Op 24 april 2020 heeft de Rechtbank Overijssel een beschikking gegeven naar aanleiding van een verzoek van het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ) voor een machtiging tot opname en verblijf van een betrokkene, geboren in 1977. Het verzoek is ingediend op 16 april 2020 en betreft een machtiging voor de duur van zes maanden, zoals bedoeld in artikel 24 e.v. van de Wet zorg en dwang (Wzd). Tijdens de mondelinge behandeling, die via Skype plaatsvond vanwege COVID-19 maatregelen, zijn verschillende betrokkenen gehoord, waaronder de advocaat van de betrokkene en haar mentor. De rechtbank heeft besloten de betrokkene niet te horen, omdat dit niet in haar belang zou zijn.
De rechtbank heeft vastgesteld dat het CIZ niet heeft voldaan aan de wettelijke vereisten, aangezien de vereiste medische verklaring van een ter zake kundige arts ontbrak. Ondanks dit gebrek aan documentatie heeft de rechtbank besloten om het verzoek toe te wijzen, omdat het afwijzen van het verzoek in de huidige situatie niet recht zou doen aan de kwetsbare positie van de betrokkene. De rechtbank heeft overwogen dat de betrokkene lijdt aan een verstandelijke handicap en dat haar situatie ernstig is, wat leidt tot gevaarlijke situaties. De rechtbank heeft geconcludeerd dat opname en verblijf noodzakelijk zijn om ernstig nadeel te voorkomen.
De rechtbank heeft uiteindelijk een machtiging verleend tot opname en verblijf voor de duur van drie maanden, tot en met 24 juli 2020. Deze beschikking is mondeling gegeven door rechter A. Flos en schriftelijk uitgewerkt op 8 mei 2020.