ECLI:NL:RBOVE:2020:1895

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
24 april 2020
Publicatiedatum
2 juni 2020
Zaaknummer
C/08/246736 / FA RK 20-890
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Rechterlijke machtiging tot opname en verblijf op basis van de Wet zorg en dwang

Op 24 april 2020 heeft de Rechtbank Overijssel een beschikking gegeven naar aanleiding van een verzoek van het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ) voor een machtiging tot opname en verblijf van een betrokkene, geboren in 1977. Het verzoek is ingediend op 16 april 2020 en betreft een machtiging voor de duur van zes maanden, zoals bedoeld in artikel 24 e.v. van de Wet zorg en dwang (Wzd). Tijdens de mondelinge behandeling, die via Skype plaatsvond vanwege COVID-19 maatregelen, zijn verschillende betrokkenen gehoord, waaronder de advocaat van de betrokkene en haar mentor. De rechtbank heeft besloten de betrokkene niet te horen, omdat dit niet in haar belang zou zijn.

De rechtbank heeft vastgesteld dat het CIZ niet heeft voldaan aan de wettelijke vereisten, aangezien de vereiste medische verklaring van een ter zake kundige arts ontbrak. Ondanks dit gebrek aan documentatie heeft de rechtbank besloten om het verzoek toe te wijzen, omdat het afwijzen van het verzoek in de huidige situatie niet recht zou doen aan de kwetsbare positie van de betrokkene. De rechtbank heeft overwogen dat de betrokkene lijdt aan een verstandelijke handicap en dat haar situatie ernstig is, wat leidt tot gevaarlijke situaties. De rechtbank heeft geconcludeerd dat opname en verblijf noodzakelijk zijn om ernstig nadeel te voorkomen.

De rechtbank heeft uiteindelijk een machtiging verleend tot opname en verblijf voor de duur van drie maanden, tot en met 24 juli 2020. Deze beschikking is mondeling gegeven door rechter A. Flos en schriftelijk uitgewerkt op 8 mei 2020.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Familierecht en Jeugdrecht
Locatie: Almelo
Zaak-/rekestnr.: C/08/246736 / FA RK 20-890
Rechterlijke machtiging tot opname en verblijf
Beschikking van
24 april 2020van de rechtbank Overijssel naar aanleiding van het door het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ) ingediende verzoek tot het verlenen van een machtiging voor de duur van zes maanden als bedoeld in artikel 24 e.v. van de Wet zorg en dwang (Wzd), ten aanzien van:
[betrokkene] ,
geboren [1977] ,
wonende te [plaats] ,
hierna te noemen: betrokkene,
advocaat: mr. E.E. Rietveld te Haarle.

1.Procesverloop

1.1
Het procesverloop blijkt uit het verzoekschrift, ingekomen ter griffie op 16 april 2020. Bij het verzoekschrift zijn de volgende bijlagen gevoegd:
  • het indicatiebesluit op grond van de Wet langdurige zorg d.d. 31 oktober 2014;
  • de aanvraag d.d. 5 maart 2020;
  • een afschrift van de beschikking waarbij mentorschap is ingesteld en een afschrift van de beschikking waarbij een mentor is benoemd;
  • het zorgplan d.d. juli 2019.
1.2
De mondelinge behandeling van het verzoek heeft in verband met de getroffen COVID-19 maatregelen via Skype-verbinding plaatsgevonden op 24 april 2020.
1.3
Tijdens de mondelinge behandeling heeft de rechtbank de volgende personen gehoord:
 de advocaat van betrokkene;
 [A] , mentor van betrokkene; en
 [B] , medewerker CIZ; en
 [C] , psychiater bij Mediant en op een eerder moment dit jaar behandelaar van betrokkene.
1.4
Door de zorgverantwoordelijke, de advocaat en de mentor is met klem verzocht om betrokkene niet te doen horen omdat het nadelig zou zijn voor betrokkene. Zowel aan de advocaat als aan de mentor zou betrokkene hebben gezegd dat ze niet gehoord wil worden. Na een toelichting is de rechtbank tot het oordeel gekomen dat het niet in het belang van betrokkene is om haar te horen en heeft gelet daarop betrokkene niet in de gelegenheid gesteld zich te doen horen.
1.5
De rechtbank heeft ambtshalve [C] gebeld, zodat zij tijdens de mondeling behandeling informatie kan verstrekken over het verkrijgen van een medische verklaring.

