ECLI:NL:RBOVE:2020:2356

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
14 juli 2020
Publicatiedatum
14 juli 2020
Zaaknummer
08/115012-19 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor aanranding in Hardenberg met taakstraf en voorwaardelijke gevangenisstraf

Op 14 juli 2020 heeft de Rechtbank Overijssel uitspraak gedaan in de zaak tegen een 24-jarige man uit Den Haag, die op 1 januari 2019 in Hardenberg een vrouw heeft aangerand. De rechtbank heeft de man veroordeeld tot een taakstraf van 80 uur en een voorwaardelijke gevangenisstraf van 1 week met een proeftijd van 1 jaar. De zaak kwam aan het licht na een incident in een café, waar de verdachte de vrouw onzedelijk betastte. De rechtbank oordeelde dat de verklaringen van de aangeefster en getuigen elkaar ondersteunden en dat er geen reden was om aan de betrouwbaarheid van deze verklaringen te twijfelen, ondanks de verdediging die stelde dat de getuigen onder invloed van alcohol waren.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat zij bevoegd was om de zaak te behandelen. De officier van justitie had een lagere taakstraf gevorderd, maar de rechtbank vond de ernst van het feit en het gebrek aan verantwoordelijkheid van de verdachte aanleiding om een hogere straf op te leggen. De verdachte, die in 2015 naar Nederland was gevlucht, had geen eerdere veroordelingen en de rechtbank hield rekening met zijn status als first offender. De rechtbank concludeerde dat de handelingen van de verdachte een onmiskenbaar onzedelijk karakter hadden en dat hij strafbaar was voor het bewezenverklaarde feit, dat onder artikel 246 van het Wetboek van Strafrecht valt. De uitspraak werd gedaan in het openbaar en is gepubliceerd op Rechtspraak.nl.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Zwolle
Parketnummer: 08/115012-19 (P)
Datum vonnis: 14 juli 2020
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1996 in [geboorteplaats] (Syrië),
wonende aan de [adres] .

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 30 juni 2020.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie mr.
S. Markink-Grolman, en van wat door verdachte en de raadsman mr. J.N. Hoek, advocaat te Den Haag, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte [slachtoffer] heeft aangerand.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
hij op of omstreeks 1 januari 2019 te Hardenberg, in elk geval in Nederland, door geweld of een andere feitelijkheid en/of bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid, [slachtoffer] heeft gedwongen tot het dulden van een of meer ontuchtige handelingen, immers heeft verdachte die [slachtoffer] op onverhoedse wijze (onder haar rokje) op/bij het kruis/de vagina
betast;

