ECLI:NL:RBOVE:2020:1920

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
29 mei 2020
Publicatiedatum
4 juni 2020
Zaaknummer
8465717 \ CV EXPL 20-2027
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot ontruiming van woonruimte op basis van vernietiging huurovereenkomst door dwaling

In deze zaak heeft de Rechtbank Overijssel op 29 mei 2020 uitspraak gedaan in een kort geding waarin de eiseres, een verhuurder, vorderde om de gedaagde, een huurder, te veroordelen tot ontruiming van een appartement. De eiseres stelde dat de gedaagde bij het aangaan van de huurovereenkomst opzettelijk onjuiste mededelingen had gedaan, waardoor de overeenkomst tot stand was gekomen onder invloed van dwaling. De gedaagde had de huurprijs en de waarborgsom niet betaald, ondanks herhaalde verzoeken van de eiseres. De kantonrechter oordeelde dat de huurovereenkomst terecht was vernietigd op grond van dwaling, omdat de gedaagde relevante feiten had verzwegen die de eiseres zouden hebben doen besluiten om de overeenkomst niet aan te gaan. De gedaagde was derhalve zonder recht of titel in de woning en moest deze ontruimen. De kantonrechter wees de vordering van de eiseres toe en stelde een termijn van vijf dagen voor de ontruiming vast, met een schadevergoeding van € 675,00 per maand voor de periode dat de gedaagde de woning onterecht bezet hield. De kosten van de procedure werden ook aan de gedaagde opgelegd.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Enschede
Zaaknummer : 8465717 \ CV EXPL 20-2027
Vonnis in kort geding van 29 mei 2020
in de zaak van
[eiseres],
wonende te [woonplaats 1] ,
eisende partij, hierna te noemen [eiseres] ,
gemachtigde: mr. M. Douwenga,
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats 2] ,
gedaagde partij, hierna te noemen [gedaagde] ,
niet verschenen.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 6 mei 2020 met producties,
- de pleitaantekeningen van de zijde van [eiseres] ,
- de mondelinge behandeling op 18 mei 2020 via Skype,
- het tegen [gedaagde] verleende verstek.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[gedaagde] huurt met ingang van 1 april 2020 voor de duur van zes maanden een appartement aan de [adres] in [plaats] (hierna:de woning) van [eiseres] . Op de huurovereenkomst zijn de ‘Algemene Bepalingen huurovereenkomst woonruimte’ versie 2003 van de ROZ van toepassing(hierna: AV).
2.2.
De huurprijs bedraagt € 675,00 per maand, per vooruitbetaling te voldoen.
2.3.
De eerste huurbetaling van € 675,00 en de waarborgsom van € 1.350,00 dienden voor of uiterlijk op de dag van de sleuteloverdracht, 1 april 2020, te zijn voldaan. [gedaagde] heeft geen van beide bedragen voldaan. De sleuteloverdracht is op 1 april 2020 wel doorgegaan.
2.4.
Omdat [gedaagde] ook na de sleuteloverdracht de huur en de waarborgsom niet betaalde, heeft [eiseres] de sloten van het gehuurde vervangen.
2.5.
Bij e-mail van 11 april 2020 heeft [eiseres] [gedaagde] gemaild. Voor zover van belang staat hierin het volgende opgenomen:

Geachte [gedaagde] ,
Naar aanleiding van ons telefonisch onderhoud zaterdag 4 april jl. of u überhaupt nog interesse hebt in de woning aan de [adres] te [plaats] , daar u in gebreke bent betreffende de betaling van de borg en huurpenningen maand april 2020, beloofde u mij op maandag 6 april 2020 terug te bellen.
Tot op heden zaterdag 11 april 2020 heb ik nog geen reactie van u mogen ontvangen in welke vorm dan ook. Hiermee ga ik dan ook vanuit dat u geen interesse meer hebt in de woning en dat hiermee het contract zal zijn ontbonden.(…)’.
2.6.
Bij e-mail van gelijke datum heeft [gedaagde] zijn reactie kenbaar gemaakt. Voor zover van belang staat in de e-mail opgenomen:

Hallo zoals jullie hier onder zien wil [eiseres] het huur contract ontbinden. En de kosten laten doorlopen. Even voor alle duidelijkheid hier ben ik het totaal niet mee eens (…) Ik heb zelf contact gehad met [gemeente] en hun vertellen dat u [eiseres] dit niet mag doen ook al is er niet betaald. Wat er ook maar in het contract staat (…) Ik wil dan ook graag vandaag even mijn kleding daar ophalen wat er nog ligt wat ik kan er niet in. [eiseres] het spijt me zeer dat hun de belofte niet zijn nagekomen. En dat dit zo gelopen is. Maar ik ga niet akkoord met de ontbinden van het contract (…)’.
2.7.
Eveneens op 11 april 2020 treffen [eiseres] en [gedaagde] elkaar weer. [eiseres] heeft [gedaagde] opnieuw toegang gegeven tot het gehuurde omdat [gedaagde] een verklaring heeft ondertekend, waaruit volgt dat:

