ECLI:NL:RBOVE:2020:1876

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
29 mei 2020
Publicatiedatum
29 mei 2020
Zaaknummer
08/037032-20 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Jeugddetentie voor 20-jarige jongen na beroving van pizzabezorger

Op 29 mei 2020 heeft de Rechtbank Overijssel een 20-jarige jongen veroordeeld tot een jeugddetentie van 10 maanden, waarvan 167 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaar. De jongen was samen met een mededader betrokken bij de beroving van een pizzabezorger in Enschede op 2 januari 2020. Tijdens deze beroving werd de bezorger bedreigd met een mes en gedwongen zijn portemonnee af te geven. Eerder op dezelfde avond hadden de verdachten geprobeerd een andere bezorger te beroven. De rechtbank oordeelde dat de feiten wettig en overtuigend bewezen waren, mede op basis van de bekennende verklaring van de verdachte en de aangiften van de slachtoffers. De rechtbank hield rekening met de ernst van de feiten en de kwetsbaarheid van de slachtoffers, maar ook met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder een persoonlijkheidsstoornis. De rechtbank legde bijzondere voorwaarden op, waaronder ambulante behandeling en meldplicht bij de reclassering, om recidive te voorkomen.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Almelo
Parketnummer: 08/037032-20 (P)
Datum vonnis: 29 mei 2020
Vonnis in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1999 in [geboorteplaats] ( [land] ),
wonende in [adres 1] .

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 18 mei 2020.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie
mr. J.W. Schouten en van hetgeen door verdachte en de raadsman mr. K. Karapetyan, advocaat te Hengelo, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte op 2 januari 2020 in Enschede al dan niet samen met een ander:
feit 1:[slachtoffer 1] heeft beroofd;
feit 2:een scooter heeft gestolen;
feit 3:[slachtoffer 2] heeft proberen te beroven.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
1
hij op of omstreeks 2 januari 2020, in de gemeente Enschede, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of (een)ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld een persoon genaamd [slachtoffer 1] (in/tijdens zijn functie van/als bezorger bij [pizza restaurant] , gelegen aan [adres 2] ), heeft gedwongen tot de afgifte van een portemonnee (met inhoud), in elk geval van enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan die [slachtoffer 1] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat hij, verdachte, en/of zijn mededader:
- via [website] (bij [pizza restaurant] ) een pizza heeft/hebben besteld,
- voornoemde [slachtoffer 1] deze bestelling – als bezorger - naar een plek in Enschede (ter hoogte van een school, gelegen aan [adres 3] ) heeft gebracht,
- nadat die [slachtoffer 1] op de plaats van bestemming was aangekomen – die [slachtoffer 1] heeft/hebben benaderd en/of (daarbij) een (groot) mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp duidelijk zichtbaar aan die [slachtoffer 1] heeft/hebben getoond en/of heeft/hebben voorgehouden,
- ( vervolgens) die [slachtoffer 1] (op dreigende toon) heeft/hebben meegedeeld – zakelijk weergegeven - dat die [slachtoffer 1] alles moest (af) geven wat hij bij zich had en/of (vervolgens) die [slachtoffer 1] heeft/hebben verzocht om zijn portemonnee af te geven;
2
hij op of omstreeks 2 januari 2020, in de gemeente Enschede, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een (brom)scooter (inclusief (onder andere) (warme) pizza’s), in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn/haar mededader(s) toebehoorde, te weten aan [pizza restaurant] (gelegen aan
[adres 2] ), heeft/hebben weggenomen, met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
3
hij op of omstreeks 2 januari 2020, in de gemeente Enschede, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld een persoon, genaamd [slachtoffer 2] (in/tijdens zijn functie van/als bezorger bij [restaurant] , gelegen aan [adres 4] ), te dwingen tot de afgifte van (een) geld(bedrag), in elk geval van enig
goed, geheel of ten dele toebehorende aan (het bedrijf) [restaurant] en/of [naam] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader:
- via [website] (bij [restaurant] ) een pizza heeft/hebben besteld, althans een bestelling heeft/hebben gedaan/geplaatst,
- voornoemde [slachtoffer 2] deze bestelling – als bezorger - naar een plek in Enschede (te weten naar het adres [adres 5] ) (zijnde een school) heeft gebracht,
-verdachte(n) zich (ter plaatse) verdekt heeft/hebben opgesteld, althans die [slachtoffer 2] (ter plaatse) heeft/hebben op staan wachten,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.

