ECLI:NL:RBOVE:2020:2037

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
2 juni 2020
Publicatiedatum
16 juni 2020
Zaaknummer
08.281935.19 en 05-082206-20 (gevoegd) (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor meerdere inbraken en pogingen daartoe met gevangenisstraf en schadevergoeding

Op 2 juni 2020 heeft de Rechtbank Overijssel uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een 37-jarige man, die werd beschuldigd van meerdere inbraken en pogingen daartoe. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 18 maanden, waarvan geen deel voorwaardelijk, en een schadevergoeding van 550 euro aan de benadeelde partij. De zaak kwam voor de rechtbank na een onderzoek op de openbare terechtzitting van 19 mei 2020, waar de officier van justitie, mr. M. Hoekstra, de vordering indiende. De verdachte, die in Justitieel Complex Schiphol verbleef, werd beschuldigd van inbraken in woningen en bedrijfspanden in Zwolle en Apeldoorn, waarbij hij goederen zoals geldbedragen, laptops en andere waardevolle spullen had weggenomen.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat zij bevoegd was om de zaak te behandelen. De verdachte heeft tijdens de zitting ontkend verantwoordelijk te zijn voor de inbraken, maar de rechtbank oordeelde dat er voldoende bewijs was om de verdachte voor een aantal feiten te veroordelen. De rechtbank achtte de feiten onder parketnummer 08.281935.19 en 05-082206-20 bewezen, terwijl de verdachte voor andere feiten werd vrijgesproken. De rechtbank overwoog dat de verdachte een onverbeterlijke inbreker leek, gezien zijn strafblad en eerdere kansen om zijn criminele gedrag te beëindigen.

Bij de strafoplegging hield de rechtbank rekening met de ernst van de feiten en de impact op de slachtoffers. De rechtbank vond een onvoorwaardelijke gevangenisstraf passend, gezien de herhaalde inbraken en de houding van de verdachte. De schadevergoeding van 550 euro werd toegewezen aan de benadeelde partij, die schade had geleden door de inbraken. De rechtbank verklaarde de vorderingen van andere benadeelde partijen niet-ontvankelijk, omdat deze niet voldoende waren onderbouwd. De uitspraak werd openbaar uitgesproken door de rechters in Zwolle.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Zwolle
Parketnummers: 08.281935.19 en 05-082206-20 (gevoegd) (P)
Datum vonnis: 2 juni 2020
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1983 in [geboorteplaats] ,
wonende in [adres 1] ,
nu verblijvende in Justitieel Complex Schiphol te Schiphol.

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 19 mei 2020.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie mr. M. Hoekstra en van hetgeen door verdachte en de raadsman mr. J.M. van Dam, advocaat te Utrecht, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, na wijziging van de tenlastelegging overeenkomstig artikel 314a Wetboek van Strafvordering van 19 mei 2020, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
parketnummer 05-082206-20:
feit 1:heeft ingebroken in een woning en daarbij diverse goederen heeft gestolen;
feit 2:heeft ingebroken en daarbij diverse goederen heeft gestolen.
Parketnummer 08.281935.19:
feit 1:geprobeerd heeft om ’s-nachts in een woning in te breken;
feit 2:geprobeerd heeft om in een woning in te breken;
feit 3:heeft ingebroken in een woning en daarbij een kluisje en/of sleutels heeft gestolen;
feit 4:heeft ingebroken in een bedrijfspand en daarbij laptops en/of geld heeft gestolen;
feit 5:heeft ingebroken in een woning en daarbij geld en of goederen heeft gestolen;
feit 6:geprobeerd heeft in een bedrijfspand in te breken.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
Parketnummer 05-082206-20:
1
hij op of omstreeks 10 oktober 2019 te Apeldoorn,
in een woning en/of op een besloten erf waarop een woning stond, te weten [adres 2] ,
alwaar verdachte zich buiten weten of tegen de wil van de rechthebbende bevond,
een of meerdere goed(eren), te weten een horloge (zilverkleurige band en kast, blauwkleurige
wijzerplaat) en/of Samsung Galaxy tab 2 en/of een of meer pak(ken) sigaretten (merk Camel), in
elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te weten aan [aangever 1]
,
heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen,
terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/of dat/die weg
te nemen goed(eren) onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak en/of verbreking
en/of inklimming,
door de (tuin)deuren open te wrikken en/of te trekken;
2
hij op of omstreeks 11 oktober 2019 te Apeldoorn,
een of meerdere goed(eren), te weten een winterjas (merk Parajumpers) en/of een zonnebril
(merk Siraceti) en/of een sleutelbos en/of een witte tablet (merk Samsung) en/of een mobiele
telefoon (merk Apple, type IPhone 7), in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander
toebehoorde, te weten aan [aangever 2] en/of [bedrijf 1] ,
heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen,
terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/of dat/die weg
te nemen goed(eren) onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak en/of verbreking
en/of inklimming;
Parketnummer 08.281935.19:
1.
hij op of omstreeks 24 november 2019, te Zwolle, in ieder geval in Nederland,
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om omstreeks 23.15 uur, in elk geval gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd,
in een woning en/of op een besloten erf waarop een woning stond, gelegen aan de [adres 3] , alwaar verdachte zich buiten weten of tegen de wil van de rechthebbende bevond,
een of meer goed(ren), in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te weten aan [aangever 3] ,
weg te nemen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen en zich toegang tot de plaats van het misdrijf te verschaffen en/of dat/die weg te nemen goed(eren) onder zijn bereik te brengen door middel van braak, verbreking, immers heeft verdachte getracht een (badkamer)raam open te breken en/of op het platte dak van de uitbouw gelopen en/of een kozijn verbroken, dan wel vernield,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2.
hij op of omstreeks 12 november 2019 te Zwolle, in ieder geval in Nederland,
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf in een woning en/of op een besloten erf waarop een woning stond, gelegen aan [adres 4] , alwaar verdachte zich buiten weten of tegen de wil van de rechthebbende bevond, een of meer goed(eren), in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te weten aan [aangever 4] , weg te nemen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen en zich toegang tot de plaats van het misdrijf te verschaffen en/of dat/die weg te nemen goed(eren) onder zijn bereik te brengen door middel van braak en/of verbreking en/of inklimming, immers heeft verdachte getracht de (buiten)deur te openen en/of op andere wijze de woning in te klimmen door gebruik van een muur,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
3.
hij op of omstreeks 12 november 2019, te Zwolle, in ieder geval in Nederland,
een kluisje en/of de daarbij behorende sleutels, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te weten aan [aangever 5] ,
heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen,
terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft
verschaft en/of dat/die weg te nemen goed/goederen onder zijn bereik
heeft gebracht door middel van braak, verbreking, inklimming;
4.
hij op of omstreeks 9 november 2019 te Zwolle, een of meerdere goed(eren), te weten een of meer geldbedragen en/of een of meer laptops, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te weten aan [bedrijf 2] , in elk geval aan een ander dan verdachte, heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/of dat/die weg te nemen goed(eren) onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak en/of verbreking en/of inklimming;
5.
hij op of omstreeks 24 november 2019 te Zwolle, in elk geval in Nederland,
in een woning en/of op een besloten erf waarop een woning stond, te weten [adres 5] , alwaar verdachte zich buiten weten of tegen de wil van de rechthebbende bevond,
een of meer goed(eren), te weten een of meerdere geldbedrag(en), in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te weten aan [aangever 6] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/of die/dat weg te nemen goed(eren) onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak en/of verbreking en/of inklimming;
6.
hij op of omstreeks 24 november 2019 te Zwolle, in elk geval in Nederland,
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om een of meer goed(eren) en/of geldbedragen, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te weten aan [kapsalon] , in elk geval aan een ander, weg te nemen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen en zich toegang tot de plaats van het misdrijf te verschaffen en/of dat/die weg te nemen goed(eren) onder zijn bereik te brengen door middel van braak en/of verbreking en/of inklimming, immers heeft verdachte gepoogd de (voor)deur van de kapsalon met behulp van een breekvoorwerp open te breken,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;

