Uitspraak
RECHTBANK OVERIJSSEL
1.Het onderzoek op de terechtzitting
2.De tenlastelegging
overdracht van hoeveelheden verdovende middelen en/of
en/of
vervoeren en/of
in te verstoppen;
3.De voorvragen
- [medeverdachte 1] op 4 oktober 2015 tegen verdachte zegt: “Want jij krijgt die auto.” waarop verdachte zegt: “Hoe weet je dat?”
- [medeverdachte 1] tegen verdachte zegt: “Dat ga je misschien horen van hem, volgende week of die week erop gaan wij naar Portugal.” en “Een trailer laden, lading laden in Portugal”.
- verdachte daarop tegen [medeverdachte 1] zegt: “Maar dat heeft toch niks met die auto te maken?”
- [medeverdachte 1] daarop tegen verdachte zegt: ”… dan krijg je die auto als het goed is.” en “voor dat ritje”.
- [medeverdachte 1] op de vraag van verdachte “wat moet erop gerold worden? Poeder?” antwoordt: “ja, tien blokken”.
- [medeverdachte 1] tegen verdachte zegt dat zij met de DAF zullen gaan.
- [medeverdachte 1] tegen verdachte zegt: “wij met z’n tweeën. Ik ga omdat ik helemaal een coole kikker ben zegt ie” en “ [verdachte] durft dat ook wel zegt ie.”
- ze dan de man een rooitje of zes, zeven, acht hebben.
- [medeverdachte 1] op 9 oktober 2015 tegen verdachte zegt dat ze die volgende week of die week erop met zijn tweeën naar Portugal moeten.
- verdachte (naar aanleiding van de mededeling van [naam 1] dat [naam 2] naar Engeland moet) zegt: “Ik ga niet naar Engeland, dan zit ik snel in hotel tralies.”
- [medeverdachte 1] op 9 oktober 2015 tegen verdachte zegt dat ze drie keer naar Portugal moeten.
- [medeverdachte 1] op de vraag van verdachte wat hem dat oplevert antwoordt: “ik weet het niet zeker, een 30, 35 ruggen sowieso…” en “…de man”.
- [medeverdachte 1] op de vraag van verdachte: “waar wil je dat neer stoppen? In die zooi, in de lading?” antwoordt: “…. Dat moet ik van de week nog uitvissen. Dat hoor ik van de week wel.”
- [medeverdachte 1] op de mededeling van verdachte dat hij wel 100 keer in Portugal is geweest antwoordt: “Ja, want hij vroeg het vanavond nog. Hij zegt [verdachte] zal zijn eigen nu toch niet terug trekken. Ik zeg nee. Nee, nee. Dat weet ik wel zeker van niet, dit is makkelijk verdienen.”
- [medeverdachte 1] op de vraag van verdachte hoeveel hij krijgt antwoordt: “30 a 35 ruggen voor drie ritten.”
- verdachte daarop tegen [medeverdachte 1] zegt dat hij wel na elke rit betaald wil worden, anders heeft hij niks als hij bij de derde gepakt wordt en als hij betaald is en wordt gepakt kan hij nog 20 aan zijn kinderen geven
- verdachte op 10 oktober 2015 aan [medeverdachte 1] vraagt: “Had hij het nog over Spanje Portugal waarop [medeverdachte 1] zegt: “… [verdachte] , die wil het alleen met mij samen doen en de rest van die kornuiten niet. Nee nee nee, dat begreep die ook wel, Dat wist ie ook wel.”
- verdachte tegen [medeverdachte 1] zegt: “Dat Is drie keer heen en weer, nou dan moet ik dertig duizend euro krijgen, anders verdom ik het, dan doe ik het niet” en aan [medeverdachte 1] vraagt: Heb jij het afgesproken dat ik dertig duizend euro moet hebben?
- [medeverdachte 1] daarop tegen verdachte zegt: “Nee daar heb ik het nog niet over gehad met hem helemaal, maar ik weet wel dat ie elke keer rond de tien duizend euro
- verdachte daarop tegen [medeverdachte 1] zegt: “Ja, hij kan wel over die duizend euro lopen bleren, maar ik wil gewoon dertig duizend euro hebben. Want weet je wat het is, er zitten risico's aan he.”
- [medeverdachte 1] daarop tegen verdachte zegt: “Juist, dat heb je goed gezien he.”
- verdachte kort daarop tegen [medeverdachte 1] zegt: “Geld speelt geen rol, maar ik wil dertig duizend euro hebben. Makkelijk zat, Ik ga er niet te lang over praten. Ook niet nu. Ik wil het wel doen, ik wil dertig duizend euro hebben.
- [medeverdachte 1] daarop tegen verdachte zegt: Juist, en anders doen we het niet. Dan gaat ie maar een ander zoeken maar hij had geen ander.”
- verdachte daarop tegen [medeverdachte 1] zegt: Die [naam 3] belt me net op en zegt "ik kom er niet uit met een ritje''.
