ECLI:NL:RBOVE:2020:1981

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
9 april 2020
Publicatiedatum
10 juni 2020
Zaaknummer
245227 / KG RK 20/172
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van het wrakingsverzoek tegen rechter mr. A.M. Koene

Op 9 april 2020 heeft de wrakingskamer van de Rechtbank Overijssel, zittingsplaats Zwolle, een verzoek tot wraking afgewezen. Het verzoeker, die zijn verzoek op 13 maart 2020 indiende, richtte zich tegen mr. A.M. Koene, de rechter die belast was met de behandeling van een andere zaak. Verzoeker stelde dat de behandeling van zijn zaak op een afwijkende manier plaatsvond, wat volgens hem een reden was om de rechter te wraken. De wrakingskamer heeft echter geoordeeld dat de vrees voor partijdigheid van de rechter niet objectief gerechtvaardigd was. De wrakingskamer benadrukte dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling wordt vermoed onpartijdig te zijn, tenzij er uitzonderlijke omstandigheden zijn die dit vermoeden weerleggen. In dit geval was er geen sprake van concrete feiten of omstandigheden die de vrees voor partijdigheid konden onderbouwen. Bovendien was het verzoek niet gemotiveerd, wat leidde tot de afwijzing op grond van kennelijke niet-ontvankelijkheid. De wrakingskamer concludeerde dat er geen zwaarwegende aanwijzingen waren voor een vooringenomenheid van de rechter, en dat de procedure correct was gevolgd volgens de geldende richtlijnen. De beslissing werd in het openbaar uitgesproken, en tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.

Uitspraak

beslissing

RECHTBANK OVERIJSSEL

Wrakingskamer
Zittingsplaats Zwolle
zaaknummer: 245227 / KG RK 20/172
Beslissing van 9 april 2020
in de zaak van
[verzoeker] ,
wonende te [woonplaats] ,
verzoeker tot wraking,

1.De procedure

1.1.
Op 13 maart 2020 heeft verzoeker het verzoek tot wraking gedaan van mr. A.M. Koene, rechter in deze rechtbank en in die hoedanigheid belast met de behandeling van de zaak die is geregistreerd onder zaaknummer [zaaknummer] .
1.2.
Bij brief van 16 maart 2020, van de voorzitter van de wrakingskamer aan verzoeker, is verzoeker in de gelegenheid gesteld om zijn verzoek nader toe te lichten. Van verzoeker is geen nader bericht ontvangen.
1.3.
Vandaag beslist de wrakingskamer.

2.Het wrakingsverzoek

2.1.
Verzoeker heeft het volgende aan zijn verzoek ten grondslag gelegd. Volgens verzoeker is in de procedure met zaaknummer [zaaknummer] op 30 maart 2020 een mondelinge behandeling bepaald. Verzoeker meent dat zijn zaak, met daarin de bepaling van de rechter dat een mondelinge behandeling zal plaatsvinden, op een andere wijze wordt behandeld dan gebruikelijk is in vergelijkbare zaken en dat deze werkwijze afwijkt van geldende richtlijnen. Hij is daarom overgegaan tot wraking van de behandelend rechter, mr. A.M. Koene.
-
3. De beoordeling
3.1.
Een rechter kan worden gewraakt op grond van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden.
Uitgangspunt daarbij is dat de rechter uit hoofde van zijn aanstelling wordt vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich een uitzonderlijke omstandigheid voordoet, die een zwaarwegende aanwijzing oplevert voor het oordeel dat een rechter jegens een partij bij een geding een vooringenomenheid koestert. De vrees dat dit het geval zal zijn, dient objectief gerechtvaardigd te zijn. Dat betekent dat sprake moet zijn van concrete feiten en omstandigheden waaruit objectief de vrees voor partijdigheid van de rechter kan worden afgeleid.
Daarnaast kan er onder omstandigheden reden zijn voor wraking, indien - geheel afgezien van de persoonlijke opstelling van de rechter in de hoofdzaak - de bij een partij bestaande vrees voor partijdigheid van die rechter objectief gerechtvaardigd is, waarbij rekening moet worden gehouden met uiterlijke schijn.
3.2.
De wrakingskamer zal het verzoek van [verzoeker] afwijzen op grond van het volgende.
3.3.
In het protocol van de wrakingskamer van deze rechtbank is onder 9.1, aanhef en onder b, het volgende bepaald:
“De wrakingskamer kan het verzoek tot wraking wegens kennelijke niet-ontvankelijkheid zonder behandeling ter zitting aanstonds afwijzen:
(…)
b. indien het verzoek niet is gemotiveerd;
(…)
3.4.
Van dit laatste is in dit geval sprake. Bij brief van 16 maart 2020 heeft de voorzitter van de wrakingskamer aan verzoeker geschreven:
U stelt dat het bijzonder is dat een mondelinge behandeling is bepaald. Dat is niet juist. Artikel 30j van het wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering geeft als hoofdregel dat na het antwoord een mondelinge behandeling plaatsvindt. Van een afwijkende behandeling van uw zaak is dus geen sprake.
Mag ik u vragen uw wrakingsverzoek in het licht van dit gegeven nader te motiveren?
3.5.
[verzoeker] heeft een nadere toelichting op zijn verzoek achterwege gelaten. Bij deze stand van zaken moet de wrakingskamer concluderen dat er geen concrete feiten en omstandigheden naar voren zijn gebracht, waaruit de rechtbank vooringenomenheid van mr. Koene of zwaarwegende aanwijzingen voor objectief gerechtvaardigde vrees daarvoor kan afleiden. Daarom moet het verzoek worden afgewezen.

4.De beslissing

De wrakingskamer
4.1.
wijst het verzoek tot wraking af.
Deze beslissing is gegeven door de mrs. U. van Houten, H.T. Pos, en A. Oosterveld en in tegenwoordigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 9 april 2020.
de griffier de voorzitter
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.