Uitspraak
RECHTBANK OVERIJSSEL
1.[verzoeker 1] ,
[verzoeker 2],
[verzoeker 3],
[verzoeker 4],
[verzoeker 5],
Rechtbank Overijssel
In deze zaak heeft de wrakingskamer van de Rechtbank Overijssel op 14 februari 2020 een verzoek tot wraking afgewezen. De verzoekers, die verdachten zijn in aanhangige strafzaken, hebben de rechter-commissaris gewraakt vanwege zijn beslissing om getuigenverhoren door te laten gaan op een datum waarop de raadslieden van de verzoekers niet aanwezig konden zijn. De verzoekers voerden aan dat deze beslissing in strijd was met hun recht op een eerlijk proces, zoals vastgelegd in artikel 6 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM). De rechter-commissaris had volgens hen geen rekening gehouden met hun verhindering en had alternatieven moeten onderzoeken.
De rechter-commissaris verdedigde zijn beslissing door te stellen dat hij handelde in het belang van de voortgang van de procedure en dat de planning van de verhoren in handen van de Duitse autoriteiten lag. De wrakingskamer oordeelde dat de beslissing van de rechter-commissaris niet zo onbegrijpelijk was dat deze een aanwijzing voor vooringenomenheid opleverde. De wrakingskamer concludeerde dat de vrees voor partijdigheid van de rechter-commissaris niet objectief gerechtvaardigd was en wees het wrakingsverzoek af. De beslissing is openbaar uitgesproken en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze beslissing.