- [medeverdachte 1] op 12 oktober 2015 tegen verdachte zegt: “Je zei het wel tegen hem: vriend, we moeten tienduizend euro per persoon hebben” en “Je houdt er schoon gvd 500 duizend euro aan over. Het zal meer wezen als een pondje” waarop verdachte antwoordt: Ja, honderd kilo per keer geloof ik.”
- [medeverdachte 1] tegen verdachte zegt: “Ik weet nergens van. Al ze me aanhouden dan zeg ik gewoon: ik heb daar geladen, ga het maar uitzoeken…..” waarop verdachte antwoordt: “Ik ook”.
- [medeverdachte 1] tegen verdachte zegt: “ Dan zoeken ze het maar uit. Dat hou ik vol tot mijn dood toe.”
- [medeverdachte 1] op 15 oktober 2015 tegen verdachte zegt: “Wij grijpen wel naast het eerste ritje he” en “Dat doet die [naam 4] ” en “…. Omdat die ouwe geen opvracht kon vinden of wat ook en nou doet die [naam 4] dat”, waarop verdachte zegt: “Dan hoef ik die tweede en de derde ook niet te hebben” en: “zijn eigen chauffeurs die laat hij vallen en een vreemde geeft hij gvd dik geld.”
- [medeverdachte 1] daarop zegt: “Nee, wij dachten even een snoepje een extra snoepje te verdienen weet je wel en nou grijpen wij naast dat snoepje…”
- hij die witte poeder zou vervoeren;
- die witte poeder drugs is;
- door [medeverdachte 2] is gezegd dat tien blokken moesten worden vervoerd;
- het toch niet anders kan dan dit dat drugs waren;
- zij er tussen de drie en vijf ton aan over zouden houden;
- hij is gevraagd door [medeverdachte 2] en drugs zou gaan vervoeren om de schuld van zijn moeder af te lossen.
- het allemaal wel klopt wat er staat (naar aanleiding van de hem voorgehouden telefoongesprekken tussen hem en [medeverdachte 1] op 9 oktober 2015 (sessie 211) en 10 oktober 2015 (sessie 5957);
- hij in de verleiding is gebracht
- hij (naar aanleiding van het hem voorgehouden telefoongesprek tussen hem en [medeverdachte 1] op 4 oktober 2015, sessie 4678) denkt dat het over cocaïne gaat, als [medeverdachte 1] over “blokken” spreekt;
- in voornoemd tapgesprek met “hij” [medeverdachte 2] wordt bedoeld;
- [medeverdachte 1] had het over tussen de 30 en 35 duizend euro voor dit transport; dat hij dacht voor één rit, maar dat bleek 10.000 euro per rit te zijn en die ritten hem werden aangeboden door [medeverdachte 1] ;
- Hij werd gepaaid door [medeverdachte 1] en dat hij denkt dat dat van [medeverdachte 2] afkwam
- “Ze hopen dat ik misschien kan kijken of er dingen te regelen zijn. Ik bedoel met manieren om dingen te doen. Ik bedoel met dingen vervoer van drugs.
- Daarna heb ik wel geïnformeerd wat de mogelijkheden zijn om wat extra’s te verdienen.
- Ik heb toen geïnformeerd bij een vage kennis van mij van vroeger.
- Hierna heb ik deze kennis nog een keer in de kroeg in Almere ontmoet. Op zijn vraag of ik nog wat verder was gekomen met mijn informatie over een drugstransport antwoordde ik hem dat ik mij bedacht had …..Ik had deze kennis gevraagd om een drugstransport richting het Zuiden.
- De ontmoetingen hebben tussen de 4 en 6 weken geleden plaatsgevonden.”
- (telefonische) contacten met verdachte over welke deklading, het regelen van de deklading, de wijze van uitvoering en de geldelijke vergoeding die daar tegen zou staan voor [medeverdachte 1] en verdachte, indien zij als chauffeurs zouden gaan rijden;
- contacten met “een vage kennis over de mogelijkheden voor een drugstransport richting het Zuiden”;
- het beschikbaar stellen van vrachtwagens van [verdacht bedrijf] B.V.
Gelet op de hiervoor omschreven rollen en de daaruit vloeiende bijdrage aan het ten laste gelegde in onderling verband en samenhang bezien, is de bijdrage van verdachte en [medeverdachte 1] van voldoende gewicht en wordt voldaan aan de vereisten voor medeplegen.
5.De strafbaarheid van het bewezen verklaarde
6.De strafbaarheid van verdachte
8.De toegepaste wettelijke voorschriften
- de artikelen 22c, 22d, 27, 47 en 91 van het Wetboek van Strafrecht
- de artikelen 10, 11 en 13 van de Opiumwet
9.De beslissing
gevangenisstrafvoor de duur van
39 (negenendertig) dagen;
taakstraf, bestaande uit het verrichten van onbetaalde arbeid voor de duur van
200 (tweehonderd) uren;
vervangende hechteniszal worden toegepast voor de duur van
100 dagen.