ECLI:NL:RBOVE:2020:2246

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
2 juli 2020
Publicatiedatum
2 juli 2020
Zaaknummer
08-710049-18 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van acht personen voor betrokkenheid bij de handel in verdovende middelen en vuurwapens in het onderzoek ‘Macan’

Op 2 juli 2020 heeft de Rechtbank Overijssel uitspraak gedaan in de zaak tegen acht verdachten die betrokken waren bij de handel in verdovende middelen en vuurwapens. De hoofdverdachte, een 52-jarige man, werd op oudjaarsavond 2019 doodgeschoten bij zijn woning in Zwolle, wat leidde tot het strafrechtelijk onderzoek ‘Macan’. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachten, waaronder de hoofdverdachte, betrokken waren bij de illegale handel in vuurwapens en munitie. De rechtbank heeft de verdachten veroordeeld tot (deels voorwaardelijke) gevangenisstraffen, soms in combinatie met taakstraffen. De zaak kwam aan het licht door eerdere strafrechtelijke onderzoeken en leidde tot het afluisteren van telefoongesprekken en het opnemen van vertrouwelijke communicatie. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan het voorhanden hebben van munitie van categorie II, zoals vastgesteld in de Wet Wapens en Munitie. De rechtbank legde een gevangenisstraf op van 14 dagen, met aftrek van de tijd die de verdachte in voorlopige hechtenis had doorgebracht. De rechtbank hield rekening met de ernst van het feit, de rol van de verdachte in de illegale handel en zijn eerdere veroordelingen.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Zwolle
Parketnummer: 08-710049-18 (P)
Datum vonnis: 2 juli 2020.
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1990 in [geboorteplaats 1] ,
wonende aan [adres 1] .

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzittingen van 15 november 2019 en 17 en 18 juni 2020.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen door verdachte en zijn raadsman, mr. K. Kok, advocaat te Zwolle, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
In de periode van 1 april 2018 tot en met 31 mei 2018 met een ander meermalen munitie van categorie II en/of categorie III voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 01 april 2018 tot en met 31 mei 2018 te Zwolle, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, meermalen, althans eenmaal, munitie van categorie II en/of categorie III voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen aan medeverdachte [medeverdachte] .

3.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
4. De bewijsoverwegingen
4.1
Inleiding [1]
Onderhavige zaak maakt deel uit van het strafrechtelijk onderzoek ‘Macan’.
Ten aanzien van de aanloop van dit strafrechtelijk onderzoek en in het bijzonder onderhavige zaak blijkt uit het dossier als volgt. [2]
Naar aanleiding van bevindingen uit eerdere strafrechtelijke onderzoeken, te weten de onderzoeken genaamd Waspompoen, Buchanan en Gokker, TCI-informatie en diverse MMA-meldingen is op 18 september 2017 het strafrechtelijk onderzoek ‘Macan’ gestart. Het onderzoek richtte zich op de handel in verdovende middelen en in vuurwapens op in eerste instantie onder meer medeverdachte [medeverdachte] (hierna: [medeverdachte] ). Medeverdachte [medeverdachte] wordt in het dossier ook [medeverdachte] of ‘ [medeverdachte] ’ of ‘ [medeverdachte] ’ genoemd.
Tijdens het opsporingsonderzoek zijn telefoongesprekken getapt, gevoerd door [medeverdachte] , in de periode 11 oktober 2017 tot en met 4 mei 2018 (telefoonnummer [telefoonnummer 1] ). In het onderzoek Macan zijn bevelen stelselmatige observatie afgegeven door de zaaksofficier. In de periode van 14 december 2017 tot 4 mei 2018 zijn beelden opgenomen met camera’s die zicht hadden op – onder meer – de woning van medeverdachte [medeverdachte] . Op 19 februari 2018 is een bevel tot Opnemen Vertrouwelijke Communicatie (OVC) afgegeven voor de woning van [medeverdachte] , waarna de OVC-apparatuur op 11 april 2018 in zijn woning aan de [adres 2] is geplaatst. Er zijn vanaf laatstgenoemde datum tot en met 4 mei 2018 gesprekken opgenomen. Van de OVC-gesprekken zijn processen-verbaal opgemaakt. Deze zijn opgenomen in het dossier.
