ECLI:NL:RBOVE:2020:2247

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
2 juli 2020
Publicatiedatum
2 juli 2020
Zaaknummer
08-710058-18 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van acht personen voor betrokkenheid bij de handel in verdovende middelen en vuurwapens in het onderzoek ‘Macan’

Op 2 juli 2020 heeft de Rechtbank Overijssel uitspraak gedaan in de zaak tegen acht verdachten die betrokken waren bij de handel in verdovende middelen en vuurwapens. De hoofdverdachte, een 52-jarige man, werd op oudjaarsavond 2019 doodgeschoten bij zijn woning in Zwolle, wat leidde tot het strafrechtelijk onderzoek ‘Macan’. De rechtbank heeft vastgesteld dat de hoofdverdachte een centrale rol speelde in de illegale handel, terwijl de andere verdachten een kleinere rol vervulden. De rechtbank heeft de verdachten veroordeeld tot (deels voorwaardelijke) gevangenisstraffen, soms in combinatie met taakstraffen. De zaak kwam aan het licht na eerdere strafrechtelijke onderzoeken en leidde tot de ontdekking van verschillende wapens en verdovende middelen bij de verdachten. De rechtbank oordeelde dat de verdachten zich schuldig hadden gemaakt aan het voorhanden hebben en overdragen van vuurwapens en andere verboden voorwerpen, wat een ernstige inbreuk op de rechtsorde vormt. De rechtbank heeft de straffen bepaald op basis van de ernst van de feiten en de persoonlijke omstandigheden van de verdachten, waarbij ook rekening is gehouden met hun eerdere veroordelingen.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Zwolle
Parketnummer: 08-710058-18 (P)
Datum vonnis: 2 juli 2020.
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1986 in [geboorteplaats] ,
wonende aan het [adres 1] .

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzittingen van 5 november 2019 en 17 en 18 juni 2020.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen door verdachte en zijn raadsman mr. L.C. de Lange, advocaat te Utrecht, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
feit 1:op 23 april 2018 samen met een ander of anderen een (vuur)wapen voorhanden heeft gehad en/of overgedragen;
feit 2:op 16 juli 2018 vier busjes pepperspray en munitie voorhanden heeft gehad;
feit 3:op 16 juli 2018 een ploertendoder en een airsoftwapen/luchtdrukwapen voorhanden heeft gehad.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
1
hij op of omstreeks 23 april 2018 te Zwolle, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een (vuur)wapen van categorie II en/of categorie III, te weten een CZ52, voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen aan medeverdachte [medeverdachte] ;
2
hij op of omstreeks 16 juli 2018 te Amersfoort, in elk geval in Nederland,
 ( (een) wapen(s) van categorie II, onder 6, te weten vier busjes pepperspray, zijnde (een) voorwerp(en) bestemd voor het treffen van personen met giftige, verstikkende, weerloosmakende, traanverwekkende en soortgelijke stoffen en/of
 ( een voor een wapen geschikt patroon (merk S&B, kaliber 7.62), althans/zijnde munitie van categorie III, voorhanden heeft gehad;
3
hij op of omstreeks 16 juli 2018 te Amersfoort, in elk geval in Nederland,
 een wapen van categorie I onder 3°, te weten een ploertendoder en/of
 een wapen van categorie I onder 7°, te weten een airsoftwapen/luchtdrukwapen (merk/type Swiss Arms Airsoft), zijnde een door de Minister van Justitie en Veiligheid aangewezen voorwerp dat een ernstige bedreiging van personen kon vormen en/of dat zodanig op een wapen geleek dat deze voor bedreiging of afdreiging geschikt was, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, voorhanden heeft gehad.