3.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.De bewijsoverwegingen

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen kan worden. Daarbij heeft zij zich onder meer gebaseerd op de aangifte en de getuigenverklaringen van [getuige 2] en [getuige 1] .
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit. Hij heeft daartoe aangevoerd dat de verklaringen van aangeefster en getuige [getuige 1] van het bewijs moeten worden uitgesloten, omdat beide personen ten tijde van het tenlastegelegde onder invloed van alcohol waren. Voor zover de rechtbank deze verklaringen wel betrouwbaar acht, stelt de raadsman zich op het standpunt dat op basis van deze verklaringen niet kan worden bewezen dat verdachte de persoon is geweest die een ontuchtige handeling zou hebben gepleegd. Daartoe heeft hij aangevoerd dat zij een zeer algemeen signalement hebben gegeven, hetgeen niet past bij het signalement van verdachte van die avond. De herkenning kan foutief zijn gelet op het tijdsverloop tussen het incident en het aanwijzen van verdachte. Het alternatieve scenario, namelijk dat een ander persoon aangeefster heeft betast, wordt niet uitgesloten door de bewijsmiddelen.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank stelt voorop dat zij geen reden ziet om te twijfelen aan de verklaringen van aangeefster en [getuige 1] , zoals de verdediging heeft betoogd. De verklaringen ondersteunen elkaar en geven een consistente en heldere beschrijving over wat er zich de bewuste avond voor het café heeft voorgedaan. De enkele omstandigheid dat iemand onder invloed van alcohol is maakt immers niet dat de verklaringen van deze persoon per definitie onbetrouwbaar zijn. De verklaringen vinden bovendien steun in de getuigenverklaringen van [getuige 2] en [getuige 3] . De rechtbank verwerpt dan ook het verweer van de raadsman op dit punt.
De rechtbank overweegt dat aangeefster heeft verklaard dat zij op oudejaarsnacht voor het café door verdachte is aangerand. Op het moment dat zij even alleen stond, liep een jongen langs haar heen en voelde ze een hand onder haar rokje gaan. Hij veegde met zijn hand langs haar vagina. Uit reflex heeft ze de jongen een elleboog gegeven. De jongen droeg een petje en een donker jack, was licht getint en had de zijkanten van zijn haren opgeschoren. Aangeefster heeft de jongen aangewezen bij de security, waarna hij is aangehouden. De verklaring van aangeefster wordt ondersteund door de verklaring van getuige [getuige 1] . Zij heeft verklaard te hebben gezien dat aangeefster een jongen een elleboog in het gezicht gaf en dat de jongen met het petje op dat moment zijn hand onder de rok van aangeefster uithaalde. Volgens [getuige 1] is dit dezelfde jongen als de jongen die later door de politie is aangehouden.
Getuigen [getuige 2] en [getuige 3] hebben verklaard dat aangeefster de bewuste avond overstuur naar hen toe kwam en vertelde dat ze onzedelijk was betast, doordat ze door een jongen in haar kruis was vastgepakt. Ze wees een jongen met een petje aan als de persoon die dit had gedaan. Toen zij met deze jongen in gesprek gingen werd hij agressief en keek hij direct in de richting van aangeefster. [getuige 2] heeft verklaard dat hij hieruit kon opmaken dat de jongen wel wist waarom het ging.
De rechtbank komt op grond van voorgaande tot het oordeel dat niet anders kan worden geconcludeerd dan dat verdachte de persoon is geweest die aangeefster onzedelijk heeft betast. Verdachte heeft ter zitting verklaard dat hij die avond een zwarte pet en een donker jack droeg. Dat niemand heeft verklaard over specifieke kenmerken van de kleding die verdachte droeg en dat er wellicht een aantal minuten tussen het incident en het aanwijzen van verdachte heeft gezeten, maakt niet dat de rechtbank tot een ander oordeel komt. De rechtbank verwerpt dan ook de verweren van de raadsman hieromtrent.
De rechtbank is van oordeel dat de handelingen die aangeefster heeft ondergaan een onmiskenbaar onzedelijk karakter hebben.
Op grond van het voorgaande komt de rechtbank tot een bewezenverklaring van het tenlastegelegde feit.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de in de bijlage opgenomen bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het tenlastegelegde feit heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 1 januari 2019 te Hardenberg door een feitelijkheid [slachtoffer] heeft gedwongen tot het dulden van een ontuchtige handeling, immers heeft verdachte die [slachtoffer] op onverhoedse wijze onder haar rokje bij de vagina betast.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.

5.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld in artikel 246 van het Wetboek van Strafrecht (Sr). Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
Het misdrijf:
feitelijke aanranding van de eerbaarheid.

6.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor het bewezenverklaarde feit.

