ECLI:NL:RBOVE:2020:2107

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
15 juni 2020
Publicatiedatum
19 juni 2020
Zaaknummer
C/08/244898 / KG ZA 20-49
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot afgifte van documenten en betaling van voorschot in erfrechtelijke zaak tussen zussen

In deze zaak, die voor de Rechtbank Overijssel is behandeld, vordert eiseres, een dochter van de overleden erflaatster, inzage in de nalatenschap van haar moeder en betaling van een voorschot op haar erfrechtelijke aanspraak. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat eiseres en gedaagde, haar zus, beiden erfgenamen zijn van de nalatenschap. Eiseres heeft de nalatenschap beneficiair aanvaard en stelt dat gedaagde haar een bedrag schuldig is, gelijk aan de waarde van haar erfdeel op de sterfdag van de erflaatster. Eiseres heeft herhaaldelijk om informatie gevraagd, maar gedaagde heeft niet alle gevraagde documenten verstrekt. De voorzieningenrechter oordeelt dat eiseres recht heeft op inzage in de documenten die noodzakelijk zijn voor de vaststelling van haar erfrechtelijke aanspraak. Gedaagde wordt veroordeeld om de gevraagde documenten binnen een week na betekening van het vonnis af te geven en zich in te spannen om de benodigde informatie te vergaren. Daarnaast wordt gedaagde veroordeeld tot betaling van een voorschot van € 72.500,00 op de derdenrekening van de advocaat van eiseres. De proceskosten worden gecompenseerd, zodat iedere partij haar eigen kosten draagt.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Almelo
zaaknummer / rolnummer: C/08/244898 / KG ZA 20-49
Vonnis in kort geding van 15 juni 2020
in de zaak van
[eiseres],
wonende te [woonplaats 1] ,
eiseres,
advocaat mr. E.J. Moll te Doetinchem,
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats 2] ,
gedaagde,
advocaat mr. W.H. Kesler te Enschede.
Partijen zullen hierna ‘ [eiseres] ’ en ‘ [gedaagde] ’ genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding met producties
- de vermeerdering van eis met producties
- de producties van [gedaagde]
- de op voorhand toegezonden pleitnota van [gedaagde]
- de mondelinge behandeling, die heeft plaatsgevonden via Skype. Verschenen zijn: mevrouw. [A] , dochter en gevolmachtigde van [eiseres] , vergezeld door mr. Moll en [gedaagde] vergezeld door mr. Kesler
- de ter zitting gedane wijziging van eis.
1.2.
Ten slotte is vonnis gevraagd. Het vonnis is bepaald op vandaag.

2.De feiten

2.1.
Op [overlijdensdatum 1] 2018 is overleden [B] (hierna ook te noemen: erflaatster).
2.2
[eiseres] en [gedaagde] zijn zussen en beiden erfgenamen in de nalatenschap van erflaatster, hun moeder.
2.3.
Erflaatster heeft bij testament van 11 november 1997 onder meer het volgende bepaald:

(…)
A.Ik deel toe aan mijn dochter [gedaagde] alle tot mijn nalatenschap behorende vermogensbestanddelen.
Zij is dan verplicht, voor haar rekening te nemen:
a. alle schulden van mijn nalatenschap;
b. de kosten van mijn lijkbezorging;
c. eventuele taxatiekosten en de kosten van afwikkeling van mijn nalatenschap;
d. alle successierechten die wegens mijn overlijden verschuldigd zijn.
Bovendien is mijn genoemde dochter [gedaagde] aan mijn dochter [eiseres] schuldig een bedrag, gelijk aan de waarde op mijn sterfdag van haar zuiver erfdeel.
(…)
De schuld die mijn dochter [gedaagde] aldus zal hebben aan mijn dochter [eiseres] zal voldaan kunnen worden door inbetalinggeving van alle tot mijn nalatenschap behorende bestanddelen behalve de tot mijn nalatenschap behorende aandelen in de te [vestigingsplaats] gevestigde besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid [Z] B.V.
De schuld draagt een niet-samengestelde rente ingaande op het moment van mijn overlijden en eindigende op het moment van uitbetaling. (…)
Uitbetaling van hoofdsom en rente zal zo spoedig mogelijk doch uiterlijk twee jaar na mijn overlijden dienen plaats te vinden.
B.Aan mijn dochter [eiseres] deel ik toe een vordering op mijn dochter [gedaagde] zoals hiervóór onder A is omschreven.
(…)”.
2.4.
[eiseres] heeft de nalatenschap beneficiair aanvaard.
2.5.
De vader van [eiseres] en [gedaagde] , de echtgenoot van erflaatsters, is vooroverleden op [overlijdensdatum 2] 1993. Vader had in zijn testament een ouderlijke boedelverdeling laten opnemen. Zijn nalatenschap is toebedeeld aan zijn echtgenote, erflaatster, onder de verplichting om de aan de beide dochters toekomende erfdelen schuldig te blijven.
2.6.
De ouders van partijen, althans vader, had(den) een onderneming [Z] B.V. [gedaagde] is sinds [datum] 1993 bestuurder/directrice van deze vennootschap. [eiseres] is in de periode van 1991 tot en met 1998 in dienst geweest van de vennootschap.
2.7.
[eiseres] heeft [gedaagde] bij brieven van 7 juni 2018 en 5 juli 2018 verzocht relevante informatie over de nalatenschap van erflaatster aan haar te verstrekken.
2.8.
Het door [Z] B.V. gehuurde bedrijfspand is medio 2019 door de verhuurder ontruimd.
2.9.
Bij dagvaarding van 10 maart 2020 heeft [eiseres] dit kort geding ingeleid.
De mondelinge behandeling van de zaak is tot twee keer toe op verzoek van partijen aangehouden. Op 10 april 2020 heeft [gedaagde] bepaalde documenten aan [eiseres] doen toekomen. De mondelinge behandeling van de onderhavige zaak is uiteindelijk bepaald op
8 juni 2020.

3.Het geschil

3.1.
[eiseres] vordert, na wijziging van eis, dat de voorzieningenrechter bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad,
- [gedaagde] veroordeelt tot afgifte aan [eiseres] van de in de dagvaarding genoemde documenten en bescheiden binnen twee dagen na betekening van het vonnis op straffe van een dwangsom van € 1.000,00 per dag dat gedaagde na betekening van het vonnis in gebreke blijft volledig aan het vonnis te voldoen, althans zodanige termijn na het vonnis en zodanige hoogte van dwangsommen als de voorzieningenrechter in goede justitie zal vermenen te behoren, zijnde de volgende documenten:
a. alle bankafschriften van alle bankrekeningen van erflaatster vanaf 2008, althans vanaf 2011, tot en met heden
waarbij onder bankrekeningen niet alleen is bedoeld betaalrekeningen maar ook
spaarrekening en effectenrekeningen en dergelijke;
b. volledige correspondentie met verzekeringsmaatschappijen vanaf 2008 tot en met heden;
c. kopieën van alle verzekeringspolissen zoals levensverzekering, uitvaartverzekering en elke soort van verzekering met waarde-opbouw;
d. kopieën van de aangifte erfbelasting en aanslag erfbelasting;
e. jaarrekeningen en bankafschriften van de vennootschap [Z] B.V. vanaf 2008 tot en met heden;
f. aangiften vennootschapsbelasting en aanslagen vennootschapsbelasting vanaf 2008 tot en
met heden;
g. aangiften inkomstenbelasting en aanslagen inkomstenbelasting ten name van erflaatster
vanaf 2008 tot en met 2018;
h. boedelbeschrijving die na het overlijden van vader is opgemaakt;
i. akte houdende vaststelling erfdelen/akte houdende vaststelling overbedelingsvordering die na het overlijden van vader is opgemaakt;
j. concept boedelbeschrijving inzake de nalatenschap van erflaatster;
k. taxatie van de waarde van de tot de nalatenschap behorende registergoederen;
1. taxatie van de tot de nalatenschap behorende roerende zaken;
m. kopie van de verklaring van erfrecht;
- [gedaagde] veroordeelt zich in te spannen om de door [eiseres] verlangde informatie, voor over [gedaagde] deze niet al tot haar beschikking heeft, te vergaren;
- [gedaagde] veroordeelt tot betaling van een bedrag van € 72.500,00, althans een in redelijkheid door de voorzieningenrechter vast te stellen bedrag, te storten op de derdenrekening van
een van de advocaten, mr. Moll dan wel mr. Kesler;
  • althans een zodanige voorzieningen treft als de voorzieningenrechter in goede justitie zal vermenen te behoren;
  • [gedaagde] veroordeelt in de kosten van deze procedure.
3.2.
[gedaagde] voert verweer en heeft afwijzing van het gevorderde bepleit, met veroordeling van [eiseres] in de kosten van het geding.

