ECLI:NL:RBOVE:2020:2186

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
26 juni 2020
Publicatiedatum
26 juni 2020
Zaaknummer
08/141311-19 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van bedreiging met doodsbedreiging in een ruzieachtige sfeer tussen gezinnen

Op 26 juni 2020 heeft de Rechtbank Overijssel in Almelo uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van bedreiging. De zaak kwam voort uit een confrontatie op 12 juni 2019 in Enschede, waarbij de verdachte zou hebben gedreigd met de woorden: 'Ik stuur [medeverdachte] op jullie af en die steekt jullie allemaal dood'. Tijdens de zittingen op 9 december 2019, 30 januari 2020 en 12 juni 2020 heeft de rechtbank de verklaringen van het slachtoffer, [slachtoffer], en andere getuigen gehoord. De officier van justitie, mr. A.C. Waterman, stelde dat er voldoende bewijs was voor de bedreiging, terwijl de verdediging, vertegenwoordigd door mr. M.A.M. Pijnenburg, betoogde dat de verklaringen inconsistent en onvoldoende waren om tot een veroordeling te komen.

De rechtbank concludeerde dat de verklaringen van het slachtoffer niet duidelijk en consistent genoeg waren om wettig en overtuigend bewijs te leveren voor de bedreiging. De rechtbank oordeelde dat er geen bewijs was dat de verdachte daadwerkelijk de bedreigende woorden had uitgesproken, en dat de omstandigheden niet zodanig waren dat er bij het slachtoffer een redelijke vrees kon ontstaan voor zwaar lichamelijk letsel of de dood. Daarom sprak de rechtbank de verdachte vrij van de tenlastegelegde feiten.

Daarnaast was er een vordering van de benadeelde partij, [slachtoffer], voor schadevergoeding. De rechtbank verklaarde de benadeelde partij niet-ontvankelijk in zijn vordering, aangezien de verdachte was vrijgesproken van de bedreiging. De benadeelde partij kan zijn vordering alleen bij de burgerlijke rechter indienen.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Almelo
Parketnummer: 08/141311-19 (P)
Datum vonnis: 26 juni 2020
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte] ,
geboren op [geboortedatum] 1989 in [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres] .

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzittingen van 9 december 2019, 30 januari 2020 en 12 juni 2020.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie
mr. A.C. Waterman en van hetgeen door verdachte en de raadsman mr. M.A.M. Pijnenburg, advocaat te Amsterdam, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte [slachtoffer] heeft bedreigd.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
zij op of omstreeks 12 juni 2019, te Enschede, in ieder geval in Nederland, in aanwezigheid van [naam 1] en/of [naam 2] en/of [naam 3] , [slachtoffer] heeft bedreigd, met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door die [slachtoffer] dreigend de woorden toe te voegen "Ik stuur [medeverdachte] op jullie af en die steekt jullie allemaal dood", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking (feit gepleegd op/aan of in de nabije omgeving van de Velveweg te Enschede).

