ECLI:NL:RBOVE:2020:2008

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
11 juni 2020
Publicatiedatum
12 juni 2020
Zaaknummer
08/760055-19 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Diefstal met geweld in woning van 80-jarige man te Zwolle

Op 23 juli 2017 heeft een 24-jarige man uit Kampen ingebroken in de woning van een 80-jarige man in Zwolle. Tijdens de inbraak gebruikte de verdachte geweld tegen het slachtoffer, die wakker werd van de inbraak. De rechtbank Overijssel heeft op 11 juni 2020 geoordeeld dat de verdachte schuldig is aan diefstal met geweld en heeft hem veroordeeld tot een gevangenisstraf van 24 maanden. De rechtbank oordeelde dat er voldoende wettig en overtuigend bewijs was, onder andere door getuigenverklaringen en forensisch bewijs. De verdachte had eerder verklaard dat hij samen met een ander de inbraak had gepleegd, maar ontkende dit later. De rechtbank achtte de verklaringen van getuigen geloofwaardig en concludeerde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan de tenlastegelegde feiten. Daarnaast moet de verdachte een schadevergoeding van bijna 200 euro aan het slachtoffer betalen.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Zwolle
Parketnummer: 08/760055-19 (P)
Datum vonnis: 11 juni 2020
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1995 in [geboorteplaats] ,
wonende te [adres 1] .

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 28 mei 2020.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie
mr. G.C. Pol en van wat door verdachte en zijn raadsman, mr. A.D. Kloosterman, advocaat te Amsterdam, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte op 23 juli 2017 heeft ingebroken in een woning en daarbij geweld tegen [slachtoffer] heeft gebruikt.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
hij op of omstreeks 23 juli 2017 te Zwolle omstreeks 03:30 uur, in elk geval gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
- een portemonnee (inhoudende: een rijbewijs, een bankpas/pinpas, een hoeveelheid geld (ongeveer 70 euro) en/of
- een hoeveelheid geld (ongeveer 50 euro),
in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde, te weten aan [slachtoffer] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
en zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of dat/die weg te nemen goed/goederen onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak, verbreking, inklimming, welke diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [slachtoffer] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden, gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door:
- meerdere malen, althans eenmaal, meerdere goederen naar het hoofd van die [slachtoffer] en/of
- die [slachtoffer] meerdere malen tegen het hoofd en/of lichaam te duwen (waardoor die [slachtoffer] niet op kon staan en/of weer terug in bed terecht is gekomen).