4.De beoordeling

4.1.
Het spoedeisend belang bij de vorderingen van [eiseres] vloeit voort uit haar stellingen. De stelling van [eiseres] dat in het testament van erflaatster is bepaald dat [gedaagde] aan [eiseres] schuldig is een bedrag gelijk aan de waarde per sterfdag van haar zuiver aandeel, welk bedrag zo spoedig mogelijk, doch uiterlijk twee jaar na het overlijden van erflaatster zal dienen te plaats te vinden, terwijl er thans sinds het overlijden van erflaatster twee jaren zijn verstreken en [gedaagde] de vordering van [eiseres] nog heeft betaald, is voldoende om in dit kort geding tot een inhoudelijke beoordeling van de zaak over te gaan.
Van [eiseres] kan niet worden gevergd dat zij de uitkomst van een bodemprocedure afwacht. [eiseres] is ontvankelijk in haar vorderingen.
4.2.
De voorzieningenrechter staat de wijzigingen c.q. vermeerderingen van eis toe. [gedaagde] heeft weliswaar bezwaar gemaakt tegen de eiswijzigingen ter zitting, maar een partij kan haar eis wijzigen/vermeerderen zolang nog geen eindvonnis is gewezen. Het gaat niet om een substantiële uitbreiding van het aan de vorderingen van [eiseres] ten grondslag liggende feitencomplex, waardoor het geding zou kunnen worden vertraagd. De eiswijziging is niet in strijd zijn met de eisen van een goede procesorde.
4.3.
Aan de orde is de vraag of [gedaagde] gehouden is tot afgifte van de door [eiseres] verlangde documenten, alsmede de vraag of [gedaagde] gehouden is tot betaling aan [eiseres] van een voorschot op de erfrechtelijke aanspraak van [eiseres] in de nalatenschap van erflaatster, zoals [eiseres] stelt en [gedaagde] betwist.
4.4.
De voorzieningenrechter wijst de gevorderde afgifte van de verlangde documenten toe, alsmede het gevorderde voorschot. Hij overweegt daartoe als volgt.
Afgifte documenten
4.5.
Vast staat dat [eiseres] en [gedaagde] beiden erfgenaam zijn in de nalatenschap van hun moeder en dat [gedaagde] aan [eiseres] een bedrag schuldig is gelijk aan de waarde per sterfdag van haar zuiver aandeel. [eiseres] heeft daarmee een vordering op [gedaagde] verkregen.
4.6.
Partijen zijn het er over eens dat [eiseres] recht heeft op inzage en afschrift van de bescheiden die noodzakelijk zijn voor de vaststelling van de omvang van haar erfrechtelijke aanspraak en dat [gedaagde] degene is die daarin het voortouw moet nemen. [eiseres] heeft herhaaldelijk aan [gedaagde] gevraagd om documenten op basis waarvan haar erfrechtelijke aanspraak kan worden vastgesteld. [gedaagde] heeft [eiseres] stukken doen toekomen, maar volgens [eiseres] is de door [gedaagde] overgelegde informatie onvolledig. Er is volgens [eiseres] meer informatie voorhanden, waarover [gedaagde] reeds de beschikking heeft of met de nodige inspanning kan vergaren. [gedaagde] stelt zich daarentegen op het standpunt dat van haar niet het onmogelijke kan worden gevraagd. Zij kan geen stukken afgeven die ze niet heeft.
4.7.
Naar het oordeel van de voorzieningenrechter is het van belang dat [eiseres] zo spoedig mogelijk inzicht krijgt in de omvang van de nalatenschap van erflaatster, zodat haar erfrechtelijke aanspraak kan worden berekend en daarmee de hoogte van de vordering van [eiseres] op [gedaagde] . Vast staat immers dat in het testament is bepaald dat het bedrag dat aan [eiseres] toekomt, zo spoedig mogelijk, maar uiterlijk twee jaar na het overlijden van erflaatster moet plaatsvinden. Inmiddels zijn er ruim twee jaren verstreken.
[gedaagde] zal zich maximaal moeten inspannen om de door [eiseres] verlangde documenten aan [eiseres] te verstrekken. [gedaagde] heeft ter zitting verklaard daartoe ook bereid te zijn.
Dat [gedaagde] alle in de dagvaarding genoemde documenten niet kan verstrekken, omdat zij deze niet in haar bezit heeft, maakt niet dat van haar niet kan worden gevergd dat zij zich inspant om deze documenten boven tafel te krijgen. Indien haar dat om gezondheidsredenen niet lukt, kan zij zich daarbij laten bijstaan door haar advocaat, dan wel een andere gemachtigde. Vanzelfsprekend kan [gedaagde] niet tot het onmogelijke worden gehouden. Stukken die er niet zijn kan ze niet afgeven aan [eiseres] .
4.8.
