11.De beslissing
- verklaart niet bewezen dat verdachte het onder feit 1 primair en subsidiair, feit 4 en feit 5 tenlastegelegde heeft begaan en spreekt hem daarvan vrij;
- verklaart bewezen dat verdachte het onder feit 1 meer subsidiair, feit 2 en feit 3 tenlastegelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte onder feit 1 meer subsidiair, feit 2 en feit 3 meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
- verklaart het bewezenverklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezenverklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feit 1 meer subsidiair het misdrijf: bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht;
feit 2 het misdrijf: bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, meermalen gepleegd;
feit 3 het misdrijf: mishandeling;
- verklaart verdachte strafbaar voor het onder feit 1 meer subsidiair, feit 2 en feit 3 bewezenverklaarde;
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
420 dagen, waarvan 161 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van 3 jaren;
- bepaalt dat het voorwaardelijke deel van deze gevangenisstraf
niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten. De rechter kan de tenuitvoerlegging gelasten indien verdachte voor het einde van de
proeftijdde navolgende voorwaarde(n) niet is nagekomen:
- stelt als
algemene voorwaardedat verdachte:
- zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- stelt als
bijzondere voorwaardendat verdachte:
- zich meldt bij de reclassering te Enschede op het adres Molenstraat 50. Verdachte blijft zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt. Ook huisbezoeken vallen onder meldplichtafspraken;
- zich laat zich behandelen door Transfore de Tender of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. Welke behandeling reeds is reeds gestart. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Het innemen van medicijnen kan onderdeel zijn van de behandeling;
- geen harddrugs en/of alcohol gebruikt en meewerkt aan controle op dit verbod. De
controle gebeurt met urineonderzoek. De reclassering bepaalt hoe vaak en voor welke duur verdachte wordt gecontroleerd;
- op geen enkele wijze - direct of indirect - contact heeft of zoekt met aangeefster [slachtoffer 1] en haar gezin, zolang het Openbaar Ministerie dit verbod nodig vindt. De politie ziet toe op handhaving van dit contactverbod;
- zich, in aansluiting op het al lopende locatieverbod, tijdens het toezicht niet begeeft in de verboden gebieden. De verboden gebieden betreffen de basisschool van de kinderen en de directe woon- en leefomgeving van slachtoffers. Verdachte werkt mee aan elektronische controle op dit locatieverbod. Verdachte gaat niet naar het buitenland zonder toestemming van de reclassering, omdat het voor de elektronische controle nodig is dat verdachte in Nederland blijft. Het Openbaar Ministerie kan op verzoek van de reclassering dit locatieverbod (deels) laten vervallen;
- draagt de reclassering op om toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden;
daarbij gelden als voorwaarden van rechtswege dat verdachte:
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
- medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, Sr, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht daaronder begrepen;
- bepaalt dat de tijd die de verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht;
- bepaalt dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk is in de vordering, en dat de benadeelde partij de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij van een bedrag van € 1.253,- (te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 12 juni 2019);
- veroordeelt verdachte daarnaast in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, alsook in de kosten van betekening van dit vonnis, de in verband met de tenuitvoerlegging van dit vonnis nog te maken kosten en de kosten vallende op de invordering;
- legt de
maatregelop dat verdachte verplicht is ter zake van de bewezenverklaarde feiten tot
betaling aan de Staat der Nederlanden van een bedrag van € 1.253,-,te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 12 juni 2019 ten behoeve van de benadeelde, en bepaalt, voor het geval volledig verhaal van het verschuldigde bedrag niet mogelijk blijkt, dat gijzeling voor de duur van 20 dagen kan worden toegepast. Tenuitvoerlegging van de gijzeling laat de betalingsverplichting onverlet;
- bepaalt dat als verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van bedoeld bedrag daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij het bedrag te betalen, komt te vervallen, en andersom, als verdachte aan de benadeelde partij het verschuldigde bedrag heeft betaald, dat daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van dat bedrag komt te vervallen;
- bepaalt dat de benadeelde partij voor het overige deel van niet-ontvankelijk is in de vordering, en dat de benadeelde partij de vordering voor dat deel slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij van een bedrag van € 750,- (te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 12 juni 2019);
- veroordeelt verdachte daarnaast in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, alsook in de kosten van betekening van dit vonnis, de in verband met de tenuitvoerlegging van dit vonnis nog te maken kosten en de kosten vallende op de invordering;
- legt de
maatregelop dat verdachte verplicht is ter zake van het bewezenverklaarde feit tot
betaling aan de Staat der Nederlanden van een bedrag van € 750,-,te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 12 juni 2019 ten behoeve van de benadeelde, en bepaalt, voor het geval volledig verhaal van het verschuldigde bedrag niet mogelijk blijkt, dat gijzeling voor de duur van 15 dagen kan worden toegepast. Tenuitvoerlegging van de gijzeling laat de betalingsverplichting onverlet;
- bepaalt dat als verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van bedoeld bedrag daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij het bedrag te betalen, komt te vervallen, en andersom, als verdachte aan de benadeelde partij het verschuldigde bedrag heeft betaald, dat daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van dat bedrag komt te vervallen;
- bepaalt dat de benadeelde partij voor het overige deel niet-ontvankelijk is in de vordering, en dat de benadeelde partij de vordering voor dat deel slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij van een bedrag van € 750,- (te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 12 juni 2019);
- veroordeelt verdachte daarnaast in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, alsook in de kosten van betekening van dit vonnis, de in verband met de tenuitvoerlegging van dit vonnis nog te maken kosten en de kosten vallende op de invordering;
- legt de
maatregelop dat verdachte verplicht is ter zake van het bewezenverklaarde feit tot
betaling aan de Staat der Nederlanden van een bedrag van € 750,-,te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 12 juni 2019 ten behoeve van de benadeelde, en bepaalt, voor het geval volledig verhaal van het verschuldigde bedrag niet mogelijk blijkt, dat gijzeling voor de duur van 15 dagen kan worden toegepast. Tenuitvoerlegging van de gijzeling laat de betalingsverplichting onverlet;
- bepaalt dat als verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van bedoeld bedrag daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij het bedrag te betalen, komt te vervallen, en andersom, als verdachte aan de benadeelde partij het verschuldigde bedrag heeft betaald, dat daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van dat bedrag komt te vervallen;
- bepaalt dat de benadeelde partij voor het overige deel niet-ontvankelijk is in de vordering, en dat de benadeelde partij de vordering voor dat deel slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
tenuitvoerlegging voorwaardelijke straf
- gelast de
tenuitvoerleggingvan de bij arrest van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 11 september 2017 met parketnummer 21/005924-16 voorwaardelijk opgelegde straf en bepaalt dat deze zal worden omgezet in:
- een
taakstraf, bestaande uit het verrichten van onbetaalde arbeid voor de duur van
120 (honderdtwintig) uren;
- beveelt, voor het geval dat verdachte de taakstraf niet naar behoren verricht, dat
vervangende hechteniszal worden toegepast voor de duur van
60 dagen.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.M. Rikken, voorzitter, en mr. C.C.S. Bordenga-Koppes en mr. D. van den Berg, rechters, in tegenwoordigheid van H.J.A. Teerlink, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 26 juni 2020.
Leeswijzer
Deze bijlage maakt deel uit van het vonnis en bevat de bewijsmiddelen.
Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van de regiopolitie Oost-Nederland met nummer PL0600-2018132726. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
Feit 1 meer subsidiair en feit 3
1.
Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 1] , van 12 juni 2019, pagina’s 122 t/m 126, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van aangeefster:
Daarop kwam [verdachte] op [slachtoffer 4] afrennen met een hakbijl. Het was een flinke hakbijl. [verdachte] rende op mij af en gaf mij een karate trap/een voorwaartse trap, die keihard op mijn borst terecht kwam. Met al zijn kracht heeft hij op mij ingetrapt. Ik keek [verdachte] aan en stond verstijfd en zei tegen [verdachte] : Wat doe jij nou? Daarop begon [verdachte] keihard te lachen en zei: ik maak jullie allemaal nog wel dood. Daarop draaide [verdachte] zich om en ik dacht dat hij terug naar de auto liep. Ik stond met mijn rug naar [verdachte] toe en toen pakte ik mijn beide kinderen [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] bij de hand met de bedoeling om verder naar huis te lopen. Daarop hoorde ik achter mij geschreeuw: Ik maak jullie ook dood. Ik hoorde dat dit de stem van [verdachte] was en ik
draaide me om en heb mijn kinderen naar achteren geduwd. Ik zag dat hij zijn beide
armen ophief met daarin de hakbijl en op mij in sloeg. Daarop deinsde ik terug. De
hakbijl ging rakelings langs mij heen. Als ik niet terugdeinsde dan had hij mij zeker
geraakt. Ik voelde echt een doodsangst door mij heen gaan en zag in een flits mijn
hele leven voorbij komen en dacht echt dat dit het einde was voor mij. Daarna zag ik dat hij continu bleef zwaaien met de hakbijl.
2.
Het proces-verbaal van verhoor getuige [slachtoffer 2] , van 18 juni 2019, pagina’s 210 t/m 225, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van getuige:
O: De straat weet je niet. Jullie liepen dus van school weg. En je zegt iedere keer
wij. Maar wie waren er dan allemaal bij? A: Ik, [slachtoffer 3] , mijn moeder en [slachtoffer 4] . O: En toen zeg je die auto stopte in een keer. En toen kwam [medeverdachte] eruit. A: Nee. O: Of [verdachte] kwam eruit.
A: Ja. V: En wat zei [verdachte] dan? A: Ik maak jullie allemaal dood.
3.
Het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige] , van 12 juni 2019, pagina’s 204 t/m 205, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van getuige:
Ik zag een vrouw met twee kinderen lopen op het grasveld in de richting van de [begraafplaats] . Ze liepen haastig. Zij was ontzettend paniekerig en trok de kinderen achter zich aan. Ik zag ook dat er een man aankwam met een bijl in zijn rechterhand. Ik zag dat deze man ongeveer twee meter van deze vrouw af stond en dat hij een slaande beweging maakte met de bijl in haar richting. Ik zag dat hij haar niet raakte met de bijl. Ik zag dat dezelfde man een karate trap plaatste op de borst van de vrouw. Ik zag dat de man wegliep en zich weer omdraaide en terug liep naar de vrouw met de twee kinderen. Ik zag dat hij vervolgens de oudste van de twee kinderen ook bedreigde met de bijl. Ik zag dat de bijl een handvat had van ongeveer 35 a 40 cm en dat deze wat rood had, het leek op een vuistbijl. Ik zag dat de man ontzettend opgefokt en woest was.
4.
Het proces-verbaal van de terechtzitting van de meervoudige kamer van 30 januari 2020, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van verdachte:
Toen ik [slachtoffer 4] zag ben ik uit de auto gestapt en naar hem toegelopen en heb ik naar hem geschreeuwd. Ik had de bijl laag in de hand vast (…). Ik zag toen [slachtoffer 1] en haar twee kinderen. Ik was kwaad en ging het gesprek met [slachtoffer 1] aan. Ik had de bijl op dat moment in mijn hand. Het is mogelijk dat de bijl met mijn hand mee bewoog. De bijl is absoluut niet hoger dan oorhoogte gekomen. Ik kan mij voorstellen dat de kinderen waren geschrokken. Ik heb [slachtoffer 1] met mijn volle verstand een schop in haar buik gegeven.
1.
Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 1] , van 12 juni 2019, pagina’s 122 t/m 126, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van aangeefster:
Daarop kwam [verdachte] op [slachtoffer 4] afrennen met een hakbijl. Het was een flinke hakbijl. [verdachte] rende op mij af en gaf mij een karate trap/een voorwaartse trap, die keihard op mijn borst terecht kwam. Met al zijn kracht heeft hij op mij ingetrapt. Ik keek [verdachte] aan en stond verstijfd en zei tegen [verdachte] : Wat doe jij nou? Daarop begon [verdachte] keihard te lachen en zei: ik maak jullie allemaal nog wel dood. Daarop draaide [verdachte] zich om en ik dacht dat hij terug naar de auto liep. Ik stond met mijn rug naar [verdachte] toe en toen pakte ik mijn beide kinderen [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] bij de hand met de bedoeling om verder naar huis te lopen. Daarop hoorde ik achter mij geschreeuw: Ik maak jullie ook dood. Ik hoorde dat dit de stem van [verdachte] was en ik
draaide me om en heb mijn kinderen naar achteren geduwd. Ik zag dat hij zijn beide
armen ophief met daarin de hakbijl en op mij in sloeg. Daarop deinsde ik terug. De
hakbijl ging rakelings langs mij heen. Als ik niet terugdeinsde dan had hij mij zeker
geraakt. Ik voelde echt een doodsangst door mij heen gaan en zag in een flits mijn
hele leven voorbij komen en dacht echt dat dit het einde was voor mij. [verdachte] bleef de bijl vasthouden en daarop richtte hij zich op [slachtoffer 2] . Hij maakte weer een hak beweging naar [slachtoffer 2] toe net zoals hij naar mij deed en ik trok [slachtoffer 2] naar achter en zag dat de bijl rakelings langs [slachtoffer 2] heen ging. [slachtoffer 2] begon te huilen en te schreeuwen van angst. Daarna zag ik dat hij continu bleef zwaaien met de hakbijl.