3.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.De bewijsoverwegingen

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich overeenkomstig zijn op schrift gestelde requisitoir op het standpunt gesteld dat het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van de ten laste gelegde feiten op grond van de volgende bewijsmiddelen, waarbij de rechtbank - nu verdachte deze feiten heeft bekend en door of namens hem geen vrijspraak is bepleit - conform artikel 359, derde lid, laatste volzin van het Wetboek van Strafvordering (Sv), zal volstaan met een opsomming van de bewijsmiddelen [1] .
Het proces-verbaal van de terechtzitting van 18 mei 2020, voor zover inhoudende de bekennende verklaring van verdachte;
het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 1] van 3 januari 2020, met bijlagen, pagina’s 15 tot en met 19;
het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 2] namens [restaurant] van 18 maart 2020.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de opgegeven bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de ten laste gelegde feiten heeft begaan, met dien verstande dat:
1
hij op 2 januari 2020, in de gemeente Enschede, tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk om zich en een ander wederrechtelijk te bevoordelen door bedreiging met geweld een persoon genaamd [slachtoffer 1] (in zijn functie als bezorger bij [pizza restaurant] , gelegen aan [adres 2] ), heeft gedwongen tot de afgifte van een portemonnee (met inhoud), toebehorende aan een ander dan verdachte en/of zijn mededader, welke bedreiging met geweld hierin bestond dat hij, verdachte en zijn mededader:
- via [website] (bij [pizza restaurant] ) een pizza hebben besteld,
- voornoemde [slachtoffer 1] deze bestelling – als bezorger - naar een plek in Enschede (ter hoogte van een school, gelegen aan [adres 3] ) heeft gebracht,
- nadat die [slachtoffer 1] op de plaats van bestemming was aangekomen – die [slachtoffer 1] hebben benaderd en daarbij een groot mes, duidelijk zichtbaar aan die [slachtoffer 1] hebben getoond en hebben voorgehouden,
- vervolgens die [slachtoffer 1] op dreigende toon hebben meegedeeld – zakelijk weergegeven - dat die [slachtoffer 1] alles moest af geven wat hij bij zich had en
- vervolgens die [slachtoffer 1] hebben verzocht om zijn portemonnee af te geven;
2
hij op 2 januari 2020, in de gemeente Enschede, tezamen en in vereniging met een ander, een (brom)scooter (inclusief (onder andere) (warme) pizza’s), die geheel aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader toebehoorde, te weten aan [pizza restaurant] (gelegen aan [adres 2] ), heeft weggenomen, met het oogmerk om die zich wederrechtelijk toe te eigenen;
3
hij op 2 januari 2020, in de gemeente Enschede, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk om zich en een ander wederrechtelijk te bevoordelen door bedreiging met geweld een persoon, genaamd [slachtoffer 2] (in zijn functie als bezorger bij [restaurant] , gelegen aan [adres 4] ), te dwingen tot de afgifte van geld, toebehorende aan [restaurant] en/of [naam] :
- via [website] (bij [restaurant] ) een bestelling heeft gedaan,
- voornoemde [slachtoffer 2] deze bestelling – als bezorger - naar een plek in Enschede (te weten naar het adres [adres 5] ) (zijnde een school) heeft gebracht,
- terwijl verdachten zich ter plaatse verdekt hebben opgesteld,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte onder 1, 2 en 3 meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.
De rechtbank heeft indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, deze verbeterd in de bewezenverklaring. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

