Het advies van de psychiater en GZ-psycholoog van het PBC
Tijdens het PBC-onderzoek wordt geconstateerd dat de terbeschikkinggestelde op chronisch psychotisch niveau functioneert. Uit de stukken blijkt dat dit reeds lange tijd het geval is. Sinds 2006, de vorige keer dat de terbeschikkinggestelde in het PBC is onderzocht, is hij klinisch fors achteruit gegaan. In de tussenliggende tijd is hij ook relatief behandelingsresistent gebleken. In die tijd werd nog niet gesproken van een psychotische stoornis, maar werden psychotische klachten wel in verband gebracht met fors middelengebruik. Achteraf bezien zijn in deze periode de eerste verschijnselen al zichtbaar geweest. Wanneer thans het beloop van het klinisch beeld wordt beschouwd, dan is dit typisch voor schizofrenie. Sinds 2006 is er bij de terbeschikkinggestelde een chronisch psychotisch beeld ontstaan, dat voldoet aan de diagnose schizofrenie. Er is sprake van een vervlakt affect, onlogische gedachten en spraak, beperkte invoelbaarheid, sociaal terugtrekgedrag, aanwijzingen voor paranoïde wanen en mogelijk ook hallucinaties in het verleden. Daarbij heeft hij zwakke executieve functies, is hij snel overprikkeld en gefrustreerd, heeft hij een erg zwak probleemoplossend vermogen, een zeer beperkte zogenaamde theory of mind (kunnen bedenken wat er in een ander omgaat, andermans perspectief denkbeeldig in kunnen nemen), is hij verhoogd wantrouwend en waakzaam, vertoont hij een fragmentarische waarneming en dito denktrant, een neiging tot concretistisch, rigide denken en is er een forse psychotische kwetsbaarbaarheid. De terbeschikkinggestelde heeft daarbij nauwelijks ziektebesef en -inzicht, zodat hij deze symptomen zelf niet als zijnde pathologisch ervaart en herkent.
De terbeschikkinggestelde raakt onder druk/stress snel overspoeld en ontregeld. Door zijn psychotische gevoeligheid wordt hij steeds overvraagd in een behandelkliniek. Dan neemt zijn realiteitstoetsing fors af. Het is waarschijnlijk dat dwang averechts zal gaan werken. Gekozen moet dan worden voor het verminderen van (behandel)druk. Daarop is de kans in een longstay-setting het grootst, tevens rekening houdend met het risico op acting out. Ook is daar de meeste continuïteit van begeleiding. De huidige medicatie zal moeten worden voortgezet (met in acht neming van het rookgedrag/nicotinepleistergebruik van de terbeschikkinggestelde) en mogelijk kan toegewerkt worden naar het gebruik van clozapine. Aangezien het brein van de terbeschikkinggestelde, vanuit zijn jeugd, mogelijk verhoogd gevoelig is, kan nog gedacht worden aan een middel als depakine of topiramaat.
Daarnaast zal toegewerkt moeten worden naar het verwerken van de traumata.
Bovenbeschreven opties zijn niet snel te verwezenlijken. Allereerst zal de kwaliteit van leven centraal moeten staan door bijvoorbeeld vermindering van stress en begeleid verlof. De kans dat de terbeschikkinggestelde op termijn te motiveren is, is moeilijk te bepalen. Als de (behandel)druk afneemt kunnen vanuit de rust kleine stappen worden gezet. Hierop wordt binnen een LFPZ-afdeling meer kans gezien dan op een reguliere afdeling.