2.
Het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige] , van 12 juni 2019, pagina’s 204 t/m 205, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van getuige:
Ik zag een vrouw met twee kinderen lopen op het grasveld in de richting van de [begraafplaats] . Ze liepen haastig. Zij was ontzettend paniekerig en trok de kinderen achter zich aan. Ik zag ook dat er een man aankwam met een bijl in zijn rechterhand. Ik zag dat deze man ongeveer twee meter van deze vrouw af stond en dat hij een slaande beweging maakte met de bijl in haar richting. Ik zag dat hij haar niet raakte met de bijl. Ik zag dat dezelfde man een karate trap plaatste op de borst van de vrouw. Ik zag dat de man wegliep en zich weer omdraaide en terug liep naar de vrouw met de twee kinderen. Ik zag dat hij vervolgens de oudste van de twee kinderen ook bedreigde met de bijl. Ik zag dat de bijl een handvat had van ongeveer 35 a 40 cm en dat deze wat rood had, het leek op een vuistbijl. Ik zag dat de man ontzettend opgefokt en woest was.
3.
Het proces-verbaal van de terechtzitting van de meervoudige kamer van 30 januari 2020, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van verdachte:
Toen ik [slachtoffer 4] zag ben ik uit de auto gestapt en naar hem toegelopen en heb ik naar hem geschreeuwd. Ik had de bijl laag in de hand vast (…). Ik zag toen [slachtoffer 1] en haar twee kinderen. Ik was kwaad en ging het gesprek met [slachtoffer 1] aan. Ik had de bijl op dat moment in mijn hand. Het is mogelijk dat de bijl met mijn hand mee bewoog. De bijl is absoluut niet hoger dan oorhoogte gekomen. Ik kan mij voorstellen dat de kinderen waren geschrokken.
4.
Het proces-verbaal van verhoor getuige [slachtoffer 2] , van 18 juni 2019, pagina’s 210 t/m 225, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van getuige:
O: De straat weet je niet. Jullie liepen dus van school weg. En je zegt iedere keer
wij. Maar wie waren er dan allemaal bij? A: Ik, [slachtoffer 3] , mijn moeder en [slachtoffer 4] . O: En toen zeg je die auto stopte in een keer. En toen kwam [medeverdachte] eruit. A: Nee. O: Of [verdachte] kwam eruit.
A: Ja. V: En wat zei [verdachte] dan? A: Ik maak jullie allemaal dood. En wat dacht jij toen hij zo naar je toe kwam met die bijl? A: Ik ga dood. A: Ik was aan het huilen.
5.
Het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant M. Scheurs, van 12 juni 2019, pagina’s 253 t/m 254, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van verbalisant:
Ik, verbalisant Schreurs, heb de beide zoons [slachtoffer 3] (7 jaar) en [slachtoffer 2] (8 jaar) apart genomen voor een gesprek waarna verbalisant [verbalisant] verderging in gesprek met aangeefster [slachtoffer 1] . Ik hoorde [slachtoffer 3] zeggen dat er plotseling een auto stopte en daar ene [verdachte] uitstapte. Ik hoorde [slachtoffer 2] zeggen dat [verdachte] op het moment dat hij uit de auto stapte een bijl bij zich had. Ik hoorde [slachtoffer 3] zeggen dat dit niet zo’n grote bijl was maar dat hij er wel bang voor was. Ik hoorde [slachtoffer 2] zeggen dat hij zag dat [verdachte] de bijl in zijn rechterhand had en op hen kwam afrennen. Ik hoorde [slachtoffer 2] zeggen dat hij [verdachte] hoorde schreeuwen: "Ik maak jullie allemaal dood!". Ik hoorde [slachtoffer 2] vervolgens zeggen dat hij zag dat [verdachte] doorrende op hemzelf met de bijl en daarbij nogmaals riep: "Ik steek jullie dood!" Ik hoorde [slachtoffer 2] zeggen dat hij
hierdoor echt heel bang was en dat hij nog nooit zo bang in zijn leven is geweest. Ik
hoorde dat [slachtoffer 3] toen zeggen dat hij zag dat [verdachte] met de bijl op zo’n stukje langs het hoofd van zijn moeder langs sloeg.