ECLI:NL:RBOVE:2020:1874

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
29 mei 2020
Publicatiedatum
29 mei 2020
Zaaknummer
08/038586-20, 08/062522-19 (ttz. gev.) en 08/154095-18 (tul)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een 22-jarige man voor afpersing en mishandeling

Op 29 mei 2020 heeft de Rechtbank Overijssel een 22-jarige man veroordeeld tot een gevangenisstraf van 20 maanden, waarvan 4 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaar. De man was betrokken bij een gewelddadige overval op een pizzabezorger in Enschede op 2 januari 2020, waarbij hij samen met een medeverdachte de bezorger bedreigde met een mes en hem dwong zijn portemonnee af te geven. Tevens werd een scooter van de pizzabezorger gestolen. Eerder die avond hadden zij ook geprobeerd een andere bezorger te overvallen, maar deze poging mislukte. Daarnaast werd de man ook veroordeeld voor de mishandeling van zijn moeder op 14 maart 2019, waarbij hij een telefoon naar haar gooide, wat resulteerde in een verwonding aan haar gezicht. De rechtbank oordeelde dat de verdachte, ondanks zijn licht verstandelijke beperking en emotionele problemen, volledig verantwoordelijk was voor zijn daden. De rechtbank legde bijzondere voorwaarden op, waaronder ambulante behandeling en toezicht door de reclassering, om de kans op recidive te verminderen.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Almelo
Parketnummers: 08/038586-20, 08/062522-19 (ttz. gev.) en 08/154095-18 (tul)
Datum vonnis: 29 mei 2020
Vonnis in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1998 in [geboorteplaats] ,
thans verblijvende in de P.I. Almelo te Almelo.

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 18 mei 2020.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie
mr. J.W. Schouten en van hetgeen door verdachte en de raadsman mr. S. Yaprak, advocaat te Enschede, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en zakelijk weergegeven, in de zaak onder parketnummer 08/038586-20 op neer dat verdachte op 2 januari 2020 in Enschede al dan niet samen met een ander:
feit 1:[slachtoffer 1] heeft beroofd;
feit 2:een scooter heeft gestolen;
feit 3:[slachtoffer 2] heeft proberen te beroven.
De verdenking komt er, kort en zakelijk weergegeven, in de zaak onder parketnummer 08/062522-19 op neer dat verdachte op 14 maart 2019 in Enschede zijn moeder heeft mishandeld.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
In de zaak met parketnummer 08/038586-20
1
hij op of omstreeks 2 januari 2020, in de gemeente Enschede, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of (een)ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld een persoon
genaamd [slachtoffer 1] (in/tijdens zijn functie van/als bezorger bij [pizza restaurant] , gelegen aan de [adres 1] ), heeft gedwongen tot de afgifte van een portemonnee (met inhoud),
in elk geval van enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan die [slachtoffer 1] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat hij, verdachte, en/of zijn mededader:
- via [website] (bij [pizza restaurant] ) een pizza heeft/hebben besteld,
- voornoemde [slachtoffer 1] deze bestelling – als bezorger - naar een plek in Enschede (ter hoogte van een school, gelegen aan [adres 2] ) heeft gebracht,
- nadat die [slachtoffer 1] op de plaats van bestemming was aangekomen – die [slachtoffer 1] heeft/hebben benaderd en/of (daarbij) een (groot) mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp duidelijk zichtbaar aan die [slachtoffer 1] heeft/hebben getoond en/of heeft/hebben voorgehouden,
- ( vervolgens) die [slachtoffer 1] (op dreigende toon) heeft/hebben meegedeeld – zakelijk weergegeven - dat die [slachtoffer 1] alles moest (af) geven wat hij bij zich had en/of (vervolgens) die [slachtoffer 1] heeft/hebben verzocht om zijn portemonnee af te geven;
2
hij op of omstreeks 2 januari 2020, in de gemeente Enschede, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een (brom)scooter (inclusief (onder andere) (warme) pizza’s), in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn/haar mededader(s) toebehoorde, te weten aan [pizza restaurant] (gelegen aan
de [adres 1] ), heeft/hebben weggenomen, met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
3