5.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

5.1.
Het standpunt van de raadsman
De raadsman heeft betoogd dat verdachte weliswaar de maaltijdbezorger van [restaurant] – als ten laste gelegd onder feit 3 - wilde beroven, maar dat er sprake is geweest van een vrijwillige terugtred.
5.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat van een geslaagd beroep op vrijwillige terugtred geen sprake kan zijn. Volgens de officier van justitie heeft door een omstandigheid buiten de wil van verdachte om, te weten het zelfstandig vertrekken van aangever, het gronddelict niet plaatsgevonden.
5.3
Het oordeel van de rechtbank
Ten aanzien van feit 3
De rechtbank stelt voorop dat artikel 46b van het Wetboek van Strafrecht (Sr) bepaalt dat poging of voorbereiding niet bestaat indien het misdrijf niet is voltooid ten gevolge van omstandigheden van de wil van de dader afhankelijk, de zogeheten vrijwillige terugtred.
De rechtbank overweegt ten aanzien van het beroep op vrijwillige terugtred het volgende.
Bewezenverklaard is dat de verdachte op 2 januari 2020 samen met een ander heeft geprobeerd een bezorger van [restaurant] met geweld te overvallen door eten te bestellen via [website] . Vervolgens hebben zij de bezorger naar een verlaten schoolplein in Enschede laten komen en hebben zij zich daar verdekt opgesteld en de bezorger opgewacht.
Verdachte heeft verklaard dat hij bang was en dat hij daarom de bezorger niet heeft overvallen. Volgens vaste jurisprudentie van de Hoge Raad gaat het bij vrijwillige terugtred om het misdrijf waarop de gedragingen van de verdachte waren gericht. Of gedragingen van de verdachte toereikend zijn om de gevolgtrekking te wettigen dat het misdrijf niet is voltooid ten gevolge van omstandigheden die van zijn wil afhankelijk zijn, hangt – mede gelet op de aard van het misdrijf – af van de concrete omstandigheden van het geval. Daarbij verdient opmerking dat voor het aannemen van vrijwillige terugtred in geval van een voltooide poging veelal een zodanig optreden van de verdachte is vereist dat dit naar aard en tijdstip geschikt is het intreden van het gevolg te beletten. De verdachte moet het misdrijf dus willen voorkomen en daartoe een handeling plegen die het intreden van het gevolg daadwerkelijk voorkomt.
Uit de verklaring van aangever [slachtoffer 2] blijkt dat hij een bestelling via [website] moest bezorgen bij de [school] te Enschede. Aangever treft niemand bij het opgegeven adres aan om de bestelling in ontvangst te nemen. Aangever ziet bij de [school] iemand achter een muur staan. Hij belt naar het opgegeven telefoonnummer [telefoonnummer] . Hij ziet dat het display van de telefoon wordt geactiveerd bij de persoon die hij ziet staan, met de rug naar aangever toe. De telefoon wordt opgenomen, maar er wordt niets gezegd. Aangever vertrouwt de situatie niet en rijdt weg.
Uit deze gang van zaken kan geenszins worden afgeleid dat verdachte zodanig is opgetreden dat dit optreden naar aard en tijdstip geschikt was het intreden van het gevolg (het voltooide misdrijf) te beletten. Daar komt bij dat– alleen al gelet op het feit dat verdachte en zijn medeverdachte binnen dertig minuten na dit incident op dezelfde locatie een geslaagde overval plegen op een andere maaltijdbezorger - niet aannemelijk is geworden dat verdachte niet langer aan de overval wilde deelnemen omdat hij bang was. Van een vrijwillige terugtred van verdachte is dan ook geen sprake.
Er zijn ook overigens geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld in de artikelen 45, 311 en 317 Sr. Het bewezenverklaarde levert op:
feit 1 het misdrijf:
afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen;
feit 2: het misdrijf:
diefstal, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen;
feit 3: het misdrijf:
poging tot afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.

6.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor de bewezenverklaarde feiten.