7.De op te leggen straf of maatregel

7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 50 uren en een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van een week, met een proeftijd van 1 jaar.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft subsidiair, indien de rechtbank tot een bewezenverklaring zal komen, verzocht rekening te houden met de omstandigheid dat verdachte first offender is en bij verdachte geen sprake is van een seksuele afwijking. Daarnaast kan een veroordeling grote gevolgen hebben voor de (tijdelijke) verblijfsstatus van verdachte.
7.3
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij het volgende van belang.
Verdachte heeft op oudejaarsnacht in een horecagelegenheid aangeefster onzedelijk betast. Op het moment dat aangeefster even alleen stond, is verdachte haar plots via de zijkant genaderd en heeft hij haar onder haar rokje bij haar vagina gegrepen. Verdachte was hierbij onder invloed van alcohol en cannabis. Verdachte heeft zich ten tijde van het plegen van het feit kennelijk laten leiden door zijn eigen drang, zonder zich te bekommeren om de gevolgen van zijn handelen voor het slachtoffer. Hiermee heeft hij een inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van aangeefster. Uit de slachtofferverklaring blijkt dat het incident een grote impact op haar heeft gehad en dat zij nog steeds erg is aangedaan door hetgeen er is gebeurd. De rechtbank rekent verdachte dit aan.
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 8 juni 2020, waaruit blijkt dat de verdachte - in ieder geval in Nederland - niet eerder is veroordeeld voor een strafbaar feit.
De rechtbank heeft daarnaast kennis genomen van het reclasseringsadvies van 31 januari 2020, waaruit blijkt dat verdachte in 2015 naar Nederland is gevlucht. Hij heeft een verblijfsvergunning tot oktober 2020. Doordat geen verband kan worden gelegd tussen risicofactoren en delictgedrag, kan de reclassering het recidiverisico niet inschatten en ziet zij geen mogelijkheden om met interventies of toezicht de risico's te beperken of het gedrag te veranderen. De reclassering adviseert dan ook een straf zonder bijzondere voorwaarden.
Gelet op de ernst van het feit en de omstandigheid dat verdachte geen verantwoordelijkheid neemt voor zijn grensoverschrijdende gedrag, ziet de rechtbank aanleiding om een hogere taakstraf op te leggen dan door de officier van justitie is gevorderd. De rechtbank zal tevens een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf opleggen. Dit voorwaardelijk strafdeel dient er toe de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen. Alles afwegende acht de rechtbank passend en geboden een taakstraf voor de duur 80 uren, subsidiair 40 dagen vervangende hechtenis en een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van een week met een proeftijd van 1 jaar.

8.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op het hiervoor genoemde wetsartikel. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c en 22d Sr.

9.De beslissing

De rechtbank:
bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feit
- verklaart het bewezenverklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezenverklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
het misdrijf:
feitelijke aanranding van de eerbaarheid;
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het bewezenverklaarde;
straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
1 (een) week;
- bepaalt dat deze gevangenisstraf
in zijn geheel niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten. De rechter kan de tenuitvoerlegging gelasten indien verdachte voor het einde van de
proeftijd van een (1) jaarde navolgende voorwaarde niet is nagekomen:
- stelt als
algemene voorwaardedat verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- veroordeelt verdachte tot een
taakstraf, bestaande uit het verrichten van onbetaalde arbeid voor de duur van
80 (tachtig) uren;
- beveelt, voor het geval dat verdachte de taakstraf niet naar behoren verricht, dat
vervangende hechteniszal worden toegepast voor de duur van
40 dagen.
Dit vonnis is gewezen door mr. C.A. Peterzon, voorzitter, mr. A. van Holten en
mr. D.E. Schaap, rechters, in tegenwoordigheid van mr. I. Potgieter, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 14 juli 2020.
Bijlage bewijsmiddelen
Leeswijzer
Deze bijlage maakt deel uit van het vonnis en bevat de bewijsmiddelen.
1. Proces-verbaal van aangifte [slachtoffer] van 17 januari 2019 (pagina 8-13):

