In deze zaak, die diende voor de Rechtbank Overijssel op 4 juni 2020, is een kort geding aan de orde waarin de eisende partij, [A], samen met [B] en [C], vorderingen heeft ingesteld tegen de Provincie Overijssel en Landhoeve De Greve B.V. De eisende partij verzocht om opheffing van een beslag dat gelegd was op vee, maar de voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat onvoldoende aannemelijk is gemaakt dat [A] ten tijde van de beslaglegging eigenaar was van het in beslag genomen vee. Hierdoor zijn de vorderingen in conventie afgewezen.
In reconventie heeft de Provincie Overijssel gevorderd tot doorhaling van publiekrechtelijke registraties van percelen die eigendom zijn van de Provincie en die ten onrechte op naam van Landhoeve De Greve B.V. geregistreerd staan. De voorzieningenrechter heeft deze vordering toegewezen en [A] c.s. bevolen om binnen 24 uur na het vonnis de doorhaling te effectueren, op straffe van een dwangsom. Tevens is [A] c.s. veroordeeld in de proceskosten aan de zijde van de Provincie Overijssel en De Greve.
De uitspraak benadrukt het belang van eigendom en registratie in het civiele recht, en de gevolgen van onterecht beslag leggen. De voorzieningenrechter heeft ook de uitvoerbaarheid bij voorraad van de proceskostenveroordelingen en de dwangsommen verklaard, wat betekent dat de beslissingen onmiddellijk effect hebben, ongeacht eventuele hoger beroep procedures.