3.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.De bewijsoverwegingen

4.1
Inleiding. [1]
Onderhavige zaak maakt deel uit van het strafrechtelijk onderzoek ‘Macan’.
Ten aanzien van de aanloop naar dit strafrechtelijk onderzoek en in het bijzonder onderhavige zaak blijkt uit het dossier het volgende. [2]
Naar aanleiding van bevindingen uit eerdere strafrechtelijke onderzoeken, te weten de onderzoeken genaamd Waspompoen, Buchanan en Gokker, TCI-informatie en diverse MMA-meldingen is op 18 september 2017 het strafrechtelijk onderzoek ‘Macan’ gestart. Het onderzoek richtte zich op de handel in verdovende middelen en in vuurwapens op in eerste instantie onder meer medeverdachte [medeverdachte] (hierna: [medeverdachte] ). Medeverdachte [medeverdachte] wordt in het dossier ook [medeverdachte] , ‘ [medeverdachte] ’ of ‘ [medeverdachte] ’ genoemd.
Tijdens het opsporingsonderzoek zijn telefoongesprekken afgeluisterd, gevoerd door onder meer [medeverdachte] , in de periode 11 oktober 2017 tot en met 4 mei 2018.
De woordelijke uitwerking daarvan is gevoegd in de relevante zaakdossiers.
Daarnaast zijn in de periode van 14 december 2017 tot 4 mei 2018 beelden opgenomen met camera’s, die zicht hadden op – onder meer – de woning van medeverdachte [medeverdachte] . Prints van een deel van die beelden zijn opgenomen in de relevante zaakdossiers.
Ook is gebruik gemaakt van het opsporingsmiddel Opnemen Vertrouwelijke Communicatie (OVC), afgegeven voor de woning van [medeverdachte] . Op 11 april 2018 is OVC-apparatuur in zijn woning aan de [adres 2] geplaatst en tot en met 4 mei 2018 zijn gesprekken opgenomen. Van de OVC-gesprekken zijn processen-verbaal opgemaakt. Ook deze zijn opgenomen in de relevante zaakdossiers.
Op basis van de afgeluisterde telefoon- en OVC-gesprekken bleek dat medeverdachte [medeverdachte] in die periode dagelijks contact had met diverse personen, telefonisch en in persoon, onder wie verdachte.
Op 16 juli 2018 is de politie binnengetreden in de woning van verdachte aan het [adres 1] en heeft in die woning een doorzoeking plaatsgevonden. Tijdens die doorzoeking zijn onder meer een airsoftwapen, een patroon en een ploertendoder aangetroffen. [3]
De aanhouding van verdachte heeft plaatsgevonden op 16 juli 2018. [4]
4.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie is van oordeel dat de aan verdachte onder 1, 2 en 3 tenlastegelegde feiten wettig en overtuigend kunnen worden bewezenverklaard.
Daartoe heeft de officier van justitie betoogd, kort weergegeven, dat verdachte kort na zijn aanhouding ten aanzien van alle feiten bekennend heeft verklaard. Die bekennende verklaringen vinden ten aanzien van alle feiten voldoende bevestiging in het dossier.
Ter terechtzitting heeft verdachte weliswaar zijn verklaringen ten aanzien van feit 1 in zekere zin gewijzigd maar die wijziging doet niet af aan het feit dat het ten laste gelegde kan worden bewezenverklaard.
4.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft ter terechtzitting vrijspraak bepleit ter zake van het onder 1 tenlastegelegde feit.
Daartoe is aangevoerd dat verdachte ter terechtzitting zijn eerdere verklaring ten aanzien van dit feit heeft gewijzigd en aangevuld, in die zin dat hij heeft verklaard dat [adres 3] – die tijdens feit 1 aanwezig was – een veel grotere rol heeft gespeeld dan waarover verdachte eerder heeft verklaard. In feite heeft hij zelf, zo heeft verdachte gesteld, [adres 3] alleen maar geholpen, zodat sprake is geweest van medeplichtigheid, niet van plegen of medeplegen. Nu medeplichtigheid onder 1 niet is tenlastegelegd dient verdachte van het feit te worden vrijgesproken, aldus de raadsman.