2.Beoordeling

2.1
Gelet op de kwetsbare positie van degenen op wie verzoeken als het onderhavige betrekking hebben, pleegt de rechtbank hen daar waar zij zich op dat moment bevinden persoonlijk te horen. Ter beperking van het risico op besmetting met het Covid-19-virus hebben echter zowel de Rechtspraak als psychiatrische instellingen en verpleeghuizen op basis van door de overheid uitgevaardigde regels tijdelijke maatregelen genomen die een dergelijke wijze van horen op dit moment verhinderen.
Tegen deze achtergrond heeft de rechtbank zich in dit geval genoodzaakt gezien de andere betrokkenen op bovengenoemde wijze te horen. Naar het oordeel van de rechtbank is, gelet op het tevens zwaarwegende belang van de gezondheid van alle betrokkenen bij de zitting en op het verloop van de zitting, aldus in de gegeven omstandigheden op afdoende wijze invulling gegeven aan de hiervoor weergegeven hoorplicht.
2.2
De rechtbank overweegt als volgt. Artikel 26 lid 5 onder d van de Wzd vereist dat het CIZ bij het verzoek tot het verlenen van een machtiging een verklaring van een ter zake kundige arts overlegt. Deze arts dient de betrokkene met het oog op de machtiging kort van te voren onderzocht te hebben, maar deze arts mag niet betrokken zijn (geweest) bij de behandeling. Deze geneeskundige of medische verklaring ontbreekt bij het verzoekschrift van het CIZ. Ook op zitting is deze verklaring niet overgelegd. Dat betekent dat het verzoek door de rechtbank zou dienen te worden afgewezen, omdat niet is voldaan aan de wettelijke vereisten. De rechtbank ziet zich, gelet op het ontbreken van de medische verklaring en in ogenschouw nemende de situatie van betrokkene, geplaatst voor een dilemma. De rechtbank is van oordeel dat het afwijzen van het verzoek in de huidige situatie geen recht doet aan de situatie van betrokkene en mogelijk tot onaanvaardbare gevolgen leidt. De rechtbank gaat op grond van de uitzonderlijke omstandigheden die zich hier voordoen aan het ontbreken van de medische verklaring voorbij. De rechtbank acht daartoe het volgende redengevend.
2.3
Zowel de mentor als het CIZ hebben grote moeite gedaan om een psychiater of een anderszins ter zake kundige arts te vinden die bereid is gebleken ten behoeve van de aanvraag en de procedure een medische verklaring op te stellen, onder meer vanwege de corona-maatregelen, maar bovenal omdat de psychiaters volgens de mentor van mening zijn dat opname in een psychiatrisch ziekenhuis niet passend is voor betrokkene. Uit informatie van [C] leidt de rechtbank af dat het in beginsel mogelijk moet zijn dat een geneesheer-directeur van een psychiatrische instelling een psychiater aanwijst om een medische verklaring op te stellen, ook indien de betrokkene onder de Wzd zou vallen. Om welke reden dan ook is dit niet gelukt, waardoor betrokkene alweer een lange periode in onzekerheid zit, hetgeen haar emotioneel zeer instabiel heeft gemaakt. Een uiting van die instabiliteit is volgens de mentor dat betrokkene sinds het begin van deze dag vrijwel uitsluitend aan het schreeuwen is en zij op geen enkele wijze verbaal goed te bereiken is. In de tijd dat de rechtbank [C] heeft gebeld, is betrokkene bovendien van haar woning weggegaan en zou zij zich in een gevaarlijke situatie langs het treinspoor bevinden.
2.4.