3.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.De bewijsoverwegingen

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
Het standpunt van de officier van justitie is dat alle feiten wettig en overtuigend bewezen zijn.
4.2
Het standpunt van de verdediging
Volgens de raadsman staat niet vast dat de gevonden schoenafdrukken van verdachte waren: het is te kort door de bocht vast te stellen dat er in ieder geval geen verschillen met de schoenzolen van verdachte zijn vastgesteld en dat de betreffende feiten zijn bewezen. De op [adres 2] te Apeldoorn aangetroffen briefjes, inhoudende een uitstel van betaling van de NS op naam van cliënt, leveren geen bewijs op, omdat iemand anders het daar kan hebben achtergelaten. Verdachte moet daarom van dat feit worden vrijgesproken. Getuigen die verdachte aan de hand van politiefoto’s hebben herkend, hebben zijn gezicht niet gezien en herinneren zich slechts “een spitse neus”, wat onvoldoende bewijs oplevert. De camerabeelden van de rijwielhandel zijn van slechte kwaliteit en daarop is verdachte niet zonder meer te herkennen. De raadsman constateert dat verdachte feit 3 (parketnummer 281935-19) bekend heeft, hij refereert zich met betrekking tot feit 1 (parketnummer 281935-19) aan het oordeel van de rechtbank.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Wat de feiten onder
parketnummer 05-082206-20betreft is de rechtbank van oordeel dat deze feiten niet wettig en overtuigend bewezen zijn. In de zaak onder 1 ( [adres 2] te Apeldoorn) is weliswaar een tweetal briefjes van de NS inhoudende een uitgestelde betaling op naam van verdachte aangetroffen, maar aanvullend bewijs dat het verdachte is geweest die deze briefjes daar heeft achtergelaten ontbreekt. In de zaak onder 2 ontbreekt wettig en overtuigend bewijs dat verdachte deze inbraak gepleegd heeft.
Parketnummer 08.281935.19:
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte onder de feiten 4 en 6 is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.
De rechtbank overweegt daartoe dat met betrekking tot feit 4 de camerabeelden niet zodanig duidelijk zijn dat buiten twijfel is dat het hier verdachte betreft die zich in die rijwielhandel ophoudt. Wat feit 6 betreft ontbreekt technisch of ander bewijs dat verdachte geprobeerd heeft bij de kapsalon in te breken of anderszins goederen daar weg te halen.
De rechtbank is van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte de onder 1, 2, 3 en 5 tenlastegelegde feiten heeft begaan.
De rechtbank overweegt daartoe het volgende.
Feit 1 en 5: 24 november
Met betrekking tot feit 1 wijst de rechtbank op het proces-verbaal van aanhouding en de aangifte, die zowel feitelijk als met betrekking tot het tijdverloop naadloos op elkaar aansluiten. De verbalisant beschrijft dat hij terwijl hij de wijk inloopt een man hard hoort schreeuwen. Op het moment dat hij in de richting van het geluid loopt, ziet hij gehandschoende handen en vervolgens een hoofd boven een tuinmuur uitkomen en ziet hij de schreeuwende man in badjas op het platte dak van zijn woning staan. Verdachte probeert te ontkomen, maar wordt dan gearresteerd. De man in badjas (verder: aangever) verklaart in zijn aangifte dat hij aan de voorzijde van zijn woning in zijn bed lag, en geknisper van hout hoorde, komende van de achterzijde van de woning. Toen aangever aan de achterzijde van de woning kwam, keek hij verdachte recht in het gezicht. Aan het raam aan de achterzijde van de woning is braakschade vastgesteld, die waarschijnlijk is veroorzaakt met de onder verdachte bij zijn arrestatie aangetroffen zwart met gele koevoet.
Ter zake feit 5 betrekt de rechtbank zowel – naast de aangifte – het proces-verbaal van het vergelijkend werktuigenonderzoek als de telefoongegevens van verdachte, zoals blijkend uit het daarover opgestelde proces-verbaal, bij de bewezenverklaring. In de woning aan [adres 5] is eerder op de dag van de arrestatie van betrokkene wegens feit 1 ingebroken. Uit de telefoongegevens volgt dat verdachte, die doorgaans enkel in de binnenstad van Zwolle vertoefde, precies tijdens de inbraak in deze woning, zich in een buitenwijk van Zwolle in de omgeving van de woning bevond. Verdachte heeft daarvoor geen verklaring gegeven. Aan de woning is braakschade vastgesteld. Uit de werktuigsporen daarvan blijkt dat deze waarschijnlijk zijn veroorzaakt met de onder verdachte aangetroffen zwart met gele koevoet, zoals hiervoor genoemd in beslag genomen bij zijn arrestatie op heterdaad vanwege feit 1.
Feit 2 en 3: 12 november
Wat feit 2 betreft wijst de rechtbank op de verklaring die verdachte heeft afgelegd, inhoudende dat hij toen in de buurt van de binnenstad van Zwolle was, een rolsteiger tegen een woninggevel zag staan die hij vervolgens opklom, waarna hij op een plat dak uitkwam. Daarna keek hij of hij ergens binnen kon komen. Aangeefster heeft verklaard dat zij op de bewuste avond in bed lag in haar woning aan [adres 4] . Haar slaapkamer komt uit op een binnenplaats, die bereikbaar is via diverse gebouwen, waaronder een pand dat in de steigers staat. Op dat moment hoort zij kort achter elkaar gerommel, komende vanaf de binnenplaats. Zij herkent daarbij het geluid van de deurklink. Hoewel verdachte ontkent dat hij specifiek aan deze deurklink heeft gevoeld, sluit zijn verklaring, inhoudende dat hij ging kijken of hij ergens kon binnenkomen, naadloos aan op de aangifte wat betreft inhoud, plaats en tijd. Bovendien is dit feit gepleegd (zeer kort voor en in de nabijheid van) de ten laste gelegde feit 3, de inbraak in een bedrijfspand in hetzelfde stratenblok, dat verdachte heeft bekend.
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van het onder feit 3 tenlastegelegde feit op grond van de volgende bewijsmiddelen, waarbij de rechtbank – nu verdachte dit feit heeft bekend en door of namens hem geen vrijspraak is bepleit – conform artikel 359, derde lid, laatste volzin van het Wetboek van Strafvordering (Sv), zal volstaan met een opsomming van de bewijsmiddelen, te weten:
het proces-verbaal van de terechtzitting van 19 mei 2020, voor zover inhoudende de bekennende verklaring van verdachte als bedoeld in artikel 359, derde lid, laatste volzin, Sv;
het proces-verbaal van aangifte van [naam] namens [aangever 5] d.d. 13 november 2019 (pagina’s 126 en 127) [1] .
4.5
De bewezenverklaring
Parketnummer 08.281935.19
De rechtbank acht op grond van de opgegeven en in de bijlage opgenomen bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de onder 1, 2, 3 en 5 tenlastegelegde feiten heeft begaan, met dien verstande dat:
1.
hij op
of omstreeks24 november 2019, te Zwolle,
in ieder geval in Nederland,
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om
omstreeks 23.15 uur,i
n elk geval gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd, in een woning
en/of op een besloten erf waarop een woning stond,gelegen aan de [adres 3] , alwaar verdachte zich buiten weten of tegen de wil van de rechthebbende bevond,
een of meer goed(ren), in elk gevalenig goed, dat geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te weten aan [aangever 3] , weg te nemen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen en zich toegang tot de plaats van het misdrijf te verschaffen
en/of dat/die weg te nemen goed(eren) onder zijn bereik te brengen door middel van braak,
verbreking,immers heeft verdachte getracht een (badkamer)raam open te breken en
/ofop het platte dak van de uitbouw gelopen en
/of een kozijn verbroken, dan wel vernield,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2.
hij op
of omstreeks12 november 2019 te Zwolle,
in ieder geval in Nederland,
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf in een woning
en/of op een besloten erf waarop een woning stond, gelegen aan [adres 4] , alwaar verdachte zich buiten weten of tegen de wil van de rechthebbende bevond,
een of meer goed(eren), in elk gevalenig goed, dat geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te weten aan [aangever 4] , weg te nemen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen en zich toegang tot de plaats van het misdrijf te verschaffen
en/of dat/die weg te nemen goed(eren) onder zijn bereik te brengendoor middel van braak
en/of verbrekingen
/ofinklimming, immers heeft verdachte getracht de (buiten)deur te openen en
/ofop andere wijze de woning in te klimmen door gebruik van een muur, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
3.
hij op
of omstreeks12 november 2019, te Zwolle,
in ieder geval in Nederland,
een kluisje en
/ofde daarbij behorende sleutels,
in elk geval enig goed, dat
geheel of ten dele aan een andertoebehoorde
, te wetenaan [aangever 5] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft
en/of dat/die weg te nemen goed/goederen onder zijn bereik
heeft gebrachtdoor middel van braak
, verbreking,inklimming;
5.
hij op
of omstreeks24 november 2019 te Zwolle,
in elk geval in Nederland,
in een woning
en/of op een besloten erf waarop een woning stond, te weten [adres 5] , alwaar verdachte zich buiten weten of tegen de wil van de rechthebbende bevond,
een of meergoed
(eren
), te weten
een of meerderegeldbedrag
(en
),
in elk geval enig goed,dat
geheel of ten dele aan een andertoebehoorde
, te wetenaan [aangever 6] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft
en/of die/dat weg te nemen goed(eren) onder zijn bereik heeft gebrachtdoor middel van braak en
/ofverbreking en
/ofinklimming;
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd in de bewezenverklaring. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

5.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld in de artikelen 45 en 311 van het Wetboek van Strafrecht (Sr) (oud). Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
feit 1
het misdrijf: poging tot diefstal en waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak;
feit 2
het misdrijf: poging tot diefstal waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak en inklimming;
feit 3:
het misdrijf: diefstal waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaf door middel van braak en inklimming;
feit 5:
het misdrijf: diefstal waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaf door middel van braak, verbreking en inklimming.

6.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor de bewezenverklaarde feiten.

7.De op te leggen straf of maatregel

7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf van drie jaren, waarvan een jaar voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaren, met aftrek van het voorarrest en met de bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd door de reclassering, met dien verstande dat er tevens een drugs- en alcoholverbod wordt opgelegd.
7.2
Het standpunt van de verdediging
Volgens de raadsman is de geëiste gevangenisstraf (veel) te hoog: hij heeft voor een fors voorwaardelijk deel bepleit aangezien het belangrijk is dat verdachte geholpen wordt door onder meer een opname bij De Ontmoeting.
7.3
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij het volgende van belang.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een inbraak in een woning, pogingen daartoe en een inbraak in een bedrijfspand. Hij lijkt, gelet ook op zijn forse strafblad met een reeks aan dergelijke feiten, een onverbeterlijke inbreker die zich niets aantrekt van de impact en materiële schade die de slachtoffers door zijn brutale optreden oplopen; hij is uitsluitend gericht op zijn eigen gewin. Verdachte gaat woningen en winkels binnen, steelt geld en goederen en neemt doorgaans geen verantwoordelijkheid voor zijn daden aangezien hij uitsluitend lijkt te bekennen als hij op heterdaad wordt aangehouden.
Verdachte heeft eerder kansen gehad om criminele loopbaan te beëindigen, onder meer nadat hij een ISD kreeg opgelegd. Uit het op 7 mei 2020 over verdachte opgemaakte reclasseringsrapport blijkt dat hij op 14 februari 2020 (na acht dagen verblijf) vertrokken is uit Huis en Haard. Hij onttrok zich hiermee aan de bijzondere voorwaarde 'begeleid wonen of maatschappelijke opvang', waarna op 26 februari 2020 de schorsing voorlopige hechtenis werd opgeheven.
Gelet op wat de rechtbank hiervoor heeft overwogen is het station van de hulpverlening in combinatie met een voorwaardelijke gevangenisstraf gepasseerd. De rechtbank zal aan verdachte een onvoorwaardelijke gevangenisstraf opleggen voor de duur van 18 maanden, met aftrek van het voorarrest, als zijnde passend en geboden.

8.De schade van benadeelden

8.1
De vordering van de benadeelde partijen
[aangever 1]heeft zich als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces. De benadeelde partij vordert verdachte te veroordelen om schadevergoeding te betalen tot een totaalbedrag van € 220,00, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop het strafbare feit is gepleegd. De gevorderde materiële schade bestaat uit de volgende posten:
- horloge € 100,--;
- sigaretten Camel 19 pakjes € 45,--;
- tablet Samsung Galaxy 2 € 75,--.
[aangever 4]heeft zich als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces. De benadeelde partij vordert verdachte te veroordelen om immateriële schadevergoeding te betalen tot een totaalbedrag van € 150,00, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop het strafbare feit is gepleegd.
[aangever 6]heeft zich als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces. De benadeelde partij vordert verdachte te veroordelen om schadevergoeding te betalen tot een totaalbedrag van € 5.250,00, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop het strafbare feit is gepleegd. De gevorderde materiële schade bestaat uit de volgende posten:
- reparatie vervanging beschadigde binnendeur en raamkozijn € 550,--;
- zwaar beschadigde kast aankoopprijs € 4.700,--.
[benadeelde]heeft zich als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces. De benadeelde partij vordert verdachte te veroordelen om schadevergoeding te betalen tot een totaalbedrag van € 2.263,57, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop het strafbare feit is gepleegd. De gevorderde materiële schade bestaat uit de volgende posten:
- laptop € 980,68;
- geld € 341,10;
- medium € 296,69;
- kassalade € 137,50;
- nieuwe sloten raambeveiliging € 216,51.
8.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie is met betrekking tot de vordering van de benadeelde partij Hallink van mening dat deze redelijk is en voor toewijzing vatbaar, wat de vordering van Van Ingen betreft is hij van mening dat deze kan worden toegewezen, met uitzondering van de kast aangezien de vordering op dat punt onvoldoende onderbouwd is. Ook de gevorderde rente kan met betrekking tot deze benadeelde partijen worden toegewezen.
8.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsman gaat enkel uit van de bewezenverklaring van feit 3 maar heeft zich ook uitgelaten over de vordering van de benadeelde partij Van Ingen: deze dient volgens hem niet-ontvankelijk te worden verklaard vanwege het ontbreken van een onderbouwing.
8.4
Het oordeel van de rechtbank
De vordering van
[aangever 1]heeft betrekking op het onder feit 1 van parketnummer 05-082206-20 tenlastegelegde, de vordering van
[benadeelde]op het onder feit 4 van parketnummer 08.281935.19 tenlastegelegde. Nu verdachte van deze feiten wordt vrijgesproken en aan hem geen maatregel wordt opgelegd, zal de rechtbank deze benadeelde partijen op de voet van artikel 361, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering (Sv) niet-ontvankelijk verklaren in hun vordering.
Door de gebezigde bewijsmiddelen en de behandeling op de terechtzitting is komen vast te staan dat verdachte door het onder feit 5 van parketnummer 08.281935.19 bewezenverklaarde feit rechtstreeks schade heeft toegebracht aan de benadeelde partij
[aangever 6]. De opgevoerde schadepost is voor wat betreft de schade aan deur en kozijn onvoldoende gemotiveerd betwist en in dat licht voldoende onderbouwd en aannemelijk. De rechtbank zal het gevorderde daarom deels toewijzen tot een bedrag van € 550,00, te vermeerderen met de verschuldigde wettelijke rente vanaf de datum waarop het strafbare feit is gepleegd.
De onder de post “zwaar beschadigde kast” opgevoerde schade is onvoldoende komen vast te staan, omdat de gestelde schade niet is onderbouwd, terwijl door of namens verdachte de omvang ervan gemotiveerd is betwist. Het in de gelegenheid stellen van de benadeelde partij om deze schadepost alsnog nader te onderbouwen leidt tot een onevenredige belasting van de strafrechtelijke procedure, zodat de rechtbank de benadeelde partij die gelegenheid niet zal bieden.
De benadeelde partij zal om die reden voor dat deel niet-ontvankelijk worden verklaard. De benadeelde partij kan de vordering in zoverre slechts aanbrengen bij de burgerlijke rechter.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is rechtbank onvoldoende gebleken dat de benadeelde partij
[aangever 4]als gevolg van het onder feit 2 van parketnummer 08.281935.19 bewezen verklaarde feit rechtstreeks immateriële schade zoals bedoeld in de wet heeft geleden. De rechtbank overweegt daartoe dat uit de artikelen 6:95 juncto 6:106 van het Burgerlijk Wetboek volgt dat uitsluitend in limitatief in de wet opgesomde gevallen aanspraak bestaat op "smartengeld". In geval van vermogensdelicten bestaat die aanspraak niet, tenminste niet zonder meer. In het bijzonder kan in deze zaak, hoezeer ook invoelbaar is dat de woninginbraak voor de benadeelde partij (mede) een inbreuk op haar persoonlijke levenssfeer vormt en voor gevoelens van angst en onveiligheid heeft gezorgd, niet worden gezegd dat sprake is van enige vorm van aantasting in de persoon ‘op andere wijze’, zoals bedoeld in artikel 6:106, eerste lid, aanhef en onder b. van het Burgerlijk Wetboek.
Dit houdt in dat een wettelijke grondslag voor de gevorderde immateriële schadevergoeding ontbreekt, zodat die moet worden afgewezen.
8.5
De schadevergoedingsmaatregel
De benadeelde partij [aangever 6] heeft verzocht en de officier van justitie heeft gevorderd de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
De rechtbank zal de maatregel als bedoeld in artikel 36f Sr opleggen, aangezien verdachte jegens de benadeelde partij naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door de feit 5 van parketnummer 08.281935.19 is toegebracht.

9.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op artikel 57.

10.De beslissing

De rechtbank:
bewezenverklaring
- verklaart niet bewezen dat verdachte het onder parketnummer 05-08220620 onder 1 en 2 en onder parketnummer 08.281935.19 onder 4 en 6 tenlastegelegde heeft begaan en spreekt hem daarvan vrij;
- verklaart bewezen dat verdachte het onder parketnummer 08.281935.19 onder 1, 2, 3 en 5 tenlastegelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte onder parketnummer 08.281935.19 onder 1, 2, 3 en 5 meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feit
- verklaart het bewezenverklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezenverklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
parketnummer 08.281935.19:
feit 1
het misdrijf: poging tot diefstal waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak;
feit 2
het misdrijf: poging tot diefstal waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak en inklimming;
feit 3:
het misdrijf: diefstal waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaf door middel van braak en inklimming;
feit 5:
het misdrijf: diefstal waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaf door middel van braak, verbreking en inklimming;
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het hierboven onder 1, 2, 3 en 5 bewezenverklaarde;
straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
18 (achttien) maanden;
- bepaalt dat de tijd die de verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht;
schadevergoeding
- bepaalt dat de benadeelde partij: [aangever 1] (onder feit 1 van parketnummer 05-082206-20 tenlastegelegde) in het geheel niet-ontvankelijk is in de vordering, en dat de benadeelde partij de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
- bepaalt dat de benadeelde partij: [benadeelde] (onder feit 4 van parketnummer 08.281935.19 tenlastegelegde): in het geheel niet-ontvankelijk is in de vordering, en dat de benadeelde partij de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
- bepaalt dat de benadeelde partij: [aangever 4] (onder feit 2 van parketnummer 08.281935.19 ) in het geheel niet-ontvankelijk is in de vordering, en dat de benadeelde partijen de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [aangever 6] (feit 5 van parketnummer 08.281935.19): van een bedrag van € 550,00 (te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 24 november 2019);
- veroordeelt verdachte daarnaast in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, alsook in de kosten van betekening van dit vonnis, de in verband met de tenuitvoerlegging van dit vonnis nog te maken kosten en de kosten vallende op de invordering;
- legt de
maatregelop dat verdachte verplicht is ter zake van het bewezenverklaarde feit 5 van parketnummer 08.281935.19 tot
betaling aan de Staat der Nederlanden van een bedrag van € 550,00,te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 24 november 2019 ten behoeve van de benadeelde, en bepaalt, voor het geval volledig verhaal van het verschuldigde bedrag niet mogelijk blijkt, dat gijzeling voor de duur van maximaal 11 dagen kan worden toegepast. Tenuitvoerlegging van de gijzeling laat de betalingsverplichting onverlet;
- bepaalt dat als verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van bedoeld bedrag daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij het bedrag te betalen, komt te vervallen, en andersom, als verdachte aan de benadeelde partij het verschuldigde bedrag heeft betaald, dat daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van dat bedrag komt te vervallen;
- bepaalt dat de benadeelde partij: [aangever 6] , voor een deel van € 4.700,00 niet-ontvankelijk is in de vordering, en dat de benadeelde partij de vordering voor dat deel slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
Dit vonnis is gewezen door mr. K. Haar, voorzitter, mr. R.M. van Vuure en mr. S. Taalman, rechters, in tegenwoordigheid van E.P. Endlich griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 2 juni 2020.
Buiten staat
Mr. Taalman en de griffier zijn niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage bewijsmiddelen
Leeswijzer
Deze bijlage maakt deel uit van het vonnis en bevat de bewijsmiddelen.
Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van de politie Oost-Nederland, district IJsselland, proces-verbaal met registratienummer: PL0600-2020023654. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
Met betrekking tot parketnummer 08.281935.19:
feit 1:
- Het proces-verbaal van aanhouding d.d. 25 november 2019 (pagina’s 36 en 37), zakelijk weergegeven inhoudende:
Op zondag 24 november 2019 omstreeks 22:30 uur waren wij, verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] belast met de algehele surveillance in de gemeente Zwolle. Wij waren gekleed in uniform en reden in een opvallend dienstvoertuig. Ik, verbalisant [verbalisant 3] was ook belast met de algehele surveillance in de gemeente Zwolle. Ik was ook in uniform gekleed en reed in een opvallend dienstvoertuig met mijn collega Snippe. Wij waren gedurende de dienst al bezig met meerdere inbraken. Omstreeks hoe 23.09 uur kregen mijn collega's en ik de melding te gaan naar de [adres 6] , aldaar zou een inbreker overlopen zijn. De laatste weken zijn er veel inbraken gepleegd in de [wijk] . Er zou een man zijn weggelopen in de richting van [wijk] welke aan het volgende
signalement zou voldoen:
- Grijze jas met capuchon
- 175 centimeter lang
- Normaal postuur
- Licht getinte huidskleur
Ik, verbalisant [verbalisant 3] en mijn collega hebben onze dienstauto verderop in de wijk in [wijk] neergezet. Hierop hebben wij ons opgesplitst en zijn wij allebei lopend de wijk in gegaan.
Ik liep op de [adres 3] toen ik ineens een mannenstem hoorde schreeuwen. Ik hoorde het geluid uit de [straat] komen. Ik liep de [straat] in toen ik op ongeveer 20 meter van mij af twee handen met handschoenen over de muur zag komen. Ik zag dat dit een witte muur betrof wat als afscheiding fungeerde tussen de straat en de tuin van deze woning. Dit betrof de woning op de hoek van de [adres 3] en de [straat] .
Ik zag vervolgens een hoofd en een gezicht boven het muurtje uitkomen, ik zag dat dit een man betrof met een licht getinte huidskleur. De man had een zwarte capuchon op zijn hoofd. Ik riep naar de man 'POLITIE, STAAN BLIJVEN'. Hierop ben ik naar de betreffende muur gerend. Ik zag dat de man de muur weer losliet en uit mijn zich
