4.4Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten heeft begaan.
De rechtbank overweegt daartoe het volgende.
Het dossier bevat een weergave van een OVC-gesprek, gevoerd op 27 april 2018 vanaf ongeveer 18:00 uur tot ongeveer 18:40 uur in de woning van [medeverdachte] te Zwolle. Het betreft een gesprek dat wordt gevoerd tussen [medeverdachte] en een ander. Die ander wordt in de weergave van het gesprek aangeduid als ‘ [verdachte] ’.
Verdachte heeft tijdens zijn eerste politieverhoor en ook ter terechtzitting op 4 juni 2020 ontkend op 27 april 2018 vanaf ongeveer 18:00 uur in de woning van [medeverdachte] een gesprek met [medeverdachte] te hebben gevoerd.
De rechtbank is, gelet op de hierna weer te geven bewijsmiddelen, echter van oordeel dat verdachte de persoon is die het OVC-gesprek van 27 april 2017 heeft gevoerd met [medeverdachte] .
Verdachte heeft tijdens zijn eerste politieverhoor, geconfronteerd met prints van de camerabeelden gemaakt op 27 april 2018 van een man en een vrouw die de woning van [medeverdachte] verlaten, verklaard dat hij de man is die met [naam 1] op die foto is te zien en dat hij toen in de woning van [medeverdachte] is geweest.
Tijdens zijn tweede politieverhoor heeft verdachte, geconfronteerd met het op 27 april 2018 opgenomen OVC-gesprek, verklaard dat hij twee mannen met elkaar hoort praten en dat het zou kunnen dat hij op die geluidsopnamen is te horen.
Het dossier bevat voorts ten aanzien van de identiteit van de persoon ‘ [verdachte] ’ een proces-verbaal identiteitsvaststelling met als bijlagen prints van camerabeelden opgenomen bij de woning van [medeverdachte] waaruit blijkt dat verdachte op 27 april 2018 op het bewuste tijdstip in de woning van [medeverdachte] aanwezig was.
Uit dit proces-verbaal blijkt dat [medeverdachte] in periode van september 2017 tot en met mei 2018 in totaal 133 maal telefonisch contact heeft gehad met de gebruiker van telefoon-nummer [telefoonnummer] , zijnde verdachte. [medeverdachte] spreekt verdachte tijdens deze telefoongesprekken aan met de naam ‘ [verdachte] ’. Uit onderzoek is gebleken dat de stem van de persoon die tijdens het OVC-gesprek van 27 april 2018 vanaf 18.09 uur met [medeverdachte] praat overeenkomt met de stem van de gebruiker van het telefoonnummer [telefoonnummer] /verdachte.
[naam 2] , een uit Duitsland afkomstige vrouw in Nederland werkzaam als prostituée heeft als getuige verklaard dat zij [medeverdachte] kent, hij was een van haar vaste klanten. Geconfronteerd met prints van de camerabeelden, opgenomen op 27 april 2018 om (
real time) 18.38 uur verklaart zij dat op de beelden is te zien dat zij de woning van [medeverdachte] verlaat met ‘de slangenman’, die in Deventer woont. [medeverdachte] en de slangenman hadden daarvoor samen iets besproken.
De rechtbank merkt nog op dat kort nadat verdachte de woning van [medeverdachte] is binnengegaan wordt gesproken over slangen, in het bijzonder een anaconda, en dat verdachte ter terechtzitting op 4 juni 2020 heeft verklaard dat hij in zijn woning een aantal grote slangen, waaronder anaconda’s, heeft gehad.
De rechtbank concludeert op grond van het voorgaande dat verdachte de persoon is die op 27 april 2018 vanaf ongeveer 18:00 uur met [medeverdachte] in gesprek is.
Verdachte en [medeverdachte] voeren het volgende gesprek.
[naam 1] begroet ‘ [verdachte] ’. [naam 1] praat Duits. [medeverdachte] noemt [verdachte] ‘ [medeverdachte] ’.
[verdachte] is net klaar met die slangen en vertelt over een Anaconda. Die blaast zo erop. [verdachte] zegt dat hij hem wegduwt met de slangenhaak, maar die ‘slaat er zo om heen en komt keihard terug’. Op een gegeven moment blijft de slang wel liggen. [verdachte] vertelt verder over zijn slangen.
