ECLI:NL:RBOVE:2020:2353

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
14 juli 2020
Publicatiedatum
14 juli 2020
Zaaknummer
08-963037-15 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van voormalig president van motorclub voor afpersing en drugshandel

Op 14 juli 2020 heeft de Rechtbank Overijssel uitspraak gedaan in de zaak tegen een voormalig president van de motorclub Satudarah Chapter South Clan. De verdachte werd beschuldigd van afpersing en drugshandel. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan afpersing van een lid van de motorclub, die met een zogenoemde 'bad standing' uit de club was gezet. Tijdens een ledenavond in september 2017 werd het slachtoffer gedwongen om een boete van € 5.500,- te betalen en zijn motor, een Ducati, in te leveren. De rechtbank oordeelde dat er sprake was van geweld en dreiging, waardoor het slachtoffer geen keuze had en de afgifte van zijn goederen onder druk plaatsvond. De verdachte werd vrijgesproken van de andere tenlastegelegde feiten, waaronder drugshandel, wegens onvoldoende bewijs. De rechtbank legde een gevangenisstraf van 22 maanden op, rekening houdend met de ernst van het feit en de impact op het slachtoffer. De uitspraak benadrukt de ontwrichtende invloed van dergelijke criminaliteit op de samenleving.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Zwolle
Parketnummer: 08-963037-15 (P)
Datum vonnis: 14 juli 2020
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1977 te [geboorteplaats] ,
wonende te [adres] .

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 30 juni 2020.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie mr. H.J. Timmer en van wat door verdachte en zijn raadsman mr. K.B.H. Welvaart, advocaat te Maastricht, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte zich samen met anderen schuldig heeft gemaakt aan:
feit 1:het binnen het grondgebied van Nederland brengen van 3772,2 gram cocaïne dan wel uitlokking daarvan door in zijn hoedanigheid als president van [motorclub] een lid opdracht(en) te geven;
feit 2:het telen, bereiden, bewerken, verwerken, verkopen, afleveren, verstrekken en/of vervoeren van 5 kilogram hennep dan wel uitlokking daarvan door in zijn hoedanigheid als president [motorclub] opdracht te geven aan leden;
feit 3:afpersing.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
1.
hij in of omstreeks de periode van 1 juni 2015 tot en met 4 februari 2016, te Schiphol, in de gemeente Haarlemmermeer en/of in de gemeente ’s-Hertogenbosch en/althans (elders) in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht, (als bedoeld) in artikel 1 onder 4 van de Opiumwet), 3772,2 gram, althans (een) hoeveelheid/hoeveelheden van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst 1, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die Wet;
althans, voor zover voor het vorenstaande onder 1 geen veroordeling mocht of zou kunnen volgen, subsidiair, terzake dat
[lid motorclub 1] in of omstreeks de periode van 1 juni 2015 tot en met 4 februari 2016, te Schiphol, in de gemeente Haarlemmermeer en/althans (elders) in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht, (als bedoeld in artikel 1 onder 4 van de Opiumwet), 3772,2 gram, althans (een) hoeveelheid/hoeveelheden van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst 1, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet, welk voornoemd feit verdachte in of omstreeks de maand februari 2016 in de gemeente ‘s-Hertogenbosch en/of Weert en/althans (elders) in Nederland tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, door giften, beloften, misbruik van gezag, geweld, bedreiging en/of misleiding
en/of het verschaffen van gelegenheid, middelen of inlichtingen, te weten in zijn hoedanigheid als president van de [motorclub] , van welke chapter voornoemde [lid motorclub 1] (als lid) eveneens deel uit maakte, door het geven van(een) opdracht(en) aan (een) lid/leden, opzettelijk heeft uitgelokt;
2.
hij op of omstreeks 26 februari 2016, althans in of omstreeks de maand februari 2016 in de gemeente(n) Kerkrade en/of ‘s-Hertogenbosch en/althans (elders) in Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/of verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad, een hoeveelheid/hoeveelheden van (totaal) 5 kilogram, in elk geval (een) hoeveelheid/heden van meer dan 30 gram hennep, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die Wet;
althans, voor zover voor het vorenstaande onder 2 geen veroordeling mocht of zou kunnen volgen, subsidiair, terzake dat
[lid motorclub 2] en/of [lid motorclub 3] en/althans een of meer ander(en) op of omstreeks 26 februari 2016, althans in of omstreeks de maand februari 2016 in de gemeente(n) Kerkrade en/of ‘s-Hertogenbosch en/althans (elders) in Nederland, tezamen en in vereniging, althans ieder voor zich, opzettelijk heeft/hebben geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/of verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft/hebben gehad, een hoeveelheid/hoeveelheden van (totaal) 5 kilogram, in elk geval (een) hoeveelheid/heden van meer dan 30 gram hennep, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet, welk voornoemd feit verdachte op of omstreeks 26 februari 2016, althans in of omstreeks de maand februari 2016 in de gemeente(n) ‘s-Hertogenbosch en/of Weert en/althans (elders) in Nederland tezamen en in verenging met een of meer anderen, althans alleen, door giften en/of beloften, misbruik van gezag, geweld, bedreiging en/of misleiding en/of het verschaffen van gelegenheid, middelen of inlichtingen, te weten door:
* als eigenaar en/of in zijn hoedanigheid als president van de [motorclub] , van welke chapter voornoemde [lid motorclub 2] en/of [lid motorclub 3] (als lid/leden) eveneens deel uit maakte(n), en/of
* als eigenaar van (een deel van) die partij (en) hennep, geven van (een) opdracht(en) tot het vervoeren en/of afleveren van die partij (en) hennep aan die [lid motorclub 2] en/of die [lid motorclub 3] en/of die ander(en) opzettelijk heeft uitgelokt;
3.
hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 september 2017 tot en met 6 september 2017 in de gemeente(n) Sittard-Geleen en/of Eindhoven en/of Nuenen en/of Geldrop en/of elders in Nederland tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of anderen wederrechtelijk te bevoordelen onder andere op/aan de openbare weg door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer] heeft gedwongen tot de afgifte van:
- euro 5.500,--, een hoeveelheid geld, en/of
- een motor (merk/type Ducati met kenteken [kenteken] ), en/of
- de kentekenpapieren van die motor, en/of
- de reparatiekosten van die motor (euro 1.896,--),