Hierbij verklaar ik [gedaagde] dat ik dinsdag 14 april 2020 het bedrag € 675,- voor 23.59 uur zal voldoen. Is dit niet het geval zal het huurcontract betreffende de woning [adres] worden vernietigd. Tevens zal de borg voor 30 april voldaan worden. (hiervoor zal ik mijn uiterste best doen.)Akkoord [plaats] 11 april 2020’2.8. [eiseres] ontvangt de toegezegde huurbetaling van [gedaagde] niet. Bij (aangetekende) brief en e-mail van 15 april 2020 heeft de gemachtigde van [eiseres] [gedaagde] aangeschreven. Hierin staat onder meer opgenomen dat:
‘(…) Nu u wederom niet tot betaling van het bedrag van € 675,-- bent overgegaan, is de huurovereenkomst tussen cliënte en u – als gevolg van de door u ondertekende verklaring van 11 april 2020 – vernietigd, dan wel met wederzijds goedvinden beëindigd.
Voor zover de huurovereenkomst nog niet vernietigd dan wel beëindigd zou zijn, heeft het volgende te gelden. U heeft voorafgaand aan het sluiten van de huurovereenkomst opzettelijk onjuiste mededelingen aan cliënte gedaan en relevante feiten en omstandigheden verzwegen. Indien cliënte op de hoogte zou zijn geweest van de juiste feiten en omstandigheden, was cliënte nimmer een huurovereenkomst met u aangegaan. De huurovereenkomst is dan ook tot stand gekomen onder invloed van bedrog dan wel dwaling. Door middel van deze brief roept cliënte de vernietiging in van de huurovereenkomst. De huurovereenkomst is vernietigd en moet geacht worden nimmer te hebben bestaan. U verblijft vanaf dit moment zonder recht of titel en daarmee onrechtmatig in de woning.(…)’.2.9. Tevens is [gedaagde] gesommeerd de woning te ontruimen, bij gebreke waarvan een kort geding procedure zal worden opgestart. [gedaagde] heeft niet gereageerd op deze brief en heeft de woning niet ontruimd.

3.Het geschil

3.1.
Bij de dagvaarding zijn de voorgeschreven termijnen en formaliteiten in acht genomen.
De vordering
3.2.
[eiseres] vordert -samengevat- om bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad [gedaagde] te veroordelen:
primair:I. om binnen vijf dagen na betekening van dit vonnis de woonruimte met onroerende aanhorigheden staande en gelegen aan het adres [adres] te [plaats] te ontruimen, in goede staat op te leveren en deze vervolgens ontruimd te houden,
subsidiair:II. om binnen veertien dagen, dan wel een in goede justitie te bepalen termijn, na betekening van dit vonnis de woonruimte te ontruimen, op te leveren en ontruimd te houden,
meer subsidiair:III. het vonnis aan te houden tot 1 juni 2020, althans een in goede justitie te bepalen datum en vervolgens [gedaagde] te veroordelen om binnen vijf dagen na betekening van dit vonnis de woning te ontruimen, op te leveren en ontruimd te houden,
primair, subsidiair en meer subsidiair:IV. tot vergoeding van de door [eiseres] geleden schade, ten bedrage van € 675,- per maand vanaf 1 april 2020 tot aan de dag der ontruiming,
V. in de kosten van het geding.
3.3.
[eiseres] heeft aan haar vordering -samengevat- ten grondslag gelegd dat [gedaagde] voorafgaand aan het sluiten van de huurovereenkomst onjuiste mededelingen aan haar heeft gedaan. Zo stelt [eiseres] onder meer dat [gedaagde] niet eerlijk is geweest over de aanleiding van zijn zoektocht naar een andere woning, maar ook is het [eiseres] gebleken dat [gedaagde] failliet is verklaard en dat hij geen eigen onderneming en geen inkomsten heeft, terwijl hij heeft gezegd dat hij als ZZP-er werkzaam was. Ook bevindt [gedaagde] zich in het criminele circuit, zo blijkt uit de overgelegde krantenartikelen, aldus [eiseres] . [eiseres] zou nimmer een huurovereenkomst met [gedaagde] zijn aangegaan als zij een juiste voorstelling van zaken zou hebben gehad.
Niet alleen heeft de situatie tot gevolg dat [gedaagde] tot op heden geen huur en geen waarborgsom heeft betaald, ook brengt [gedaagde] mogelijk het pand van [eiseres] , haar andere huurders en de omwonenden aan de [straat] in gevaar, zo stelt zij.
De huurovereenkomst is bij brief van 15 april 2020 vernietigd op grond van wilsgebreken (bedrog, dwaling). Volgens [eiseres] bevindt [gedaagde] zich zonder recht of titel in de woning. Deze situatie is onrechtmatig en daarom verlangt [eiseres] ontruiming van [gedaagde] uit de woning met vergoeding van de geleden schade (huurderving) van € 675,00 per maand.
Het verweer
3.4.
[gedaagde] heeft geen verweer gevoerd.

4.De beoordeling

4.1.
De kantonrechter overweegt het volgende. Het vereiste spoedeisend belang is in deze zaak, gelet op de aard van de vorderingen en het daaromtrent door [eiseres] gestelde, aanwezig.
4.2.
De kantonrechter stelt voorop dat een bij voorlopige voorziening bevolen ontruiming een ingrijpende en meestal onomkeerbare maatregel is. Gezien de ernst van de gevolgen voor de betrokken huurder kan daarom een ontruiming bij wijze van voorlopige voorziening slechts worden uitgesproken, indien het voldoende aannemelijk is dat de bodemrechter (wanneer zijn oordeel wordt gevraagd) de huurder tot ontruiming zal veroordelen.
4.3.
De kantonrechter is van oordeel dat dat het geval is en zij motiveert dat als volgt. De door [eiseres] ingenomen stellingen in de dagvaarding vinden steun in de bij de dagvaarding overgelegde producties en zijn niet weersproken door [gedaagde] . Het door [eiseres] ingenomen standpunt dat [gedaagde] bij het aangaan van de huurovereenkomst opzettelijk onjuiste mededelingen heeft verricht, is dan ook als onweersproken vast komen te staan. Op basis van deze onjuiste mededelingen acht de kantonrechter het voldoende aannemelijk dat de overeenkomst tot stand is gekomen onder invloed van dwaling en bij een juiste voorstelling van zaken niet zou zijn gesloten. Een overeenkomst die tot stand is gekomen onder invloed van dwaling is vernietigbaar (6:228 BW). [eiseres] heeft de huurovereenkomst tussen partijen dan ook terecht op deze grond vernietigd. Nu [gedaagde] de woning nog niet heeft opgeleverd, bevindt hij zich derhalve zonder recht en/of titel in de woning.
4.4.
Gelet op het bovenstaande acht de kantonrechter het voldoende aannemelijk dat een rechter in de bodemprocedure de vordering tot ontruiming zal toewijzen. De vorderingen kunnen dan ook worden toegewezen.
4.5.
Ten aanzien van de ontruimingstermijn overweegt de kantonrechter het volgende. Tot 1 juni 2020 worden door de corona-crisis in woonruimtezaken in beginsel geen ontruimingen uitgesproken, uitgezonderd zaken waarin sprake is van feiten die de zaak tot spoedeisend maken. Zoals uit de bovenstaande overwegingen blijkt, is van die spoedeisendheid sprake. Dit betekent dat ondanks de corona-crisis er geen reden bestaat om de ontruiming aan te houden tot 1 juni 2020. De kantonrechter ziet evenmin aanleiding om de ontruimingstermijn te bepalen op twee weken.
Door [gedaagde] zijn geen redenen aangevoerd of specifieke gevolgen bekend, waarom hiertoe zou moeten worden overgegaan. De overeengekomen maandelijkse huurprijs blijft verschuldigd zolang [gedaagde] het gehuurde niet heeft ontruimd.
4.6.
[gedaagde] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de kosten van deze procedure worden veroordeeld, tot op heden aan de zijde van [eiseres] begroot op € 83,00 aan griffierecht, € 102,96 aan explootkosten en € 480,00 aan salaris gemachtigde.

5.De beslissing

de kantonrechter in kort geding
5.1.
veroordeelt [gedaagde] om binnen vijf dagen na betekening van dit vonnis de woning met aanhorigheden aan de [adres] te [plaats] te ontruimen, in goede staat op te leveren en deze vervolgens ontruimd te houden,
5.2.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling van € 675,00 per maand vanaf 1 april 2020 tot aan de dag der ontruiming,
5.3.
veroordeelt [gedaagde] in de kosten van deze procedure, tot op heden aan de zijde van [eiseres] begroot op € 665,96, waaronder € 480,00 wegens het salaris van de gemachtigde,
5.4.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.M. Marsman, kantonrechter, en in het openbaar uitgesproken op 29 mei 2020.