verdween. Ik zag op het platte dak van de woning een man staan die in zijn badjas
stond. Ik zag dat het kiepraam van deze woning ook open stond. Deze man stond ook te schreeuwen, ik verstond niet wat de man aan het schreeuwen was. Hierop sprong ik zodat ik de bovenkant van de muur vast kon pakken, ik trok mij op zodat ik in de tuin van de woning kon kijken. Ik zag dat de man met de capuchon mij aankeek en dat hij probeerde aan de andere kant van de tuin weer de muur op te klimmen. Dit betrof de muur van de woning, ik zag dat de man in de badjas het probeerde te verhinderen. Ik zag dat de man aan het signalement voldeed van de eerdere inbraak aan de [adres 6] .
Ik riep tegen de man dat hij aangehouden was en dat hij moest blijven staan want
anders zou ik hem taseren. Ik zag dat de man hier geen gehoor aan gaf en dat hij
bleef proberen om de muur op te komen en zich dus onttrok aan zijn aanhouding. Hierop heb ik mijn taser ter hand genomen, aangezet en ik richtte hem op de man. Ik zag dat de man bleef proberen om de muur op te komen. Hierop heb ik de trekker van de taser overgehaald, ik zag dat de taser afging en dat de twee draadjes in zijn kleding bleef zitten. Hierop hoorde ik de man zeggen: 'ja, ja ik werk mee' of woorden van gelijke strekking.
Omstreeks 23:19 uur hoorde ik, [verbalisant 1] , dat collega [verbalisant 3] met luide toon een
verdachte aansprak. Ik zag dat [verbalisant 3] ongeveer 200 meter van mij vandaan was. Ik zag dat hij met een zaklamp aan het schijnen was.
Ik heb vervolgens een sprint getrokken en ben naar mijn collega [verbalisant 3] toegerend.
Ik hoorde dat hij tegen de persoon riep dat deze zijn handen hoog moest houden en
niet mocht bewegen. Ik zag dat collega [verbalisant 3] op een muurtje, dat grensde aan een tuin op de [straat] , van ongeveer twee meter en twintig centimeter hoog, zat. Ik zag dat [verbalisant 3] zijn taser gericht had en ik hoorde dat [verbalisant 3] sprak tegen een persoon aan een andere zijde van de muur.
Vervolgens ben ik, [verbalisant 1] , over de muur heen geklommen en heb ik de verdachte, om 23:21 uur aangehouden. Hierbij heb ik de verdachte verteld dat hij was aangehouden op verdenking van een poging inbraak en dat hij niet tot antwoorden verplicht was. Ik zag dat de verdachte dezelfde persoon was die meerdere dagen op de briefing heeft gestaan in verband met woninginbraken. Ik zag dat de verdachte voldeed aan het signalement dat door het Operationeel centrum was doorgegeven.
Vervolgens hebben wij, [verbalisant 1] en [verbalisant 2] , de verdachte gefouilleerd. In zijn
linkermouw troffen wij, een zwart met gele koevoet aan. In zijn achterzak troffen wij
een beitel met houten handvat.
- Het proces-verbaal van aangifte van [aangever 3] d.d. 24 november 2019 (pagina’s 165 en 166), zakelijk weergegeven inhoudende:
Ik doe aangifte van poging tot het wegnemen van enig goed, uit mijn woning, dat
geheel of ten dele aan mij toebehoort, waarbij de dader gepoogd heeft zich, tijdens
de voor de nachtrust bestemde tijd, de toegang tot de plaats van dit misdrijf te
verschaffen of het weg te nemen goed onder zijn bereik te brengen door middel van
braak.
Op zondag 24 november 2019 te 23:15 uur was ik thuis. De woning was deugdelijk
afgesloten. Op dit tijdstip lag ik in mijn bed in mijn slaapkamer in mijn woning. Onze slaapkamer is aan de voorzijde van de woning gevestigd. Ik zat nog op mijn telefoon toen ik wat hoorde aan de achterzijde van de woning. Ik hoorde het geknisper van hout. Ik heb toen het licht aan gedaan en ben naar de kamer aan de achterzijde van de woning gegaan waar ik het geluid vandaan hoorde komen. Toen ik deze kamerdeur open deed keek ik naar het raam. Ik zag een hoofd boven het raam uit komen. Ik zag dat er man aan de buitenkant van het raam zat, ik keek hem recht in zijn ogen. Ik zag dat het een getinte man betrof met een capuchon op. Deze kamer is op de eerste etage, aan de buitenkant is het platte dak van de keuken van onze woning, ik zag dat de man probeerde weg te komen, ik zag dat hij via de rand van de muur onze tuin in sprong. Hierop ben ik door het raam geklommen, ik begon zo hard mogelijk te schreeuwen om aandacht te krijgen. Ik zag dat de man de tuinmuur probeerde over te komen die aan de [straat] grenst. Op dat moment zag ik dat hij terug kwam naar de muur van de woning. Ik zag dat hij sprong en probeerde weer het dak op te klimmen. Op dat moment zag ik ook een politieagent over de tuinmuur klimmen. Ik hoorde hem roepen dat de man was aangehouden en dat hij moest blijven staan. Vervolgens zag ik dat de man werd aangehouden.
Onze woning betreft een hoekwoning, de woning grenst aan de voorzijde aan de [adres 3]
en de zijkant aan de [straat] . Onze tuin is omheind door muren van de woning, schuur en de tuinmuur. Onbekenden hebben gepoogd zich de toegang tot de woning te verschaffen waardoor er schade is ontstaan aan het kozijn.
Aan niemand werd het recht of de toestemming gegeven tot het plegen van het feit.
- Een vergelijkend werktuigsporenonderzoek naar aanleiding van een gekwalificeerde (poging) diefstal in/uit een woning gelegen aan de
[adres 3] te Zwolle, gepleegd op 24 november 2019, d.d. 10 december 2019, zakelijk weergegeven inhoudende:
Op grond van het vergelijkend werktuigsporenonderzoek concludeer ik dat:
de afgevormde indruksporen [1.1] en [1.2], veiliggesteld bij de woning [adres 3] te Zwolle (PL0600-2019525177) waarschijnlijk zijn veroorzaakt met breekijzer [E] (PL0600-2019525177).
Feit 2
- Het proces-verbaal van aangifte van [aangever 4] d.d. 12 november 2019 (pagina’s 118 en 119), zakelijk weergegeven inhoudende:
"Op dinsdag 12 november 2019, omstreeks 22.40 uur, was ik samen met mijn vriend in onze woning, gevestigd aan [adres 4] te Zwolle. Dit betreft een bovenwoning, waarvan de entree gevestigd zit aan [adres 4] .
Onze woning zelf zit gevestigd op de eerste etage. Onze woonkamer zit gevestigd aan de zijde van [adres 4] . Onze slaapkamer en keuken zitten gevestigd aan de achterzijde van de woning, welke grenst aan een kleine binnenplaats.
Deze binnenplaats is ongeveer drie(3) bij drie(3) meter en is omheind door muren.