in elk geval van enig goed en/of geld, geheel of ten dele toebehorende aan die [slachtoffer] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededaders, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond dat hij, verdachte en/of zijn mededader(s)

- die [slachtoffer] naar de memberroom, althans een vergaderruimte van (het clubhuis van) de [motorclub] heeft/hebben laten komen, en/of
- in deze memberroom, althans vergaderruimte, meermalen, althans eenmaal in/tegen het gezicht, althans op/tegen het hoofd en/of het lichaam van die [slachtoffer] heeft/hebben gestompt en/of geslagen, en/of
- aan die [slachtoffer] duidelijk heeft/hebben gemaakt dat die [slachtoffer] zijn motor moet inleveren, en/of
- aan die [slachtoffer] duidelijk heeft/hebben gemaakt dat die [slachtoffer] euro 5.500,--, althans een (aanzienlijk) geldbedrag dient te betalen, en/of
- opdracht heeft/hebben gegeven aan die [slachtoffer] dat die [slachtoffer] tegen zijn vrouw moet zwijgen over dit voorval dan wel een verhaal niet in lijn met de ware gebeurtenissen dient te vertellen, en/of
- aan die [slachtoffer] dreigend de woorden heeft/hebben toegevoegd: “Als je ooit bij een andere club komt he, wij komen jou halen”, althans woorden van gelijke (dreigende) aard en/of strekking, en/of
- aan die [slachtoffer] duidelijk heeft/hebben gemaakt dat hij de (kenteken)papieren moet inleveren, en/of
- met die [slachtoffer] naar de woning van die [slachtoffer] is/zijn gereden om aldaar een hoeveelheid geld en/of de (kenteken)papieren op te halen, en/of
- opdracht heeft/hebben gegeven aan die [slachtoffer] dat hij naar buiten toe dient te zwijgen over de gebeurtenissen.