Op basis van uitgeluisterde telefoon- en OVC-gesprekken bleek dat medeverdachte [medeverdachte] , dagelijks contact had met diverse personen. Eén van die personen was verdachte.
Verdachte is op 13 juni 2018 aangehouden. [3]
4.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie is van oordeel dat het aan verdachte ten laste gelegde wettig en overtuigend kan worden bewezenverklaard.
Daartoe heeft de officier van justitie betoogd, kort weergegeven, dat het dossier voldoende bewijs bevat dat verdachte op 15 en 20 april 2018 met [medeverdachte] in diens woning gesprekken over kogels heeft gevoerd. Uit de inhoud van die gesprekken blijkt dat verdachte kogels voorhanden heeft gehad.
Dat verdachte degene is geweest die de gesprekken heeft gevoerd blijkt uit de inhoud van de uitgewerkte tapgesprekken, de stills van camerabeelden en de stemherkenning door de verbalisanten; dit alles in samenhang bezien. De officier van justitie heeft in reactie op de verklaring van verdachte, afgelegd ter terechtzitting, nog gewezen op de gedetailleerdheid van de uitwerking van de OVC-gesprekken en op het feit dat daaruit in het geheel niet blijkt dat, tijdens het bewuste gesprek, andere mensen in de woning van [medeverdachte] waren.
4.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit.
Daartoe heeft de raadsman primair aangevoerd dat op grond van het dossier niet kan worden vastgesteld dat verdachte de man is geweest die op 15 en 20 april 2018 in de woning van [medeverdachte] met die [medeverdachte] over munitie heeft gesproken, nu geen stemherkenning heeft plaatsgevonden en het dossier geen stills van camerabeelden bevat waarop degene te zien is die op 20 april 2018 omstreeks het tijdstip van het OVC-gesprek de woning van [medeverdachte] heeft bezocht. Gelet hierop kan niet voorbij worden gegaan aan de verklaring van verdachte, dat niet vaststaat dat hij tijdens dit gesprek op 20 april 2018 in de woning van [medeverdachte] was, en dat hij degene is geweest die het betreffende gesprek met [medeverdachte] heeft gevoerd.
De raadsman heeft subsidiair aangevoerd dat, gelet op de door de Hoge Raad gestelde criteria, onder meer in een arrest van 31 maart 2020 (ECLI:NL:HR:2020, 504) in dit geval geen sprake is van het ‘voorhanden hebben’ van munitie.
4.4
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het voorhanden hebben van munitie.
De rechtbank komt tot een bewezenverklaring op grond van de hierna volgende bewijsmiddelen.
In de woning van [medeverdachte] zijn de navolgende gesprekken opgenomen. [4]
Op 15 april 2018 vanaf 10:47 uur:
Eerst zijn de honden te horen en dat er iemand binnenkomt. [medeverdachte] groet iemand en NNman vraagt hoe het gaat.
NNman: En die kogels, die ik van jou had gekocht, hè.
[medeverdachte] : Ja, maar ik kan het nou effe niet gebruiken.
NNman: Wat moet ik ermee doen dan?
Op 20 april 2018 vanaf 13:35 uur.
[medeverdachte] krijgt bezoek van NNman. Ze begroeten elkaar.
NNman: He uhh, die kogels, die jongens zitten me gek te bellen.
[medeverdachte] : Ja, maar jij zou op een gegeven moment zeggen, ik zeg, je kan ze terugbrengen.
NNman: Ja, ik heb ze ook hier.
[medeverdachte] : Ja, dat ken ik nu niet gebruiken, kogels.
NNman: Nee, daarom, maar ik heb ze nou de hele tijd bij me, snap je?
[medeverdachte] : Ja dan moet je ze maar wegleggen, pik.
NNman Waar moet ik ze wegleggen dan?
[medeverdachte] : Dat weet ik niet. Ik leg ze hier niet neer.
NNman: Maar eh, maar eh, kan je ze niet omruilen dan, voor andere kogels?
[medeverdachte] : Jij geeft mij, jij laat mij een kogel zien.
NNman: Ik heb je geen kogel laten zien, zei alleen maar welke (onverstaanbaar).
[medeverdachte] : CMP62.
NNman: Ik moest AK kogels hebben.
[medeverdachte] : Ja, dat zijn deze.
NNman: Ja, die heb ik dan liever.
(..) Dat snap ik, het zijn gewoon de verkeerde geweest. Dat is gewoon een miscommunicatie. Het is niet dat ze zeiken. Hun hebben wat tegen mij gezegd, dat heb ik tegen jou gezegd en dat is verkeerd gezegd, snap je? Hij wil ook wel gewoon bijbetalen.
[medeverdachte] : Nee, dat hoeft niet.
NNman: Hij wil gewoon deze, wil hij gewoon hebben, dat zijn gewoon de echte.
[medeverdachte] : Dit is niet mijn schuld.
NNman: Maar kun je dit regelen?
[medeverdachte] : Ik ga dat nou niet regelen. Ik kan het wel, het is geen probleem, maar ik moet zo oppassen, ik pas zo op.
NNman: Dan zit ik met deze troep, ik weet niet wat ik er mee moet.
[medeverdachte] : Leg maar weg, richting hoger (.. ). Echt, dat kan ik hier niet gebruiken.
NNman: Nee, dat snap ik en daarom ik weet ook niet wat ik er mee moet, snap je. Kan jij ze niet wegleggen dan? Want dan heb ik ze niet.
[medeverdachte] : Ik kan nu niks wegleggen.
NNman: Ik rij de hele dag rond met die troep.
[medeverdachte] : Dat moet je ook niet doen.
NNman: Daarom bel ik je van tevoren toch nu, ik heb ze net even opgehaald. Als jij zegt, je kan ze terugbrengen, daarom heb ik ze meegenomen. Wat moet ik zeggen aan de telefoon: ‘Ik kom ze terugbrengen’?
[medeverdachte] : Nee, maar je bent toch slim genoeg.
NNman: Wat moet ik doen dan?
[medeverdachte] : Gewoon langskomen, maar dit niet meenemen naar dit adres. Dat is niet veilig meer. Maar dat niet meer. Dit is te gevaarlijk. Als ik nou een inval krijg hier, dan ben ik de pineut. Ik neem ze wel over weer.
Wil je wat voor me doen, [bijnaam] (fon)? Pak wat te drinken, er staat wel koude cola, achterin het boekje daar staat.
[medeverdachte] : Hoeveel moeten ze daarvan hebben?
NNman: Ik denk ook gewoon, eh 126, wat... en het mooiste zou zijn als je ze gewoon kan omruilen. Voor wat dit jou gekost heeft, aankoopkosten. Dat jij er niet mee zit.
Verdachte heeft zich tijdens zijn verhoor bij de politie op zijn zwijgrecht beroepen.
Ter terechtzitting, op 17 juni 2020, heeft verdachte verklaard - verkort weergegeven - dat hij in de tenlastegelegde periode weliswaar een aantal malen op bezoek is geweest bij [medeverdachte] maar dat hij niet met [medeverdachte] over kogels heeft gesproken. Als verdachte bij [medeverdachte] kwam, dan was dat om oxazepam op te halen. Er waren dan altijd veel mensen in de woning aanwezig. Zij kwamen gewoon via de achterdeur naar binnen. Het is iemand anders geweest die met [medeverdachte] over munitie heeft gesproken.
De rechtbank overweegt hieromtrent als volgt.
De rechtbank stelt allereerst vast dat in de processen-verbaal van de OVC-gesprekken tot in detail is uitgewerkt wat op de geluidsopnamen is te horen. Zo zijn niet alleen de gesprekken woordelijk weergegeven, waarbij is vermeld wanneer er wordt gefluisterd en wanneer iets niet is te verstaan, ook is aangegeven dat, en wanneer, andere personen de woning van [medeverdachte] binnenkomen, wanneer andere personen het woord voeren en welke geluiden (blaffende honden, het geritsel van een zak) tijdens de gesprekken te horen zijn. Uit de weergave van de hier aan de orde zijnde gesprekken van 15 en 20 april blijkt dat [medeverdachte] dan steeds maar met één persoon converseert.
De rechtbank is van oordeel dat verdachte de ‘NNman’ is, die op 15 en 20 april 2018 de gesprekken over kogels voor een AK met [medeverdachte] heeft gevoerd en overweegt daartoe als volgt.
