Uitspraak
RECHTBANK OVERIJSSEL
1.[gedaagde 1] ,
[gedaagde 2],
Rechtbank Overijssel
In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Overijssel op 9 juni 2020 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser en twee gedaagden, die als voormalige bestuurders van de ontbonden vennootschap Agricom Holding B.V. worden aangesproken op hun aansprakelijkheid voor een proceskostenveroordeling. De eiser, vertegenwoordigd door mr. Y.H.P.M.J. Willems, vorderde betaling van een bedrag van € 4.130,00 aan schadevergoeding, alsook buitengerechtelijke incassokosten en proceskosten, op grond van bestuurdersaansprakelijkheid. De gedaagden, vertegenwoordigd door mr. F.J.M. Kobossen, verweerden zich door te stellen dat zij niet onrechtmatig hebben gehandeld en dat de eiser ten tijde van de vereffening geen schuldeiser was.
De kantonrechter heeft vastgesteld dat de gedaagden als bestuurders van Agricom Holding B.V. niet onrechtmatig hebben gehandeld. De eiser had zich niet gemeld als schuldeiser tijdens de vereffening van de vennootschap, en de gedaagden hebben geen ernstige verwijten te maken gekregen voor het niet informeren van de eiser over de ontbinding van de vennootschap. De kantonrechter oordeelde dat de gedaagden niet aansprakelijk zijn voor de proceskostenveroordeling, omdat de eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat de gedaagden in hun hoedanigheid van bestuurders onrechtmatig hebben gehandeld.
De vordering van de eiser werd afgewezen, en hij werd veroordeeld in de proceskosten van de procedure, die aan de zijde van de gedaagden zijn begroot op € 720,00. De kantonrechter concludeerde dat er onvoldoende bewijs was voor de stelling dat de gedaagden persoonlijk aansprakelijk konden worden gehouden voor de betalingsverplichting van de vennootschap, en dat de vereffening van het vermogen van Agricom op een correcte wijze was uitgevoerd.