[gedaagde] moet in actie komen. De voorzieningenrechter zal de vordering tot afgifte van de door [eiseres] verlangde documenten hierna dan ook toewijzen. [gedaagde] zal tevens worden veroordeeld zich in te spannen om de door [eiseres] verlangde informatie, voor zover [gedaagde] deze niet al tot haar beschikking heeft, te vergaren, in die zin dat van [gedaagde] tevens wordt verlangd dat zij van haar inspanningen bewijsstukken overlegt aan [eiseres] .
4.9.
De voorzieningenrechter ziet geen aanleiding om daarbij een dwangsom op te leggen. Hij vertrouwt er (voorshands) op dat [gedaagde] zal doen waartoe zij gehouden is.
Voorschot
4.10.
Vast staat tussen partijen dat [eiseres] uit hoofde van haar erfrechtelijke aanspraak in de nalatenschap van erflaatster een vordering heeft op [gedaagde] . Wat de exacte omvang van die vordering is, kan in deze kort gedingprocedure, gelet op haar aard en beperkte mogelijkheden, niet worden vastgesteld. De standpunten van partijen over de omvang en de waardering van de nalatenschap van erflaatster lopen sterk uiteen. Het ontbreekt voorts aan informatie/documentatie om de omvang van de nalatenschap van erflaatster en de waarde daarvan te kunnen vaststellen. Daartoe zal [gedaagde] eerst, zoals hiervoor overwogen, de nodige actie moeten ondernemen.
4.11.
Hoewel terughoudendheid bij toewijzing van het toewijzen van een voorschot in kort geding in het algemeen op zijn plaats is, zal de voorzieningenrechter hierna bepalen dat [gedaagde] bij wege van voorschot een bedrag van € 72.500,00 zal overmaken op de derdenrekening van de advocaat van [eiseres] , mr. Moll. Daarvoor zijn de volgende omstandigheden van belang. [eiseres] heeft een vordering op [gedaagde] uit hoofde van de nalatenschap van erflaatster gelijk aan de waarde op de sterfdag van erflaatster van haar zuiver erfdeel. In het testament is bepaald dat uitbetaling van de hoofdsom en de rente zo spoedig mogelijk doch uiterlijk twee jaar na het overlijden van erflaatster dienen plaats te vinden. [eiseres] wacht al meer dan twee jaar op relevante informatie teneinde haar erfrechtelijke aanspraak te kunnen berekenen. Uitbetaling van de vordering van [eiseres] op [gedaagde] , uitgaande van een positieve nalatenschap, zal hoogstwaarschijnlijk ook nog wel even op zich laten wachten, gelet op de informatie/documenten die [gedaagde] in dat kader eerst aan [eiseres] zal moeten afgeven/verstrekken en/of nog zal moeten opvragen. [eiseres] , is met andere woorden, geheel afhankelijk van de welwillendheid/actiebereidheid van [gedaagde] .
Ook is het niet ondenkbaar dat voor het vaststellen van de omvang/waardering van de nalatenschap van erflaatster een deskundige zal moeten worden benoemd die de vennootschap [Z] B.V. zal moeten gaan waarderen. Kortom, allerlei omstandigheden die maken dat er aan de zijde van [eiseres] geen vertrouwen (meer) is dat haar erfrechtelijke aanspraak spoedig kan worden vastgesteld en zo nodig (indien positief) wordt uitbetaald.
4.12.
Dat [eiseres] in het kader van haar erfrechtelijke aanspraak een bedrag wil veiligstellen door overmaking daarvan door [gedaagde] op de derdenrekening van een van beide advocaten, komt de voorzieningenrechter in de gegeven omstandigheden dan ook alleszins redelijk voor. De hoogte van het bedrag komt de voorzieningenrechter ook niet onredelijk voor. [gedaagde] heeft zich voorts niet op het standpunt gesteld dat zij niet in staat is om het gevorderde voorschot ter hoogte van € 72.500,00 te storten op de derdenrekening.
Dat [eiseres] een spoedeisend belang heeft om bij wege van voorschot het door haar gevorderde bedrag te laten overmaken op de derdenrekening van haar advocaat, vloeit reeds voort uit het voorgaande. Van een restitutierisico is geen sprake, nu het bedrag zal worden gestort op de derdenrekening van mr. Moll. Mocht de uiteindelijke uitkomst zijn dat de omvang van de nalatenschap van erflaatster negatief is en de vordering van [eiseres] op [gedaagde] derhalve nihil, kan het bedrag gelijk worden teruggestort naar [gedaagde] .
4.13.
Gelet op de familierelatie tussen partijen, zal de voorzieningenrechter de proceskosten tussen hen compenseren in die zin dat iedere partij haar eigen kosten draagt.

