4.4Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte de onder 1, 2, 3 en 4 ten laste gelegde feiten heeft begaan.
De rechtbank overweegt daartoe het volgende.
Ten aanzien van feit 2 en feit 4:
De rechtbank komt tot een bewezenverklaring van de onder 2 en 4 ten laste gelegde feiten op grond van de volgende bewijsmiddelen, waarbij de rechtbank – nu verdachte deze feiten heeft bekend en door of namens hem geen vrijspraak is bepleit – conform artikel 359, derde lid, laatste volzin van het Wetboek van Strafvordering (Sv), zal volstaan met een opsomming van de bewijsmiddelen.
- de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting op 4 juni 2020, voor zover inhoudende:
Het klopt dat ik op 29 mei 2018 in mijn woning te [adres 1] 396 gram amfetamine en 192 XTC-pillen/MDMA had. Het klopt ook dat ik op 29 mei 2018 in mijn woning te [adres 1] ongeveer 966 gram hennep had. Ik wist dat deze verdovende middelen in mijn woning lagen.
en, ten aanzien van
feit 2:
een proces-verbaal NFiDENT, opgemaakt op 30 oktober 2018 door de bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant 1] (aanvullende stukken onderzoek ‘Macan, dossierpagina 417 e.v.);
een geschift, zijnde een Kennisgeving van inbeslagneming, van 1 augustus 2018 (pag. 60 e.v.);
een geschrift, zijnde een Kennisgeving van inbeslagneming, van 31 mei 2018 (pag. 63 – 65);
en, ten aanzien van
feit 4:
een geschrift, zijnde een Kennisgeving van inbeslagneming betreffende verschillende hoeveelheden inbeslaggenomen hennep van 31 mei 2018 (pag. 66 – 69);
het proces-verbaal ‘Test en gewicht Bewustzijnsbeïnvloedende middelen’, opgemaakt door verbalisant [verbalisant 2] , van 29 mei 2018 (pag. 135 – 136).
Ten aanzien van feit 1 en feit 3:
Verdachte heeft tijdens zijn verhoor en ter terechtzitting op 4 juni 2020 onder meer verklaard dat hij bij [medeverdachte 1] verdovende middelen afnam voor eigen gebruik en dat hij daarnaast weleens als ‘tussenpersoon’ verdovende middelen bij [medeverdachte 1] heeft afgenomen om deze ‘door te geven’ aan andere jongens.
Verdachte heeft verklaard zich niet bezig te hebben gehouden met de handel in verdovende middelen en dat van een winstoogmerk geen sprake is geweest.
De rechtbank overweegt als volgt.
Tijdens de doorzoeking in de woning van verdachte aan [adres 1] op 29 mei 2018 is onder meer een bedrag aan contant geld in verschillende coupures van € 5,-- (14 maal), € 10,-- (16 maal), € 20,-- (38 maal), € 50,-- (20 maal), € 100,-- (5 maal) en € 500,-- (6 maal), in totaal € 5.640,--, aangetroffen. Daarnaast werden in de woning van verdachte op allerlei plekken – in koelboxdozen, in een gele koeltas, in een zilverkleurige zak in een verhuisdoos, in een plastic doos en in verschillende dozen en kisten in de huiskamer – uiteenlopende hoeveelheden wiet aangetroffen en verschillende hoeveelheden amfetaminen.
Uit de uitgeluisterde tapgesprekken en OVC-gesprekken, opgenomen in de woning van medeverdachte [medeverdachte 1] , is het volgende gebleken ten aanzien van gesprekken die verdachte in de ten laste gelegde periode met [medeverdachte 1] heeft gevoerd.
Op 13 oktober 2017 om 19:48 uur belt verdachte (‘ [alias 1 verdachte] ’, telefoonnummer [telefoonnummer 1] ) met [medeverdachte 1] (‘ [medeverdachte 1] ’, telefoonnummer [telefoonnummer 2] ).
[alias 1 verdachte] : “Ik heb het net op de weegschaal gedaan hè, en het klopt niet.”
[medeverdachte 1] : “Is het te weinig of te veel?”
[alias 1 verdachte] : “Weinig, t is 1720.”
[medeverdachte 1] : “Hoeveel.”
[alias 1 verdachte] : “Zeventienhonderdtwintig.”
[alias 1 verdachte] : “Jij zegt dertig meer..(door elkaar praten)....want jij rookt het wel en toevallig deden wij dat en het is gewoon veel minder. Als jij mij gelooft.. he. “
[medeverdachte 1] : “Ja, ik moet t van iemand anders...snap je. Ik eh, het zal wel zo zijn..”
[alias 1 verdachte] : “1720 [medeverdachte 1] .”
[medeverdachte 1] : “Is goed jongen..”
Op 17 oktober 2017 vanaf 21:44:51 uur voert verdachte (‘ [alias 1 verdachte] ’, telefoonnummer [telefoonnummer 1] ) een gesprek met [medeverdachte 1] (‘ [medeverdachte 1] ’, telefoonnummer [telefoonnummer 2] ).
[alias 1 verdachte] : “Met mij weer.”
[medeverdachte 1] : “Had je mij..?”
[alias 1 verdachte] : “Ja ja, die ploeto platto die snoepie, je weet toch..?”
[medeverdachte 1] : “Ja ja.”
[alias 1 verdachte] : “200, voor morgen”
[medeverdachte 1] : “Is goed jongen.”
Op 12 november 2017 om 16:54 uur belt verdachte (‘ [alias 1 verdachte] ’, telefoonnummer [telefoonnummer 1] ) met [medeverdachte 1] (‘ [medeverdachte 1] ’, telefoonnummer [telefoonnummer 2] ).
[alias 1 verdachte] : ”Voor woensdag 3 keke (fon), die stinke net als altijd.”
[medeverdachte 1] : “Ja.”
[alias 1 verdachte] : “Nee, doe sorry 4 doe maar eigenlijk 4 en ehh.. 300 gram, kan dat ook nog daarbij?”
[medeverdachte 1] : “Ja, maar dat ik heb andere die heb ik wel los liggen voor jou.”
[alias 1 verdachte] : ”Nee maar ik bedoel als jij gewoon die 4 of 4 en een half, maar ik wil die goeie, die andere wil ik niet.”
[medeverdachte 1] : “Ja, is goed voor woensdag?”
[alias 1 verdachte] : “Uh ja voor woensdag, ja, [medeverdachte 1] doe maar 4,3, driehonderd...4 ki...”
[medeverdachte 1] : “Luister, ik heb nog die hash he, die heb ik jou nog niet laten zien, die heb ik apart voor jou gelegd.”
[alias 1 verdachte] : ”Ja, ja, is goed [medeverdachte 1] , maar dit is voor woensdag, want eigenlijk voor woensdag moet ie dat nog hebben dus, als je voor dinsdag kan, dan kom ik dinsdag ophalen of zo.”
[medeverdachte 1] : ”Ja, ga ik eh, morgen voor jou heen.”
[alias 1 verdachte] : “4,3 hè, niet vergeten, 300, in een aparte zakje.”
[medeverdachte 1] : “Ja, is goed.”
Op 23 december 2017 vanaf 19:08:25 uur belt [medeverdachte 1] (telefoonnummer [telefoonnummer 3] ) naar verdachte (‘ [alias 1 verdachte] ’, nummer [telefoonnummer 1] ).
[medeverdachte 1] vraagt of [alias 1 verdachte] nog komt.
[alias 1 verdachte] zegt dat dat niet lukt en vraagt of het ook op tweede Kerstdag kan, na het werk ? [medeverdachte 1] vindt dat goed en zegt dat hij dan wel wat voor [alias 1 verdachte] bewaart. De prijs is 5. [medeverdachte 1] zegt dat als [alias 1 verdachte] ‘het’ ziet, ‘dan schrik je’.
[medeverdachte 1] vraagt hoeveel [alias 1 verdachte] wil hebben. [alias 1 verdachte] antwoordt: “Doe maar 100 of 150”.
Een tapgesprek tussen [medeverdachte 1] ( [telefoonnummer 3] ) en verdachte ( [telefoonnummer 1] ) gevoerd op 4 januari 2018 vanaf 11:57:04 uur.
[medeverdachte 1] belt [alias 1 verdachte] en zegt: “ [alias 1 verdachte] , 6 ons, coffeeshop kwaliteit, spierwitte wiet, echt super.”
[alias 1 verdachte] reageert: “Oké, hoeveel?”
[medeverdachte 1] zegt dat er al wat van weg is. En: “Is zo binnen, met tien minuten, vier en een kwartje voor jou.”
[alias 1 verdachte] : “Zet maar zo, 100, apart voor mij” en “Oké, dus vier en een half”.
[alias 1 verdachte] vraagt: “En uh, hoe is het met die drie...?”
[medeverdachte 1] : “Ja, die is onderweg.”
Een tapgesprek tussen [medeverdachte 1] ( [telefoonnummer 2] ) en verdachte ( [telefoonnummer 1] ) gevoerd op 27 januari 2018 vanaf 18:39:45 verloopt als volgt.
Verdachte : “Ik heb een vraagje [medeverdachte 1] , die blauwe pleintjes, weet je wel, die Philipp Pleintjes?”
[medeverdachte 1] : “Ja.”
Verdachte vraagt: “Kan jij voor mij 100 stuks ongeveer, apart?”
[medeverdachte 1] zegt dat dat wel kan.
Verdachte zegt: “Voor morgen, ik kom morgenmiddag of zo.”
[medeverdachte 1] : “Is goed, jongen.”
In een tapgesprek tussen [medeverdachte 1] ( [telefoonnummer 3] ) en verdachte ( [telefoonnummer 1] ) – zes dagen later – gevoerd op 2 februari 2018 vanaf 16:23:38 is het volgende te horen.
[alias 1 verdachte] vraagt of hij vanavond om 22:00 uur kan komen, om te betalen en ‘het’ dan morgen te halen. [medeverdachte 1] zegt dat hij liever heeft dat [alias 1 verdachte] ‘het’ gelijk meeneemt maar [alias 1 verdachte] zegt dat hij het niet wil meenemen, in de trein.
[medeverdachte 1] biedt aan om het bij [alias 1 verdachte] te brengen en [alias 1 verdachte] noemt zijn adres ( [adres 1] ). [medeverdachte 1] zegt dat hij twee heeft. Hij vraagt: “Je moet ‘150’ hè?”.
[alias 1 verdachte] wil vanavond anders wel ‘200’.
[medeverdachte 1] zegt dat het al is afgewogen en dat hij het wel komt brengen.
Een tapgesprek tussen [medeverdachte 1] ( [telefoonnummer 2] ) en verdachte ( [telefoonnummer 1] ), vijf dagen later, gevoerd op 7 februari 2018 vanaf 18:54:34, verloopt als volgt.
[alias 1 verdachte] zegt dat hij nog ‘150 van die grijze hartjes nodig heeft’.
[medeverdachte 1] antwoordt: “Die heb ik wel, die heeft die jongen wel”, waarop [alias 1 verdachte] zegt dat hij morgen wel even langskomt.
Een tapgesprek tussen [medeverdachte 1] ( [telefoonnummer 2] ) en verdachte ( [telefoonnummer 1] ) gevoerd op 19 februari 2018 vanaf 19:45:55 uur verloopt als volgt:
[alias 1 verdachte] zegt tegen [medeverdachte 1] dat ‘het’ niet goed is. “De kleur roze schrikt af.”
[medeverdachte 1] vraagt of ‘het’ verder ‘wel goed is’.
[alias 1 verdachte] : “Ja, dat wel.. maar die man moet het meenemen naar Duitsland, om daar te verkopen en is bang dat het niet gaat lukken.”
[alias 1 verdachte] zegt: “Het is niet goed gemengd.” en dat hij graag ‘net als de vorige keer weer gewoon witte’ wil.
Tijdens een tapgesprek tussen [medeverdachte 1] ( [telefoonnummer 3] ) en verdachte ( [telefoonnummer 1] ) gevoerd op 27 februari 2018 vanaf 16:19:26 uur is het volgende te horen.
[medeverdachte 1] neemt contact op met [alias 1 verdachte] en vertelt dat hij ‘dat andere’ voor hem heeft geregeld en ‘het komt deze week’.
[alias 1 verdachte] vraagt of dat dan ook zaterdag al kan ‘want er zijn al mensen die naar het witte spul vragen’.
[medeverdachte 1] vertelt dat hij ‘coffeeshop, coush, heeft binnengekregen’ en in totaal ‘een kleine acht ons’ heeft. [medeverdachte 1] vertelt dat het ‘per vier ons zit verpakt’ en ‘de prijs is 4’.
[alias 1 verdachte] zegt dat hij maar de helft van die vier wil en dat hij wel bij [medeverdachte 1] langskomt, om te kijken.
Een tapgesprek tussen [medeverdachte 1] (eerst met [telefoonnummer 2] , daarna met [telefoonnummer 3] ) en verdachte ( [telefoonnummer 1] ) slechts vier dagen later gevoerd op 3 maart 2018 vanaf 11:47:35 uur verloopt als volgt.
[alias 1 verdachte] zegt dat het weer niet goed is: ‘Het is weer roze. Het wordt ook niet droog’.
[alias 1 verdachte] snapt het niet, het leek eerst wel goed. [medeverdachte 1] belt hem wel even met de andere telefoon. [medeverdachte 1] en [alias 1 verdachte] overleggen over het spul. [alias 1 verdachte] zegt dat ‘als je het eruit haalt, het oké lijkt’, maar ‘het wordt echt roze’.
[medeverdachte 1] zegt te hebben gezien dat het ‘spierwit’ was en [alias 1 verdachte] benadrukt dat het ‘echt roze’ is. [alias 1 verdachte] zegt dat het ook ‘niet droog’ wordt. Spul dat hij gisteren uit de zak heeft gehaald is ‘nog steeds vochtig’. En het wordt geen poeder. [medeverdachte 1] vraagt of dat niet beter wordt als je ‘het op de kachel legt’.
Dan wordt gesproken over het probleem dat een hoeveelheid van 200 ‘al weg is’. [alias 1 verdachte] vertelt dat ‘hij’ 100 heeft meegenomen en nog 300 tegoed had. Die jongen uit Duitsland, die wil hem niet, want dan krijgt ‘hij’ problemen. [medeverdachte 1] zegt dat hij nu ‘geen ander adres heeft’.
[alias 1 verdachte] zegt dat ‘hij de kick niet krijgt; dus het is niet goed’, en dat ‘die man uit Duitsland elke maand komt, en gewoon zaken wil doen’. [medeverdachte 1] vertelt dat hij nog wel ‘zware snoepjes’ heeft.
[alias 1 verdachte] : “Zware zijn altijd goed”. [medeverdachte 1] zegt dat hij niet boos is op [alias 1 verdachte] . Financieel komen [alias 1 verdachte] en hij er wel uit.
Een tapgesprek tussen [medeverdachte 1] ( [telefoonnummer 3] ) en verdachte ( [telefoonnummer 1] ) gevoerd op 6 maart 2018 vanaf 17:30:32 verloopt als volgt.
[alias 1 verdachte] zegt dat hij ‘morgen wil langskomen’. De vriend uit Duitsland heeft gebeld; hij heeft twee nodig.
[alias 1 verdachte] : “Wat gaan we ze aanbieden?” [alias 1 verdachte] zegt dat het wel ‘een klein beetje roze is’ en dat hij ‘niet droog wordt’, maar dat het verder wel oké is.
[medeverdachte 1] weet het ook niet. [alias 1 verdachte] vraagt of hij ook nog van die oude jongen kan krijgen, ‘die die boete heeft gekregen’ maar [medeverdachte 1] zegt dat hij daar niet meer komt.
[medeverdachte 1] : “Die je nu hebt, dat kan wel.” [alias 1 verdachte] : “..maar die wil niet”. [medeverdachte 1] zegt aan [naam] te hebben gevraagd ‘hoe het kan, dat het niet droog wordt’ en dat [naam] heeft gezegd ‘dat je het helemaal uit moet smeren, met een pasje, en dan op de kachel.’ [alias 1 verdachte] zegt dat hij dat doet, maar dat het toch vochtig blijft en geen poeder wordt.
Dan zegt [medeverdachte 1] dat hij ‘vanavond nog wel naar een ander adres gaat.’ [alias 1 verdachte] vertelt dat hij ‘200 heeft weggedaan’ en vraagt of hij ‘die andere 800 kan terug doen’ naar [medeverdachte 1] . [medeverdachte 1] zegt dat dat kan, maar [alias 1 verdachte] het nog wel even zelf een weekje moet houden. [medeverdachte 1] zal het ‘gewoon terugbetalen’.
[medeverdachte 1] vervolgt dat er ‘ook nog hele mooie Heineken kistjes, flesjes, zijn binnengekomen’, als je begrijpt wat ik bedoel’.
[alias 1 verdachte] weet wat [medeverdachte 1] bedoelt.
Een tapgesprek tussen [medeverdachte 1] ( [telefoonnummer 3] ) en verdachte ( [telefoonnummer 1] ) gevoerd op 21 maart 2018 vanaf 21:12:44 uur, verloopt als volgt.
[medeverdachte 1] belt [alias 1 verdachte] en vertelt dat hij ‘net 4,5 ons wiet heeft gekocht’.
[medeverdachte 1] : Hier en daar zit er een bruin topje door’ en dat de prijs is: drie vijftig. [alias 1 verdachte] zegt geïnteresseerd te zijn. [alias 1 verdachte] moet dan wel ‘minimaal 150’ hebben.
Vervolgens wordt gesproken over ‘die poeder van dinsdag’. [alias 1 verdachte] zegt dat dat spul ‘wel oké is voor hier, maar voor het buitenland..?’
Tijdens een tapgesprek tussen [medeverdachte 1] ( [telefoonnummer 3] ) en verdachte ( [telefoonnummer 1] ) op 5 april 2018 vanaf 19:32:17 uur overleggen [medeverdachte 1] en [alias 1 verdachte] over spul voor het buitenland/Duitsland, over beschikbare hoeveelheden en over de te vragen prijzen:
[alias 1 verdachte] vertelt dat een jongen bij hem langskwam die hem vroeg over ‘die olie (..)’.
[alias 1 verdachte] zegt: “Die jongen wil, want iemand vroeg uit Duitsland, en uh, jij bent mijn man. Die man vroeg naar de prijs en hoeveel kunnen wij zeggen?”
[medeverdachte 1] antwoordt dat het ‘eraan ligt, hoeveel hij wil hebben’.
Er wordt gesproken over de prijs die aan die derde kan worden gevraagd.
[alias 1 verdachte] stelt voor: “Als hij bijvoorbeeld met een eentje begint ... Jij zegt dat hij twee en een half van maken, wat kunnen we tegen die jongen in Duitsland zeggen, hoeveel, zodat wij allebei een beetje kunnen verdienen.”
[medeverdachte 1] reageert: “Per 1 moet je gewoon 1.500 vragen hoor, per 1 liter.”
[alias 1 verdachte] vraagt of dat de prijs is van [medeverdachte 1] , hetgeen [medeverdachte 1] bevestigt. Te horen is dat [alias 1 verdachte] iets zegt over ‘allebei winst’ en [medeverdachte 1] die zegt: “Dan moet je gewoon 1.600 vragen.”
[alias 1 verdachte] vertelt dat het naar Duitsland gaat, en vraagt of het daar duurder is. [medeverdachte 1] zal dat navragen. Te horen is dat [medeverdachte 1] op de achtergrond aan iemand vraagt wat er voor "a-olie" kan worden gevraagd in Duitsland.
[medeverdachte 1] vertelt [alias 1 verdachte] het antwoord (17,5 of 1.800 is die, ongeveer op de 2). [alias 1 verdachte] : “Oké. Jij hebt genoeg van die dus..” en dat hij het morgen aan [medeverdachte 1] zal laten weten.
Een tapgesprek tussen [medeverdachte 1] ( [telefoonnummer 2] ) en verdachte ( [telefoonnummer 1] ) gevoerd op 7 april 2018 vanaf 20:53 verloopt als volgt.
[alias 1 verdachte] belt [medeverdachte 1] en vraagt of hij thuis is. [alias 1 verdachte] zegt dat die vriend van hem, die Portugees die wil nog even bij [medeverdachte 1] langs. [medeverdachte 1] zegt is goed. [medeverdachte 1] heeft vandaag nog verkocht, maar hij krijgt maandag weer.
[alias 1 verdachte] zegt dat hij op dinsdag vrij is, dan komt hij op woensdag en als je dan nog (…). [medeverdachte 1] vraagt hoeveel. [alias 1 verdachte] zegt 200 minimaal.
Tijdens een op 30 april 2018 gevoerd telefoongesprek tussen [medeverdachte 1] en verdachte, vanaf 19:53 uur, zegt [medeverdachte 1] dat ‘ze zo bij hem komen, met het neusje van de zalm’, en [medeverdachte 1] vraagt hoeveel [alias 1 verdachte] wil hebben. [medeverdachte 1] zegt dat hij naar [alias 1 verdachte] kan toekomen. [alias 1 verdachte] zegt dat hij ‘gewoon 400 wil hebben’ en even later, als [medeverdachte 1] benadrukt dat het heel goed spul is: “Doe maar een halve..”
Uit de uitgewerkte OVC-gesprekken blijkt dat verdachte op 17 en 28 april 2018 en op 1 mei 2018 in de woning van [medeverdachte 1] was en met hem heeft gesproken. De inhoud van die OVC-gesprekken is hierna – voor zover relevant – weergegeven.
Op 17 april 2018 vanaf 12:40 vindt een gesprek plaats tussen [medeverdachte 1] en verdachte.Verdachte zegt dat hij van zijn werk komt en dat de jongens een feestje willen.
[medeverdachte 1] zegt: “Hey [alias 1 verdachte] , ik heb vijf ons” en vraagt: “Is dat genoeg ?”
Verdachte: “Voorlopig wel.”
Op 28 april 2018 vanaf vindt in de woning van [medeverdachte 1] het volgende gesprek plaats.
[medeverdachte 1] zegt dat het goed is dat [alias 1 verdachte] er is want hij krijgt “maandag een super kristal PP binnen. Hey, een super kristal pp, een kilo”.
[alias 1 verdachte] reageert: “Kristal PP? is dat echt?” [medeverdachte 1] zegt: “Ja, echt gruwelijk”. Dan zegt [alias 1 verdachte] : “Maar die laatste keer, van die 400, ja was oké, maar heel veel kleine topjes.”
[medeverdachte 1] zegt dat hij wel iets ‘met de prijs kan doen’ en vraagt wat hij voor ‘die ene’ heeft betaald. [alias 1 verdachte] antwoordt: “4-3” en [medeverdachte 1] zegt: “Nou, doen we morgen 4-2. Maar deze is coffeeshop hè, echt coffeeshop, kan je zo naar coffeeshop doen.”