3.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.De (bewijs)overwegingen

4.1
Inleiding
In augustus 2015 werd het onderzoek 26Leigraaf gestart naar verdachte, zijnde in die periode de president van het [motorclub] te Weert. In het kader van dit onderzoek werd telecommunicatie opgenomen en uitgeluisterd. Uit het onderzoek kwam het volgende naar voren.
Feit 1
Op 4 februari 2016 werd [lid motorclub 1] (hierna [lid motorclub 1] ), zijnde in die periode een prospect van [motorclub] , met zijn vriendin [vriendin] (hierna [vriendin] ) aangehouden op Schiphol komende vanuit Curaçao. Beiden waren in het bezit van koffers met in de dubbele wanden in totaal 3772,2 gram cocaïne.
Ten tijde van de detentie van [lid motorclub 1] had verdachte telefonisch contact met [lid motorclub 1] waarbij hij verdachte ‘pres’ noemde. Ook bezocht verdachte [lid motorclub 1] in de P.I. en gaf hij de treasurer van [motorclub] opdracht om € 200,00 over te maken naar de rekening courant van [lid motorclub 1] in de P.I.
Voorts bleek uit een telefoongesprek tussen [lid motorclub 1] en zijn vriendin [vriendin] dat [lid motorclub 1] haar instrueerde wat zij moest zeggen als zij met ‘vice’ zou spreken over de gesmokkelde cocaïne. Tijdens een volgend telefoongesprek met [vriendin] gaf [lid motorclub 1] aan ‘
Heb je gezegd, dat het voor mijn moeder plus voor hen ook was’.
Feit 2
Op 26 februari 2016 werden [lid motorclub 3] (hierna [lid motorclub 3] ), zijnde in die periode een lid van [motorclub] , en [lid motorclub 2] (hierna [lid motorclub 2] ), zijnde in die periode een lid van de supportclub van [motorclub] , in de nabijheid van de McDonalds te Kerkrade met geweld beroofd van 5 kilogram hennep.
Op dezelfde dag, om 13:54 uur nam [lid motorclub 3] telefonisch contact op met verdachte, die op dat moment de telefoon niet opnam. Enkele minuten later belde [lid motorclub 3] naar [naam 1] , Security [motorclub] , en zei hij dat zij beroofd waren, dat zij een pistool op hun hoofd hadden gehad en dat zij waren bestolen door [naam 2] (naar later bleek wordt met [naam 2] bedoeld). Kort daarna, om 14:00 uur, belde verdachte terug naar [lid motorclub 3] . Tijdens dit gesprek noemde [lid motorclub 3] verdachte ‘pres’. Verdachte maande [lid motorclub 3] in dit gesprek tot stilte en zei met verheven stem dat hij niet moest praten door de telefoon.
Uit telecomonderzoek in de daaropvolgende dagen kwam naar voren dat [lid motorclub 3] en [lid motorclub 2] op zoek waren naar de oom van [naam 2] omdat hij mogelijk iets te maken had met de beroving. Verdachte gaf [lid motorclub 3] en [lid motorclub 2] de opdracht om er achteraan te gaan.
Uiteindelijk werd [lid motorclub 2] verantwoordelijk gehouden voor het verlies van de hennep en werd hij met een bad standing de club uitgezet.
Feit 3 [1]
In september 2016 werd het onderzoek Fuut gestart naar de leden van het [motorclub] . In het clubhuis [naam clubhuis] , waar het chapter Geleen clubavonden hield, werd op 14 juni 2017 vertrouwelijke communicatie (OVC) opgenomen. In de memberroom van [motorclub] werd [slachtoffer] (hierna [slachtoffer] ) aangesproken op zijn gedrag.
Uit een OVC-gesprek van 1 september 2017 volgt dat [slachtoffer] in bad standing uit de club werd gezet. [slachtoffer] moest zijn colors (hesje) inleveren, kreeg een boete van € 5.500,00 en moest zijn motor inleveren en een openstaande (reparatie en onderhouds)rekening van de motor ten bedrage van € 1.896,00 betalen. Te horen was dat [slachtoffer] de nodige klappen kreeg. Er werd door de aanwezigen voorts van alles besproken en geregeld om te bewerkstelligen dat de opgelegde boetes (geld en motor) ook daadwerkelijk en zo snel mogelijk geïnd konden worden. [2]
[naam 3] , eigenaar van de motorzaak die de motor van [slachtoffer] in onderhoud had, verklaarde dat [slachtoffer] op 2 september 2017 een factuur van € 1.896,00 had betaald. Zij gezicht was op at moment bont en blauw. [slachtoffer] had gezegd dat iemand anders zijn motor zou komen ophalen. Op 6 september 2017 kwamen drie onbekende mannen de motor van [slachtoffer] ophalen. De motor was € 14.000,- waard. [3]
