Uitspraak
RECHTBANK OVERIJSSEL
wonende te [woonplaats 1] ,
wonende te [woonplaats 2] ,
1.De procedure
€ 600,00 per maand, bij vooruitbetaling uiterlijk voor of op de eerste van iedere maand te voldoen. [eiser] is met ingang van 12 juli 2019 de eigenaar van het gehuurde.
‘(…)Het gehuurde en bestemming:1.1 Verhuurder verhuurt aan huurder en huurder huurt van verhuurder het pand [adres] te [plaats] met als bestemming bedrijfsruimte/winkelruimte gelegen op de begane grond en het souterrain/kelder als opslagruimte, hierna ‘het gehuurde’ genoemd (…)1.3 Het gehuurde zal door of vanwege huurder uitsluitend worden bestemd om te worden gebruikt voor activiteiten zoals deze bij het aangaan van deze overeenkomst staan vermeld bij de inschrijving bij de Kamer van Koophandel en voor zover deze niet in strijd zijn met de geldende wetten en regelgevingen.1.4 Het is huurder niet toegestaan zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van verhuurder een andere bestemming aan het gehuurde te geven dan omschreven in 1.3.(…)Overige bepalingen
‘(…)Verder blijkt dat het pand niet overeenkomstig de bestemming van Anton Afbouw wordt gebruikt. Dat levert ten opzichte van cliënt door u gepleegde wanprestatie op. Cliënt kan daarom via de kantonrechter, ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming vorderen.
‘
(…)Hierdoor zeg ik u namens cliënt de huurovereenkomst van het pand [adres] te [plaats] op met ingang van 1 december 2020.
‘(…)Tot mij wendde zich wederom [eiser] , u bekend, dit omdat cliënt heeft vastgesteld dat u in strijd met de met u gesloten Huurovereenkomst Winkelruimte m.b.t. het pand [adres] te [plaats] , het gehuurde niet als zodanig gebruikt.
3.Het geschil
- [gedaagde] te veroordelen de door hem gehuurde bedrijfsruimte bestaande uit de begane grond en het souterrain/kelderruimte en de door hem niet gehuurde doch zonder titel in gebruik genomen eerste verdieping van het pand te [plaats] aan de [adres] per onmiddellijk doch uiterlijk binnen twee weken na de betekening van dit vonnis te ontruimen en geheel in goede en oorspronkelijke staat en bezemschoon op te leveren,
- [eiser] te machtigen om de ontruiming zo nodig daadwerkelijk te effectueren via de gerechtsdeurwaarder indien [gedaagde] hieraan niet vrijwillig zal voldoen,
- [gedaagde] te veroordelen tot betaling van de openstaande huur van € 1.800,00 tot en met
mei 2020, te vermeerderen met € 600,00 per maand voor elke maand met ingang van
juni 2020 tot aan de feitelijke ontruiming,
- [gedaagde] te veroordelen mee te werken aan een voor- en eindinspectie voorafgaand aan de ontruiming, op straffe van een dwangsom van € 250,00 voor zowel de voor- als de eindinspectie wanneer [gedaagde] daar niet aan mee werkt,
- [gedaagde] te veroordelen tot betaling van € 1.000,00 voor het geval het pand niet leeg en ontruimd wordt achtergelaten.
4.De beoordeling
maart 2020 de huur niet meer betaalt omdat [eiser] de huurovereenkomst heeft opgezegd ingaande 1 december 2020 en [gedaagde] de eerste verdieping heeft verbouwd. Deze verbouwing en de daarmee gepaard gaande investeringen ter hoogte van € 15.000,00 verrekent [gedaagde] met de verschuldigde huurpenningen uit hoofde van de huurovereenkomst omdat [eiser] hem geen vergoeding wil betalen voor de door hem gedane investeringen.
Naar het oordeel van de kantonrechter is aan de voorwaarden van verrekening niet voldaan. Daartoe wordt het volgende overwogen.
artikel 7.2 van de huurovereenkomst zijn overeengekomen. De kantonrechter gaat dus uit van hetgeen in de onderliggende huurovereenkomst is overeengekomen: [gedaagde] huurt de begane grond en het souterrain/de kelder en daartoe behoort niet de eerste verdieping.
Daarnaast is voldoende aannemelijk geworden dat [gedaagde] de eerste verdieping zonder recht of titel gebruikt, nu er geen blijk is van een (mondelinge) huurovereenkomst dienaangaande.