7.De op te leggen straf of maatregel

7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte voor het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde te veroordelen tot een jeugddetentie voor de duur van vijftien maanden waarvan vijf maanden voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaren, met aftrek van de tijd die verdachte heeft doorgebracht in verzekering en voorlopige hechtenis. Aan het voorwaardelijk strafdeel dienen de bijzondere voorwaarden van een meldplicht en een ambulante behandeling te worden gekoppeld.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht aan verdachte een onvoorwaardelijke gevangenisstraf conform voorarrest op te leggen met daarnaast een voorwaardelijke gevangenisstraf met daaraan gekoppeld de bijzondere voorwaarden van een meldplicht en een ambulante behandeling.
7.3
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij het volgende van belang.
Verdachte heeft samen met een medeverdachte ’s avonds op de openbare weg een pizzabezorger beroofd van zijn geld, scooter en pizza’s door hem met een mes te bedreigen. Voorafgaand aan deze beroving hebben verdachte en zijn medeverdachte gepoogd een andere bezorger te beroven.
Dit zijn ernstige misdrijven, mede gezien het feit dat een maaltijdbezorger, die vanwege zijn werkzaamheden niet zelden met contant geld op zak in zijn eentje een bestelling moet afleveren op het doorgegeven adres aan een voor hem veelal onbekend persoon, moet worden aangemerkt als een kwetsbaar slachtoffer.
Verdachte en zijn mededader hebben kennelijk alleen oog gehad voor hun eigen voordeel en zich geen enkele rekenschap gegeven van de gevolgen van hun handelen voor de gedupeerden. Op de slachtoffers hebben de gebeurtenissen grote indruk gemaakt. Daarnaast wakkeren dergelijke feiten, gepleegd op de openbare weg, gevoelens van angst en onveiligheid onder burgers aan. De rechtbank rekent dit alles verdachte en zijn medeverdachte ernstig aan.
De rechtbank heeft in het voordeel van verdachte acht geslagen op een hem betreffend uittreksel Justitiële Documentatie van 24 april 2020, waaruit blijkt dat verdachte niet eerder is veroordeeld voor het plegen van een soortgelijk misdrijf. Anderzijds baart het de rechtbank zorgen dat verdachte ‘uit het niets’ zulke ernstige feiten als onderhavige pleegt.
Bij de bepaling van de soort en de hoogte van de straf heeft de rechtbank ook rekening gehouden met de inhoud van het Pro Justitia rapport van 6 mei 2020, opgesteld door de deskundige J. Kluin, GZ-psycholoog.
In dit rapport wordt geconcludeerd dat er bij verdachte sprake is van een persoonlijkheidsstoornis met afhankelijke en vermijdende persoonlijkheidskenmerken. De verstoringen in zijn identiteitsontwikkeling en in relatie tot anderen zijn ernstig. Verdachte is hierin zeer inflexibel: er is een star patroon dat al jaren bestaat. Verdachte lijkt op het eerste gezicht aardig goed maatschappelijk aangepast. Minder zichtbaar is de kwetsbare binnenkant: de zelfwaardering is afhankelijk van bekrachtiging door de ander en gelijkwaardige intieme relaties kunnen niet opgebouwd worden. Hij is overaangepast, er is geen geïntegreerde identiteit. Vroege onveiligheid leidend tot angst voor kritiek en afwijzing hebben gemaakt dat verdachte zich voegt naar de verwachtingen van de ander. Het aanwezige geweten en de prosociale levensdoelen raken ondergeschikt. Het wegnemen van de spanning tussen hem en de ander doet hij door te doen wat de ander van hem vraagt. Er worden, door verdachte, verklaringen gevonden waarmee zijn gedrag gerechtvaardigd wordt.
Ten tijde van het plegen van de ten laste gelegde feiten was deze stoornis aanwezig. De psycholoog adviseert daarom om bij een bewezenverklaring van het ten laste gelegde dit in verminderde mate toe te rekenen aan verdachte. Deze conclusie neemt de rechtbank over en maakt die tot de hare. Dit brengt met zich mee dat de rechtbank van oordeel is dat de bewezenverklaarde feiten aan verdachte kunnen worden toegerekend, zij het in verminderde mate.
De psycholoog beoordeelt het klinisch gewogen oordeel van het risico op onmiddellijke geweldsrecidive op korte termijn als laag. Het risico op gewelddadige recidive op lange termijn wordt als matig geschat.
De psycholoog adviseert op basis van de wegingslijst adolescentenstrafrecht het jeugdstrafrecht toe te passen. De indicaties voor toepassing van het jeugdstrafrecht zijn als volgt. De handelingsvaardigheden zijn in enige mate beperkt: verdachte heeft moeite zijn eigen gedrag te organiseren, zijn handelingsvaardigheden op sociaal gebied zijn beperkt en hij komt in contact jonger over dan zijn kalenderleeftijd.
Er zijn geen contra-indicaties voor de toepassing van het jeugdstrafrecht:
er is geen sprake van een justitiële voorgeschiedenis, verdachte heeft geen antisociale
of psychopathische kenmerken. De rechtbank neemt deze conclusie over en maakt die tot de hare. Dit brengt met zich mee dat de rechtbank van oordeel is dat het jeugdstrafrecht dient te worden toegepast.
De psycholoog adviseert een verplicht reclasseringscontact, naast een behandelverplichting. Geadviseerd wordt om een specialistische behandeling op te leggen gericht op verwerking van trauma en het ontwikkelen van identiteit. Passend is een psychotherapie zoals schematherapie. Naast individuele sessies is het bieden van groepsbehandeling van belang; in een therapiegroep komen processen naar voren die lijken op het dagelijkse leven waardoor er goed geoefend kan worden met het doorbreken van ongewenste patronen. Aanvangen met een deeltijdprogramma heeft de voorkeur om zo verdachte goed in beeld en voldoende in behandeling te krijgen. Daarna kan worden afgebouwd naar een ambulant behandelprogramma. Naast de behandeling kan gewerkt worden aan het opbouwen van een adequate dagbesteding waarbij gedacht wordt aan verplichte scholing met een stage waarin wordt toegeleid naar betaald werk. Ingeschat wordt dat een begeleidings- en
behandelduur van twee jaar nodig zullen zijn om het risico op recidive en de ontwikkeling
van onderzochte op gedegen wijzen positief bij te sturen. Behandeling vindt bij
voorkeur plaats binnen een organisatie met als specialismen trauma, persoonlijkheidsproblematiek en systemisch werken.
De rechtbank heeft ook kennis genomen van het reclasseringsrapport van I.M.T.J. Weiss, reclasseringswerker van 7 mei 2020. Daaruit blijkt het volgende.
Verdachte heeft een tijd gewoond bij Humanitas onder Dak, woonbegeleidingstraject "De Kamer-Raad". Vanwege veelvuldig schoolverzuim heeft een begeleidingstraject bij de jeugdreclassering plaatsgevonden. Dit traject is in januari 2019 positief afgerond. Inmiddels woont verdachte weer bij zijn moeder en stiefvader thuis. Verdachte heeft een relatie met een vrouw die op dit moment ruim 20 weken zwanger is. Zij is bezig met een huurwoning waar zij in de toekomst samen kunnen wonen en een gezin vormen. Verdachte is gemotiveerd om te werken en zo een inkomen te kunnen verwerven. Er zijn geen schulden en er is geen sprake van middelengebruik.
De reclassering adviseert een (deels) voorwaardelijke straf met daaraan gekoppeld de bijzondere voorwaarden van een meldplicht en een ambulante behandeling.
Gezien de ernst van de feiten kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een jeugddetentie. Alles afwegende acht de rechtbank een (deels) voorwaardelijke jeugddetentie met daaraan gekoppeld de bijzondere voorwaarden van een meldplicht en een ambulante behandeling passend en geboden.