Op camerabeelden – opgenomen met camera’s gericht op de woning van [medeverdachte] – van 15 april 2018 om 10.47 uur is te zien dat een man met kort zwart haar, zijkanten opgeschoren, de woning van [medeverdachte] bezoekt. De man draagt een blauw trainingspak met witte strepen. De man komt aanrijden in een zwarte Volvo met kenteken [kenteken 1] , die op naam bleek te zijn gesteld van [naam] .
[naam] is op 4 juni 2018 aangehouden. Hij heeft in zijn tweede verhoor verklaard dat hij de Volvo ten tijde van de OVC-gesprekken had verhuurd aan een Antilliaan uit Zwolle die hij kent onder de naam [verdachte] . [naam] heeft verdachte op een aan hem getoonde politiefoto herkend als degene aan wie hij zijn auto heeft verhuurd. [5]
De rechtbank heeft geconstateerd dat kort voor de aankomst van de hiervoor beschreven man bij de woning op 15 april 2018 om 10.45 uur, de gebruiker van telefoonnummer [telefoonnummer 2] belt met [medeverdachte] en zegt dat hij er is. [6]
Uit het dossier blijkt voorts dat [medeverdachte] ook op 25 januari 2018 om 14.13 uur telefonisch contact heeft met de gebruiker van [telefoonnummer 2] , waarbij de beller zegt dat hij eraan komt. [7]
Op camerabeelden van die dag is te zien dat om 14.23 uur een witte Volkswagen Polo de parkeerplaats bij de woning van [medeverdachte] oprijdt en dat een man de woning binnengaat. Om 14:30 uur verlaat de man de woning en rijdt weg. Hij heeft iets wits om zijn linkerpols. [8]
Verdachte heeft eind november 2017 een slagaderlijke bloeding aan zijn pols opgelopen [9] en zijn toenmalige partner [partner verdachte] , had een witte Volkswagen Polo (kenteken [kenteken 2] ). [10]
Op 6 april 2018 om 17:42 uur belt de gebruiker van het nummer [telefoonnummer 2] met [medeverdachte] ; de beller wil weten of [medeverdachte] thuis is. [11] Uit camerabeelden blijkt dat de eerdergenoemde zwarte Volvo met kenteken [kenteken 1] om 17:53 uur de parkeerplaats bij [medeverdachte] oprijdt en dat om 18:55 uur een man met een meisje de woning van [medeverdachte] verlaat. [12]
Ook op 2 mei 2018 om 17:34:30 uur belt de gebruiker van [telefoonnummer 2] met [medeverdachte] : NNman staat voor de woning, [medeverdachte] is er met 10 minuten. NNman kan daar niet op wachten. Hij heeft zijn dochter in de auto. [13] Uit de camerabeelden blijkt dat om 17:32 uur een bestelbus de parkeerplaats bij [medeverdachte] oprijdt, dat om 17:33 uur een man naar de deur van de woning van [medeverdachte] loopt, dat die man om 17:34:30 uur - naar het lijkt - bellend terugloopt, waarna de bestelbus wegrijdt. [14] Verdachte heeft twee dochters van (toentertijd) 2 en 7 jaar oud. [15]
Verbalisanten hebben geconstateerd dat de persoon die op de camerabeelden (de rechtbank begrijpt: de camerabeelden van 25 januari 2018, 6 april 2018 en 2 mei 2018) te zien is, qua huidskleur, postuur en uiterlijk telkens dezelfde persoon is en dat verdachte aan het signalement van die persoon voldoet. [16] Verbalisanten hebben ook geconstateerd dat de man die op 15 april 2018 in een blauw trainingspak met witte strepen is gekleed, op 20 april 2018 een blauw/wit gestreept voetbalshirt van Argentinië draagt. [17]
De rechtbank leidt uit het voorgaande af dat verdachte de gebruiker is van telefoonnummer [telefoonnummer 2] . Een vergelijkend onderzoek - waarbij de stem van de gebruiker van telefoonnummer [telefoonnummer 2] is vergeleken met de stem van de NN-man die op 15 en 20 april 2018 met [medeverdachte] over munitie praat - heeft uitgewezen dat het gaat om dezelfde man. [18]
De rechtbank leidt uit deze feiten en omstandigheden, in onderling verband en samenhang bezien, af dat verdachte op 15 en 20 april 2018 in de woning van [medeverdachte] was en dat hij de hiervoor weergegeven gesprekken over kogels/munitie met [medeverdachte] heeft gevoerd.