hij op of omstreeks 2 januari 2020, in de gemeente Enschede, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te
bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld een persoon, genaamd [slachtoffer 2] (in/tijdens zijn functie van/als bezorger bij [restaurant] , gelegen aan het [adres 3] ), te dwingen tot de afgifte van (een) geld(bedrag), in elk geval van enig
goed, geheel of ten dele toebehorende aan (het bedrijf) [restaurant] en/of [naam 1] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader:
- via [website] (bij [restaurant] ) een pizza heeft/hebben besteld, althans een bestelling heeft/hebben gedaan/geplaatst,
- voornoemde [slachtoffer 2] deze bestelling – als bezorger - naar een plek in Enschede (te weten naar het adres [adres 4] ) (zijnde een school) heeft gebracht,
-verdachte(n) zich (ter plaatse) verdekt heeft/hebben opgesteld, althans die [slachtoffer 2] (ter plaatse) heeft/hebben op staan wachten, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
in de zaak met parketnummer 08/062522-19
hij op of omstreeks 14 maart 2019 te Enschede, zijn moeder, [slachtoffer 3] , heeft mishandeld door (met kracht) een telefoon, althans een voorwerp, op/tegen het gezicht, althans op/tegen
het lichaam, van die voornoemde [slachtoffer 3] te gooien.

3.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaardingen geldig zijn, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaken, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.De bewijsoverwegingen

4.1
Parketnummer 08/038586-20
4.1.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich overeenkomstig zijn op schrift gestelde requisitoir op het standpunt gesteld dat het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard.
4.1.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft overeenkomstig zijn pleitnota bepleit dat verdachte dient te worden vrijgesproken van het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde nu er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs is.
De raadsman heeft aangevoerd dat verdachte de tenlastegelegde feiten ontkend. Daarnaast heeft hij aangevoerd dat de verklaringen van [medeverdachte] niet voor het bewijs gebezigd kunnen worden, omdat [medeverdachte] zich als getuige bij de rechter-commissaris op zijn verschoningsrecht heeft beroepen. De belastende verklaringen van de medeverdachte [medeverdachte] zijn daarmee niet controleerbaar en zijn daarmee onbetrouwbaar.
4.1.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank gaat op grond van de wettige bewijsmiddelen van de volgende feiten en omstandigheden uit.
Op 2 januari 2020 is aangever [slachtoffer 1] werkzaam als bezorger voor [pizza restaurant] in Enschede. Op een gegeven moment komt er via [website] een bestelling binnen. Aangever brengt deze bestelling omstreeks 22.50 uur naar een school, gelegen aan [adres 2] te Enschede. Aangever kan het afleveradres niet vinden en belt, terwijl hij zich voor de school bevindt, met de klant op telefoonnummer [telefoonnummer 1] . De man die hij aan de telefoon krijgt vertelt hem langs de school te rijden in de richting van het witte huis. Aangever ziet dat er twee mannen, een blanke en een donkere, naar hem toekomen. De donkere man pakt een mes en houdt het mes dicht bij het gezicht van aangever. De mannen vragen hem daarop dreigend alles af te geven wat hij bij zich heeft. Ze vragen hem ook zijn portemonnee af te geven. Nadat aangever zijn portemonnee heeft afgegeven gaan de mannen er met de scooter van [pizza restaurant] vandoor. Aangever geeft het volgende signalement van de mannen. Een man van negroïde komaf, ongeveer 1,80 meter en een klein baardje en een blanke man, ongeveer 1.80 meter lang met een klein blond baardje, beiden in een donkere jas met hun capuchon op.
Eerder die avond is ook via [website] een bestelling binnengekomen bij [restaurant] in Enschede. Op 2 januari 2020 is [slachtoffer 2] daar als bezorger aan het werk. Omstreeks 22.20 uur à 22.30 uur gaat hij een bestelling bezorgen aan de [adres 4] te Enschede. Aldaar aangekomen belt aangever naar het opgegeven telefoonnummer
[telefoonnummer 1] . Er wordt opgenomen, maar er wordt niets gezegd. Aangever ziet achter een muur bij de [school] iemand staan met de rug naar de bezorger toe. Hij ziet het scherm van diens telefoon oplichten. De bezorger vertrouwt de situatie niet en rijdt weg.
