ECLI:NL:RBOVE:2020:1983

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
13 maart 2020
Publicatiedatum
10 juni 2020
Zaaknummer
244790 KG RK 139-2020
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing wrakingsverzoek wegens kennelijke niet-ontvankelijkheid in gezagsprocedures

Op 4 maart 2020 hebben verzoekers een wrakingsverzoek ingediend tegen mr. A. Flos, rechter bij de Rechtbank Overijssel, in verband met een lopende procedure. Verzoekers stelden dat mr. Flos, ondanks hun argumenten om de zaak niet te behandelen, toch tot behandeling is overgegaan. Mr. Flos heeft echter aangegeven dat zijn beslissing om de zaak te behandelen geen aanleiding geeft tot de veronderstelling van partijdigheid en dat hij geen blijk heeft gegeven van een vooringenomen oordeel.

De wrakingskamer heeft het verzoek tot wraking afgewezen op grond van kennelijke niet-ontvankelijkheid. De kamer oordeelde dat verzoekers geen concrete feiten of omstandigheden hebben aangedragen die objectief de vrees voor partijdigheid van mr. Flos kunnen rechtvaardigen. Het uitgangspunt is dat een rechter wordt vermoed onpartijdig te zijn, tenzij er uitzonderlijke omstandigheden zijn die dit tegenspreken. In dit geval was er geen sprake van dergelijke omstandigheden.

Bovendien heeft de wrakingskamer opgemerkt dat verzoekers in het verleden al meerdere wrakingsverzoeken hebben ingediend in procedures betreffende het gezag van minderjarigen, zonder voldoende onderbouwing. Dit wijst erop dat verzoekers het middel van wraking mogelijk misbruiken om de voortgang van de procedure te frustreren. Daarom heeft de wrakingskamer besloten dat een volgend wrakingsverzoek in deze zaak niet meer in behandeling zal worden genomen.

Uitspraak

beslissing

RECHTBANK OVERIJSSEL

Wrakingskamer
Zittingsplaats Almelo
zaaknummer: 244790 KG RK 139-2020
Beslissing van 13 maart 2020
in de zaak van

1.[verzoekster] ,

wonende te [woonplaats 1] ,
en
2.
[verzoeker],
wonende te [woonplaats 2] ,
verzoekers tot wraking,
advocaat: mr. R.W. de Gruijl, advocaat te Rotterdam.

1.De procedure

1.1.
Op 4 maart 2020 hebben verzoekers het verzoek tot wraking gedaan van mr. A. Flos, rechter in deze rechtbank en in die hoedanigheid belast met de behandeling van de zaak die is geregistreerd onder zaaknummer: [zaaknummer] .
1.2.
Mr. Flos heeft niet berust in de wraking

2.Het wrakingsverzoek

2.1.
Verzoekers hebben het volgende aan hun verzoek ten grondslag gelegd. Zij stellen
mr. Flos te hebben gewraakt omdat hij, ondanks de van hun zijde aangevoerde argumenten om de zaak niet te behandelen, toch tot behandeling van de zaak is overgegaan.

3.Het standpunt van mr. Flos

3.1.
Mr. Flos stelt dat zijn beslissing om de zaak te gaan behandelen geen geobjectiveerde aanleiding geeft partijdigheid bij hem te veronderstellen en dat die beslissing evenmin een schijn van partijdigheid heeft opgewekt. Hij stelt op geen enkele wijze blijk te hebben gegeven of de schijn te hebben gewekt dat hij inhoudelijk al een oordeel zou hebben gehad over het te behandelen verzoek.

4.De ontvankelijkheid van het wrakingsverzoek

4.1.
Een rechter kan worden gewraakt op grond van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden.
Uitgangspunt daarbij is dat de rechter uit hoofde van zijn aanstelling wordt vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich een uitzonderlijke omstandigheid voordoet, die een zwaarwegende aanwijzing oplevert voor het oordeel dat een rechter jegens een partij bij een geding een vooringenomenheid koestert. De vrees dat dit het geval zal zijn, dient objectief gerechtvaardigd te zijn. Dat betekent dat sprake moet zijn van concrete feiten en omstandigheden waaruit objectief de vrees voor partijdigheid van de rechter kan worden afgeleid.
Daarnaast kan er onder omstandigheden reden zijn voor wraking, indien - geheel afgezien van de persoonlijke opstelling van de rechter in de hoofdzaak - de bij een partij bestaande vrees voor partijdigheid van die rechter objectief gerechtvaardigd is, waarbij rekening moet worden gehouden met uiterlijke schijn.
4.2.
Het verzoek tot wraking van mr. Flos is door verzoekers niet gemotiveerd, althans er zijn door hen geen feiten en omstandigheden aangedragen waaruit objectief de vrees voor partijdigheid van mr. Flos kan worden afgeleid. Verzoekers zijn daarom kennelijk niet-ontvankelijk in hun verzoek tot wraking van mr. Flos. Het verzoek zal op die grond, met toepassing van het bepaalde in artikel 9.1, aanhef en onder b, van het Wrakingsprotocol van deze rechtbank worden afgewezen. Aan een inhoudelijke behandeling komt de wrakingskamer daarom niet toe.
4.3.
Verzoekers hebben reeds verschillende wrakingsverzoeken in procedures betreffende het gezag van de minderjarigen [naam] gedaan zonder naar behoren concrete feiten en omstandigheden te stellen waaruit in redelijkheid zou kunnen worden afgeleid dat sprake is van partijdigheid of objectief gerechtvaardigde vrees daarvoor. Dat leidt tot de conclusie dat verzoekers het middel van wraking gebruiken voor een ander doel dan waarvoor het is gegeven of met geen ander doel dan de voortgang van de procedure te frustreren. Naar het oordeel van de wrakingskamer is er sprake van misbruik.
De wrakingskamer zal daarom op de voet van artikel 39 lid 4 Rv/5 15 lid 4 Sv, 8:18 lid 4 Awb bepalen dat een volgend verzoek tot wraking in deze zaak niet meer in behandeling zal worden genomen.

5.De beslissing

De wrakingskamer:
5.1.
wijst af het verzoek tot wraking van mr. A. Flos, wegens kennelijke niet-ontvankelijkheid.
5.2
bepaalt dat een volgend wrakingsverzoek in procedures betreffende het gezag van de minderjarigen [naam] niet in behandeling zal worden genomen.
Deze beslissing is gegeven door de mrs. A.E. Zweers, E. Venekatte en F. Koster in tegenwoordigheid van de griffier en in openbaar uitgesproken op 13 maart 2020.
de griffier de voorzitter
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.