3.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.De bewijsoverwegingen

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft aangevoerd dat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs is dat de tenlastegelegde woorden daadwerkelijk door verdachte zijn uitgesproken, en de woorden die zij heeft uitgesproken, zijn van onvoldoende gewicht om voor bedreiging in aanmerking te komen en vallen buiten de tekst van de tenlastelegging. Verdachte dient daarom integraal te worden vrijgesproken.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank leidt uit de stukken in het dossier en hetgeen ter terechtzitting naar voren is gebracht onder meer af dat op 12 juni 2019 in Enschede een confrontatie heeft plaatsgevonden tussen verdachte en aangever [slachtoffer] (hierna: [slachtoffer] ), zoon van [naam 1] (hierna: [naam 1] ), waarbij de nodige woorden zijn gevallen. Bij deze confrontatie waren ook [naam 1] en haar kinderen aanwezig. De dagen voorafgaand aan de confrontatie was er sprake van een ruzieachtige sfeer tussen het gezin van verdachte en het gezin van [naam 1] door ruzies tussen kinderen van beide gezinnen. Daardoor waren de spanningen op het woonwagenkamp tussen de families hoog opgelopen.
Verdachte heeft bij de politie en ter zitting onder meer verklaard dat zij [slachtoffer] op 12 juni 2019 in niet mis te verstane bewoordingen heeft aangesproken op zijn gedrag, maar ontkent dat zij hem heeft bedreigd. Zij heeft niet tegen [slachtoffer] gezegd: “ik stuur [medeverdachte] op jullie af en die steekt jullie allemaal dood”.
Tegenover de stellige ontkenning van verdachte bevinden zich in het dossier verklaringen van [slachtoffer] en [naam 1] , die zij bij de politie en de rechter-commissaris hebben afgelegd.
Naar het oordeel van de rechtbank zijn de door [slachtoffer] afgelegde verklaringen over de vermeende bedreiging en de woorden die verdachte daarbij zou hebben gebruikt onvoldoende duidelijk en niet consistent. In ieder geval blijkt uit deze verklaringen niet dat [slachtoffer] zelf gehoord heeft dat verdachte tegen hem heeft gezegd “ik stuur [medeverdachte] op jullie af en die steekt jullie allemaal dood”. Weliswaar heeft [naam 1] verklaard dat verdachte deze woorden tegen [slachtoffer] zou hebben gezegd, maar deze verklaring wordt niet ondersteund door andere bewijsmiddelen.
De rechtbank is verder van oordeel dat ook niet bewezen kan worden dat er sprake is van woorden van gelijke dreigende aard of strekking nu uit de verklaringen van [slachtoffer] niet blijkt dat hetgeen door verdachte tegen hem is gezegd van dien aard is en onder zodanige omstandigheden is gezegd, dat bij hem de redelijke vrees kon ontstaan dat hij het leven zou kunnen verliezen of zwaar lichamelijk letsel zou kunnen oplopen.
Gelet op het voorgaande kan niet wettig en overtuigend bewezen worden dat verdachte
[slachtoffer] heeft bedreigd.
De rechtbank zal verdachte daarom vrijspreken van het ten laste gelegde feit.

5.De schade van benadeelde

5.1
De vordering van de benadeelde partij
[slachtoffer] heeft zich als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces. De benadeelde partij vordert verdachte te veroordelen om aan hem schadevergoeding te betalen tot een totaalbedrag van € 5.603,76, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum waarop het strafbare feit is gepleegd. De gevorderde schade bestaat uit € 103,76 materiële schade en € 5.500,- immateriële schade.
5.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering wat betreft schade aan kleding toegewezen kan worden tot een bedrag van € 25,-- en de immateriële schade toegewezen kan worden tot een bedrag van € 1.500,--. De benadeelde partij dient voor het overige deel van de vordering niet-ontvankelijk te worden verklaard.
5.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft aangevoerd dat de vordering moet worden afgewezen of niet-ontvankelijk moet worden verklaard omdat de vordering van de benadeelde partij betrekking heeft op mishandeling en dat feit niet aan verdachte ten laste is gelegd.
5.4
Het oordeel van de rechtbank
Nu verdachte van het tenlastegelegde feit wordt vrijgesproken, zal de rechtbank de benadeelde partij op de voet van artikel 361, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering (Sv) niet-ontvankelijk verklaren in zijn vordering.
De benadeelde partij kan de vordering in zoverre slechts aanbrengen bij de burgerlijke rechter.

6.De beslissing

De rechtbank:
vrijspraak
- verklaart niet bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan en spreekt haar daarvan vrij.
benadeelde partij
- bepaalt dat de benadeelde partij
[slachtoffer]niet-ontvankelijk is in zijn vordering, en dat de benadeelde partij de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.M. Rikken, voorzitter, mr. C.C.S. Bordenga-Koppes en mr. D. van den Berg, rechters, in tegenwoordigheid van H.J.A. Teerlink, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 26 juni 2020.