Ten aanzien van de feiten onder 2 en 3 heeft de raadsman zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
4.4
Het oordeel van de rechtbank
Ten aanzien van feit 1
Verdachte heeft tijdens het politieverhoor, kort weergegeven, als volgt verklaard. [5]
Een vriend heeft op enig moment aan verdachte gevraagd of hij ‘belang’ had bij een wapen, een pistool CZ kaliber 7.62.
Verdachte wist dat hij het wapen bij [medeverdachte] kwijt kon.
De eigenaar vroeg € 1.250,-- voor het wapen, verdachte zou € 100,-- ontvangen voor zijn bemiddeling. Verdachte heeft het wapen in Amersfoort gekregen en is samen met [adres 3] naar [medeverdachte] in Zwolle gereden. Het vuurwapen moest vervolgens op een locatie met nieuwbouwhuisjes worden afgeleverd, daar zou het geld ook liggen. Ze zijn daar in twee auto’s naartoe gereden. Hoewel [adres 3] aanwezig was bij het afleveren van het wapen had hij er verder niets mee te maken.
[medeverdachte] heeft verdachte voor het wapen € 800,-- of € 900,-- contant betaald en hij heeft daar nog wat dingen bijgedaan, tien doosjes temazepam en een zakje met 90 of 100 XTC-pillen. Verdachte heeft een doosje temazepam gehouden. De rest is naar de eigenaar van het wapen gegaan. Verdachte heeft, zoals was afgesproken, € 100,-- gekregen.
Ter terechtzitting van 17 juni 2020 heeft verdachte verklaard, kort weergegeven, dat hij tijdens zijn verhoor bij de politie uit loyaliteit de volledige schuld voor het strafbare handelen op zich heeft genomen, maar dat het wapen in werkelijkheid van [adres 3] was. Verdachte heeft [adres 3] ten behoeve van de verkoop van het wapen in contact gebracht met [medeverdachte] .
Verdachte is met [adres 3] naar [medeverdachte] gereden en heeft [adres 3] daarna naar het huisje gebracht waar de overdracht van het wapen heeft plaatsgevonden. Niet verdachte maar [adres 3] heeft het wapen overgedragen. [adres 3] heeft het geld, de doosjes temazepam en de XTC-pillen ontvangen. Verdachte heeft voor zijn bijdrage een bedrag van € 100,-- en één doosje temazepam gekregen. Hij was slechts tussenpersoon, aldus verdachte. [6]
De rechtbank overweegt hieromtrent als volgt.
Verdachte heeft zijn eerdere verklaring aangepast in die zin dat hij zichzelf een (iets) kleinere en [adres 3] een grotere rol bij de onderhavige wapentransactie toedicht.
De rechtbank ziet aanknopingspunten in het dossier voor een grotere rol van [adres 3] . De rechtbank wijst in dit verband op de verklaring van [adres 3] zelf, inhoudende – voor zover hier relevant – dat hij met verdachte is meegereden naar een contact van verdachte, die hij als [medeverdachte] kent, dat hij het pistool mee naar binnen heeft genomen en weer mee naar buiten en dat het pistool binnen is bekeken. [7] De rechtbank wijst verder op de inhoud van het in de woning van [medeverdachte] opgenomen OVC-gesprek van 23 april 2018, waaruit blijkt dat omstreeks 20:11 uur twee mannen met [medeverdachte] over een CZ52 spreken, waarbij een geluid te horen is alsof een trekker of slede wordt overgehaald. [8]
De rechtbank gaat dan ook uit van verdachtes ter terechtzitting afgelegde verklaring dat Danny met verdachte in de woning van [medeverdachte] aanwezig was.
Deze constatering brengt evenwel niet met zich dat, zoals de raadsman heeft betoogd, verdachte hoogstens opzettelijk behulpzaam is geweest bij het plegen van het onderhavige strafbare feit. Immers, uitgaande van verdachtes laatste verklaring is hij degene die het contact met zijn kennis, [medeverdachte] , tot stand heeft gebracht ten behoeve van de verkoop van het wapen, is hij vervolgens met [adres 3] en het wapen naar [medeverdachte] gereden, is hij samen met [adres 3] en het wapen de woning van [medeverdachte] binnengegaan, was hij gespreksdeelnemer toen het wapen in die woning werd bekeken, en heeft hij [adres 3] en het wapen naar de tweede locatie gebracht, alwaar de transactie heeft plaatsgevonden en hij de vooraf afgesproken financiële vergoeding heeft ontvangen.
Gelet op al het voorgaande acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte samen met een ander een wapen voorhanden heeft gehad en heeft overgedragen aan [medeverdachte] .
De rechtbank overweegt met betrekking tot het soort wapen nog dat uit het dossier kan worden afgeleid dat het gaat om een CZ52 kaliber 7.62. Blijkens een aanvullend proces-verbaal van bevindingen valt dit vuurwapen onder categorie II/III van de Wet Wapens en Munitie. [9]
Ten aanzien van feit 2 en 3:
De rechtbank komt tot een bewezenverklaring van de onder 2 en 3 tenlastegelegde feiten op grond van de volgende bewijsmiddelen, waarbij de rechtbank - nu verdachte deze feiten heeft bekend en door of namens hem geen vrijspraak is bepleit - conform artikel 359, derde lid, laatste volzin van het Wetboek van Strafvordering (Sv), zal volstaan met een opsomming van die bewijsmiddelen.
 de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting op 17 juni 2020, voor zover inhoudende:
Het klopt dat ik op 16 juli 2018 in mijn woning te Amersfoort vier busjes pepperspray, een patroon van het merk S&B, kaliber 7.62, een ploertendoder en een airsoftwapen/luchtdrukwapen van het merk Swiss Arms Airsoft voorhanden heb gehad.
En, ten aanzien van 2 en 3:
 het proces-verbaal van doorzoeking ter inbeslagneming opgemaakt en gesloten op 18 juli 2018, door verbalisant [verbalisant 1] (pag. 157 – 158);
 het proces-verbaal van bevindingen met betrekking tot categorisering van onder verdachte inbeslaggenomen wapens van verbalisant [verbalisant 1] opgemaakt op 9 oktober 2018 (pag. 110 – 111);
 het proces-verbaal ‘Onderzoek wapen’, opgemaakt door verbalisant [verbalisant 2] , gesloten op 11 september 2018 (pag. 102-103).
4.5
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de hiervoor weergegeven bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de tenlastegelegde feiten heeft begaan, met dien verstande dat:
1.
hij op 23 april 2018 in Nederland tezamen en in vereniging met een ander een vuurwapen van categorie II en/of categorie III, te weten een CZ52, voorhanden heeft gehad en heeft overgedragen aan medeverdachte [medeverdachte] ;
2.
hij op 16 juli 2018 te Amersfoort,
 wapens van categorie II, onder 6, te weten vier busjes pepperspray, zijnde voorwerpen bestemd voor het treffen van personen met giftige, verstikkende, weerloosmakende, traanverwekkende en soortgelijke stoffen en
 een voor een wapen geschikt patroon merk S&B, kaliber 7.62, zijnde munitie van categorie III,
voorhanden heeft gehad;
3.
hij op 16 juli 2018 te Amersfoort,
 een wapen van categorie I onder 3°, te weten een ploertendoder en
 een wapen van categorie I onder 7°, te weten een airsoftwapen/luchtdrukwapen merk/type Swiss Arms Airsoft, dat zodanig op een wapen geleek dat deze voor bedreiging of afdreiging geschikt was, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp,
voorhanden heeft gehad.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd in de bewezenverklaring. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

5.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld in de artikelen 13 lid 1, 26 lid 1 en 31 lid 1 van de Wet Wapens en Munitie.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
1
Het misdrijf:
Medeplegen van handelen in strijd met artikel 26 lid 1 van de Wet Wapens en Munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van de categorieën II/III van de Wet Wapen en Munitie, strafbaar gesteld bij artikel 55 lid 3 van de Wet Wapens en Munitie;
en
Medeplegen van handelen in strijd met artikel 31 lid 1 van de Wet Wapens en Munitie, en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van de categorieen II/III, strafbaar gesteld bij artikel 55 lid 3 van de Wet Wapens en Munitie;
2
Het misdrijf:
Handelen in strijd met artikel 26 lid 1 van de Wet Wapens en Munitie, strafbaar gesteld bij artikel 55 lid 1 van de Wet Wapens en Munitie, meermalen gepleegd;
3
Het misdrijf:
Handelen in strijd met artikel 13 lid 1 van de Wet Wapens en Munitie, strafbaar gesteld bij artikel 55 lid 1 van de Wet Wapens en Munitie, meermalen gepleegd.

6.De strafbaarheid van verdachte.

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor de bewezenverklaarde feiten.

7.De op te leggen straf of maatregel

7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van de onder 1, 2 en 3 tenlastegelegde feiten zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van zes maanden met aftrek van de dagen die verdachte tijdens het voorarrest heeft doorgebracht.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft ter terechtzitting verzocht om, indien de rechtbank komt tot een veroordeling, aan de verdachte geen onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen. De raadsman heeft gewezen op het feit dat zijn cliënt reeds 18 dagen in voorarrest heeft doorgebracht en het feit dat het gaat om strafbaar handelen dat inmiddels alweer twee jaar geleden heeft plaatsgevonden. De raadsman heeft er verder op gewezen dat de reclassering een positieve ontwikkeling heeft gesignaleerd en het, gezien die ontwikkeling, onwenselijk acht dat verdachte opnieuw gedetineerd raakt.
De raadsman meent dat, gelet op al die omstandigheden kan worden volstaan met oplegging van voorwaardelijke gevangenisstraf eventueel in combinatie met een taakstraf.
7.3
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen.
De rechtbank acht daarbij het volgende van belang.
Verdachte heeft zich, samen met een ander, schuldig gemaakt aan het voorhanden hebben en overdragen van een semi-automatisch vuurwapen.
Het verkopen van een dergelijk vuurwapen brengt een onaanvaardbaar risico voor de veiligheid van personen met zich mee en vormt daarom een ernstige inbreuk op de rechtsorde.
Nederland kent in de afgelopen jaren een toename van vuurwapengeweld, onder andere in de vorm van liquidaties in het criminele circuit die met behulp van semi-automatisch vuurwapens worden gepleegd en waarbij ook derden het gevaar lopen dodelijk gewond te raken. Verdachte heeft aan het in omloop brengen/houden en overdragen van zo’n automatisch vuurwapen bijgedragen, kennelijk uit winstbejag en zonder zich te bekommeren om de mogelijke gevolgen van zijn handelen voor derden. Dergelijk handelen kan, vanwege de bijzondere ernst ervan, niet anders worden afgedaan dan met een onvoorwaardelijke gevangenisstraf.
Daarnaast heeft verdachte in zijn woning illegaal een airsoftwapen, vier busjes pepperspray, een patroon, en een ploertendoder voorhanden gehad. Ook hiervoor geldt dat het ongecontroleerde bezit een onaanvaardbaar risico vormt voor de veiligheid van personen.
De rechtbank acht de bewezenverklaarde feiten ernstig.
De rechtbank heeft acht geslagen op de LOVS-oriëntatiepunten die als richtsnoer voor de strafoplegging voor het voorhanden hebben en overdragen van een semi-automatisch pistool van categorie II-III uitgegaan van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van drie tot negen maanden. Op het voorhanden hebben van een patroon, een ploertendoder en pepperspray staan geldboetes, ter hoogte van € 100,-- tot € 300,--. Het oriëntatiepunt bij het voorhanden hebben van een airsoftwapen is een geldboete van
€ 550,--.
De rechtbank heeft bij de strafoplegging ook acht geslagen op een verdachte betreffend uittreksel justitiële documentatie van 20 april 2020, waaruit blijkt dat verdachte in het verleden al enkele malen onherroepelijk is veroordeeld ter zake van strafbare feiten. Deze veroordelingen zijn niet van recente datum.
De rechtbank houdt verder rekening met de inmiddels verstreken tijd en de persoonlijke omstandigheden van verdachte, zoals deze blijken uit de inhoud van de zich in het dossier bevindende adviezen van de reclassering van 20 september 2018 en 7 april 2020 en het verhandelde ter zitting.
Verdachte is gescheiden en hij heeft drie kinderen. Momenteel heeft verdachte geen huis; hij verblijft op verschillende adressen.
De reclassering noemt als risicofactoren het sociale netwerk, de bij verdachte geconstateerde impulsiviteit - mogelijk beïnvloed door ADHD - en zijn lage inkomen. Het recidiverisico wordt als gemiddeld ingeschat. De reclassering ziet geen mogelijkheden om door interventies te komen tot gedragsverandering. Verdachte is daarvoor niet gemotiveerd en hij zegt geen hulp nodig te hebben. Indien reclasseringstoezicht wordt opgelegd zal verdachte daar medewerking aan verlenen. Het risico op onttrekken aan voorwaarden wordt als laag ingeschat. De reclassering heeft geadviseerd om, in het geval van een veroordeling, een straf op te leggen zonder bijzondere voorwaarden.
In het bijzonder in aanmerking genomen de aard en de ernst van de bewezenverklaarde feiten, het aantal feiten en de recidive kan niet worden volstaan met een andere of lichtere sanctie dan een straf die onvoorwaardelijke gevangenisstraf van langere duur met zich brengt. De rechtbank acht dit passend en geboden.
Bij het bepalen van de omvang van die straf heeft de rechtbank rekening gehouden met alle hiervoor genoemde factoren en deze zorgvuldig gewogen.
7.4
De inbeslaggenomen voorwerpen
De rechtbank is van oordeel dat een aantal op de beslaglijst vermelde voorwerpen, een airsoftwapen en een patroon, vatbaar zijn voor onttrekking aan het verkeer, aangezien met betrekking tot deze voorwerpen de feiten zijn begaan en zij van zodanige aard zijn, dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet of met het algemeen belang.
Ten aanzien van de op de beslaglijst vermelde inbeslaggenomen personenauto, een Peugeot 207, heeft de officier van justitie ter terechtzitting medegedeeld dat de inbeslagname van deze auto abusievelijk op deze beslaglijst is vermeld.
De officier heeft hieromtrent geen beslissing van de rechtbank gevorderd.

8.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen.
Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 36c, 47 en 57 van het Wetboek van Strafrecht.

9.De beslissing

De rechtbank:
bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat verdachte het onder 1, 2 en 3 tenlastegelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feit
- verklaart het bewezenverklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezenverklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
1. medeplegen van handelen in strijd met artikel 26 lid 1 van de Wet Wapens en Munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van de categorieën II/III van de Wet Wapen en Munitie, strafbaar gesteld bij artikel 55 lid 3 van de Wet Wapens en Munitie;
en
medeplegen van handelen in strijd met artikel 31 lid 1 van de Wet Wapens en Munitie, en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van de categorieen II/III, strafbaar gesteld bij artikel 55 lid 3 van de Wet Wapens en Munitie;
2. handelen in strijd met artikel 26 lid 1 van de Wet Wapens en Munitie, strafbaar gesteld bij artikel 55 lid 1 van de Wet Wapens en Munitie, meermalen gepleegd;
3. handelen in strijd met artikel 13 lid 1 van de Wet Wapens en Munitie, strafbaar gesteld bij artikel 55 lid 1 van de Wet Wapens en Munitie, meermalen gepleegd.
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het onder 1, 2 en 3 bewezenverklaarde;
straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
4 (vier) maanden;
- bepaalt dat de tijd die de verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht;
de inbeslaggenomen voorwerpen
- verklaart onttrokken aan het verkeer een aantal inbeslaggenomen voorwerpen, te weten de op de beslaglijst genoemde voorwerpen (onder de nummers 1 en 2):
 een wapen, zwart, Swiss Arms Airsoft, SA 1911, airgun.177, 4.5 mm;
 een patroon, koper, 7.62 kaliber.
Dit vonnis is gewezen door mr. drs. H.M. Braam, voorzitter, en mr. J. Mulder en
mr. F. van der Maden, rechters, in tegenwoordigheid van mr. J.M. van Westerlaak, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 2 juli 2020.
Buiten staat
Mr. drs. H.M. Braam is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het procesdossier van verdachte in het onderzoek ‘Macan’, van de regiopolitie Oost-Nederland met nummer
2.Proces-verbaal van bevindingen van verbalisanten [verbalisant 1] , [verbalisant 3] en [verbalisant 4] , pag. 1 – 10A.
3.Proces-verbaal van bevindingen Verdenking [verdachte] , pag. 91 bovenaan, machtiging tot het binnentreden in een woning, pag. 153.
4.Proces-verbaal van aanhouding verdachte, pag. 54 – 55.
5.Proces-verbaal verhoor verdachte, pag. 64 e.v.
6.Proces-verbaal van de terechtzitting van 17 juni 2020, verklaring verdachte.
7.Proces-verbaal van verhoor verdachte, opgemaakt op 26 juli 2018 door de bevoegde opsporingsambtenaren [verbalisant 3] en [verbalisant 6] (pag. 140 e.v.).
8.Proces-verbaal uitwerken OVC van 23 april 2018 vanaf 16:41 uur, opgemaakt op 15 oktober 2018 door de bevoegde opsporingsambtenaren [verbalisant 1] en [verbalisant 5] (pag. 22 e.v.).
9.Een proces-verbaal van bevindingen met betrekking tot categorisering wapens, opgemaakt op 12 maart 2019 door verbalisant [verbalisant 1] (aanvullende dossier Macan, ordner 2, pag. 395 e.v.).