Bij de overval is gebruik gemaakt van het telefoonnummer [telefoonnummer 1] . Uit onderzoek is gebleken dat dit telefoonnummer in gebruik is bij [medeverdachte] .
[medeverdachte] heeft verklaard dat hij op 2 januari 2020 samen met [verdachte] , verdachte, een pizzabezorger heeft overvallen. Ook hebben zij geprobeerd eerder op die avond een andere maaltijdbezorger te overvallen.
[medeverdachte] verklaart hierover dat hij op 2 januari 2020 met verdachte contact heeft gehad via Snapchat en via de telefoon. Zij willen snel geld maken. Via Snapchat hebben zij afgesproken dat zij in het donker gekleed zouden gaan. [medeverdachte] haalt verdachte op bij zijn moeder aan [adres 5] te Glanerbrug. Zij hebben het plan opgevat om een pizzakoerier te overvallen.
[medeverdachte] heeft een telefoon meegenomen die zij kunnen gebruiken bij de overval met het telefoonnummer [telefoonnummer 1] .
Onderweg naar de overvallocatie bij de [school] gelegen aan [adres 6] te Enschede controleren [medeverdachte] en [verdachte] of er geen camera’s hangen. Bij de school aangekomen plaatst [medeverdachte] via [website] een bestelling bij [restaurant] . Als zij horen dat de bezorger bij de school komt aanrijden, verstoppen [medeverdachte] en verdachte zich. De bezorger van [restaurant] belt enkele malen naar het opgegeven telefoonnummer maar vertrekt vervolgens weer. Omdat de eerste overval is mislukt, plaatst [medeverdachte] een tweede bestelling via [website] bij [pizza restaurant] . Hij geeft weer hetzelfde telefoonnummer op en hetzelfde adres waar de bezorger moet komen. De bezorger belt het opgegeven nummer. [medeverdachte] neemt op en deelt mee dat zij er aankomen. [medeverdachte] en verdachte lopen op de bezorger af. Verdachte pakt een groot mes en houdt het mes vlakbij het gezicht van de bezorger en roept daarbij meermalen: Money, give me the money. [medeverdachte] pakt het eten. Verdachte pakt de scooter en [medeverdachte] rent weg. Na de overval brengt [medeverdachte] verdachte naar huis in Glanerbrug.
Op 2 januari 2020 is er twee keer vanaf het vaste nummer op het adres van de moeder van verdachte gebeld naar het nummer van [medeverdachte] . Volgens verdachte zou zijn moeder [medeverdachte] hebben gebeld, maar [medeverdachte] betwist dat. Daarnaast is er op 2 januari 2020 tussen 15.30 uur en 21.30 uur diverse malen spraakcontact geweest tussen het nummer van verdachte,
[telefoonnummer 2] en dat van [medeverdachte] , [telefoonnummer 3] . Overdag straalt het nummer van verdachte [telefoonnummer 2] hoofdzakelijk aan op [adres 7] in Glanerbrug. De moeder van verdachte woont in de nabijheid van [adres 7] . ’s Avonds om 21.30 uur straalt het nummer van verdachte [telefoonnummer 2] aan in Enschede op de mast [adres 8] . Van 2 januari 2020 te 21.30 uur tot 3 januari 2020 te 00.55 uur is het toestel van verdachte uitgeschakeld.
Verdachte heeft verklaard dat hij zijn telefoon altijd bij zich heeft. Aanvankelijk heeft hij verklaard dat hij op 2 januari 2020 niet in Enschede is geweest, maar in Amsterdam. Geconfronteerd met de onderzoeksbevindingen over zijn telefoon blijft hij erbij niet in Enschede te zijn geweest, maar in Amsterdam, Hengelo en Haaksbergen. In zijn verklaring bij de politie rept hij met geen woord over [naam 2] of [naam 3] . Tijdens de zitting op 18 mei 2020 heeft verdachte vervolgens verklaard dat hij op 2 januari 2020 overdag wel in Enschede is geweest, maar ’s avonds in Hengelo, eerst bij [naam 2] en daarna bij [naam 3] .