Uit het onderzoek naar de opnames van de bankrekeningen op naam van [slachtoffer] en/of zijn echtgenote [echtgenoot] bleek dat er op 2 en 5 september 2017 in totaal
€ 7.500,00 was opgenomen. Van een opname van 2 september 2017 zijn beelden opgevraagd en daarop was te zien dat [slachtoffer] een verwonding op zijn voorhoofd had. [4]
[slachtoffer] verklaarde op 15 september 2017 tegenover politieambtenaren dat hij twee weken daarvoor een bad standing had gekregen en in elkaar was geslagen. In het ziekenhuis was vastgesteld dat hij enkele gebroken ribben, een gebroken oogkas en kapotte zenuwen in zijn linkerwang had. Zijn motor, een Ducati met een waarde van € 14.000,00, en de bijbehorende kentekenpapieren waren door [motorclub] afgenomen. Daarnaast hadden ze zijn geld afgenomen. Hij wenste geen aangifte te doen, omdat hij anders alleen maar meer problemen van de club verwachtte. [5]
4.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte te veroordelen ter zake het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde.
4.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft integrale vrijspraak bepleit van de onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde feiten.
4.4
Het oordeel van de rechtbank
Feit 1
Naar het oordeel van de rechtbank bevat het dossier onvoldoende bewijs dat verdachte een strafrechtelijk verwijtbare rol heeft gespeeld bij de invoer van de cocaïne door [lid motorclub 1] . Het door [lid motorclub 1] naderhand vanuit de PI gevoerde telefoongesprek met zijn vriendin [vriendin] waarin [lid motorclub 1] zegt: ‘
Heb je gezegd, dat het voor mijn moeder plus voor hen ook was’,is daartoe onvoldoende. Immers, ook als kan worden aangenomen dat met “hen” de motorclub en/of [motorclub] wordt bedoeld, ontbreken bewijsmiddelen dat verdachte in een bewuste en nauwe samenwerking met [lid motorclub 1] de cocaïne heeft ingevoerd, dan wel [lid motorclub 1] daartoe heeft uitgelokt. Nergens uit het dossier blijkt dat verdachte vooraf op de hoogte was van de door [lid motorclub 1] uit te voeren drugs. De -achteraf- aan [lid motorclub 1] gedane betaling van € 200,- op zijn rekening in de P.I. (ook als deze afkomstig is van het “jailfund” van de motorclub van [motorclub] waarnaar de officier van justitie heeft verwezen) en het bezoek van verdachte aan [lid motorclub 1] in de P.I. maken dat niet anders. Verdachte zal daarom integraal van het onder 1 ten laste gelegde worden vrijgesproken.
Feit 2
Voorgaande geldt evenzo voor het ten laste gelegde feit onder 2. Het dossier bevat onvoldoende bewijsmiddelen waaruit geconcludeerd kan worden dat verdachte betrokken is geweest bij het telen, bereiden, bewerken, verwerken, verkopen, afleveren, verstrekken en/of vervoeren van 5 kilogram hennep, dan wel dat hij deze hennep mede voorhanden heeft gehad. Zelfs als deze partij (deels) zou toebehoren aan de motorlub [motorclub] , betekent het enkele feit dat verdachte de president is van het chapter niet dat hij (daarmee) de drugs (dus) mede voorhanden heeft gehad. Ook uit het feit dat verdachte achteraf en vrijwel direct na de ripdeal van de ripdeal op de hoogte is gesteld, levert niet het bewijs op dat verdachte in een zodanig bewuste en nauwe samenwerking deze hennep voorhanden had. Het dossier bevat (ook) geen bewijs dat verdachte deze feiten heeft uitgelokt, zoals hem onder het subsidiaire wordt verweten. Verdachte zal dan ook integraal van het onder 2 ten laste gelegde worden vrijgesproken.
Feit 3
Tijdens de clubavond op 1 september 2017 waarbij [slachtoffer] met een bad standing de club werd uitgezet, werd vertrouwelijke communicatie opgenomen. Middels stemherkenning [6] werd vastgesteld dat, naast [slachtoffer] en een aantal onbekend gebleven mannen, verdachte, [naam 4] en [naam 5] op deze avond aanwezig waren.