3.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.De bewijsoverwegingen

4.1
Inleiding
In de nacht van 23 juli 2017 vindt aan [adres 2] te Zwolle een inbraak plaats, waarbij geweld tegen de bewoner wordt gebruikt. Het onderzoek levert in eerste instantie geen directe aanwijzingen op die naar een verdachte leiden. Na een zogenoemde Meld Misdaad Anoniem-melding in april 2019 wordt het onderzoek heropend en is verdachte in beeld gekomen van de politie.
4.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen is.
4.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsman van verdachte heeft vrijspraak bepleit.
4.4
Het oordeel van de rechtbank
Aan de orde is de vraag of er voldoende wettig en overtuigend bewijs is dat verdachte op
23 juli 2017 de woninginbraak heeft gepleegd. Forensisch onderzoek op de plaats delict alsmede de beelden van de camera’s die aan de woning van aangever hangen, hebben geen voor verdachte belastende aanwijzingen opgeleverd. Dat betekent echter niet zonder meer dat, zoals uit het betoog van de raadsman volgt, vrijspraak in de rede ligt.
De rechtbank stelt op grond van de bewijsmiddelen vast dat twee getuigen onafhankelijk van elkaar hebben verklaard dat zij uit de mond van verdachte hebben vernomen dat verdachte deze inbraak heeft gepleegd, respectievelijk een inbraak heeft gepleegd die uit de hand gelopen was. Zo heeft getuige [getuige 1] verklaard dat hij destijds een huisgenoot was van verdachte en dat verdachte hem destijds had verteld van de overval aan [adres 2] . [getuige 1] weet te vertellen dat verdachte de overval met een ander had gepleegd, dat ze er in de nacht heen waren gegaan en door een raam waren binnengekomen, dat de man wakker was geworden en dat één en ander met geweld gepaard was gegaan. Verdachte heeft [getuige 1] verteld, zo verklaart [getuige 1] , dat hij de man met geweld op bed had geduwd. Ze hadden een pinpas gevonden met daarbij een briefje met de pincode. Ook was bij de inbraak een horloge weggenomen. Naar aanleiding van deze verklaring is in 2019 nogmaals contact opgenomen met aangever, die bevestigt dat er bij de inbraak een horloge is weggenomen. Uit de verklaring van aangever kan worden afgeleid dat dit een antiek horloge betreft dat aan een spijker aan de muur hing. Aangever heeft in eerste instantie niet gemerkt dat dit horloge weg was en heeft dit, toen hij dat ontdekte, niet direct bij de politie gemeld, omdat hij naar eigen zeggen "teveel aan zijn hoofd had door al het gedoe rondom de diefstal
."
Verdachte is tijdens zijn politieverhoren geconfronteerd met de verklaring van [getuige 1] en heeft zich toen op zijn zwijgrecht beroepen. Ter terechtzitting van 28 mei 2020 heeft hij gesteld dat de verklaring van [getuige 1] onbetrouwbaar is, omdat [getuige 1] en hij reeds lange tijd ruzie hebben en deze verklaring slechts bedoeld is om verdachte te benadelen.
Een tweede getuige, [getuige 2] , die door de politie eerder ook als verdachte is gehoord, heeft verklaard dat hij samen met verdachte bij een zekere [getuige 3] is geweest. [getuige 3] was recentelijk door de recherche aangelopen met de vraag of hij meer wist van de overval in 2017. Toen [getuige 3] verdachte vroeg waar de politie op doelde, heeft verdachte verteld dat hij een keer een inbraak had gepleegd en dat het uit de hand gelopen was.
[getuige 3] heeft tegenover de politie bevestigd dat [getuige 2] en verdachte bij hem thuis zijn geweest en dat ze het over de zaak hebben gehad. Meer heeft [getuige 3] niet willen vertellen. Verdachte heeft over deze getuigenverklaring niet veel meer verklaard dan dat [getuige 3] een vriend van hem is en getuige [getuige 2] 'schizofreen' is, zonder dit nader te onderbouwen.
In de nacht van de inbraak is met de bankpas van aangever tweemaal gepind. De telefoon van verdachte heeft tweemaal een verschillende zendmast aangestraald rond de tijdstippen waarop met die pas werd gepind, beide keren in de omgeving van de betreffende pinautomaat. De rechtbank leidt daaruit af dat verdachte zich die nacht in elk geval heeft verplaatst in dezelfde richting als de gestolen pinpas.
Twee van de telefoonnummers van verdachte zijn gedurende het onderzoek afgetapt. Op
7 juni 2019 - in een periode waarin de politie verschillende contacten van verdachte, onder wie [getuige 3] , heeft benaderd - voert verdachte een gesprek met een onbekend gebleven persoon, waarin hij bespreekt dat hij zich voorbereidt en dat "ze" bij een vriend van hem zijn geweest, omdat hij (verdachte) hem in 'diezelfde nacht' gebeld zou hebben met een abonnementsnummer van verdachte. Verdachte zegt vervolgens: "
dus dat is er al."
Op grond van het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat voldoende wettig en overtuigend bewijs aanwezig is dat verdachte de diefstal heeft gepleegd. Getuige [getuige 1] weet opmerkelijk veel details van de diefstal te benoemen. Dat die informatie afkomstig zou zijn uit de media zoals door de raadsman is betoogd, is voor een deel niet uit te sluiten, maar gaat in elk geval niet op voor de verklaring van [getuige 1] over het horloge waarover de getuige verklaart dat verdachte heeft gezegd dit bij de betreffende inbraak te hebben weggenomen. Dat was, totdat er expliciet navraag naar werd gedaan bij aangever, immers niet bekend.
De verdediging heeft bepleit dat niet vast staat dat het horloge bij de inbraak is weggenomen.
De rechtbank leidt uit de verklaring van aangever af dat het vermiste horloge niet als dagelijks gebruiksvoorwerp maar als sierstuk dienstdeed, en dat de vermissing ervan niet lang na de inbraak moet zijn geweest nu verdachte op dat moment nog bezig was met al het gedoe rondom de diefstal. De rechtbank gaat er dan ook vanuit dat dit horloge wel degelijk tijdens de inbraak op 23 juli 2017 is weggenomen. Dat de verklaring van [getuige 1] onbetrouwbaar is, omdat [getuige 1] en verdachte reeds lange tijd ruzie hebben en deze verklaring slechts bedoeld is om verdachte te benadelen, zoals door verdachte is verklaard, acht de rechtbank niet aannemelijk.
Naast de getuige [getuige 1] concludeert getuige [getuige 2] dat verdachte zich aan deze inbraak schuldig moet hebben gemaakt, aangezien [getuige 3] door de politie over deze inbraak is benaderd en [getuige 3] over deze inbraak in zijn bijzijn met verdachte sprak. [getuige 2] heeft verklaard tegen verdachte te hebben gezegd dat het een grote lafbek was om dit bij een ouwe man te doen. Nu [getuige 3] bevestigt dat dat gesprek over de inbraak waarover hij door de recherche is benaderd heeft plaatsgevonden en aangever mag worden aangemerkt als “ouwe man”, acht de rechtbank de
de audituverklaring van getuige [getuige 2] , dat verdachte heeft verklaard een inbraak te hebben gepleegd die uit de hand gelopen was, ondersteunend voor het bewijs voor de ten laste gelegde diefstal met geweld.
Ook ondersteunend voor dat bewijs acht de rechtbank het gegeven dat de telefoon van verdachte in de nacht van de diefstal dezelfde (reis)beweging maakt als de pinpas waarmee die nacht is gepind.
Tot slot acht de rechtbank het telefoongesprek dat verdachte op 7 juni 2019 met een onbekend gebleven persoon heeft gevoerd ondersteunend. Verdachte heeft erkend dat het telefoonnummer [telefoonnummer 1] destijds van hem was. Ook heeft hij niet betwist dat hij in de nacht van de inbraak rond 4.01 uur met [getuige 3] heeft gebeld. In het telefoongesprek refereert hij kennelijk aan het feit dat de politie (“ze") bij een vriend ( [getuige 3] ) zijn geweest omdat verdachte hem “
in dezelfde nacht” (de nacht van de ten laste gelegde diefstal) heeft gebeld. De toevoeging “
dat is er dus al” duidt de rechtbank als ondersteunend voor het bewijs dat verdachte de diefstal heeft gepleegd.
Op grond van voornoemde feiten en omstandigheden, in onderling verband en in samenhang bezien, acht de rechtbank het aan verdachte ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen.
4.5
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de in de bijlage genoemde bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat:
hij op 23 juli 2017 te Zwolle omstreeks 03:30 uur, gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd, tezamen en in vereniging met een ander,
- een portemonnee (inhoudende: een rijbewijs, een bankpas/pinpas, een hoeveelheid geld van ongeveer 70 euro) en
- een hoeveelheid geld van ongeveer 50 euro,
die geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en zijn mededader toebehoorden, te weten aan [slachtoffer] , heeft weggenomen met het oogmerk om die zich wederrechtelijk toe te eigenen;
en zich de toegang tot de plaats van het misdrijf hebben verschaft door middel van braak, welke diefstal werd vergezeld van geweld tegen [slachtoffer] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken en om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en andere deelnemers aan het misdrijf het bezit van het gestolene te verzekeren, door:
- meerdere goederen naar het hoofd van die [slachtoffer] te gooien en
- die [slachtoffer] meerdere malen tegen het hoofd en lichaam te duwen (waardoor die
niet op kon staan en weer terug in bed terecht is gekomen).
In de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten zijn verbeterd in de bewezenverklaring. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd en zal hem daarvan vrijspreken.

5.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezen verklaarde is strafbaar gesteld in artikel 312 juncto 47 van het Wetboek van Strafrecht (Sr). Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het bewezen verklaarde levert op:
het misdrijf: diefstal, vergezeld van geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken of om bij betrapping op heterdaad het bezit van het gestolene te verzekeren, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd in een woning en terwijl de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak.

6.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor het bewezen verklaarde feit.

7.De op te leggen straf of maatregel

7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaren en met daaraan verbonden als bijzondere voorwaarden een meldplicht en ambulante behandeling.
7.2
Het standpunt van de verdediging
Door of namens de verdachte is geen strafmaatverweer gevoerd.
7.3
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder dat is begaan en de persoon van verdachte, zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij het volgende van belang.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan diefstal met geweld door samen met een ander midden in de nacht naar de woning van aangever te gaan en daar in te breken. Toen verdachte vervolgens werd geconfronteerd met een ontwakende, toen 80-jarige bewoner, heeft hij geweld gebruikt tegen het slachtoffer. Hoewel het aangewende geweld - bestaande uit duwen en het gooien van goederen naar aangever - relatief licht kan worden genoemd, behoeft het geen betoog dat een dergelijke confrontatie in de gegeven omstandigheden een grote impact heeft gehad op het slachtoffer. Uit zijn slachtofferverklaring volgt dat hij hier angstgevoelens en slaapproblemen aan over heeft gehouden. Het betreft een naar feit waarvoor een onvoorwaardelijke gevangenisstraf in beginsel gerechtvaardigd is, zeker nu verdachte geen enkele verantwoordelijkheid voor zijn handelen heeft genomen.
Voor de duur van de op te leggen straf heeft de rechtbank gelet op een de verdachte betreffend uittreksel uit de justitiële documentatie van 13 mei 2020, waaruit blijkt dat verdachte in de laatste vijf jaren eenmaal is veroordeeld voor een andersoortig feit. De rechtbank acht dit voor de strafmaat in de onderhavige zaak van ondergeschikt belang.
De reclassering heeft in haar advies van 8 april 2020 over verdachte opgetekend dat hij een belast verleden heeft waarbij hij op jonge leeftijd in een pleeggezin terechtkwam en vervolgens in verband met gedragsproblemen in verschillende internaten heeft gezeten. Er lijkt sprake te zijn van forse hechtingsproblematiek en van moeite om anderen te vertrouwen. Eerdere interventies zijn stopgezet, omdat verdachte afhaakte als de behandeling te confronterend werd. Verdachte lijkt de intentie te hebben om een delictvrij en normconform leven op te bouwen. Zijn familie en een stabiele relatie lijken daarbij beschermende factoren. De reclassering adviseert een deels voorwaardelijke straf op te leggen met daaraan verbonden de bijzondere voorwaarden van een meldplicht, een gedragsinterventie en (voortzetting van) ambulante begeleiding.
De rechtbank leidt uit het reclasseringsadvies af dat enerzijds eerdere reclasseringscontacten moeizaam zijn verlopen - onder meer - als gevolg van de hechtingsproblematiek van verdachte en dat anderzijds verdachte een beschermend netwerk heeft dat hem na zijn detentieperiode kan ondersteunen bij zijn kennelijke intentie om niet te recidiveren. De rechtbank ziet daarom, anders dan de reclassering heeft geadviseerd en de officier van justitie heeft gevorderd, geen aanleiding om een gedeelte van de straf voorwaardelijk op te leggen en bijzondere voorwaarden te stellen. De door de officier van justitie gevorderde gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden zal de rechtbank dan ook als passend en geboden geheel onvoorwaardelijk opleggen.

8.De schade van benadeelden

8.1
De vordering van de benadeelde partij
[slachtoffer]heeft zich als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces. De benadeelde partij vordert verdachte te veroordelen om schadevergoeding te betalen tot een totaalbedrag van
€ 2.971,50(zegge: tweeduizend negenhonderdéénenzeventig euro en vijftig eurocent), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop het strafbare feit is gepleegd.
De gevorderde materiële schade bestaat uit de volgende posten:
- weggenomen horloge à € 500,00;
- weggenomen contant geld à € 400,00;
- weggenomen portemonnee à € 15,00;
- weggenomen ID-kaart à € 56,50;
Wegens immateriële schade wordt een bedrag van € 2000,- gevorderd.
8.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering kan worden toegewezen tot een bedrag van € 237,50, te vermeerderen met de wettelijke rente.
8.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich, in lijn met de bepleite vrijspraak, op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk moet worden verklaard in de vordering. Subsidiair heeft hij aangevoerd dat de vordering deels kan worden toegewezen (posten portemonnee en ID-kaart) en voor het overige niet-ontvankelijk is wegens het ontbreken van een voldoende onderbouwing.
8.4
Het oordeel van de rechtbank
Door de gebezigde bewijsmiddelen en de behandeling op de terechtzitting is vast komen te staan dat verdachte door het bewezen verklaarde feit rechtstreeks schade heeft toegebracht aan de benadeelde partij.
Met betrekking tot de omvang van de materiële schade is de rechtbank van oordeel dat aansluiting moet worden gezocht bij de aangifte die de benadeelde partij heeft gedaan. Op grond daarvan acht de rechtbank de opgevoerde - en niet betwiste - schadeposten voor de weggenomen portemonnee en ID-kaart, alsook een weggenomen contant geldbedrag van
(€ 70 + € 50 =) in totaal € 120,- aannemelijk. Voor toewijzing van het meer gevorderde weggenomen contante geld ziet de rechtbank onvoldoende onderbouwing. Datzelfde geldt voor het weggenomen horloge. Nu daarvan geen gegevens zijn overgelegd, kan de waarde ervan niet worden vastgesteld en zijn er evenmin aanknopingspunten voor de rechtbank om van haar schattingsbevoegdheid gebruik te maken. De rechtbank zal in zoverre de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in de vordering.
Met betrekking tot de gevorderde immateriële schade is gesteld dat bij de benadeelde partij sprake is van een aantasting in zijn persoon 'op andere wijze' als bedoeld in artikel 6:106 sub b, van het Burgerlijk Wetboek (BW).
De rechtbank stelt voorop dat degene die zich hierop beroept de aantasting in zijn persoon in beginsel met concrete gegevens moeten onderbouwen.
In de rechtspraak is echter aanvaard dat van 'aantasting in de persoon op andere wijze' niet alleen sprake is indien geestelijk letsel in de zin van een psychiatrisch ziektebeeld kan worden vastgesteld, maar ook indien de aard en ernst van de normschending en de gevolgen daarvoor voor de benadeelde die conclusie rechtvaardigen. De nadelige gevolgen kunnen zo voor de hand liggen dat een aantasting van de persoon kan worden aangenomen, zonder onderbouwing aan de hand van stukken (vgl. Hoge Raad 15 maart 2019, ECLI:NL:HR:2019:376).
Een inbraak in een woning, en daarmee een inbreuk op het recht op eerbiediging van de privésfeer, kan voor de bewoner van die woning dermate ingrijpende gevolgen hebben dat zij onder omstandigheden grond kan bieden voor het aannemen van een aantasting in de persoon, ook als die gevolgen niet als geestelijk letsel zijn aan te merken. Daarvoor is dan wel vereist dat vaststellingen omtrent die gevolgen kunnen worden gedaan (vgl. Hoge Raad 15 oktober 2019, ECLI:NL:HR:2019:1465).
De rechtbank stelt vast dat op het schadeformulier onder het kopje 'psychische schade' is vermeld dat de benadeelde partij als gevolg van het bewezen verklaarde feit slaapproblemen en angstgevoelens had en nog altijd heeft. Hoewel deze gevolgen niet geringschattend mogen worden opgenomen, kan naar het oordeel van de rechtbank op grond daarvan niet zonder meer worden aangenomen dat sprake is van meer dan psychisch onbehagen en dus van een aantasting van de persoon 'op andere wijze' als bedoeld in artikel 6:106, sub 2, van het BW. Ook wat betreft de gevorderde immateriële schade zal de rechtbank de benadeelde partij daarom niet-ontvankelijk verklaren in de vordering.
8.5
De schadevergoedingsmaatregel
De benadeelde partij heeft verzocht en de officier van justitie heeft gevorderd de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
De rechtbank zal de maatregel als bedoeld in artikel 36f Sr opleggen, aangezien verdachte jegens de benadeelde partij naar burgerlijk recht (mede) aansprakelijk is voor de schade die door het feit is toegebracht.

9.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op artikel 63 Sr.

10.De beslissing

De rechtbank:
bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feit
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezen verklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
het misdrijf:
diefstal, vergezeld van geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken of om bij betrapping op heterdaad het bezit van het gestolene te verzekeren, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd in een woning en terwijl de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak.
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het bewezen verklaarde;
straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
24 (vierentwintig) maanden;
- bepaalt dat de tijd die de verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht;
schadevergoeding
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij van een bedrag van
€ 191,50, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 23 juli 2017 voor zover dit bedrag niet door een mededader zal zijn voldaan;
- veroordeelt verdachte daarnaast in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, alsook in de kosten van betekening van dit vonnis, de in verband met de tenuitvoerlegging van dit vonnis nog te maken kosten en de kosten vallende op de invordering;
- legt de
maatregelop dat verdachte verplicht is ter zake van het bewezen verklaarde feit tot
betaling aan de Staat der Nederlanden van een bedrag van € 191,50,te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 23 juli 2017 ten behoeve van de benadeelde, met bevel, voor het geval dat volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt, dat gijzeling voor de duur van 3 dagen kan worden toegepast, (een en ander voor zover dit bedrag niet door een mededader zal zijn voldaan). Tenuitvoerlegging van de gijzeling laat de betalingsverplichting onverlet;
- bepaalt dat als verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van bedoeld bedrag daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij het bedrag te betalen, komt te vervallen, en andersom, als verdachte aan de benadeelde partij het verschuldigde bedrag heeft betaald, dat daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van dat bedrag komt te vervallen;
- bepaalt dat de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk is in de vordering en dat de benadeelde partij de vordering voor dat deel slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
Dit vonnis is gewezen door mr. S. Taalman, voorzitter, mr. M. van Bruggen en S.H. Peper, rechters, in tegenwoordigheid van D.D. Drost, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 11 juni 2020.
Buiten staat
Mr. Peper is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage bewijsmiddelen
Leeswijzer
Deze bijlage maakt deel uit van het vonnis en bevat de bewijsmiddelen. [1]
1. Een proces-verbaal van 24 juli 2017 van aangifte [slachtoffer] op 23 juli 2017, pagina 21-25, voor zover inhoudende, als verklaring van aangever, zakelijk weergegeven:
Ik wil hierbij aangifte doen van diefstal met geweld uit mijn woning. Ik woon alleen op een vrijstaande boerderij, [adres 2] te Zwolle. Ik ben rond middernacht naar bed gegaan en rond half één in slaap gevallen. Op een gegeven moment werd ik wakker, ik hoorde een geluid. Ik draaide mij om en ik zag dat er een persoon in de slaapkamer stond. Ik schat dat het rond half vier (3.30 uur) moet zijn geweest, omdat ik ongeveer een kwartier nadat die personen weg zijn gegaan de klok vier keer hoorde slaan. De persoon, die een man bleek te zijn, zei tegen mij dat ik rustig moest blijven. Er was ook een man buiten, dat hoorde ik later pas. Ze hebben ook tegen elkaar gepraat. Er is de hele tijd maar één man binnen geweest. Hij werd boos, dat kon ik zien op de manier waarop hij de kast doorzocht. Hij gooide ook van alles naar mij toe. Hij gooide met boeken en kledingstukken. Hij raakte mij op een gegeven moment ook met een kussen tegen mijn hoofd. Hij had ook een zaklantaarn bij zich en scheen ook steeds in mijn gezicht.
In de bovenste lade lag mijn portemonnee. Daarin zat ongeveer 50 euro aan briefgeld. Mijn rijbewijs zat er ook in en ook een bankpas van mij. Onderin één van de vakjes had ik een klein opgevouwen briefje met daarop mijn pincode. De dader pakte mijn portemonnee dus uit de bovenlade en stak deze in de kontzak van zijn broek. Hij heeft mij ook vaak geduwd, tegen mijn hoofd en tegen mijn lijf. Hij heeft mij ook vastgepakt. Uit de woonkamer is een houten kistje leeggestolen. Hier zat minimaal 70 euro in. Ik stel mijn videorecorder met opnames ter beschikking voor het politieonderzoek.
2. Een proces-verbaal sporenonderzoek woning van 23 juli 2017, pagina 30, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van verbalisant J.W. Tuinman:

Op 23 juli 2017 werd door mij een forensisch onderzoek naar sporen verricht in verband met een inbraak. (…) Het onderzoek is verricht in een woning bij [slachtoffer] aan [adres 2] te Zwolle. (…) Op de bewakingsbeelden zag ik twee mannen die zich zichtbaar verdacht gedroegen en probeerden zoveel mogelijk uit zicht te blijven van de bewakingscamera's. Via de achterzijde van de woning heeft men een slaapkamerraam opengebroken met een schroevendraaier.

3. Een proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 1] van 4 juni 2019, pagina108-110, voor zover inhoudende, als verklaring van getuige, zakelijk weergegeven:
V= vraag verbalisant
A= antwoord getuige
V: Ken jij [verdachte] ?
A: Ja hij was een huisgenoot.
V: Hoe en wat heeft hij je verteld?
A: Hij heeft me persoonlijk verteld. Hij heeft me gezegd dat ze een pincode hebben ontfutseld. Het is met geweld gegaan en [verdachte] heeft me verteld dat ze ook een horloge hebben meegenomen.
V: Over welke periode praat je nu?
A: Het was ergens tussen 2016 en 2017
V: Wat heeft hij je nog meer verteld?
A: Hij heeft me verteld dat hij samen met iemand uit Zwolle de overval heeft gepleegd.
(…)
A: Ze zijn er in de nacht heengegaan. Toen ze binnen waren werd de man wakker. [verdachte] heeft gezegd dat de man op bed moest blijven. Hij heeft de man met geweld op het bed geduwd. Ze hebben toen een pinpas gevonden met een briefje met de pincode. Ze zijn door een raam naar binnen gekomen en het was nacht.
V: Weet je nog waar het was?
A: Aan [adres 2] . (…) Het heeft toch in de krant gestaan dat een oude man is overvallen in de woning. Ik heb zelf de conclusie getrokken dat [verdachte] en die vent de overvallers uit het krantenartikel waren.
4. Een proces-verbaal van bevindingen van 5 december 2019 met proces-verbaalnummer 38, als losse bijlage gevoegd, voor zover inhoudende, als verklaring van verbalisant [verbalisant 1] , zakelijk weergegeven:
Op 5 december 2019 werd door mij contact opgenomen met aangever [slachtoffer] . Hij deelde me mede dat er een antieken gouden zakhorloge was weggenomen tijdens de diefstal met geweld. (…)
Het horloge had altijd aan een spijker in de slaapkamer gehangen. In eerste instantie was het [slachtoffer] niet opgevallen dat het horloge ook was ontvreemd. Toen [slachtoffer] bemerkte dat het horloge ook weg was, had hij dit niet direct bij de politie aangegeven omdat hij teveel aan zijn hoofd had door al het gedoe rondom de diefstal.
5. Een proces-verbaal van verhoor verdachte [getuige 2] , van 10 juli 2019, pagina181-183 voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:

Laatst zijn collega's van jullie bij [getuige 3] naar binnen geweest. [verdachte] was daar toen ook. Ali zei dat er een oude man op een boerderij was overvallen. Hij zei tegen [verdachte] hoe hij in godsnaam zoiets kon doen. [verdachte] had toen gezegd dat hij met een andere jongen was en dat het een uit de hand gelopen inbraak was. (…) Ik weet dat hij het heeft gedaan met iemand anders.

6. Een proces-verbaal van bevindingen getuige [getuige 3] , pagina 94-95, voor zover inhoudende, als verklaring van verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] , dan wel één hunner, zakelijk weergegeven:

Op 11 juli 2019 had ik verbalisant [verbalisant 2] een gesprek met [getuige 3] . Ik confronteerde hem met de verklaring van [getuige 2] . Ik hoorde dat [getuige 3] bevestigde dat [verdachte] en [getuige 2] bij hem thuis waren geweest en dat ze het over de zaak hadden gehad.

7. Het proces-verbaal van de terechtzitting van 28 mei 2020, voor zover inhoudende, als verklaring van verdachte.

U vraagt mij of het telefoonnummer [telefoonnummer 1] van mij was. Ja, dat is een abonnementsnummer van mij geweest.

8. Een proces-verbaal van bevindingen netwerkmeting van 17 juni 2019, pagina76-79, voor zover inhoudende, als verklaring van verbalisant [verbalisant 1] zakelijk weergegeven:
Op 23 juli 2017 tussen 03.00 uur en 04.00 uur vond er een diefstal met geweld plaats aan [adres 2] te Zwolle. Bij deze diefstal werd onder andere een Rabobank pinpas en een briefje met daarop de pincode weggenomen.
Met de ontvreemde pinpas werd op 23 juli 2017 om 03.48 uur bij de pinautomaat aan de Th. a Kempisstraat te Zwolle gepind. Om 04.29 uur werd bij de pinautomaat aan de Rijnlaan [nummer 1] te Zwolle gepind. Om 4.32 uur werd bij de pinautomaat aan de Dobbe [nummer 2] gepoogd te pinnen.
Op de PD's werd een netwerkmeting gehouden.
Op 23 juli 2017 omstreeks 03.48 uur komt het telefoonnummer [telefoonnummer 1] voor in de netwerkmeting op de mast die staat op de locatie Burgemeester Drijbersingel [nummer 1] te Zwolle. Omstreeks datzelfde tijdstip werd er gepind bij de Thomas a Kempisstraat te Zwolle.
Op 23 juli 2017 omstreeks 4.01 uur en 4.02 uur komt telefoonnummer [telefoonnummer 1] voor in de netwerkmeting op de mast die staat op de Alm te Zwolle. Omstreeks 4.29 uur werd er gepind bij de Rijnlaan te Zwolle en om 04.32 werd gepoogd te pinnen aan de Dobbe te Zwolle.
Volgens google maps ligt het winkelcentrum de Dobbe ongeveer 1,9 kilometer verwijderd van de Thomas a Kempisstraat.
Met het telefoonnummer [telefoonnummer 1] van [verdachte] werd op 23 juli 2017 omstreeks 4.01 uur uitgebeld naar het telefoonnummer [telefoonnummer 2] . Dit nummer was in gebruik geweest bij [getuige 3] .
9. Een proces-verbaal van bevindingen [naam 1] en [naam 2] van 15 juli 2019, pagina102-103, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van [verbalisant 1] :
Uit het politie informatiesysteem bleek dat [verdachte] de beschikking heeft of heeft gehad over telefoonnummers [telefoonnummer 3] en [telefoonnummer 1] .
Deze nummers werden door een netwerkmeting gehaald. Hieruit bleek dat het telefoonnummer [telefoonnummer 1] in de nacht van de diefstal met geweld zendmasten aanstraalde nabij drie pinautomaten in Zwolle. Bij deze Pinautomaten waren die nacht met het ontvreemde pasje van aangever [slachtoffer] twee geslaagde pintransacties en een poging geweest.
Over de tap op het telefoonnummer [telefoonnummer 3] kwam op 7 juni 2019 een gesprek tussen [verdachte] en een onbekende man. De onbekende man vraagt wat [verdachte] aan het doen is. [verdachte] antwoordt dat hij aan het voorbereiden is op iets. Op dat zelfde trauma als dat de onbekende man ook heeft gehad met zijn telefoon in het verleden. Ze zijn bij een vriend van [verdachte] geweest, omdat [verdachte] hem in diezelfde nacht gebeld zou hebben met een abonnement nummer van [verdachte] . Dus dat is er al.
[verdachte] refereert kennelijk aan het bezoek dat de politie aan een contact van hem, [getuige 3] , heeft gebracht.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van de Politie Eenheid Oost-Nederland, onderzoek ON1R017067 MOKKA. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.