Het nummer [telefoonnummer 2] van verdachte straalt op 2 januari 2020 om 21.30 aan op de mast [adres 8] in Enschede. Ten tijde van de overval op 2 januari 2020 rond 22.30 uur staat het toestel van verdachte, met nummer [telefoonnummer 2] uit. Het nummer straalt om 0.55 uur weer aan nabij de woning van de moeder van verdachte aan [adres 5] te Glanerbrug. Dat laatste past in de verklaring van [medeverdachte] dat hij verdachte daar heeft afgezet rond die tijd, en beslist niet in de verklaring van verdachte dat hij die avond niet in Enschede is geweest en de nacht in Hengelo heeft doorgebracht bij [naam 3] .
Volgens de op 14 mei 2020 door de rechter-commissaris gehoorde getuige [naam 2] is verdachte op 2 januari 2020 van 19.00 uur tot 21.00 à 21.30 uur bij hem in Hengelo geweest. Daarna zou verdachte naar [naam 3] zijn gegaan, die ook in Hengelo woont, en daar overnacht hebben.
De rechtbank acht dit niet aannemelijk. Immers, als verdachte op de avond van 2 januari 2020 in Hengelo bij [naam 2] en [naam 3] was geweest, dan had het voor de hand gelegen dat hij dat eerder ook al wel bij de politie verklaard zou hebben, aangezien het hem een alibi zou hebben verschaft voor het tijdstip van de overval (22.30 uur). Van belang is voorts dat verdachte geen enkele redelijke verklaring heeft kunnen geven voor het feit dat zijn telefoon, waarvan hij zegt dat hij die altijd bij zich heeft, zowel op 2 januari 2020 om 21.30 als op 3 januari 2020 om 0.55 uur aanstraalt in Enschede, terwijl verdachte volhoudt dat hij die avond niet in Enschede is geweest. Verdachte kan ook niet verklaren waarom zijn moeder [medeverdachte] op 2 januari 2020 gebeld zou hebben met haar vaste lijn, terwijl [medeverdachte] verklaart dat hij nooit door de moeder van verdachte wordt gebeld.
Gelet op het voorgaande acht de rechtbank de verklaringen van verdachte niet geloofwaardig. De rechtbank is van oordeel dat verdachte geen scenario heeft gepresenteerd dat enige basis kan bieden voor een alternatieve uitleg van de belastende onderzoeksresultaten. De rechtbank komt tot de conclusie dat de lezing van de gebeurtenissen van [medeverdachte] wel geloofwaardig is. Allereerst vindt deze verklaring steun in technische bevindingen en feitelijke vaststellingen. Voorts stemmen de verklaringen van [medeverdachte] en aangever [slachtoffer 1] op essentiële onderdelen overeen. Bovendien is er, desgevraagd ook in de ogen van verdachte, geen reden waarom [medeverdachte] zijn jarenlange vriend vals zou beschuldigen. De rechtbank verwerpt dan ook het verweer van verdachte.
De rechtbank is op grond van het vorenstaande van oordeel dat verdachte samen met [medeverdachte] het onder 1, 2 en 3 tenlastegelegde heeft begaan.
4.2
Parketnummer 08/062522-19
4.2.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard.
4.2.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft overeenkomstig zijn pleitnota bepleit dat verdachte dient te worden vrijgesproken van het ten laste gelegde nu opzet ontbreekt.
4.2.3.
Het oordeel van de rechtbank
Op 14 maart 2019 heeft verdachte zich rond 23.00 uur begeven naar de woning van zijn moeder aan [adres 5] te Enschede. Zijn moeder wil de deur voor verdachte niet opendoen en opent een raam om hem te woord te staan. Verdachte is boos en gooit met kracht een telefoon in de richting van zijn moeder. De telefoon raakt de linker mondhoek van zijn moeder en veroorzaakt pijn en een bloedende wond.