De rechtbank neemt hierbij nog in aanmerking dat [medeverdachte] tijdens het
(OVC-)gesprek op 20 april 2018 vraagt: “Wil je wat voor me doen, [bijnaam] (fonetisch)?”
Verbalisanten hebben het OVC-gesprek op dit onderdeel nogmaals beluisterd en daarbij hebben vastgesteld dat [medeverdachte] hier de naam “ [bijnaam] ” (fonetisch) heeft genoemd. De voornaam van verdachte is [verdachte] . [19]
De rechtbank is dan ook van oordeel dat het door de verdachte geschetste scenario dat een ander, die via de achterdeur de woning van [medeverdachte] was binnengekomen, de OVC-gesprekken op 15 en 20 april 2018 met [medeverdachte] heeft gevoerd, geen steun vindt in het dossier en ook anderszins niet aannemelijk is geworden. De rechtbank schuift de alternatieve lezing van de verdachte dan ook als ongeloofwaardig terzijde.
Op basis van de hiervoor weergegeven bewijsmiddelen, is de rechtbank van oordeel dat verdachte op 15 en 20 april 2018 met [medeverdachte] heeft gesproken over eerder geleverde munitie/kogels, die verdachte - kennelijk op verzoek van derden - bij [medeverdachte] had afgenomen, dat dit niet de juiste kogels waren en dat verdachte die kogels wilde teruggeven aan [medeverdachte] en/of wilde ruilen voor andere kogels: AK kogels. Uit de inhoud van het OVC-gesprek van 20 april 2018 blijkt dat [medeverdachte] zich terughoudend opstelt en de kogels in principe niet in zijn huis wil hebben omdat hij erg ‘moest oppassen’ maar er uiteindelijk mee instemt om de kogels terug te nemen.
De raadsman heeft nog bepleit dat niet kan worden vastgesteld dat verdachte de kogels voorhanden heeft gehad. Ten aanzien van het ‘voorhanden hebben’ van de munitie is de rechtbank van oordeel dat uit de inhoud van het OVC-gesprek van 20 april 2020 blijkt dat verdachte de munitie wel degelijk voorhanden had en daarover de beschikking had. De rechtbank neemt hierbij in aanmerking dat verdachte tegen [medeverdachte] zegt: “Ja, ik heb ze ook hier” en “Ik heb ze nou de hele tijd bij me, snap je ?”
De rechtbank verwerpt het verweer.
De rechtbank overweegt nog dat uit het dossier, zoals hier is weergegeven blijkt dat [medeverdachte] weliswaar bereid is de kogels terug te nemen, maar dat niet blijkt dat hij dit ook daadwerkelijk heeft gedaan op 20 april 2018. In zoverre spreekt de rechtbank verdachte dan ook vrij.
Verbalisant [verbalisant 1] heeft gerelateerd dat [medeverdachte] tijdens het op 20 april 2019 gevoerde OVC-gesprek over kogels tegen verdachte zegt: “cmp62” waarop verdachte antwoordt: “Ik moest AK-kogels hebben”. [medeverdachte] zegt dan: “Ja, dat zijn deze.”
[verbalisant 1] merkt op dat het goed mogelijk is dat [medeverdachte] , waar staat: ‘cmp62’, gezien zijn onduidelijke spraak, ‘zeventweeënzestig’ heeft gezegd en dat ‘7.62’ het kaliber is van munitie voor een AK47 wapen. Hiervan uitgaande wordt met ‘kogels voor een AK’ waarschijnlijk het wapen AK47 bedoeld, een automatisch aanvalsgeweer van Russische makelij, aldus verbalisant [verbalisant 1] . Munitie voor een AK47 met een kaliber van 7.62 valt onder categorie II van de Wet Wapens en Munitie. [20]
De rechtbank acht op grond van het voorgaande wettig en overtuigend bewezen dat verdachte munitie van categorie II voorhanden heeft.
4.5
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de hiervoor weergegeven bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het tenlastegelegde feit heeft begaan, met dien verstande dat:
hij in de periode van 1 april 2018 tot en met 31 mei 2018 te Zwolle munitie van categorie II voorhanden heeft gehad.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd in de bewezenverklaring. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

5.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld in artikel 26 lid 1 van de Wet Wapens en Munitie. Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Het bewezenverklaarde levert op:
het misdrijf:
handelen in strijd met artikel 26 lid 1 van de Wet Wapens en Munitie, strafbaar gesteld bij artikel 55 lid 1 van de Wet Wapens en Munitie.