Boven deze binnenplaats zit een plastic overkapping. Tussen deze plastic overkapping en een van de vier muren zit een ruimte van ongeveer
een(l) meter hoog. Via deze ruimte is het dak bereikbaar van diverse gebouwen, waaronder het voormalig X-Ray. Dit pand wordt op dit moment verbouwd tot nieuwe appartementen en staat in de steigers. Op eerdergenoemd moment lag ik op bed in onze slaapkamer en zat mijn vriend nog in de woonkamer.
Op dat moment hoorde ik kort achter elkaar gerommel. Ik hoorde dat dit geluid
afkomstig was van onze binnenplaats. Ik hoorde het geluid van onze deurklink van de keuken. Ik herken dit geluid, omdat deze stroef is en afwijkt van onze andere deurklinken. Ik riep vervolgens mijn vriend, maar ik hoorde geen reactie.
Ik ben toen vervolgens naar de woonkamer gelopen en vroeg hem of hij zojuist op de
binnenplaats was. Ik hoorde dat hij hier niet was geweest. Wij zijn toen vervolgens samen naar de binnenplaats gelopen. Ik zag toen diverse schoenafdrukken op de grond welke er eerder op de dag nog niet zaten. Ik zag ook een schoenafdruk op de witte muur. Ik zag ook de muur ter hoogte van een overkapping een drietal vegen op de muur. Ik vermoed dat dit vegen van vingers zijn. Ik heb hierop direct om 22.44 uur de politie gebeld.
Aan niemand werd het recht of de toestemming gegeven tot het plegen van het feit.
- Het proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 14 november 2020 (pagina’s 67 en 69), zakelijk weergeven inhoudende:
Ik liep daar in de buurt in de binnenstad van Zwolle. Dat was dinsdag 12 november
2019 rond 23.00 uur. Ik zag toen dat er ergens een rolsteiger tegen een gevel staan
van een woning. Ik was geld nodig en wilde ergens gaan inbreken. Ik ben toen die
rolsteiger opgeklommen en kwam toen op een plat dak uit. Ik heb toen gekeken of er
ergens een raam open stond om ergens binnen te komen.
Feit 5
- Het proces-verbaal van aangifte van [aangever 6] d.d. 24 november 2019 (pagina’s 134 en 135, zakelijk weergegeven inhoudende:
Op zondag 25 november 2019, omstreeks 14.30 uur verlieten mijn partner en ik onze
woning. Wij lieten onze woning onbeschadigd en afgesloten achter. Onze woning is
voorzien van een alarmsysteem. Deze hebben wij niet geactiveerd.
Op zondag 25 november 2019, omstreeks 20.30 kwamen wij onze woning aan de
rechterzijde binnen. Toen wij in het kantoor kwamen, zagen wij dat het raam verbroken was. Wij zagen dat het raam openstond en wij zagen verse moeten van een breekvoorwerp in het kozijn staan. Wij zagen dat de deur naast het raam openstond. Wij zagen dat het bureau doorzocht was. Ook zagen wij dat het de deur in het kantoor verbroken was. Deze deur was afgesloten. De tweede deur welke toegang geeft tot het woongedeelte was op slot. Wij zagen dat de dader(s) een sleutel hadden gevonden. Met deze sleutel is de deur geopend. In de eetkamer is een glazen kast geopend. Deze glazen kast heeft twee deuren. De linker deur van deze kast is kapot gegaan. In de woonkamer zagen wij de spaarpot die normaal gesproken naast de televisie staat. Wij zagen dat deze spaarpot kapot was en de inhoud er uit gehaald was. Ik heb geen idee hoeveel geld er in deze spaarpot zat. In het tweede kantoor is een lade kast doorzocht en een portemonnee. In dit kantoor is ene grote kast doorzocht en een potje met kleingeld weggenomen. Wij zagen dat het
potje op een stoel in de kamer stond en de inhoud aan 1 en 2 euromunten weggenomen waren. In totaal zat er ongeveer 35 euro in.
Onze woning is een vrijstaande woning. Het terrein is volledig omringd door een grote haag. Wij hebben geen idee wie dit gedaan heeft.
Aan niemand werd het recht of de toestemming gegeven tot het plegen van het feit.
- Een vergelijkend werktuigsporenonderzoek naar aanleiding van een gekwalificeerde diefstal in/uit een woning gelegen aan [adres 5] te Zwolle, gepleegd op 24 november 2019, d.d. 10 december 2019, zakelijk weergegeven inhoudende:
Op grond van het vergelijkend werktuigsporenonderzoek concludeer ik dat:
-de afgevormde krassporen [2.4], veiliggesteld bij de woning [adres 5] te Zwolle (PL0600- 2019525162) waarschijnlijk zijn veroorzaakt met breekijzer [E] (PL0600-2019525177).
- een proces-verbaal van bevindingen d.d. 14 januari 2020 (pagina 146), zakelijk weergeven inhoudende:
Op 24 november 2019 omstreeks 23:20 uur werd verdachte [verdachte] op heterdaad
aangehouden op verdenking van poging tot inbraak in een woning op de [adres 3]
te Zwolle. Na zijn aanhouding deed de politie onderzoek. Er vond na de inbraak aan [adres 5] te Zwolle gepleegde inbraak forensisch onderzoek gedaan in deze woning. Er was sprake van diefstal door middel van braak. Daarbij werden onder andere de werktuigsporen veiliggesteld.
De werktuigsporen werden vergeleken met het door [verdachte] met zich gevoerde en onder hem in beslag genomen gereedschap.
Door de forensische opsporing is vastgesteld dat de werktuigsporen aan [adres 5]
te Zwolle waarschijnlijk zijn veroorzaakt door het breekijzer van
verdachte [verdachte] . Omdat vrijwel alle inbraken in de voorafgaande weken plaatsvonden in en rond het centrum van Zwolle en [adres 5] ruim buiten het centrum van Zwolle ligt onderzochten we verder of kon worden vastgesteld of verdachte [verdachte] op 24 november 2019 in de middag of avond in de omgeving [adres 5] was geweest.
We hebben hiertoe een vordering 126n Wetboek van Strafvordering gedaan naar de
telecomproviders voor de historische verkeersgegevens telefoon van de op 24 november 2019 om 23:30 uur bij [verdachte] in beslag genomen telefoon. De vordering werd gedaan op het imei-nummer van de telefoon over de periode 12-24 november 2019 Uit de van de provider (KPN) ontvangen verkeersgegevens bleek mij het volgende:
- de telefoon bevond zich in de bevraagde periode altijd op zendmasten in of nabij
het centrum van Zwolle
- er was in die periode slechts één uitzondering daarop
- dat was op 24 november 2019 tussen 19:49 en 20:42 uur
- tussen deze twee tijdstippen bevond de telefoon zich onder zendmasten in de
omgeving [adres 5] te Zwolle.

Voetnoten

1.Hier wordt verwezen naar dossierpagina’s uit het dossier van de regiopolitie Oost-Nederland, district IJsselland, met zaakregistratienummer PL0600-2020023654.