De rechtbank ziet zich vervolgens voor de vraag gesteld of verdachte met zijn gedragingen (voorwaardelijk) opzet op de mishandeling van zijn moeder heeft gehad. Vooropgesteld wordt dat de beantwoording van de vraag of een gedraging de aanmerkelijke kans op een bepaald gevolg in het leven roept, afhankelijk is van de omstandigheden van het geval, waarbij betekenis toekomt aan de aard van de gedragingen en de omstandigheden waaronder deze zijn verricht. Verder is van belang dat naar vaste rechtspraak bepaalde handelingen naar hun uiterlijke verschijningsvorm kunnen worden aangemerkt als zozeer te zijn gericht op een bepaald gevolg, dat het niet anders kan dan dat degene die de handelingen heeft verricht, de aanmerkelijke kans op dat gevolg bewust heeft aanvaard.
Verdachte heeft met kracht een telefoon in de richting van zijn moeder gegooid. Door aldus te handelen heeft verdachte zich willens en wetens blootgesteld aan de aanmerkelijke kans dat hij zijn moeder pijn dan wel letsel zou toebrengen, welk gevolg zich ook openbaarde. De rechtbank acht de ten laste gelegde mishandeling, dan ook wettig en overtuigend bewezen.
4.3
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de in de bijlage opgenomen bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de ten laste gelegde feiten heeft begaan, met dien verstande dat:
in de zaak met parketnummer: 08/038586-20
1
hij op 2 januari 2020, in de gemeente Enschede, tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk om zich en een ander wederrechtelijk te bevoordelen door bedreiging met geweld een persoon genaamd [slachtoffer 1] (in zijn functie als bezorger bij [pizza restaurant] , gelegen aan de [adres 1] ), heeft gedwongen tot de afgifte van een portemonnee (met inhoud), toebehorende aan een ander dan verdachte en/of zijn mededader, welke bedreiging met geweld hierin bestond dat hij, verdachte en zijn mededader:
- via [website] (bij [pizza restaurant] ) een pizza hebben besteld,
- voornoemde [slachtoffer 1] deze bestelling – als bezorger - naar een plek in Enschede (ter hoogte van een school, gelegen aan [adres 2] ) heeft gebracht,
- nadat die [slachtoffer 1] op de plaats van bestemming was aangekomen – die [slachtoffer 1] hebben benaderd en daarbij een groot mes, duidelijk zichtbaar aan die [slachtoffer 1] hebben getoond en hebben voorgehouden,
- vervolgens die [slachtoffer 1] op dreigende toon hebben meegedeeld – zakelijk weergegeven - dat die [slachtoffer 1] alles moest af geven wat hij bij zich had en
- vervolgens die [slachtoffer 1] hebben verzocht om zijn portemonnee af te geven;
2
hij op 2 januari 2020, in de gemeente Enschede, tezamen en in vereniging met een ander, een (brom)scooter (inclusief (onder andere) (warme) pizza’s), die geheel aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader toebehoorde, te weten aan [pizza restaurant] (gelegen aan de [adres 1] ), heeft weggenomen, met het oogmerk om die zich wederrechtelijk toe te eigenen;
3
hij op 2 januari 2020, in de gemeente Enschede, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk om zich en een ander wederrechtelijk te bevoordelen door bedreiging met geweld een persoon, genaamd [slachtoffer 2] (in zijn functie als bezorger bij [restaurant] , gelegen aan het [adres 3] ), te dwingen tot de afgifte van geld, toebehorende aan [restaurant] en/of [naam 1] :
- via [website] (bij [restaurant] ) een bestelling heeft gedaan,
- voornoemde [slachtoffer 2] deze bestelling – als bezorger - naar een plek in Enschede (te weten naar het adres [adres 4] ) (zijnde een school) heeft gebracht,
- terwijl verdachten zich ter plaatse verdekt hebben opgesteld,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
in de zaak parketnummer 08/062522-19
hij op 14 maart 2019 te Enschede, zijn moeder, [slachtoffer 3] , heeft mishandeld door (met kracht) een telefoon tegen het gezicht van die [slachtoffer 3] te gooien.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte onder parketnummer 08/038586-20 onder 1, 2 en 3 en onder parketnummer 08/062522-19 meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.