[alias 1 verdachte] vraagt of hij het maandag al heeft. [medeverdachte 1] zegt dat hij maandag een kilo heeft. [alias 1 verdachte] zegt: een kilo kan ik niet uh.. ik heb gisteren 200 gram weggehaald. Die gaat echt uh, niet normaal.” [alias 1 verdachte] zegt dat hij het alleen voor die jongens doet. [alias 1 verdachte] wil graag twee grammetjes voor de jongens.
Er wordt gerekend.
[alias 1 verdachte] zegt dat er eentje gisteren kwam die op vakantie ging en eentje had 50 meegenomen en wil maandag komen voor 150, dus hij is bijna blut weer. [medeverdachte 1] vraagt hoeveel hij ‘achteruit moet halen’ en zegt “Hij is echt goed hoor, gewoon dip, zo.. supertoppen.. geen geur, niks.”
[alias 1 verdachte] zegt dat hij misschien wel 400 wil, [medeverdachte 1] vindt het goed. [medeverdachte 1] herhaalt dat ‘die wiet zo naar de shop kan’ en verdachte zegt ‘dat hij het gaat zien en dat het de vorige keer niet was, zoals [medeverdachte 1] zei.’
Op 1 mei 2018 vanaf 15:06 uur vindt het volgende gesprek plaats.
[medeverdachte 1] is met [alias 1 verdachte] in de woning.
[medeverdachte 1] vraagt: “Zal ik een halve kilo eraf halen ? die heb ik weg laten leggen.” [alias 1 verdachte] zegt dat ‘misschien vanavond die jongens komen en misschien veel kopen.’
[medeverdachte 1] zegt dat hij ook nog twee ons dezelfde wiet heeft liggen, waarop [alias 1 verdachte] vraagt: “Net als die ?” [medeverdachte 1] : “Ja, die heb ik nog liggen (..), die is heel mooi. Maar die mag je goedkoper hebben, die mag jij hebben voor 350. En dat is dezelfde wiet wat je gehad hebt, wat jij gisteren gehad hebt.”
[medeverdachte 1] zegt dat hij het wel even gaat halen en haalt het op. Er is geritsel van een zak/tas te horen.
[medeverdachte 1] : “Deze laat ik je even zien, [alias 1 verdachte] ” en zegt dat er zo een klant aankomt.
De rechtbank leidt uit de inhoud van de hiervoor weergegeven tap - en OVC-gesprekken, in samenhang bezien, af dat verdachte in de tenlastegelegde periode, meerdere malen – uitvoerig en nauw – overleg heeft gevoerd met medeverdachte [medeverdachte 1] en met die [medeverdachte 1] afspraken heeft gemaakt over de beschikbaarheid van de verdovende middelen, de kwaliteit van de verdovende middelen, de mogelijkheid van (door-)verkoop van die middelen – ook naar het buitenland – en de prijs.
De inhoud van deze gesprekken past, gelet op de hoeveelheden verdovende middelen waarover wordt gesproken, alsook de frequentie van de contacten, niet bij verdachtes verklaring dat het hier om verdovende middelen voor eigen gebruik gaat. De rechtbank verwerpt dan ook dit verweer.
De rechtbank betrekt bij haar overwegingen dat in de woning van verdachte grote hoeveelheden verdovende middelen zijn aangetroffen alsmede een geldbedrag van in totaal
€ 5.490,--. Dat dit geld een restant zou zijn van giften van bruiloftsgasten enige jaren eerder, is door verdachte niet aannemelijk gemaakt.
De rechtbank is op grond van het voorgaande, in samenhang bezien, van oordeel dat verdachte zich samen met [medeverdachte 1] schuldig heeft gemaakt aan de onder 1 en 3 ten laste gelegde handel in de verdovende middelen amfetamine en/of MDMA en wiet.