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat er geen sprake is geweest van afpersing nu het geweld en de dreiging niet gericht was op de afgifte van het geld en de motor. Toen [slachtoffer] lid werd van [motorclub] heeft hij zich geconformeerd aan de regels van de club dat bij overtreding van die regels een bad standing gegeven kon worden, aldus de raadsman.
Hoewel het dossier aanwijzingen bevat dat [motorclubleden] weten dat een bad standing gepaard gaat met een ‘boete’ en het inleveren van de – zelf gekochte – motor, gaat het de rechtbank te ver om daaruit de conclusie te trekken dat het geweld en de dreiging daardoor niet in causaal verband staan met de incasso van die ‘boete’. De rechtbank is van oordeel dat sprake is van dreiging en intimidatie door de besloten setting, de hoeveelheid personen en het gebruikte geweld om te verkrijgen waar men recht op meende te hebben. Deze setting maakt ook wel duidelijk dat [slachtoffer] geen keuze had. Zo bezien wordt het geweld en de dreiging ingezet om te verzekeren dat [slachtoffer] meewerkte aan het op zeer korte termijn kunnen incasseren van de ‘boete’ en het afgeven van zijn motor. Dit maakt dat er wel degelijk een direct causaal verband is tussen de afgifte van goederen en dreiging en geweld. Dat [slachtoffer] bij het aangaan van zijn lidmaatschap zich aan deze gang van zaken heeft geconformeerd betekent nog niet dat het op hem toegepaste geweld en de daarop volgende afgifte van zijn geld en goederen vrijwillig was.
Uit de opgenomen communicatie en de aangetroffen presentielijst van de bewuste bijeenkomst blijkt dat verdachte in het clubhuis aanwezig is als [slachtoffer] klappen krijgt. Verdachte is daarbij te horen als iemand die onder meer aanwijzingen geeft om te bewerkstelligen dat de opgelegde boetes (geld en motor) ook daadwerkelijk en zo snel mogelijk geïnd konden worden. [7] Deze bijdrage van verdachte is naar het oordeel van de rechtbank voldoende om te concluderen tot een nauwe en bewuste samenwerking gericht op de afpersing.
Het onder 3 ten laste gelegde kan dan ook wettig en overtuigend worden bewezen.
4.5
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat:
3.
hij op tijdstippen in de periode van 1 september 2017 tot en met 6 september 2017 in Nederland, tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk om zich en/of anderen wederrechtelijk te bevoordelen en bedreiging met geweld [slachtoffer] heeft gedwongen tot de afgifte van:
- euro 5.500,--, een hoeveelheid geld, en
- een motor (merk/type Ducati met kenteken [kenteken] ), en
- de kentekenpapieren van die motor, en
- de reparatiekosten van die motor (euro 1.896,--),
toebehorende aan die [slachtoffer] , welk geweld en welke bedreiging met geweld hierin bestond dat hij, verdachte en zijn mededaders
- die [slachtoffer] naar de memberroom van de [motorclub] hebben laten komen, en
- in deze memberroom, meermalen, tegen het gezicht hebben geslagen, en
- aan die [slachtoffer] duidelijk hebben gemaakt dat die [slachtoffer] zijn motor moet inleveren, en
- aan die [slachtoffer] duidelijk hebben gemaakt dat die [slachtoffer] euro 5.500,- en
- opdracht hebben gegeven aan die [slachtoffer] dat die [slachtoffer] tegen zijn vrouw moet zwijgen over dit voorval dan wel een verhaal niet in lijn met de ware gebeurtenissen dient te vertellen, en
- aan die [slachtoffer] dreigend de woorden hebben toegevoegd: “Als je ooit bij een andere club komt he, wij komen jou halen”, en
- aan die [slachtoffer] duidelijk hebben gemaakt dat hij de (kenteken)papieren moet inleveren, en
- met die [slachtoffer] naar de woning van die [slachtoffer] zijn gereden om aldaar een hoeveelheid geld en de (kenteken)papieren op te halen, en
- opdracht hebben gegeven aan die [slachtoffer] dat hij naar buiten toe dient te zwijgen over de gebeurtenissen.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.