8.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 77c, 77g, 77i, 77x, 77y, 77z, 77aa en 77gg Sr.

9.De beslissing

De rechtbank:
bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat verdachte het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte onder 1, 2 en 3 meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feit
- verklaart het bewezenverklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezenverklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feit 1: het misdrijf:
afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen;
feit 2: het misdrijf:
diefstal, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen;
feit 3: het misdrijf:
poging tot afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen;
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het onder 1, 2 en 3 bewezenverklaarde;
straf
- veroordeelt verdachte tot een
jeugddetentievoor de duur van
10 (tien) maanden;
- bepaalt dat van deze jeugddetentie een gedeelte van
167 (honderdzevenzestig) dagen niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten. De rechter kan de tenuitvoerlegging gelasten indien verdachte voor het einde van de
proeftijd van 3 drie jarende navolgende voorwaarden niet is nagekomen:
- stelt als
algemene voorwaardedat verdachte:
- zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- stelt als
bijzondere voorwaardendat verdachte:
- zich gedurende de proeftijd meldt bij Reclassering Nederland te Enschede, op de door de reclassering te bepalen tijdstippen, zo frequent en zo lang deze instelling dat nodig acht;
- zich ambulant laat behandelen door een forensische polikliniek of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering dat nodig vindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling;
- draagt de reclassering op om toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden;
daarbij gelden als voorwaarden van rechtswege dat verdachte:
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
- medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, Sr, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht daaronder begrepen;
- bepaalt dat de tijd die de verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de jeugddetentie geheel in mindering zal worden gebracht.
Dit vonnis is gewezen door mr. E. Venekatte, voorzitter, mr. F.H.W. Teekman en
mr. M.W. Eshuis, rechters, in tegenwoordigheid van M.M. Greven-Diepenmaat, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 29 mei 2020.
Mr. F.H.W. Teekman is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van de regiopolitie Oost-Nederland proces-verbaal 5, onderzoek Aalscholver / ON2R020001. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.