(…) Oud en nieuw hadden we een feestje bij den Herdenbergher in Hardenberg (…) Op het eind was de zaal dicht en gingen naar buiten. Mijn vriendinnen stonden buiten om te roken en ik stond even apart. (…) Ik stond alleen. Van rechts liep iemand lang mij en ik voelde een hand onder mijn rokje. Ik schrok en uit reactie ben ik gelijk gaan draaien en heb hem een elleboog gegeven. (…) Hij kwam achter mij langs, langs mijn rechterzijde vandaan lopen. (…) Ik voelde een hand onder mijn rokje doorglijden en hij pakte echt mijn kruis vast. (…) Hij had een platte hand. Hij veegde er langs. (…) Op mijn vagina tot de kont ongeveer. (…) V: Hoe lang duurde dat? A: Nou, twee seconden denk ik. (…) Het was in één keer uit het niets. Hij stond ook niet stil naast mij. Z’n passen gingen langzaam en hij deed dat. (…)V: Geef eens een beschrijving van de man? A: Hij had een petje op, licht getint. (…) De zijkanten van zijn haar opgeschoren. Hij was kleiner dan mij en had een donker jackje aan. V: Hoe lang ben jezelf? A: 1.75 meter. Hij was wat kleiner, of smaller. (…) Redelijk normaal postuur. (…) Hij had een petje op, met de klep naar voren. (…)

2. Het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 1] van 14 februari 2019 (pagina 25-27):

(…) We stonden in den Herdenbergher. (…) [slachtoffer] liep iets verder voor mij uit. (…) Ik keek naar [slachtoffer] . Op dat moment zag ik dat [slachtoffer] een elleboog uitdeelde naar een jongen en op dat zelfde moment zag ik dat de jongen zijn hand onder het rokje van [slachtoffer] vandaan haalde. Toen wist ik al genoeg. (…) Hij had een donker petje op. Hij was niet geheel Nederlands, een buitenlands tintje. (…) Ik schat hem een jaar of 21 a 24 oud. Ik denk meer 24 jaar (…) Iets kleiner dan ik, rond de 1.70 meter. Iets langer misschien. (…)

3. Het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 3] van 14 februari 2019 (pagina 21-22):

(…) In de nacht van oud op nieuw 2018/2019 was ik werkzaam als personeelslid bij café den Herdenbergher. (…) Op 1 januari 2019, rond een uur of 05.00 zag ik een jongedame naar me toe komen. Ik merkte aan haar dat zij overstuur was, ze oogde verdrietig. Ze vertelde mij dat zij was betast, ik geloof dat zij zei dat zij in haar kruis was gepakt. De jongen waar het over ging stond in dezelfde tent en de jongedame wees hem aan. Ze zei daarbij: "Die heeft het gedaan." (…)

4. Het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 2] van 14 februari 2019 (pagina 23-24):
(…) Tegen het einde, rond een uur of 05.00/05.30 kwam het slachtoffer naar ons toe. Zij meldde zich bij mijn collega en wij hoorden haar verhaal aan. Ze vertelde dat ze
onzedelijk betast was. Ze zei dat ze was aangerand, volgens mij zei ze dat ze in haar
kruis was gepakt door iemand. Ik vroeg haar of deze jongen er nog was. Hierop wees ze mij een jongen aan die in de rij van de jassen stond. Ik vroeg haar hoe ik hem kon
herkennen. Ze vertelde mij dat hij een petje droeg en wees hem aan. Op dat moment
stond er maar een jongen met een pet op. Ik ben vervolgens naar hem toe gegaan, nadat hij zijn jas had opgehaald. Ik heb hem uit de groep gehaald en apart genomen. Ik heb hem uitgelegd wat er zojuist was gebeurd, dat het slachtoffer bij mij was geweest. Hij werd hierop direct witheet en begon te schelden. (…) Er stonden op dat moment verschillende dames in de tent, maar hij keek direct naar het slachtoffer en begon op haar te schelden. Hieruit kon ik opmerken dat hij wel wist om wie het ging. (…)
5. de verklaring van verdachte [verdachte] zoals afgelegd ter terechtzitting van 30 juni 2020, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
(…) Ik droeg die avond een zwarte pet en een donkere jack. (…)