Over de (vermoedelijke) diagnose van betrokkene is geen discussie. Uit de overgelegde stukken, waaronder veel informatie over voorgaande behandelingen en diagnoses, en hetgeen tijdens de mondelinge behandeling is besproken is gebleken dat betrokkene lijdt aan een verstandelijke handicap, te weten zwakbegaafdheid en disruptieve- en impulsbeheersingsstoornis. Tevens lijkt sprake te zijn van (kenmerken van) autismespectrumstoornis, passend bij een gevonden genetische afwijking.
2.5
Evenmin is in discussie dat deze verstandelijke handicap leidt tot zeer ernstig nadeel. Betrokkene is niet in staat om voor zichzelf te zorgen. Ze is erg emotioneel en instabiel. Betrokkene heeft geen besef van wat zij wel en niet kan en overvraagt zichzelf hierdoor wat lijdt tot stemmingswisselingen. De situatie van betrokkene escaleert meerdere malen: betrokkene scheldt, dreigt en gooit met spullen. Verder heeft betrokkene een alcoholverslaving en is zij afhankelijk van medicatie. Zodra betrokkene onder invloed is van alcohol is er een risico op verbaal en fysiek agressief gedrag en vernieling van goederen.
Met grote regelmaat moet voor betrokkene de crisisdienst, de politie en de huisartsenpost worden ingeschakeld. Voorafgaand en ten tijde van de mondelinge behandeling is de situatie van betrokkene weer zeer gevaarlijk geworden.
2.6
Tevens heeft de advocaat van betrokkene tijdens de mondelinge behandeling gepleit voor toewijzing van het verzoek en het afgeven van een rechterlijke machtiging voor de duur van drie maanden.
2.7
Dit alles afwegende zal de rechtbank de behandeling van dit verzoek niet aanhouden voor het alsnog opstellen van een medische verklaring en een beslissing nemen op het verzoek. De opname en het verblijf zijn noodzakelijk en geschikt om het ernstig nadeel te voorkomen of af te wenden. Er zijn geen minder ingrijpende mogelijkheden om het ernstig nadeel te voorkomen of af te wenden. Gebleken is dat betrokkene zich verzet tegen de opname en het verblijf.
2.8
De rechtbank is van oordeel dat betrokkene op grond van haar verstandelijke handicap in een verpleeginstelling dient te verblijven. Betrokkene is gebaat bij structuur en begeleiding. In 2014 is door een behandelaar vanuit de psychiatrie aangegeven dat betrokkene niet op haar plek is in een GGZ-instelling maar dat zij begeleiding nodig heeft vanuit de LVB. De medisch adviseur van het CIZ vindt dit, gezien de kwetsbaarheid van betrokkene bij beneden-gemiddelde intelligentie, medisch gezien ook het meest passend. De verwachting is dat betrokkene overvraagd zal worden binnen de reguliere psychiatrie. Gebleken is dat onlangs gekeken is naar een voor betrokkene meest passende plek. Echter gaf de mentor tijdens de mondelinge behandeling aan dat tot op heden geen instelling bereid is gebleken om betrokkene op te nemen, wel staat betrokkene op de wachtlijst bij Trajectum.
2.9
Gelet op het voorgaande zal de rechtbank het verzoek van het CIZ toewijzen en een machtiging verlenen tot opname en verblijf. Nu is verzocht om een machtiging te verlenen voor de duur van drie maanden, zal de rechtbank bepalen dat de machtiging een geldigheidsduur heeft van drie maanden na heden.

3.Beslissing

De rechtbank:
verleent een machtiging tot opname en verblijf ten aanzien van
[betrokkene] ,
geboren [1977] te [plaats] ;
bepaalt dat deze machtiging geldt tot en met uiterlijk 24 juli 2020.
Deze beschikking is op 24 april 2020 mondeling gegeven door mr. A. Flos, rechter en in het openbaar uitgesproken bijgestaan door A.G.M. Wispels als griffier, en op 8 mei 2020 schriftelijk uitgewerkt en ondertekend.