Het is waarschijnlijk dat dwang averechts zal gaan werken. Gekozen moet dan worden voor het verminderen van (behandel)druk. Daarop is de kans in een longstay-setting het grootst, tevens rekening houdend met het risico op acting out. Ook is daar de meeste continuïteit van begeleiding. De huidige medicatie zal moeten worden voortgezet (met in acht neming van het rookgedrag/nicotinepleistergebruik van de terbeschikkinggestelde) en mogelijk kan toegewerkt worden naar het gebruik van clozapine. Aangezien het brein van de terbeschikkinggestelde, vanuit zijn jeugd, mogelijk verhoogd gevoelig is, kan nog gedacht worden aan een middel als depakine of topiramaat.
Daarnaast zal toegewerkt moeten worden naar het verwerken van de traumata.
Bovenbeschreven opties zijn niet snel te verwezenlijken. Allereerst zal de kwaliteit van leven centraal moeten staan door bijvoorbeeld vermindering van stress en begeleid verlof. De kans dat de terbeschikkinggestelde op termijn te motiveren is, is moeilijk te bepalen. Als de (behandel)druk afneemt kunnen vanuit de rust kleine stappen worden gezet. Hierop wordt binnen een LFPZ-afdeling meer kans gezien dan op een reguliere afdeling.
De overwegingen van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat, de inhoud van de rapportage en het besprokene ter zitting in aanmerking nemend, de veiligheid van anderen, dan wel de algemene veiligheid van personen de verlenging van de maatregel van terbeschikkingstelling eist. Daarbij neemt de rechtbank in aanmerking dat de maatregel is opgelegd ter zake van een misdrijf dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen, te weten doodslag.
De terbeschikkinggestelde staat op de wachtlijst voor een longstay-opname bij FPC Pompestichting in Zeeland. De verwachting van de psychiater en psycholoog van het PBC en de kliniek is dat bij een longstay-opname van de terbeschikkinggestelde – welke opname door de Minister van rechtsbescherming inmiddels is goedgekeurd – de door hem ervaren stress en spanningen zullen afnemen aangezien de behandeldruk aanmerkelijk zal verminderen. Tevens is er sprake van een gestructureerde en beveiligde woonomgeving. Of de terbeschikkinggestelde tijdens zijn verblijf op een longstay-afdeling op termijn te motiveren is voor behandeling is onzeker, maar zowel de kliniek als de psychiater en psycholoog van het PBC adviseren dat vanuit de rust eventueel kleine stappen genomen kunnen worden. In ieder geval staat, aldus genoemde deskundigen, de kwaliteit van leven in de longstay-afdeling voorop.
De rechtbank stelt vast dat de terbeschikkinggestelde vanuit zijn gebrek aan ziekte-inzicht (nog steeds) weigert mee te werken aan iedere vorm van behandeling. Uit het PBC-rapport blijkt dat er een chronisch psychotisch beeld is ontstaan, dat voldoet aan de diagnose schizofrenie. De terbeschikkinggestelde raakt onder druk/stress snel overspoeld en ontregeld. Door zijn psychotische gevoeligheid wordt hij steeds overvraagd in een behandelkliniek. Volgens de psychiater en de psycholoog van het PBC zal dwang waarschijnlijk averechts werken, moet gekozen worden voor het verminderen van (behandel)druk en is de kans daarop in een longstay-setting het grootst.
Gelet hierop acht de rechtbank verlenging van de terbeschikkingstelling geboden. Zijn opname in een longstay-setting, die naar verwachting niet lang op zich zal laten wachten, zal leiden tot een aanmerkelijke vermindering van de behandeldruk. Of de rust die de terbeschikkinggestelde daarmee vermoedelijk zal ervaren op termijn leidt tot de bereidheid om mee te werken aan behandeling, zal de tijd moeten leren. Een verlenging van de terbeschikkingstelling van twee jaar is daarom, gelet ook op het hoge risico van acting out (volgens de psychiater en psycholoog van het PBC) en het risico op gewelddadig gedrag dat volgens de kliniek hoger is dan vorig jaar, noodzakelijk. De rechtbank is van oordeel dat nu het recidiverisico niet is ingedamd en de problematiek van de terbeschikkinggestelde onverminderd aanwezig is, voorzetting binnen het huidige kader van de terbeschikkingstelling met dwangverpleging moet plaatsvinden.
Om deze reden wordt de door de raadsman verzochte aanhouding om de voorwaardelijke beëindiging van de dwangverpleging te onderzoeken, niet passend geacht en derhalve wordt het verzoek tot aanhouding van de zaak afgewezen.
De rechtbank neemt als uitgangspunt dat, wanneer aannemelijk is geworden dat de behandeling van de terbeschikkinggestelde meer tijd in beslag zal nemen dan de tijd die resteert bij een verlenging van de maatregel met een termijn van een jaar, de terbeschikkingstelling verlengd dient te worden met een termijn van twee jaren. De rechtbank ziet in dit geval onvoldoende grond om van dit uitgangspunt af te wijken en zal de maatregel dan ook verlengen met een termijn van twee jaren.

6.De wettelijke voorschriften

De rechtbank heeft de beslissing, naast de hiervoor genoemde artikelen gegrond op de artikelen 6:6:10 en 6:6:11 Sv.

7.De beslissing

De rechtbank:
- verlengt de terbeschikkingstelling van
[verdachte]met twee jaren;
- wijst af het verzoek tot aanhouding.
Aldus gegeven door mr. M.H. van der Lecq, voorzitter, mr. M.A.H. Heijink en mr. E.J.M. Bos, rechters, in tegenwoordigheid van E.P. Endlich als griffier en in het openbaar uitgesproken op 23 januari 2020.