6.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor het bewezenverklaarde feit.

7.De op te leggen straf of maatregel

7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 17 dagen met aftrek van de periode die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft de rechtbank verzocht om, indien het komt tot een veroordeling, aan verdachte hooguit een geldboete op te leggen dan wel, subsidiair, een straf overeenkomstig de vordering van de officier van justitie.
7.3
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen.
De rechtbank acht daarbij het volgende van belang.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het voorhanden hebben van een behoorlijke hoeveelheid scherpe munitie van categorie II van de Wet Wapens en Munitie.
Het illegale bezit van munitie brengt een onaanvaardbaar risico voor de veiligheid van personen met zich en vormt een ernstige inbreuk op de rechtsorde.
Nederland kent een toename van vuurwapengeweld, waarbij derden het gevaar lopen om dodelijk gewond te raken. Verdachte vervult binnen deze keten met het in omloop brengen/houden van munitie een cruciale rol. Verdachte handelt daarbij kennelijk uit winstbejag, zonder zich te bekommeren om de mogelijke gevolgen van zijn handelen voor derden.
De rechtbank slaat acht op de LOVS-oriëntatiepunten, die als richtsnoer voor de strafoplegging in het geval van het voorhanden hebben en/of overdragen van meer dan 20 patronen scherpe munitie, als hier aan de orde, uitgaan van een geldboete, vanaf € 340,--.
In de onderhavige zaak is sprake van een veelvoud daarvan. Met de officier van justitie gaat de rechtbank ervan uit dat verdachte 126 kogels had gekocht en wilde omruilen voor andere kogels. De rechtbank houdt met deze hoeveelheid nadrukkelijk rekening bij de strafoplegging: een geldboete acht zij bij een dergelijk aantal niet opportuun.
De rechtbank houdt bij de strafoplegging rekening met een verdachte betreffend uittreksel justitiële documentatie van 20 april 2020, waaruit blijkt dat hij in het verleden vaker onherroepelijk is veroordeeld ter zake van onder meer soortgelijke strafbare feiten en voor geweldsdelicten.
De rechtbank houdt verder rekening met de persoonlijke omstandigheden van verdachte, zoals deze naar voren komen uit de zich in het dossier bevindende rapportages van de reclassering van 2 oktober 2018, 25 oktober 2019 en 19 mei 2020 en op basis van het verhandelde ter terechtzitting. Hieruit blijkt, samengevat weergegeven, het volgende.
Volgens de reclassering heeft verdachte meegewerkt aan het schorsingstoezicht en zich goed aan de afspraken gehouden. Eind 2018 is verdachte gestart met een individuele behandeling bij de forensisch polikliniek Transfore. Aangezien verdachte niet over de verdenking wil praten, was het niet mogelijk om tijdens de behandeling aan gedragsverandering of delict preventie te werken. Door deze opstelling was het evenmin mogelijk om een eventuele diagnose vast te stellen, al lijkt bij verdachte sprake van trekken van een narcistische persoonlijkheidsstoornis. Tijdens de behandeling is weinig zicht verkregen op de eventuele risicofactoren, waaronder het sociale netwerk van verdachte. Wel is gesproken over bestaande angstklachten en het incidentele intensieve alcoholgebruik in het verleden. Er is sprake van bewind. De relatie van verdachte is beëindigd. Bij Transfore vinden gesprekken plaats met de ex-partner, met het oog op een goede omgang met elkaar in verband met hun gezamenlijke dochter.
Op grond van risicotaxatie met behulp van de OXREC wordt de kans op recidive als gemiddeld ingeschat. In het meest recente advies heeft de reclassering geadviseerd om in het geval van een veroordeling een straf zonder bijzondere voorwaarden op te leggen. Het verrichten van een taakstraf is mogelijk. Oplegging van geldboete acht de reclassering, in verband met de financiële situatie van verdachte, niet wenselijk.