5.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld in artikel 317 van het Wetboek van Strafrecht (Sr). Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
feit 3
het misdrijf: afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.

6.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor het bewezenverklaarde feit.

7.De op te leggen straf of maatregel

7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte te veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 6 jaren.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft, gelet op de door hem bepleitte integrale vrijspraak, geen standpunt ingenomen.
7.3
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij het volgende van belang.
Verdachte heeft zich samen met anderen schuldig gemaakt aan een afpersing van een lid van [motorclub] . Het lid zou zich niet aan de clubregels hebben gehouden en werd daarom in het clubhuis in Geleen met een zogenaamde bad standing uit de club gezet, inhoudende dat hij een aframmeling kreeg,, een boete moest betalen en zijn motor moest inleveren.
Afpersing is een zeer ernstig strafbaar feit waarbij de impact op het slachtoffer zeer groot kan zijn. Deze vorm van criminaliteit werkt ontwrichtend en ondermijnend voor de samenleving. De rechtbank rekent dit verdachte aan. De omstandigheid dat het slachtoffer geen aangifte durft te doen uit angst voor represailles baart de rechtbank zeer veel zorgen. Hierdoor kan een situatie ontstaan waarin binnen groeperingen als die waartoe verdachte behoorde straffeloos ernstige misdrijven kunnen worden gepleegd.
Van persoonlijke omstandigheden die in strafmatigende zin moeten meewegen in de op te leggen straf, is de rechtbank niet gebleken.
De rechtbank acht in dit geval een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden passend en geboden.
Met betrekking tot de aanvang van de redelijke termijn en het procesverloop in deze zaak, overweegt de rechtbank dat verdachte voor het bewezen verklaarde feit op 7 februari 2018 voor het eerst is verhoord. Dat moment is naar het oordeel van de rechtbank de start van de redelijke termijn. Vanaf dit moment heeft verdachte immers de redelijke verwachting kunnen hebben dat hij op enig moment voor dat feit zou worden vervolgd. De strafzaak is op 30 juni 2020 inhoudelijk behandeld op de zitting. Dit is 2 ½ jaar later. Hiermee is de redelijke termijn met een half jaar overschreden, wat resulteert in een strafkorting met 5%. Dit betekent dat aan verdachte een gevangenisstraf voor de duur van 22 maanden zal worden opgelegd.

8.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen.

9.De beslissing

De rechtbank:
vrijspraak
-verklaart niet bewezen dat verdachte het onder 1 en 2 tenlastegelegde heeft begaan en
spreekt hem daarvan vrij;
bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat verdachte het onder 3 tenlastegelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte onder 3 meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feit
- verklaart het bewezenverklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezenverklaarde het volgende strafbare feit oplevert:

feit 3: het misdrijf: afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen;

strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het onder 3 bewezenverklaarde;
straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
22 maanden.
Dit vonnis is gewezen door mr. S. Taalman, voorzitter, mr. H.R. Schimmel en mr. B.T.C. Jordaans, rechters, in tegenwoordigheid van mr. S.J. de Vries, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 14 juli 2020.
Buiten staat
Mr. S. Taalman en mr. B.T.C. Jordaans waren niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van de Eenheid Limburg
2.ZD Witgat pagina 106 tot en met 119
3.ZD Witgat pagina 145 en 146
4.ZD Witgat pagina 168, 172 en 173
5.ZD Witgat pagina 67 tot en met 69
6.ZD Witgat pagina 106
7.ZD Witgat pagina 106 tot en met 119