ECLI:NL:RBOVE:2020:2160

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
25 juni 2020
Publicatiedatum
25 juni 2020
Zaaknummer
08-219928-19 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een man voor ontuchtige handelingen met zijn nichtje en bezit van kinderporno

Op 25 juni 2020 heeft de Rechtbank Overijssel een 32-jarige man veroordeeld tot een gevangenisstraf van 293 dagen en terbeschikkingstelling (tbs) met voorwaarden. De man werd schuldig bevonden aan het plegen van ontuchtige handelingen met zijn nichtje, die op het moment van de feiten nog geen zestien jaar oud was, en het bezit van kinderporno. De ontuchtige handelingen kwamen aan het licht toen de broer van het slachtoffer dit aan zijn moeder vertelde. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich gedurende een periode van meer dan twee jaar schuldig heeft gemaakt aan het betasten van de billen en vagina van het slachtoffer en het geven van kusjes op de mond. De verdachte heeft deze handelingen gepleegd in de woning van zijn moeder, waar hij samen met het slachtoffer verbleef. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte niet eerder met politie en justitie in aanraking is geweest, maar dat hij lijdt aan een autismespectrumstoornis en andere psychische aandoeningen. De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie om tbs met voorwaarden op te leggen, toegewezen, en de verdachte moet zich onder andere klinisch laten opnemen en heeft een contactverbod gekregen. De rechtbank heeft ook bepaald dat de verdachte de kosten van de benadeelde partij moet vergoeden, die schadevergoeding heeft gevorderd voor therapiekosten en immateriële schade.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Almelo
Parketnummer: 08-219928-19 (P)
Datum vonnis: 25 juni 2020
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum 1] 1987 in [geboorteplaats 1] ,
wonende in [adres 1] ,
thans verblijvende: P.I. Leeuwarden te Leeuwarden.

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 11 juni 2020.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie mr. E. Leunk en van hetgeen door verdachte en de raadsvrouw mr. H.M. Terpstra, advocaat te Leeuwarden, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er – na toewijzing van een vordering nadere omschrijving van de tenlastelegging – kort en zakelijk weergegeven op neer dat verdachte:
feit 1:seksueel is binnengedrongen bij [slachtoffer] , die toen de leeftijd van twaalf jaren nog niet had bereikt;
feit 2:buiten echt ontuchtige handelingen heeft gepleegd met [slachtoffer] , die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt;
feit 3:een gewoonte heeft gemaakt van onder meer het in bezit hebben en het verspreiden van kinderporno;
feit 4:het verspreiden en het in bezit hebben van dierenporno.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
1.
hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 mei 2017 tot en met 3 september 2019, althans in of omstreeks de periode van 7 juli 2012 tot en met 3 september 2019 te Vriezenveen en/of Slagharen en/of Enter en/of Lattrop, althans in Nederland,
met [slachtoffer] , geboren op [geboortedatum 2] 2012,
die toen de leeftijd van twaalf jaren nog niet had bereikt,
een of meer handelingen heeft gepleegd,
die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer] ,
te weten (telkens) het brengen van één of meer vingers in de vagina en/of de anus van die [slachtoffer] ;
2.
hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 mei 2017 tot en met 3 september 2019, althans in of omstreeks de periode van 7 juli 2012 tot en met 3 september 2019 te Vriezenveen en/of Slagharen en/of Enter en/of Lattrop, althans in Nederland,
met [slachtoffer] , geboren op [geboortedatum 2] 2012,
die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt,
buiten echt,
een of meer ontuchtige handelingen heeft gepleegd,
te weten (telkens) het betasten van de billen en/of vagina van die [slachtoffer] en/of het knijpen in de benen en/of billen en/of vagina van die [slachtoffer] en/of het kussen op de mond van die [slachtoffer] en/of het door die [slachtoffer] laten betasten van zijn, verdachtes, penis;
3.
hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 januari 2013 tot en met 8 september 2019, te Vriezenveen, te Vriezenveen, althans in Nederland,
meermalen, althans eenmaal,
telkens
afbeeldingen, te weten foto’s en/of video’s en/of gif-bestanden - en/of gegevensdragers, bevattende afbeeldingen - te weten een laptop (MSI) en/of een mobiele telefoon (Samsung) en/of een mobiele telefoon (Samsung) en/of een USB-stick (Toshiba)
van seksuele gedragingen, waarbij iemand die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet had bereikt, is betrokken of schijnbaar is betrokken,
heeft verworven en/of
heeft verspreid en/of
heeft vervaardigd en/of
in bezit heeft gehad en/of
zich daartoe door middel van een geautomatiseerd werk en/of met gebruikmaking van een communicatiedienst de toegang heeft verschaft
welke seksuele gedragingen – zakelijk weergegeven – bestonden uit:
het met de/een penis en/of vinger/hand en/of voorwerp en/of mond/tong oraal, vaginaal en/of anaal penetreren van het lichaam van een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt
(Toonmap afbeelding 1: [afbeelding ]
Toonmap afbeelding 2: [afbeelding ]
Toonmap afbeelding 3: [afbeelding ]
Toonmap afbeelding 4: [afbeelding ]
Toonmap afbeelding 5: [afbeelding ]
Toonmap afbeelding 6: [afbeelding ]
en/of
het met de/een penis en/of vinger/hand en/of voorwerp en/of mond/tong betasten en/of aanraken van het geslachtsdeel, de billen en/of borsten van een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt
en/of
het met de/een vinger/hand en/of voorwerp en/of mond/tong betasten en/of aanraken van het geslachtsdeel, de billen en/of borsten van een (ander) persoon door een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt
(Toonmap afbeelding 7: [afbeelding ] )
en/of
het geheel of gedeeltelijk naakt (laten) poseren van/door een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt, waarbij deze persoon gekleed is en/of opgemaakt is en/of poseert in een omgeving en/of met een voorwerp en/of in een (erotisch getinte) houding (op een wijze) die niet bij zijn/haar leeftijd past/passen
en/of waarbij deze persoon zich (vervolgens) in opeenvolgende afbeeldingen/filmfragmenten van zijn/haar kleding ontdoet
en/of (waarna) door het camerastandpunt en/of de (onnatuurlijke) pose en/of de wijze van kleden van deze persoon en/of de uitsnede van de foto’s/films nadrukkelijk het (ontblote) geslachtsdeel, de borsten en/of billen van die persoon in beeld gebracht worden,
(waarbij) de afbeelding (aldus) (telkens) een onmiskenbaar seksuele strekking heeft en/of strekt tot seksuele prikkeling
(Toonmap afbeelding 8: [afbeelding ]
Toonmap afbeelding 9: [afbeelding ] )
en/of
het masturberen boven/bij en/of ejaculeren op het gezicht en/of het lichaam van een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt
en/of
het houden van een (stijve) penis bij/naast het gezicht en/of lichaam van een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt (waarbij op dat gezicht en/of lichaam een op sperma gelijkende substantie zichtbaar is) (waarbij) de afbeelding (aldus) (telkens) een onmiskenbaar seksuele strekking heeft en/of strekt tot seksuele prikkeling
(Toonmap afbeelding 10: [afbeelding ] )
en hij aldus van het plegen van dit misdrijf een gewoonte heeft gemaakt;
(art. 240b lid 1 en 2 Wetboek van Strafrecht)
4.
hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 januari 2013 tot en met 8 september 2019, te Vriezenveen, althans in Nederland,
(telkens) afbeelding(en), te weten foto’s en/of video’s en/of gif-bestanden en/of gegevensdrager(s), te weten een (SSD-schijf van een) laptop (MSI) en/of een USB stick (Toshiba) heeft verspreid en/of in bezit heeft gehad,
bevattende een aantal (ongeveer 516) afbeeldingen, terwijl op die afbeelding(en) en/of (een) ontuchtige handeling(en) zichtbaar is/zijn waarbij een mens en een dier is/zijn betrokken of schijnbaar is/zijn betrokken,
welke ontuchtige handeling(en) bestond(en) uit (onder meer) – zakelijk weergegeven –
Toonmap afbeelding 11: Vrouw zit op haar knieën. Zij wordt door een witte hond
anaal gepenetreerd.
