Uitspraak
RECHTBANK OVERIJSSEL
1.Het onderzoek op de terechtzitting
S. Markink-Grolman en van wat door verdachte en de raadsman mr. L.J.H.M. Achten, advocaat te Zwolle, naar voren is gebracht.
2.De tenlastelegging
hij op of omstreeks 2 december 2018 in Zwolle, althans in Nederland, opzettelijk een bankpas, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 2] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, en welk goed verdachte anders dan door misdrijf onder zich had, te weten als vinder, wederrechtelijk zich heeft toegeëigend;
3.De voorvragen
4.De bewijsoverwegingen
5.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde
6.De strafbaarheid van verdachte
7.De op te leggen straf of maatregel
8.De schade van benadeelden
€ 558,90, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop het strafbare feit is gepleegd. De gevorderde materiële schade bestaat uit de reparatie van een tas.
€ 289,00, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop het strafbare feit is gepleegd. De gevorderde materiële schade bestaat uit een beschadigd telefoonscherm.
9.De toegepaste wettelijke voorschriften
10.De beslissing
poging tot diefstal vergezeld van geweld, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken;
verduistering;
diefstal waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel, meermalen gepleegd;
diefstal;
gevangenisstrafvoor de duur van
15 (vijftien) maanden;
benadeelde partij [slachtoffer 1]van een bedrag van
€ 588,90 (zegge: vijfhonderdachtentachtig euro en negentig cent), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 12 juli 2019;
maatregelop dat verdachte verplicht is ter zake van het bewezenverklaarde feit tot
betaling aan de Staat der Nederlanden van een bedrag van € 588,90,te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 12 juli 2019 ten behoeve van de benadeelde, en bepaalt, voor het geval volledig verhaal van het verschuldigde bedrag niet mogelijk blijkt, dat gijzeling voor de duur van 11 dagen kan worden toegepast. Tenuitvoerlegging van de gijzeling laat de betalingsverplichting onverlet;
benadeelde partij [slachtoffer 3]in het geheel
niet-ontvankelijkis in de vordering, en dat de benadeelde partij de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
mr. C.A. Peterzon, rechters, in tegenwoordigheid van mr. I. Potgieter, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 14 juli 2020.
- Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 2] van 5 december 2018 (pagina 18-19).