Het voorgaande in aanmerking genomen, in het bijzonder de ernst van het feit en het feit dat verdachte in het verleden vaker is veroordeeld ter zake van een soortgelijk feit en geweldsdelicten, komt de rechtbank tot oplegging van onvoorwaardelijke gevangenisstraf van de hierna te vermelden duur. Deze sanctie acht de rechtbank, alles afwegende, passend en geboden.

8.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht.

9.De beslissing

De rechtbank:
bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
strafbaarheid feit
- verklaart het bewezenverklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezenverklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
het misdrijf:
handelen in strijd met artikel 26 lid 1 van de Wet Wapens en Munitie, strafbaar gesteld bij artikel 55 lid 1 van de Wet Wapens en Munitie.
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het bewezenverklaarde;
straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
14 (veertien) dagen;
- bepaalt dat de tijd die de verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht;
voorlopige hechtenis
-
heft ophet geschorste bevel tot voorlopige hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door mr. F. van der Maden, voorzitter, mr. drs. H.M. Braam en
mr. J. Mulder, rechters, in tegenwoordigheid van mr. J.M. van Westerlaak, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 2 juli 2020.
Buiten staat
Mr. H.M. Braam is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het procesdossier van verdachte in het onderzoek ‘Macan’, ON1R017060 van regiopolitie Oost-Nederland (PV nummer PL0600-2018191040). Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
2.Proces-verbaal van bevindingen van verbalisanten [verbalisant 1] , [verbalisant 2] en [verbalisant 3] , pag. 1 – 10A.
3.Proces-verbaal van aanhouding verdachte, pag. 57.
4.Proces-verbaal uitwerken OVC56 3, opgemaakt op 15 oktober 2018 (pag. 31 – 35) en proces-verbaal uitwerken OVC gesprekken 20 april 2018 (pag. 36 – 49).
5.Geschriften, zijnde foto’s van een man die op 15 april 2018 om (real time) 10.46:58 de woning van [medeverdachte] binnengaat en die woning om 10:53:14 uur verlaat in combinatie met een proces-verbaal van bevindingen met betrekking tot de aanhouding van verdachte [naam] (pag. 63 – 65).
6.Een geschrift, zijnde een weergave van een telefoongesprek van 15 april 2018 om 10.45 uur (pag. 24)
7.Een geschrift, zijnde een weergave van een telefoongesprek van 25 januari 2018 om 14:13:06 uur (pag. 19).
8.Geschriften, zijnde foto’s van een man die op 25 januari 2018 om 15:24 uur de woning van [medeverdachte] binnengaat en om 15:30 uur weer verlaat (pag. 20-21).
9.Proces-verbaal van bevindingen verdachte [verdachte] , verdenking 1, (pag. 78).
10.Proces-verbaal van bevindingen met betrekking tot de aanhouding verdachte [naam] , pag. 64, halverwege.
11.Een geschrift, zijnde een weergave van een telefoongesprek van 6 april 2018 om 17:42:05 uur (pag. 22).
12.Geschriften, zijnde foto’s van een zwarte die op 6 april 2018 om 17:53 uur bij de woning van [medeverdachte] komt aanrijden en van een man, met een klein meisje, die om 18:55 uur wegloopt van de woning van [medeverdachte] (pag. 23).
13.Een geschrift, zijnde een weergave van een telefoongesprek van 2 mei 2018 om 17:34:30 uur (pag. 27).
14.Geschriften, zijnde foto’s van een man die op 2 mei 2018 om 17:33 naar de woning van [medeverdachte] loopt en daar om 17:34 uur wegloopt weer wegloopt (28-29).
15.Proces-verbaal van bevindingen verdachte [verdachte] , verdenking 1 (pag. 78).
16.Proces-verbaal van bevindingen verdachte [verdachte] , verdenking 1 (pag. 82).
17.Proces-verbaal van bevindingen met betrekking tot de aanhouding van verdachte [naam] (pag. 63).
18.Proces-verbaal van bevindingen met betrekking tot de aanhouding van verdachte [naam] (pag. 63).
19.Proces-verbaal van bevindingen Verdenking 1, pag. 82, en proces-verbaal Uitwerken OVC 20 april 2020, pag. 38.
20.Proces-verbaal van bevindingen categorieën WWM, opgemaakt door verbalisant [verbalisant 1] (Aanvullend procesdossier, ordner 2, pag. 371 – 374).