Toonmap afbeelding 12: Vrouw lijkt gedwongen te worden een penis van een paard
in haar mond te nemen. Penis van het paard zit gedeeltelijk in de mond van de
vrouw.
Toonmap afbeelding 13: Vrouw/meisje heeft stijve penis van een hond in haar mond.

3.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.De bewijsoverwegingen

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het tweede, het derde en het vierde ten laste gelegde feit. Ten aanzien van het derde en het vierde ten laste gelegde feit heeft verdachte een bekennende verklaring afgelegd. Het tweede ten laste gelegde feit kan, met uitzondering van het betasten van verdachtes penis, wettig en overtuigend worden bewezen verklaard op basis van de verklaring van [getuige] , de aangifte en de chatgesprekken met een seksuele context.
Het dossier bevat onvoldoende steunbewijs om te komen tot een bewezenverklaring van het eerste ten laste gelegde feit, wat betekent dat verdachte daarvan dient te worden vrijgesproken.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft overeenkomstig de door haar overgelegde pleitnota aangevoerd dat verdachte dient te worden vrijgesproken van het eerste en het tweede ten laste gelegde feit wegens het ontbreken van wettig en overtuigend bewijs.
Ten aanzien van het derde en het vierde ten laste gelegde feit heeft verdachte een bekennende verklaring afgelegd. Het dossier bevat enkel onvoldoende bewijs voor het ‘vervaardigen’ met betrekking tot het derde ten laste gelegde feit, en ‘verspreiden’ met betrekking tot het vierde ten laste gelegde feit.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Feit 1
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte onder feit 1 is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken. De rechtbank overweegt daartoe het volgende.
Op grond van artikel 342, tweede lid, Wetboek van Strafvordering (Sv) kan het bewijs dat iemand een strafbaar feit heeft gepleegd niet uitsluitend worden aangenomen op grond van de verklaring van één getuige. Dat betekent dat de enkele verklaring van het slachtoffer onvoldoende is. Om tot een bewezenverklaring te kunnen komen, dient sprake te zijn van steunbewijs. Die ondersteuning hoeft niet te zien op alle onderdelen van de tenlastelegging. Het gaat erom dat de verklaring op specifieke punten steun vindt in ander bewijsmateriaal, zodat die verklaring “niet op zichzelf staat”, maar als het ware is ingebed in een concrete context die bevestiging vindt in een andere bron. De rechtbank benadrukt dat deze maatstaf omtrent het toereikend zijn van een getuigenverklaring dient te worden onderscheiden van de beoordeling of een getuigenverklaring betrouwbaar is.
De rechtbank overweegt te dien aanzien het volgende. In het dossier bevindt zich een aangifte, waarin de moeder van [slachtoffer] naar aanleiding van hetgeen haar dochter tegenover haar heeft verteld, stellig en duidelijk verklaart over het seksueel binnendringen van haar dochter door verdachte. Blijkens het proces-verbaal van bevindingen van 28 november 2019 heeft [slachtoffer] op een later moment wederom aan haar moeder verteld dat verdachte seksueel bij haar is binnengedrongen. De aangifte en het proces-verbaal zijn echter beiden opgemaakt op basis van de verklaringen van één en dezelfde bron, te weten [slachtoffer] . De processen-verbaal omtrent de chatgesprekken kunnen in dit verband niet als steunbewijs dienen, nu daaruit niet valt af te leiden dat verdachte met zijn vinger(s) de vagina en/of anus van [slachtoffer] is binnengedrongen. Het dossier bevat met betrekking tot het ten laste gelegde seksueel binnendringen derhalve geen zelfstandige bewijsmiddelen die uit een andere bron dan [slachtoffer] afkomstig zijn. Dat betekent dat niet wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het eerste ten laste gelegde feit, zodat vrijspraak dient te volgen.
Feit 2
De rechtbank is van oordeel dat wettig en overtuigend is bewezen dat verdachte het onder 2 ten laste gelegde feit heeft begaan. De rechtbank overweegt daartoe het volgende.
Sinds de ouders van het slachtoffer [slachtoffer] (geboren op [geboortedatum 2] 2012) in mei 2017 uit elkaar zijn gegaan, verblijven de kinderen – onder wie het slachtoffer – vaak bij hun oma in Vriezenveen, bij wie verdachte inwonend is. In die periode zijn de ontuchtige handelingen begonnen, nu [getuige] (broer van het slachtoffer) heeft verklaard dat die onzedelijke gedragingen van verdachte – gerekend vanaf het verhoor – twee jaar geleden op een maandag zijn begonnen. [getuige] heeft tegenover zijn moeder verklaard dat de ontuchtige handelingen bestonden uit het tussen de benen en aan de billen van het slachtoffer zitten, en het kussen op de mond. Dat verdachte deze handelingen heeft verricht, is ook door het slachtoffer genoemd in het gesprek met haar moeder. Het slachtoffer heeft over het betasten van haar kruis door verdachte ook verklaard tijdens het studioverhoor. [getuige] heeft tijdens het studioverhoor zijn authentieke en consequente verhaal herhaald, inhoudende dat verdachte meerdere keren – vaak zelfs – met zijn hand de kont en de vagina van het slachtoffer heeft gestreeld, en dat hij haar op de mond heeft gekust. De ontuchtige handelingen stopten op
3 september 2019.
De rechtbank acht op basis van de verklaringen van het slachtoffer en van haar broer [getuige] wettig en overtuigend bewezen dat verdachte in de periode van 1 mei 2017 tot en met
3 september 2019 meerdere malen de billen en de vagina van [slachtoffer] , die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, heeft betast en haar op de mond heeft gekust.
De door verdachte verrichte handelingen zijn, mede gelet op de jonge leeftijd van [slachtoffer] toen de handelingen plaatsvonden en het grote leeftijdsverschil, in strijd met de sociaal-ethische norm. Daar komt bij dat verdachte tijdens diverse chatgesprekken in een zeer seksuele context over het slachtoffer heeft gesproken. Daarmee staat voor de rechtbank het ontuchtige karakter van het handelen van verdachte vast.
Het laten betasten van verdachtes penis door het slachtoffer kan niet wettig en overtuigend worden bewezen, nu daarvoor geen steunbewijs aanwezig is. De rechtbank zal verdachte ten aanzien van dit onderdeel vrijspreken. Daarnaast zal de rechtbank verdachte vrijspreken van het knijpen in de benen wegens het ontbreken van een ontuchtig karakter van deze handeling.
Feit 3 en Feit 4
De rechtbank komt voorts tot bewezenverklaring van de onder 3 en onder 4 ten laste gelegde feiten op grond van de volgende bewijsmiddelen, waarbij de rechtbank – nu verdachte deze feiten heeft bekend en door of namens hem geen vrijspraak is bepleit – conform artikel 359, derde lid, laatste volzin van het Wetboek van Strafvordering (Sv), zal volstaan met een opsomming van de bewijsmiddelen. [1]
1.
De bekennende verklaring van verdachte op de terechtzitting van 11 juni 2020;
2.
Het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 1] , van 31 januari 2020;
3.