5.De beslissing

De voorzieningenrechter
5.1.
veroordeelt [gedaagde] om, indien en voor zover deze nog niet zijn verstrekt, binnen een week na betekening van dit vonnis aan [eiseres] de volgende documenten af te geven:
a. alle bankafschriften van alle bankrekeningen van erflaatster vanaf 2008, althans vanaf 2011, tot en met heden, waarbij onder bankrekeningen niet alleen is bedoeld betaalrekeningen maar ook spaarrekening en effectenrekeningen en dergelijke;
b. volledige correspondentie met verzekeringsmaatschappijen vanaf 2008 tot en met heden;
c. kopieën van alle verzekeringspolissen zoals levensverzekering, uitvaartverzekering en elke soort van verzekering met waarde-opbouw;
d. kopieën van de aangifte erfbelasting en aanslag erfbelasting;
e. jaarrekeningen en bankafschriften van de vennootschap [Z] B.V. vanaf 2008 tot en met heden;
f. aangiften vennootschapsbelasting en aanslagen vennootschapsbelasting vanaf 2008 tot en
met heden;
g. aangiften inkomstenbelasting en aanslagen inkomstenbelasting ten name van erflaatster
vanaf 2008 tot en met 2018;
h. boedelbeschrijving die na het overlijden van vader is opgemaakt;
i. akte houdende vaststelling erfdelen/akte houdende vaststelling overbedelingsvordering die na het overlijden van vader is opgemaakt;
j. concept boedelbeschrijving inzake de nalatenschap van erflaatster;
k. taxatie van de waarde van de tot de nalatenschap behorende registergoederen;
1. taxatie van de tot de nalatenschap behorende roerende zaken;
m. kopie van de verklaring van erfrecht,
5.2.
veroordeelt [gedaagde] zich in te spannen om de door [eiseres] verlangde informatie, voor zover [gedaagde] deze niet al tot haar beschikking heeft en heeft afgegeven aan [eiseres] , te vergaren en daarvan bewijsstukken te verstrekken aan [gedaagde] ,
5.3.
veroordeelt [gedaagde] bij wege van voorschot tot betaling van een bedrag van
€ 72.500,00, te storten op de derdenrekening van mr. Moll,
5.4.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.5.
compenseert de kosten van deze procedure, in die zin dat iedere partij haar eigen proceskosten draagt,
5.6.
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. U. van Houten en in het openbaar uitgesproken op
15 juni 2020. [1]

Voetnoten

1.type: