ECLI:NL:RBOVE:2020:1917

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
3 juni 2020
Publicatiedatum
4 juni 2020
Zaaknummer
20/4486
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Raadkamer
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Teruggave rijbewijs na snelheidsovertreding door zzp'er met schuldbewustzijn

In deze zaak heeft de rechtbank Overijssel, zittingsplaats Almelo, op 3 juni 2020 uitspraak gedaan in een klaagschrift van een klager wiens rijbewijs voor twee maanden was ingevorderd wegens een snelheidsovertreding. Klager, een zzp'er, had op 15 mei 2020 een proces-verbaal gekregen voor het rijden met 124 kilometer per uur waar een maximumsnelheid van 60 kilometer per uur gold. Klager heeft op 19 mei 2020 verzocht om teruggave van zijn rijbewijs, omdat hij dit dringend nodig heeft voor zijn werk. Hij heeft aangegeven dat hij vaak op locatie werkt en zijn gereedschappen zelf moet meenemen, waardoor reizen met het openbaar vervoer geen optie is. Klager heeft spijt van zijn overtreding en is zich bewust van de gevaren van zijn handelen.

De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de verkeersveiligheid voorop staat en dat het klaagschrift ongegrond moet worden verklaard. De rechtbank heeft echter vastgesteld dat klager nooit eerder in aanraking is geweest met politie of justitie voor overtredingen van de Wegenverkeerswet en dat hij zich schuldbewust heeft getoond. De rechtbank heeft de belangen van klager afgewogen tegen de verkeersveiligheid en is tot de conclusie gekomen dat het rijbewijs aan klager teruggegeven moet worden. De raadkamer heeft het klaagschrift gegrond verklaard en gelast de teruggave van het rijbewijs aan klager.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Zittingsplaats Almelo
Parketnummer: 96/134229-20
Klaagschriftnummer: 20/4486
Beschikking van de enkelvoudige raadkamer op het klaagschrift op grond van artikel 164, achtste lid, Wegenverkeerswet 1994 (WWV 1994) van:
[klager] ,
geboren op [geboortedatum] 1987 in [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres 1] ,
verder te noemen: klager.

1.Het verloop van de procedure

Het klaagschrift, gedateerd 19 mei 2020, is op 25 mei 2020 op de griffie van de rechtbank ontvangen. Het klaagschrift is ingediend door klager en richt zich tegen de invordering en inhouding van een rijbewijs op grond van artikel 164 WVW 1994.
Het klaagschrift en de schriftelijk ingekomen standpuntbepaling van klager zijn behandeld op de openbare terechtzitting van de raadkamer van 27 mei 2020.
Tevoren heeft klager laten weten in te stemmen met een schriftelijke afdoening.
In verband met de maatregelen vanwege het coronavirus is het gerechtsgebouw beperkt toegankelijk.
De raadkamer heeft kennisgenomen van het door de officier van justitie overgelegde dossier van de strafzaak tegen klager.

2.De standpunten van klager en de officier van justitie

Klager heeft om teruggave van zijn rijbewijs verzocht. Klager is zzp’er en stelt zijn rijbewijs dringend nodig te hebben voor de uitvoering van zijn werkzaamheden. Klager dient vaak op locatie te werken en neemt hierbij zelf zijn gereedschappen mee, zodat reizen met het openbaar vervoer geen optie is. Door het niet beschikken over het rijbewijs, liggen de werkzaamheden van klager stil. Hierdoor en gelet op de coronacrisis, is een faillissement mogelijk aanstaande. Klager geeft aan in te zien een fout te hebben begaan en heeft erg veel spijt.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het belang van de verkeersveiligheid dient te prevaleren boven het persoonlijk belang van klager en dat het klaagschrift om die reden ongegrond moet worden verklaard.

3.De bevoegdheid van de rechtbank

De rechtbank Overijssel is bevoegd van het klaagschrift kennis te nemen.

4.De ontvankelijkheid

Het klaagschrift is ontvankelijk.

5.De beoordeling

Op grond van de stukken en de behandeling op de zitting stelt de rechtbank het volgende vast.
Toetsingskader
De officier van justitie is op grond van artikel 164, vierde lid, WVW 1994 bevoegd een ingevorderd rijbewijs onder zich te houden in de gevallen bedoeld in artikel 164, tweede lid, onderdeel a, b, d, of e, WVW 1994, of indien op grond van andere feiten of omstandigheden ernstig rekening moet worden gehouden met de mogelijkheid dat de bestuurder opnieuw een feit als bedoeld in het tweede of derde lid van artikel 164 WVW 1994 zal begaan.
Daarvan is in het geval van artikel 164, tweede lid, onderdeel d, WVW 1994 sprake wanneer een bestuurder van een motorrijtuig anders dan een bromfiets, wordt staande gehouden voor een snelheidsovertreding van vijftig kilometer of meer.
Feiten en omstandigheden
Tegen klager is een proces-verbaal opgemaakt voor een snelheidsovertreding met een motor van vijftig kilometer of meer, te weten 124 kilometer per uur waar ter plaatse op de [adres 2] een maximumsnelheid gold van 60 kilometer per uur.
Het rijbewijs van klager is in verband hiermee op 15 mei 2020 ingevorderd.
De officier van justitie heeft op 19 mei 2020, en dus binnen tien dagen na de invordering, beslist het rijbewijs in te houden voor twee maanden, tot 14 juli 2020.
Overwegingen
Op grond van de eisen die artikel 164 WVW 1994 daarvoor geeft, is het rijbewijs terecht ingevorderd.
Klager stelt zijn rijbewijs dringend nodig te hebben omdat hij als zzp’er veelal werkzaamheden op locatie uitvoert, waarbij hij zelf zijn gereedschappen meebrengt. Inhouding van het rijbewijs zou de continuïteit van het bedrijf ernstig in gevaar brengen, te meer nu het aantal opdrachten door de coronacrisis ook al achterblijft.
De raadkamer overweegt dat klager een persoonlijk belang heeft bij het terugkrijgen van zijn rijbewijs, maar stelt tegelijkertijd vast dat klager fors te hard heeft gereden, zodat de belangen van de verkeersveiligheid in dit geval zouden moeten prevaleren boven de op zichzelf legitieme persoonlijke belangen van klager bij het terugkrijgen van zijn rijbewijs. Gelet evenwel op het feit dat klager nooit eerder ter zake van een overtreding van bepalingen bij of krachtens de Wegenverkeerswet met politie of justitie in aanraking is geweest en klager zich overigens schuldbewust heeft getoond en het gevaarzettende van zijn handelen lijkt in te zien, is de raadkamer van oordeel dat het in de rede ligt om het rijbewijs aan klager terug te geven.
Conclusie
De raadkamer is op grond van het voorgaande van oordeel dat het klaagschrift gegrond is.

6.De beslissing

De raadkamer verklaart het klaagschrift gegrond en gelast de teruggave van het rijbewijs aan klager.
Deze beschikking is gegeven door mr. E. Venekatte, rechter, in tegenwoordigheid van
S.R. Kuiper, griffier, ondertekend door de rechter en de griffier en in het openbaar uitgesproken op 3 juni 2020.