Het proces-verbaal Beschrijving kinderpornografisch materiaal van verbalisant [verbalisant 2] , van 26 november 2019.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de hierboven en de in de bijlage genoemde bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het tweede, het derde en het vierde ten laste gelegde feit heeft begaan, met dien verstande dat:
2.
hij in de periode van 1 mei 2017 tot en met
3 september 2019,
althans in of omstreeks de periode van 7 juli 2012 tot en met 3 september 2019te Vriezenveen
en/of Slagharen en/of Enter en/of Lattrop, althans in Nederland,
met [slachtoffer] , geboren op [geboortedatum 2] 2012,
die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt,
buiten echt,
een of meer ontuchtige handelingen heeft gepleegd,
te weten (telkens) het betasten van de billen en/of vagina van die [slachtoffer]
en/of het knijpen in de benen en/of billen en/of vagina van die [slachtoffer]en/of
/ofhet kussen op de mond van die [slachtoffer]
en/of het door die [slachtoffer] laten betasten van zijn, verdachtes, penis;
3.
hij in de periode van 1 januari 2013 tot en met 8 september 2019, te Vriezenveen,
te Vriezenveen, althans in Nederland
meermalen,
althans eenmaal
telkens
afbeeldingen, te weten foto’s en
/ofvideo’s en
/ofgif-bestanden - en
/ofgegevensdragers, bevattende afbeeldingen - te weten een laptop (MSI) en
/ofeen mobiele telefoon (Samsung) en
/ofeen mobiele telefoon (Samsung) en
/ofeen USB-stick (Toshiba)
van seksuele gedragingen, waarbij iemand die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet had bereikt, is betrokken of schijnbaar is betrokken,
heeft verworven en/of
heeft verspreid en
/of
heeft vervaardigd en/of
in bezit heeft gehad en
/of
zich daartoe door middel van een geautomatiseerd werk en/of met gebruikmaking van een communicatiedienst de toegang heeft verschaft
welke seksuele gedragingen – zakelijk weergegeven – bestonden uit:
het met
de/een penis en
/ofvinger
/hand en/of voorwerp en/of mond/tong oraal, vaginaal en
/ofanaal penetreren van het lichaam van een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt
(Toonmap afbeelding 1: [afbeelding ]
Toonmap afbeelding 2: [afbeelding ]
Toonmap afbeelding 3: [afbeelding ]
Toonmap afbeelding 4: [afbeelding ]
Toonmap afbeelding 5: [afbeelding ]
Toonmap afbeelding 6: [afbeelding ]
en/of
het met de/een penis en/of vinger/hand en/of voorwerp en/of mond/tong betasten en/of aanraken van het geslachtsdeel, de billen en/of borsten van een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt
en
/of
het met de
/een vinger/hand en/of voorwerp en/of mond/tong
betasten en/ofaanraken van het geslachtsdeel,
de billen en/of borstenvan een (ander) persoon door een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt
(Toonmap afbeelding 7: [afbeelding ] )
en
/of
het geheel of gedeeltelijk naakt (laten) poseren van
/dooreen persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt, waarbij deze persoon
gekleed is en/of opgemaakt is en/ofposeert in een omgeving en
/ofmet een voorwerp en
/ofin een (erotisch getinte) houding (op een wijze) die niet bij
zijn/haar leeftijd past
/passen
en/of waarbij deze persoon zich (vervolgens) in opeenvolgende afbeeldingen/filmfragmenten van zijn/haar kleding ontdoet
en
/of(waarna) door het camerastandpunt en
/ofde (onnatuurlijke) pose
of de wijze van kleden van deze persoon en/of de uitsnede van de foto’s/filmsnadrukkelijk het (ontblote) geslachtsdeel en de borsten
en/of billenvan die persoon in beeld gebracht worden,
(waarbij) de afbeelding (aldus) (telkens) een onmiskenbaar seksuele strekking heeft en
/ofstrekt tot seksuele prikkeling
(Toonmap afbeelding 8: [afbeelding ]
Toonmap afbeelding 9: [afbeelding ] )
en
/of
het
masturberen boven/bij en/ofejaculeren op
het gezicht en/ofhet lichaam van een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt
en/of
het houden van een (stijve) penis bij/naast het gezicht en/of lichaam van een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt (waarbij op dat gezicht en/of lichaam een op sperma gelijkende substantie zichtbaar is) (waarbij) de afbeelding (aldus) (telkens) een onmiskenbaar seksuele strekking heeft en/of strekt tot seksuele prikkeling
(Toonmap afbeelding 10: [afbeelding ] )
en hij aldus van het plegen van dit misdrijf een gewoonte heeft gemaakt;
(art. 240b lid 1 en 2 Wetboek van Strafrecht)
4.
hij in de periode van 1 januari 2013 tot en met 8 september 2019, te Vriezenveen,
althans in Nederland,
(telkens) afbeelding(en), te weten foto’s en/of video’s en/of gif-bestanden en/ofgegevensdrager(s), te weten een (SSD-schijf van een) laptop (MSI) en
/ofeen USB-stick (Toshiba)
heeft verspreid en/ofin bezit heeft gehad,
bevattende
een aantal (ongeveer 516)afbeeldingen, terwijl op die afbeelding(en)
en/of (een)ontuchtige handeling(en) zichtbaar
is/zijn waarbij een mens en een dier
is/zijn betrokken of schijnbaar
is/zijn betrokken,
welke ontuchtige handeling(en) bestond(en) uit (onder meer) – zakelijk weergegeven –
Toonmap afbeelding 11: Vrouw zit op haar knieën. Zij wordt door een witte hond
anaal gepenetreerd.
Toonmap afbeelding 12: Vrouw lijkt gedwongen te worden een penis van een paard
in haar mond te nemen. Penis van het paard zit gedeeltelijk in de mond van de
vrouw.
Toonmap afbeelding 13: Vrouw/meisje heeft stijve penis van een hond in haar mond.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd in de bewezenverklaring. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

5.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld in de artikelen 247, 240b en 254a van het Wetboek van Strafrecht (Sr). Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
Feit 2:
het misdrijf: met iemand beneden de leeftijd van zestien jaren buiten echt ontuchtige handelingen plegen, meermalen gepleegd;
Feit 3:
het misdrijf: een afbeelding en een gegevensdrager bevattende een afbeelding van een seksuele gedraging, waarbij iemand die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet heeft bereikt, is betrokken of schijnbaar is betrokken, verspreiden, in bezit hebben en zich door middel van een geautomatiseerd werk of met gebruikmaking van een communicatiedienst de toegang daartoe verschaffen, terwijl van het plegen van dit misdrijf een beroep of gewoonte wordt gemaakt;
Feit 4:
het misdrijf: een gegevensdrager, bevattende een afbeelding van een ontuchtige handeling, waarbij een mens en een dier zijn betrokken of schijnbaar zijn betrokken, in bezit hebben.

6.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor de bewezenverklaarde feiten.

7.De op te leggen straf of maatregel

7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte ten aanzien van het tweede, derde en vierde ten laste gelegde feit wordt veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 293 dagen met aftrek van de tijd die verdachte reeds in verzekering en voorlopige hechtenis heeft gezeten. Daarnaast heeft de officier van justitie gevorderd de oplegging van de maatregel van terbeschikkingstelling met voorwaarden, zoals benoemd in het reclasseringsrapport van 28 mei 2020 met als toevoeging een contact- en locatieverbod. De officier van justitie heeft verzocht te bepalen dat de maatregel van terbeschikkingstelling met voorwaarden dadelijk uitvoerbaar is.
De officier van justitie heeft gevorderd de in beslag genomen voorwerpen waar kinder- en dierenporno op is aangetroffen, te onttrekken aan het verkeer. Ten aanzien van de overige in beslag genomen goederen, heeft de officier van justitie gevorderd de beslagen op te heffen en de teruggave van de goederen te gelasten.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft verzocht een gevangenisstraf op te leggen met een fors voorwaardelijk deel en met oplegging van bijzondere voorwaarden, waarbij de onvoorwaardelijke gevangenisstraf wordt gelijkgesteld aan de tijd dat verdachte reeds in verzekering en in voorlopige hechtenis heeft gezeten, te weten 293 dagen. Daarnaast heeft de raadsvrouw verzocht de voorwaarden inzake het meewerken aan een time-out voor maximaal veertien weken per jaar, en het niet naar het buitenland mogen zonder toestemming van het Openbaar Ministerie niet over te nemen. Ten aanzien van de overige bijzondere voorwaarden conformeert de raadsvrouw zich aan het oordeel van de rechtbank.
De raadsvrouw heeft verzocht om ten aanzien van de in beslag genomen goederen waar geen kinder- en dierenporno op is aangetroffen de beslagen op te heffen en de teruggave van de goederen te gelasten.
7.3
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen.
De rechtbank acht daarbij het volgende van belang.
Feiten waarop de straf is gebaseerd
Gedurende een periode van twee jaren heeft verdachte ontuchtige handelingen gepleegd met zijn nichtje door haar vagina en billen te betasten, en haar op de mond te kussen. De ontuchtige handelingen stopten pas toen deze handelingen aan het licht kwamen doordat de broer van het slachtoffer de gedragingen van verdachte heeft geopenbaard.
De rechtbank neemt het verdachte kwalijk dat hij zijn nichtje vanaf haar zesde levensjaar gedurende ruim twee jaren op deze wijze seksueel heeft benaderd, in een omgeving waar zij zich juist veilig moest kunnen voelen. Verdachte heeft het in hem gestelde vertrouwen in grove mate geschonden en heeft de gevoelens van een zeer jong, kwetsbaar meisje ondergeschikt gemaakt aan zijn eigen seksuele gevoelens. Hij heeft hiermee een onaanvaardbare inbreuk gemaakt op de lichamelijke en geestelijke integriteit van het slachtoffer. Verdachte is met zijn handelen volledig voorbijgegaan aan de psychische gevolgen die zijn handelingen (zouden kunnen) hebben voor het slachtoffer. De ervaring met betrekking tot slachtoffers van seksueel misbruik leert immers dat deze slachtoffers veelal geruime tijd nog lijden onder de psychische gevolgen van hetgeen hen is aangedaan.
Daarnaast is bij verdachte onder andere kinderpornografisch materiaal aangetroffen. Bij de productie van kinderpornografisch materiaal worden minderjarigen gedwongen tot het ondergaan van handelingen die op ernstige wijze inbreuk maken op hun lichamelijke integriteit, en die als gevolg daarvan de nodige psychische en lichamelijke schade kunnen oplopen. Het in bezit hebben en verspreiden van kinderpornografisch beeldmateriaal is niet enkel verwerpelijk, maar de vraag naar dergelijk beeldmateriaal maakt ook dat het seksuele misbruik van kinderen en de exploitatie van kinderporno in stand worden gehouden.
Persoonlijke omstandigheden
Uit het uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 24 maart 2020 blijkt dat verdachte niet eerder met politie en justitie in aanraking is geweest. De rechtbank constateert dat artikel 22b Sr aan de orde is.
De rechtbank heeft voorts acht geslagen op de rapportages van de psychiater en de psycholoog, evenals op het maatregelenrapport van de reclassering.
Het psychiatrisch rapport, gedateerd 28 januari 2020 en opgesteld door J.C. Laheij, houdt onder meer – zakelijk weergegeven – het volgende in:
Verdachte lijdt aan een autismespectrumstoornis niveau 1 (vereist ondersteuning) en aan een andere gespecificeerde schizofreniespectrum- of andere psychotische stoornis. Differentiaal diagnostisch dient te worden gedacht aan een bipolaire stoornis, schizofrenie, pedofiele stoornis en een parafiele stoornis. Dit was ook zo ten tijde van de ten laste gelegde feiten.
Vanuit zijn psychotisch gekleurde belevingswereld ontstond bij verdachte de gedachte een onderzoek te doen naar kinderporno en te achterhalen wie achter de chats zaten. Verdachte ging vanuit zijn autismespectrumstoornis op obsessieve wijze chatten, verzamelen en opslaan van kinderpornografisch materiaal. Ondanks waarschuwingen dat hij moest stoppen, bleef verdachte bezig met kinderporno. Door het autismespectrumstoornis is het voor verdachte veel moeilijker om eenmaal ontwikkelde gedragspatronen te veranderen. Het samengaan met psychotische symptomatologie maakt dat verdachte niet de keuzevrijheid heeft om zijn waarnemen, denken, willen en handelen geheel autonoom te sturen. Verdachte besefte echter wel dat zijn gedrag strafbaar was, wat blijkt uit dat hij aangaf te hebben berekend hoeveel straf het zou kunnen betekenen voor hem als hij zou worden aangehouden. Hij probeerde daarnaast het materiaal te verschuiven naar een "lichtere categorie" wat, naar hij dacht, minder aanstoot zou geven en wilde op den duur geheel gaan stoppen. Door de ontkenning van het eerste en het tweede ten laste gelegde feit kan geen inschatting worden gemaakt over een eventuele doorwerking. Ten aanzien van het derde ten laste gelegde feit wordt geadviseerd om verdachte verminderd toerekeningsvatbaar te achten.
Bij terugkeer in de maatschappij heeft verdachte geen woonplek en zal het hem ontbreken aan ondersteuning en begeleiding op sociaal en professioneel gebied. Deze toename van stressoren zal leiden tot overvraging en overprikkeling, psychotische decompensatie en meer sociaal isolement. Het zal een negatieve impact hebben op een reeds instabiele en complex psychiatrisch toestandsbeeld. Het risico is dan hoog dat verdachte in zijn onmacht met soortgelijk strafbaar gedrag zal recidiveren. Er is een zorgelijk disbalans ontstaan door het ontbreken van voldoende beschermde factoren, terwijl er tegelijkertijd veel risicofactoren aanwezig zijn op meerdere levensterreinen. Het zal leiden tot een verdere ontregeling en decompensatie met risicogedrag.
Bij een bewezenverklaring van het derde ten laste gelegde feit wordt geadviseerd verdachte een klinisch behandeltraject als voorwaarde op te leggen in het kader van een (deels) voorwaardelijk strafdeel met een maximale periode (drie jaar) reclasseringstoezicht en plaatsing in een FPA. Mocht ook het eerste en/of tweede ten laste gelegde feit bewezen worden verklaard, dan luidt het advies de maategel van terbeschikkingstelling met voorwaarden op te leggen, waarbij het klinisch behandeltraject alsnog aangeboden kan worden op een FPA.
Het psychologisch rapport, gedateerd 18 januari 2020 en opgesteld door M.C. Overduin, houdt onder meer – zakelijk weergegeven – het volgende in:
Er is bij verdachte sprake van een ziekelijke stoornis in de zin van autismespectrumstoornis niveau 1 (vereist ondersteuning) en een andere ongespecificeerde schizofreniespectrum- of andere psychotische stoornis. Differentiaal diagnostisch kan worden gedacht aan schizofrenie, bipolaire stemmingsstoornis, parafiele stoornis, en pedoseksuele stoornis. Gezien het structurele en langdurige karakter van de gediagnosticeerde stoornissen, was ook ten tijde van het ten laste gelegde sprake van deze problematiek.
Bij verdachte is al langere tijd autismespectrumproblematiek gediagnosticeerd, en bij hem is tevens sprake van persisterende paranoïde en betrekkingsideeën tegen de achtergrond van manifest psychotische episodes. Vanuit de psychotische symptomatologie ontstond de behoefte om voor het "onderzoek naar crimineel pedoseksueel gedrag" informatie te zoeken en vast te leggen. Daarnaast zag verdachte de noodzaak materiaal te verzamelen om zo afstand te kunnen nemen van strafbaar materiaal (om ruilmateriaal te verkrijgen).
Door de autismespectrumstoornis van verdachte is hij in mindere mate dan anderen in staat om eenmaal gekozen en ontwikkelde gedragspatronen te veranderen en bij te stellen. Hij bleef dus op rigide wijze zijn sociale contacten via internet vormgeven, bleef pornografisch materiaal uitwisselen, zoeken en opslaan, ook al zag hij een aantal ongewenste kanten hieraan. Ondanks indringende gesprekken door moeder en begeleidster en een verbod op kinderporno, bleek verdachte daar in 2019 nog steeds mee bezig te zijn. De combinatie van sociale omstandigheden met de gediagnosticeerde autistische en psychotische problematiek, maakt dat verdachte in mindere mate dan de gemiddelde mens in staat was te overzien wat de aard en ernst was van zijn daden, en zijn gedrag adequaat bij te stellen. Ook al kon hij wel tot op zekere hoogte beseffen dat het gedrag (downloaden en uitwisselen kinderporno) ongewenst en criminogeen is. Verdachte was ondanks zijn kwetsbaarheden toch doordrongen van het onacceptabele karakter van zijn impulsen en gedrag, en hij heeft getracht zijn internetgedrag bij te stellen naar (in zijn beleving) minder zware porno. Tegelijkertijd heeft hij er voor gekozen geen hulp of ondersteuning te vragen bij zijn hulpverleenster of bij de huisarts. Dit maakt dat er niet geadviseerd wordt verdachte het ten laste gelegde niet toe te rekenen. Ten aanzien van het eerste en het tweede ten laste gelegde feit kan geen uitspraak worden gedaan over de toerekeningsvatbaarheid, nu verdachte die feiten ontkent. Ten aanzien van het derde ten laste gelegde feit wordt geadviseerd om het ten laste gelegde sterk verminderd toe te rekenen.
De huidige situatie is nu zo dat de ambulante begeleidster te kennen heeft gegeven verdachte niet meer te willen begeleiden wegens het delictgedrag, terwijl moeder heeft laten weten verdachte geen blijvende huisvesting te willen verlenen. Dit betekent dat verdachte, afhankelijk als hij is van externe stut en steun, bij terugkeer in de maatschappij vooralsnog geen huisvesting en geen professionele behandeling en begeleiding heeft. De kans op vergroting van isolement en verdere ontregeling van het momenteel instabiele toestandsbeeld met als gevolg voortzetten van inadequaat, strafrechtelijk relevant gedrag, is groot. Binnen de huidige situatie van verdachte is er sprake van zeer beperkte beschermende factoren die verdachte in een zelfstandig bestaan tot steun kunnen zijn. Door het ontbreken van voldoende beschermende factoren zullen de risicofactoren en probleemgebieden onvoldoende gecompenseerd worden en leiden tot verdere ontregeling van verdachte met probleemgedrag als gevolg.
Bij een bewezenverklaring van het derde ten laste gelegde feit kan het geïndiceerde behandeltraject plaatsvinden in het kader van opgelegde voorwaarden bij een (deels) voorwaardelijk strafdeel binnen een reclasseringstoezicht. Gezien de ernst van de psychiatrische problematiek lijkt een toezicht voor een maximale periode (drie jaar) aangewezen. Bij een bewezenverklaring van het eerste en/of tweede ten laste gelegde feit komt verdachte in de situatie waarin hij bejegend wordt vanuit een visie die hij niet kan accepteren, en door ontkenning van deze feiten zal het risicomanagement volledig dienen te worden bepaald door de omgeving. Door ontkenning van de problematiek en risicofactoren is het waarschijnlijk dat verdachte zich zal afzetten tegen beperkingen die hem worden opgelegd, en is niet uit te sluiten dat hij zich zal willen onttrekken aan de opgelegde behandeling. Bij een opname in het kader van voorwaarden bij een (deels) voorwaardelijke gevangenisstraf, zal het alternatief (uitzitten van de gevangenisstraf) maken dat verdachte uiteindelijk zonder behandeling terugkeert in de maatschappij met alle risico’s van dien.
Om die reden is bij een bewezenverklaring van het eerste en/of tweede ten laste gelegde feit een minder vrijblijvend kader voor de behandeling geïndiceerd. Gedacht kan dan worden aan een terbeschikkingstelling met voorwaarden. In een dergelijk kader kan verdachte in eerste instantie geplaatst worden in een setting met een minder hoog beveiligingsniveau dan een Tbs-kliniek en met meer toekomstperspectief. Mocht hij desalniettemin geen gebruik (kunnen) maken van het behandelaanbod van de kliniek en/of tot delict gerelateerd gedrag komen, dan kan overwogen worden de terbeschikkingstelling met voorwaarden om te zetten in terbeschikkingstelling met verpleging. Het risico dat verdachte zonder behandeling terugkeert in de maatschappij is dan niet meer aanwezig.
De reclassering heeft over verdachte een maatregelenrapport uitgebracht, gedateerd
28 mei 2020 en opgesteld door H. Dijkstra. In dit rapport schaart de reclassering zich achter het straf c.q. interventieadvies van de Pro Justitia- onderzoekers. Indien het derde ten laste gelegde feit bewezen wordt geacht, is het advies verdachte een klinisch behandeltraject als voorwaarde op te leggen in het kader van een (deels) voorwaardelijk strafdeel met een reclasseringstoezicht en plaatsing in een FPA. Indien het eerste en het tweede ten laste gelegde wordt bewezen, is het advies de maatregel van terbeschikkingstelling met voorwaarden op te leggen, waarbij het klinisch behandeltraject alsnog aangeboden kan worden op een FPA. De reclassering adviseert dadelijke uitvoerbaarheid van de terbeschikkingstelling met voorwaarden. De reclassering heeft de volgende voorwaarden geadviseerd:
  • Geen strafbaar feit plegen
  • Meewerken aan reclasseringstoezicht
  • Meewerken aan time-out
  • Niet naar het buitenland
  • Opname in een zorginstelling
  • Ambulante behandeling
  • Begeleid wonen of maatschappelijke opvang
  • Vermijden contact met minderjarigen
  • Vermijden kinderporno
  • Verdachte werkt mee aan het uitwisselen van informatie met personen en instanties die contact hebben met verdachte, als dat van belang is voor het toezicht
  • Verbod bepaalde werkzaamheden
  • Dagbesteding .
Het oordeel van de rechtbank
De conclusies van de psychiater en de psycholoog worden gedragen door hun bevindingen, wat maakt dat de rechtbank zich zal aansluiten bij de adviezen, inhoudende dat bij verdachte ten tijde van het begaan van de feiten een ziekelijke stoornis van de geestvermogens bestond in verband waarmee verdachte niet geheel toerekeningsvatbaar wordt geacht.
De rechtbank is voorts, evenals de psychiater, de psycholoog en de reclassering, van oordeel dat behandeling van verdachte noodzakelijk is met het oog op het terugdringen van het recidiverisico. Bij terugkeer in de maatschappij zal het verdachte ontbreken aan huisvesting en aan ondersteuning en begeleiding op sociaal en professioneel gebied. Deze toename van stressoren en het ontbreken van voldoende beschermende factoren zullen blijkens de rapportages een negatieve impact hebben op het reeds instabiele en complexe psychiatrisch toestandsbeeld van verdachte met als het gevolg dat het risico op het voortzetten van inadequaat, strafrechtelijk relevant gedrag hoog is. De rechtbank acht het bovendien zorgelijk dat verdachte volhardend is in zijn gedrag, nu het over een langere periode heeft plaatsgevonden en verdachte met betrekking tot de kinderpornografie zelfs na confrontatie met zijn strafbare handelen door zijn moeder en begeleidster niet in staat is geweest zijn gedrag bij te stellen of hulp te zoeken. Door bewezenverklaring van het tweede ten laste gelegde feit is het volgens de psycholoog echter mogelijk dat verdachte zich zal onttrekken aan de geïndiceerde behandeling. Mocht de behandeling in het kader van een (deels) voorwaardelijke gevangenisstraf worden opgelegd, dan betreft het alternatief het uitzitten van de gevangenisstraf. Dientengevolge kan de zeer onwenselijke situatie ontstaan dat verdachte alsnog zonder behandeling terugkeert in de maatschappij met alle risico’s van dien.
Gelet op het voorgaande acht de rechtbank de terbeschikkingstelling van verdachte noodzakelijk om de behandeling te doen slagen en te voorkomen dat verdachte onbehandeld terugkeert in de maatschappij. Om die reden zal de terbeschikkingstelling van verdachte worden gelast met voorwaarden betreffende zijn gedrag, een en ander als nader in het dictum van dit vonnis aan te duiden. Ter terechtzitting heeft verdachte verklaard zich aan de voorwaarden te zullen houden. De rechtbank acht het van belang dat de behandeling van verdachte aansluitend aan zijn detentie zal aanvangen, en zal derhalve bepalen dat de terbeschikkingstelling met voorwaarden dadelijk uitvoerbaar zal zijn.
De rechtbank overweegt voorts dat de onder 2 en 3 bewezenverklaarde feiten misdrijven betreffen waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van meer dan vier jaren is gesteld en dat de veiligheid van anderen, dan wel de algemene veiligheid van personen het opleggen van die maatregel eist. De rechtbank stelt in dit verband vast dat het onder 2 bewezenverklaarde feit een misdrijf oplevert dat is gericht tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen.
De rechtbank is van oordeel dat de ernst van de feiten met zich brengt dat naast de geadviseerde terbeschikkingstelling met voorwaarden een gevangenisstraf dient te worden opgelegd. Het zwaartepunt dient echter, zo luidt ook het standpunt van de officier van justitie en de raadsvrouw, bij de behandeling van verdachte te liggen. Om die reden zal de rechtbank opleggen een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 293 dagen met aftrek overeenkomstig de tijd die verdachte reeds in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht.
7.4
De inbeslaggenomen voorwerpen
De rechtbank is van oordeel dat de volgende goederen vatbaar zijn voor onttrekking aan het verkeer, aangezien met behulp van deze voorwerpen het derde en het vierde ten laste gelegde feit zijn begaan en zij van zodanige aard zijn, dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet of met het algemeen belang:
ONRBC19541.01.01.001 Laptop MSI, incl. voeding
ONRBC19541.01.01.002 GSM Samsung (J3) met oplader
ONRBC19541.01.01.005 GSM Samsung (met kapot scherm)
ONRBC19541.01.01.010 USB-stick 16gb Toshiba.
De rechtbank zal de teruggave aan verdachte gelasten van de overige aan hem toebehorende goederen, aangezien deze niet vatbaar zijn voor onttrekking aan het verkeer en het belang van strafvordering zich niet tegen teruggave verzet. Het gaat daarbij om:
ONRBC19541.01 Navigatiesysteem Garmin
ONRBC19541.01.01.003 Laptop Dell
ONRBC19541.01.01.004 GSM Samsung (beige achterkant)
ONRBC19541.01.01.006 IPhone 4
ONRBC19541.01.01.007 Videocamera Sony HP met kabel
ONRBC19541.01.01.008 PlayStation PS3, incl. voeding en controller
ONRBC19541.01.01.009 Fotocamera Fujifilm.

8.De schade van benadeelden

8.1
De vordering van de benadeelde partij
[slachtoffer] heeft zich als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces. De benadeelde partij vordert verdachte te veroordelen om schadevergoeding te betalen tot een totaalbedrag van € 6.438,05, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop het strafbare feit is gepleegd.
De gevorderde materiële schade behelst in totaal € 1.438,05 en bestaat uit de volgende posten:
- therapiekosten € 1.145,00
- reiskosten € 293,05.
De therapiekosten en de reiskosten naar de therapieën zijn als toekomstige schade opgegeven.
Daarnaast wordt wegens immateriële schade een bedrag van € 5.000,00 gevorderd.
8.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd de immateriële schade te matigen. De officier van justitie heeft te kennen gegeven zich wat de toekomstige schade betreft aan het oordeel van de rechtbank te refereren.
8.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft primair verzocht de vordering van de benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaren. Subsidiair heeft de raadsvrouw verzocht de therapiekosten af te wijzen en enkel de reiskosten naar het politiebureau toe te wijzen. De raadsvrouw heeft zich voorts op het standpunt gesteld dat de immateriële schade dient te worden gematigd.
8.4
Het oordeel van de rechtbank
Door de gebezigde bewijsmiddelen en de behandeling op de terechtzitting is komen vast te staan dat verdachte door het
onder 2bewezenverklaarde feit rechtstreeks schade heeft toegebracht aan de benadeelde partij. De opgevoerde schadeposten inzake de reiskosten – met uitzondering van de reiskosten naar de therapieën – en de immateriële schade zijn onvoldoende betwist en voldoende onderbouwd en aannemelijk. De gevorderde reiskosten zal de rechtbank toewijzen tot een bedrag van € 78,33. De rechtbank ziet aanleiding de immateriële schade te matigen tot een bedrag van € 2.500,00, nu zij verdachte voor het eerste ten laste gelegde feit zal vrijspreken. De rechtbank zal het gevorderde derhalve deels toewijzen tot een totaalbedrag van € 2.578,33, te vermeerderen met de verschuldigde wettelijke rente vanaf de datum waarop het strafbare feit is gepleegd.
De onder de posten “therapiekosten” en “reiskosten reflexintegratie therapie” opgevoerde schade is onvoldoende komen vast te staan, omdat de gestelde schade onvoldoende is onderbouwd, nu niet vaststaat dat de behandelingen zullen plaatsvinden en hoeveel behandelingen uiteindelijk nodig zijn. Het in de gelegenheid stellen van de benadeelde partij om deze schadeposten alsnog nader te onderbouwen, leidt tot een onevenredige belasting van de strafrechtelijke procedure, zodat de rechtbank de benadeelde partij die gelegenheid niet zal bieden.
De benadeelde partij zal om die reden voor dat deel niet-ontvankelijk worden verklaard. De benadeelde partij kan de vordering in zoverre slechts aanbrengen bij de burgerlijke rechter.
8.5
De schadevergoedingsmaatregel
De benadeelde partij heeft verzocht en de officier van justitie heeft gevorderd de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
De rechtbank zal de maatregel als bedoeld in artikel 36f Sr opleggen, aangezien verdachte jegens de benadeelde partij naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door het onder 2 ten laste gelegde feit is toegebracht.

9.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de artikelen 36b, 36c, 36f, 37a, 38, 38a, 57, 247, 240b en 254a Wetboek van Strafrecht.

10.De beslissing

De rechtbank:
bewezenverklaring
- verklaart niet bewezen dat verdachte het
onder 1ten laste gelegde heeft begaan en spreekt hem daarvan vrij;
- verklaart bewezen dat verdachte het
onder 2, onder 3 en onder 4ten laste gelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feit
- verklaart het bewezenverklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezenverklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feit 2:het misdrijf: met iemand beneden de leeftijd van zestien jaren buiten echt ontuchtige handelingen plegen, meermalen gepleegd;
feit 3:het misdrijf: een afbeelding en een gegevensdrager bevattende een afbeelding van een seksuele gedraging, waarbij iemand die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet heeft bereikt, is betrokken of schijnbaar is betrokken, verspreiden, in bezit hebben en zich door middel van een geautomatiseerd werk of met gebruikmaking van een communicatiedienst de toegang daartoe verschaffen, terwijl van het plegen van dit misdrijf een beroep of gewoonte wordt gemaakt;
feit 4:het misdrijf: een gegevensdrager, bevattende een afbeelding van een ontuchtige handeling, waarbij een mens en een dier zijn betrokken of schijnbaar zijn betrokken, in bezit hebben;
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het bewezenverklaarde;
straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
293 (tweehonderddrieënnegentig) dagen;
- bepaalt dat de tijd die de verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht;
maatregel
- gelast dat de verdachte
ter beschikking wordt gesteld, en stelt daarbij
de volgende voorwaardenbetreffende zijn gedrag:
1. de verdachte zal zich niet schuldig maken aan een strafbaar feit;
2. de verdachte zal meewerken aan het reclasseringstoezicht. Deze medewerking houdt onder andere in:
- de verdachte meldt zich op afspraken bij de reclassering, zo vaak als de reclassering dat nodig vindt;
- de verdachte laat een of meer vingerafdrukken nemen en laat een geldig identiteitsbewijs zien ter vaststelling van zijn identiteit;
- de verdachte houdt zich aan de aanwijzingen van de reclassering. De reclassering kan aanwijzingen geven die nodig zijn voor de uitvoering van het toezicht of om de verdachte te helpen bij het naleven van de voorwaarden;
- de verdachte helpt de reclassering aan een actuele foto waarop zijn gezicht herkenbaar is ter opsporing bij ongeoorloofde afwezigheid;
- de verdachte werkt mee aan huisbezoeken;
- de verdachte geeft de reclassering inzicht in de voortgang van begeleiding en/of behandeling door andere instellingen of hulpverleners;
- de verdachte vestigt zich niet op een ander adres zonder toestemming van de reclassering;
- de verdachte werkt mee aan het uitwisselen van informatie met personen en instanties die contact met hem hebben, als dat van belang is voor het toezicht;
3. de verdachte zal meewerken aan een time-out in een Forensisch Psychiatrisch Centrum (FPC) of een andere instelling, als de reclassering dat nodig vindt. Deze time-out duurt maximaal zeven weken, met de mogelijkheid van verlenging met nog eens maximaal zeven weken, tot maximaal veertien weken per jaar;
4. de verdachte zal niet naar het buitenland of naar de Nederlandse Antillen gaan, zonder toestemming van het Openbaar Ministerie;
5. de verdachte zal zich laten opnemen in FPA De Boog of een soortgelijke instelling, te bepalen door de justitiële instantie die verantwoordelijk is voor de plaatsing. De opname start zodra de kliniek hiervoor een opnamedatum heeft en duurt zolang de reclassering dat nodig vindt. De verdachte zal zich houden aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorginstelling geeft voor de behandeling. Het innemen van medicijnen kan onderdeel zijn van de behandeling. Als de reclassering een overgang naar ambulante zorg, begeleid wonen of maatschappelijke opvang gewenst vindt, zal de verdachte meewerken aan de indicatiestelling en plaatsing;
6. de verdachte zal zich na de klinische opname laten behandelen door een ambulante (forensische) psychiatrische instelling of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling start na afloop van de klinische behandeling. De behandeling duurt zolang de reclassering dat nodig vindt. De verdachte zal zich houden aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Het innemen van medicijnen kan onderdeel zijn van de behandeling;
7. de verdachte zal na de klinische opname in een instelling voor beschermd wonen of maatschappelijke opvang verblijven, te bepalen door de reclassering. Het verblijf start op het moment dat de reclassering dat wenselijk vindt, na afloop van het klinische traject. Het verblijf duurt zolang de reclassering dat nodig vindt. De verdachte zal zich houden aan de huisregels en het dagprogramma dat de instelling in overleg met de reclassering voor hem heeft opgesteld;
8. de verdachte zal op geen enkele wijze contact met minderjarigen zoeken en zal deze contacten zoveel mogelijk vermijden;
9. de verdachte zal op geen enkele wijze – direct of indirect – contact opnemen, zoeken of hebben met [slachtoffer] , geboren op [geboortedatum 2] 2012 in [geboorteplaats 2] , tenzij dit contact plaatsvindt met uitdrukkelijke toestemming van de reclassering en daarbij de aanwijzingen van de reclassering worden gevolgd;
10. de verdachte zal zich niet bevindingen binnen een straal van een kilometer van de woningen van [slachtoffer] aan [adres 2] en [adres 3] , evenals de school van [slachtoffer] aan [adres 4] , tenzij hij daar uitdrukkelijke toestemming voor heeft van de reclassering en daarbij de aanwijzingen van de reclassering worden gevolgd;
11. de verdachte zal zich op welke wijze dan ook onthouden van:
- het seksueel getint communiceren met minderjarigen;
- gedrag dat is gericht op een digitale omgeving waarin kinderpornografisch materiaal kan worden verkregen;
- gedrag dat is gericht op een digitale omgeving waarin over seksuele handelingen met minderjaren wordt gecommuniceerd.
De verdachte zal tijdens de gesprekken met de reclassering bespreken hoe hij denkt dit gedrag te voorkomen. Het toezicht op deze voorwaarden kan onder andere bestaan uit controles van computers en ander apparatuur. De verdachte zal meewerken aan controle van digitale gegevensdragers tijdens een huisbezoek;
12. de verdachte zal meewerken aan een verbod en controle op het gebruik van sociale media en gegevensdragers:
- de verdachte wist geen data (zoals bestanden, documenten, apps, programma’s, zoekhistorie en/of contacten) van de gegevensdragers zonder toestemming van de reclassering;
- de verdachte geeft de reclassering alle wachtwoorden, emailadressen en/of inloggegevens, die hij gebruikt voor het inloggen in zijn Cloud, apps of softwareprogramma’s die hij op zijn gegevensdragers gebruikt. Het niet willen of kunnen geven van al deze gegevens zal door de reclassering worden opgevat als het niet willen meewerken aan de controle van de gegevensdragers;
- de verdachte maakt niet zonder toestemming van de reclassering gebruik van sociale media, zoals WhatsApp, Facebook, Instagram en e-mail;
13. de verdachte zal niet werken binnen een sector die verwantschap heeft met omgang met kinderen. Indien vanuit de behandeling blijkt dat de verdachte niet meer met dieren kan werken, zal de reclassering – indien dat nodig wordt geacht – werkzaamheden in omgang met dieren verbieden;
14. de verdachte zal meewerken aan een vorm van dagbesteding, te bepalen door de reclassering;
- draagt Reclassering Nederland op om aan de verdachte hulp en steun te verlenen bij de naleving van de voorwaarden;
- beveelt dat de terbeschikkingstelling met voorwaarden
dadelijk uitvoerbaaris;
schadevergoeding
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer] : van een bedrag van € 2.578,33 (te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 3 september 2019);
- veroordeelt verdachte daarnaast in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, alsook in de kosten van betekening van dit vonnis, de in verband met de tenuitvoerlegging van dit vonnis nog te maken kosten en de kosten vallende op de invordering;
- legt de
maatregelop dat verdachte verplicht is ter zake van het onder 2 bewezenverklaarde feit en tot
betaling aan de Staat der Nederlanden van een bedrag van € 2.578,33,te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 3 september 2019 ten behoeve van de benadeelde, en bepaalt, voor het geval volledig verhaal van het verschuldigde bedrag niet mogelijk blijkt, dat
gijzelingvoor de duur van
35 dagenkan worden toegepast. Tenuitvoerlegging van de gijzeling laat de betalingsverplichting onverlet;
- bepaalt dat als verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van bedoeld bedrag daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij het bedrag te betalen, komt te vervallen, en andersom, als verdachte aan de benadeelde partij het verschuldigde bedrag heeft betaald, dat daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van dat bedrag komt te vervallen;
- bepaalt dat de benadeelde partij [slachtoffer] , voor een deel van € 3.859,72 niet-ontvankelijk is in de vordering, en dat de benadeelde partij de vordering voor dat deel slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
de inbeslaggenomen voorwerpen
- verklaart onttrokken aan het verkeer van de volgende inbeslaggenomen voorwerpen:
ONRBC19541.01.01.001 Laptop MSI, incl. voeding
ONRBC19541.01.01.002 GSM Samsung (J3) met oplader
ONRBC19541.01.01 005 GSM Samsung (met kapot scherm)
ONRBC19541.01.01.010 USB-stick 16gb Toshiba
- gelast de teruggave van de volgende inbeslaggenomen voorwerpen aan verdachte:
ONRBC19541.01 Navigatiesysteem Garmin
ONRBC19541.01.01.003 Laptop Dell
ONRBC19541.01.01.004 GSM Samsung (beige achterkant)
ONRBC19541.01.01.006 IPhone 4
ONRBC19541.01.01.007 Videocamera Sony HP met kabel
ONRBC19541.01.01.008 PlayStation PS3, incl. voeding en controller
ONRBC19541.01.01.009 Fotocamera Fujifilm;
opheffing bevel voorlopige hechtenis
- heft het bevel tot voorlopige hechtenis op met ingang van de dag dat het voorarrest gelijk wordt aan de opgelegde onvoorwaardelijke straf.
Dit vonnis is gewezen door mr. E.J.M. Bos, voorzitter, mr. H. Stam en mr. M.A.H. Heijink, rechters, in tegenwoordigheid van mr. M.M.B. Cakir, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 25 juni 2020.
Mr. Heijink is niet in staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage bewijsmiddelen
Leeswijzer
Deze bijlage maakt deel uit van het vonnis en bevat de bewijsmiddelen met betrekking tot het onder 2 bewezenverklaarde feit. Indien hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier AMAZONE van de politie Eenheid Oost-Nederland, Dienst Regionale Recherche, afdeling thematische opsporing, team zeden (ONRBC19541 / PL0600-2019399926) van 30 januari 2020. Er wordt steeds verwezen naar (de digitale) bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal, tenzij hieronder anders wordt vermeld.
1.
Het proces-verbaal van aangifte van [aangever] – namens [slachtoffer] – van 9 september 2019, pagina 27 en 29 t/m 31, zakelijk weergegeven, inhoudende:
Ik doe aangifte namens mijn dochter [slachtoffer] , geboren op [geboortedatum 2] 2012. Sinds mijn ex-man en ik in mei 2017 uit elkaar zijn gegaan, verblijven de kinderen veel bij hun oma in [woonplaats] . Daar woont ook mijn broer [verdachte] . [getuige] had gezegd dat oom [verdachte] tussen de benen en aan de billen van zijn zusje zit. Tijdens het avondeten zat oom [verdachte] met zijn hand tussen de benen van [slachtoffer] . [getuige] keek dan onder de tafel. [getuige] zei dat oom [verdachte] kusjes op de mond van [slachtoffer] wilde geven en dat [slachtoffer] dat niet wilde, maar dat oom [verdachte] dan toch doorging. [slachtoffer] vertelde dat [verdachte] rare dingen deed en aan haar billen zat. Ze ging staan en maakte een vlakke hand en ging daarmee over haar broek van boven naar beneden richting haar kruis. Verder zei ze dat oom [verdachte] haar altijd kusjes wilde geven op haar mond en dat ze dat niet wilde. De laatste keer dat er iets is gebeurd tussen [slachtoffer] en [verdachte] was op dinsdag 3 september 2019. Dat weet ik van [slachtoffer] . Ik heb haar gevraagd wanneer het voor het laatst gebeurd was. Zij antwoordde daarop: "dinsdag".
2.
Het proces-verbaal van bevindingen betreffende het verhoor van slachtoffer [slachtoffer] , opgesteld door verbalisant [verbalisant 3] , van 12 september 2019, pagina 78 en 87, zakelijk weergegeven, inhoudende:
Tijdens het eten aan tafel zit oom [verdachte] aan mijn kruis. Hij slaat mij dan. Het kietelt als oom [verdachte] mij met zijn hand op mijn kruis slaat.
3.
Het proces-verbaal van bevindingen betreffende het verhoor van getuige [slachtoffer] , opgesteld door verbalisant [verbalisant 3] , van 18 september 2019, pagina 94, 96 t/m 100 en 103, zakelijk weergegeven, inhoudende:
Mijn oom heeft met zijn handen tussen het kruis van mijn zusje gezeten. Onder het eten gaat hij vaak met zijn hand bij de kont van mijn zusje zitten. Soms zit mijn zusje op de bank en dan komt hij naast haar zitten en gaat hij haar op allerlei plekken aaien. Hij gaat dan met zijn hand in haar broek en dan aait hij haar over haar kont. Tijdens het eten gaat hij met zijn hand naar onderen. De tweede keer dat dit gebeurde, heb ik onder de tafel gekeken en zag ik dat hij de kont van mijn zusje aan het aaien was. Hij heeft mijn zusje ook op haar lippen gekust. Oom [verdachte] woont bij mijn oma in [woonplaats] . Ik heb aardig vaak gezien dat mijn oom mijn zusje op rare plekken aanraakt, namelijk bij het kruis en bij de kont. Ik heb het zo vaak gezien dat ik de tel niet meer heb bijgehouden. De eerste keer was twee jaar geleden op een maandag. Elke keer dat wij aan tafel zitten om te eten, gebeurt het. Ik keek dan steeds onder de tafel. Ik heb één keer gezien dat hij ook met zijn hand in de broek ging. De laatste keer dat oom [verdachte] mijn zusje heeft aangeraakt, is vorige week dinsdag geweest. Hij zat weer met zijn hand aan de kont van [slachtoffer] en hij wilde haar op de lippen kussen. Als [slachtoffer] wegloopt, dan gaat hij achter haar aan om vervolgens weer naast haar te zitten en aan vooral haar kont te zitten. Ik heb gezien dat oom [verdachte] het kruis en de kont van [slachtoffer] heeft aangeraakt. Hij aait of streelt haar dan, ook bij haar kruis. Daarmee bedoel ik echt in het midden, aan haar plasser. Dat gebeurde over de kleding.
4.
Het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 4] van 4 februari 2020 met daarin een chatgesprek, pagina 2, zakelijk weergegeven, inhoudende:
  • [naam 1] bijna niet gelooft dat ze zo jong is, omdat ze zo geoefend lijkt
  • [verdachte] zegt dat sommige zo zijn en zegt dat zijn nichtje nog iets vlotter is
  • [verdachte] vervolgens verteld over een situatie waarbij zijn nichtje aan tafel een opmerking maakte over een dikke worst en dat [verdachte] ook een dikke worst had. Daarna zou zijn nichtje gezegd hebben dat ze de piemel van [verdachte] bedoelde en dat ze toen ook over zijn piemel wreef.
5.
Het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 4] van 4 februari 2020 met daarin een chatgesprek, pagina 6, zakelijk weergegeven, inhoudende:
  • [naam 2] vraagt of [verdachte] nog vaak aan zijn nichtje denkt, waarop [verdachte] zegt dat hij dat wel vaak doet
  • [naam 2] ook veel aan zijn nichtje denkt en aan haar kutje.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s zijn dit pagina’s uit het dossier AMAZONE van de politie Eenheid Oost-Nederland, Dienst Regionale Recherche, afdeling thematische opsporing, team zeden, met nummer ONRBC19541 / PL0600-2019399926. Er wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal, tenzij anders wordt vermeld.