Dan vraagt [verdachte] aan [medeverdachte] : “Wat is dat voor merk?” en “Is hij schoon dan?” waarop [medeverdachte] antwoordt: “FN, Browning” en “Niks mee gebeurd, schoon. Dingetje is gewoon een ruggie (…) Is gewoon.. moet alleen morgen, euh, dingetjes weer ophalen (...). Die zijn niet meer te koop. Oh, die krijg ik vandaag.”
[medeverdachte] vraagt of [verdachte] handschoentjes wil hebben en [verdachte] zegt “Ja, geef maar.” [verdachte] zegt: ja en die groo… uh wou ik hebben.”
[medeverdachte] zegt: “Ik heb, ik kocht een ‘Tokorov’, zo'n ‘hele zware’, die overal dwars doorheen gaat, door kogelvrije vesten, overal doorheen.” [verdachte] zegt: “en die Franse dan. Heb je die al uh, want die zou je ook laten zien, ja, het is moeilijk om zo te beoordelen als je niks ziet Henk, snap je wat ik bedoel?”
Kort hierop arriveert [naam 3] in de woning. Het geluid van het overhalen van een trekker is te horen. [verdachte] vraagt of het een ‘6 cilinder’ is en [medeverdachte] zegt: “Ja, een 9 millimeter hè” en “Goeie [verdachte] hoor, dopjes krijg je erbij”.
[medeverdachte] : “Hier heb je de 9...zie je?”, hetgeen door [verdachte] wordt bevestigd. [naam 3] mengt zich in het gesprek en zegt: “9 millimeter kortov (fon).” [verdachte] vraagt of ie ‘veel lawaai maakt ?’
[medeverdachte] lacht en zegt: “Jaaaah, die rooie wel..”; er is geluid van metaal te horen.
[medeverdachte] : “9 millimeter kortov ja, en een Browning.” en: “Hij is super.”
[medeverdachte] legt uit: “Hier zit nog een beveiliging, zie.” en “Doe je doorheen en dan...pam pam pam..” Metaalgeluid is te horen.
[verdachte] : “Licht hè?” waarop [medeverdachte] zegt: “Ja, maar wel een goeie hoor.”
[verdachte] : “Ja hè, maar hij is heel licht”. [medeverdachte] : “Je moet hem eigenlijk heel even oppoetsen, [medeverdachte] . Ik heb er niks aan gedaan.”
Rond 18:27 uur zijn opnieuw metaalgeluiden te horen.
[medeverdachte] : “Ja, alles zit erin. Alles zit er goed in. Kijk maar. Kun je je zo naar boven trekken, kun je bovenop kijken (geluid van metaal is te horen); kijk maar”.
[medeverdachte] zegt dat ‘alles er goed in zit’, en ‘garantie heeft’ en: “Als ik zeg dat het goed is, is het goed.” [verdachte] bevestigt dat.
Het overhalen van een trekker is te horen.
[medeverdachte] zegt dat er een beetje olie op het magazijn moet. Opnieuw zijn dan metaalgeluiden te horen.
Om 18:28 uur vraagt [verdachte] : “Wat is dit dan?” Er is geklik te horen. [medeverdachte] zegt dat dat de beveiliging is en “Die knijp je in.. kijk.. en dan schiet 'ie.”
Dan begint [medeverdachte] over de prijs: “Eigenlijk wil ik hier gewoon twaalf en half maar.” [verdachte] : “Hier moest je 800 voor ?”
[medeverdachte] antwoordt bevestigend. [verdachte] zegt: “Ja, ik wil hem meenemen.”.
[medeverdachte] geeft [verdachte] vervolgens instructies: “Nee, zo moet je het doen. Dan moet je even kijken. Ik heb ze wel vaker gehad, deze. Zie, je pakt hem hier zo...bij dat ronde.”
[verdachte] : “Maar als je die handvat dan vasthoudt, en knijpt..” maar [medeverdachte] zegt: “Nee, nee, er kan niks gebeuren. Dus er zitten kogels in, pak je hem hier..”.
Het geluid van het overhalen van een trekker is te horen en [medeverdachte] zegt: “Kijk.. en dan gaat (…) naar achteren, zie..”
[verdachte] bevestigt dat. [medeverdachte] zegt: “Wil je niet schieten, dan doe je dit. Hou je hem vast, zo.” en “Leg je daar zo rustig neer. Is 'ie geladen.”
[verdachte] : “Ja”.
[medeverdachte] : “Dan kan je (...) achterover doen, zo....zie. Kan je hem gewoon achter elkaar leegknallen, bam, bam, bam...”
[verdachte] : “Oké.”
[medeverdachte] : “Maar wil je hem ontspannen, dan doe je gewoon dit (metaalgeluidje te horen) hup. Ontspan je hem, zie.”
[medeverdachte] : “Ik wil hem wel brengen, zeg maar wanneer je hem moet hebben.
[verdachte] : “Mag morgenvroeg wel.”
[medeverdachte] belooft er ook een doosje kogels bij te doen: “Moet ik eerst kijken of ik er kogels heb. Heb je er eerst vijftien bij, doe ik er een doosje bij.”
[verdachte] vindt het goed en houdt hem gewoon voor zichzelf. [verdachte] vraagt of er een demper op kan, waarop [medeverdachte] zegt: “Nee, kan niet. Het is een speciale uitvoering, de recherche had die vroeger. Een FN.”
Om 18:31 uur zegt [medeverdachte] : “Dat gaat vanzelf al, als je hem in je hand hebt, druk je ook automatisch dat ding in. Als je aan de trekker zit nu, zie… druk je hem automatisch aan, dat gaat vanzelf en dan kun je schieten”.
[medeverdachte] : “Gewoon achterover trekken, zo.. Moet je even de slag van krijgen. Zo, ja (geluid te horen van overhalen trekker)..laat je hem los.. en dan gooit 'ie de kogel in de kamer.”
[medeverdachte] zegt nog dat hij echt geen troep verkoopt en dat hij het de volgende dag komt brengen.
[verdachte] stelt 10:00 uur of 11:00 uur voor, [medeverdachte] vindt 11:00 uur prima.
[naam 1] en [verdachte] verlaten de woning om 18:37 uur.
De rechtbank overweegt als volgt.
Verdachte heeft zich ter terechtzitting van 4 juni 2020 ten aanzien van het bewuste OVC-gesprek beroepen op zijn zwijgrecht.
De rechtbank is van oordeel dat dit gesprek niet anders kan worden begrepen dan dat verdachte samen met [medeverdachte] een vuurwapen, te weten een FN Browning met kaliber 9 mm, voorhanden heeft gehad, waarbij zij het vuurwapen samen grondig hebben bekeken en waarbij verdachte heeft aangegeven dit wapen van [medeverdachte] over te willen nemen.
De rechtbank neemt bij haar oordeel in het bijzonder in aanmerking dat meerdere keren wordt gesproken over een ‘FN’, ‘Browning’ en ‘9 millimeter’.
Voorts neemt de rechtbank bij haar oordeel in aanmerking dat geluiden te horen zijn die onmiskenbaar klinken als het overhalen van een trekker van een wapen alsook andere metaalgeluiden.
Onder verwijzing naar het door verbalisant [verbalisant 1] opgemaakte aanvullende proces-verbaal, inhoudende dat met de term ‘9 mm’ het kaliber van een wapen wordt bedoeld en dat een FN Browning met het kaliber 9 mm een vuurwapen van categorie III van de Wet Wapens en Munitie betreft, acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte in de vroege avond van 27 april 2018, samen met [medeverdachte] , een vuurwapen van categorie III in de zin van de Wet Wapens en Munitie voorhanden heeft gehad.
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van het ten laste gelegde feit op grond van de volgende bewijsmiddelen, waarbij de rechtbank – nu verdachte dit feit heeft bekend en door of namens hem geen vrijspraak is bepleit – conform artikel 359, derde lid, laatste volzin van het Wetboek van Strafvordering (Sv), zal volstaan met een opsomming van de bewijsmiddelen.
De verklaring van verdachte, afgelegd ter terechtzitting van de rechtbank op 4 juni 2020, voor zover inhoudende:
Het klopt dat ik op 3 mei 2018 XTC-pillen in mijn woning had. Ze zaten in verschillende hoeveelheden in zakjes en lagen in een laatje.
het proces-verbaal van binnentreden in woning, opgemaakt op 3 mei 2018 door verbalisant [verbalisant 2] (pagina 138 – 139);
een geschrift, zijnde een Kennisgeving van inbeslagneming, verbalisant [verbalisant 2] (pagina 46 – 49);
het proces-verbaal Onderzoek verdovende middelen, opgemaakt op 17 juli 2018 door verbalisanten [verbalisant 3] en [verbalisant 4] (pagina 149 – 153);