De rechtbank heeft indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, deze verbeterd in de bewezenverklaring. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

5.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld in de artikelen 45, 300, 304, 311 en 317 van het Wetboek van Strafrecht (Sr). Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
in de zaak met parketnummer: 08/038586-20
feit 1 het misdrijf :
afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen;
feit 2 het misdrijf:
diefstal, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen;
feit 3 het misdrijf:
poging tot afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen;
in de zaak parketnummer 08/062522-19
het misdrijf:
mishandeling, begaan tegen zijn moeder.

6.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor de bewezenverklaarde feiten.

7.De op te leggen straf of maatregel

7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte voor het onder parketnummer
08/038586-20 onder 1, 2 en 3 en onder parketnummer 08/062522-19 ten laste gelegde te veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van vierentwintig maanden waarvan zes maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren, met aftrek van de tijd die verdachte heeft doorgebracht in verzekering en voorlopige hechtenis. Aan het voorwaardelijk strafdeel dienen de bijzondere voorwaarden van een meldplicht, een ambulante behandeling en een opname in een instelling voor begeleid wonen of maatschappelijke opvang te worden gekoppeld.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht, indien de rechtbank tot een veroordeling komt, een onvoorwaardelijke gevangenisstraf conform voorarrest op te leggen met daarnaast een voorwaardelijke gevangenisstraf of een forse taakstraf.
7.3
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij het volgende van belang.
Verdachte heeft samen met een medeverdachte ’s avonds op de openbare weg een pizzabezorger beroofd van zijn geld, scooter en pizza’s door hem met een mes te bedreigen. Voorafgaand aan deze beroving hebben verdachte en zijn medeverdachte gepoogd een andere bezorger te beroven.
Dit zijn ernstige misdrijven, mede gezien het feit dat een maaltijdbezorger, die vanwege zijn werkzaamheden niet zelden met contant geld op zak in zijn eentje een bestelling moet afleveren op het doorgegeven adres aan een voor hem veelal onbekend persoon, moet worden aangemerkt als een kwetsbaar slachtoffer.
Verdachte en zijn mededader hebben kennelijk alleen oog gehad voor hun eigen voordeel en zich geen enkele rekenschap gegeven van de gevolgen van hun handelen voor de gedupeerden. Op de slachtoffers hebben de gebeurtenissen grote indruk gemaakt. Daarnaast wakkeren dergelijke feiten, gepleegd op de openbare weg, gevoelens van angst en onveiligheid onder burgers aan. De rechtbank rekent dit alles verdachte en zijn medeverdachte ernstig aan.
Voorts heeft verdachte zijn moeder in haar eigen huis mishandeld. Ook dit is een ernstig strafbaar feit, dat bij het slachtoffer gevoelens van onveiligheid en onrust teweeg kan brengen. Bij uitstek in de eigen woonomgeving behoort men zich veilig te kunnen voelen. Het handelen van verdachte vormt daarnaast een ernstige inbreuk op de lichamelijk integriteit van het slachtoffer.
Ter terechtzitting heeft de verdachte er bovendien geen blijk van gegeven het verwerpelijke van zijn handelwijze in te zien.
De rechtbank heeft acht geslagen op een hem betreffend uittreksel Justitiële Documentatie van 21 april 2020, waaruit blijkt dat de verdachte meermalen onherroepelijk is veroordeeld voor het plegen van strafbare feiten, waaronder het plegen van (huiselijk) geweld. Dat heeft hem er kennelijk niet van weerhouden opnieuw tot geweldpleging over te gaan..
De rechtbank zal bij de straftoemeting op voet van het bepaalde in artikel 63 Sr rekening houden met het vonnis van de politierechter in de rechtbank Overijssel van 27 januari 2020, waarbij verdachte tot een geldboete is veroordeeld en met het vonnis van de politierechter in de rechtbank Overijssel van 6 september 2019 waarbij verdachte tot een taakstraf is veroordeeld.
Bij de bepaling van de soort en de hoogte van de straf heeft de rechtbank ook rekening gehouden met de inhoud van het Pro Justitia rapport van 20 april 2020, opgesteld door de deskundige drs. M.C.G. Smeets, GZ-psycholoog. Dit rapport houdt het volgende in.
Verdachte heeft een licht verstandelijke beperking, heeft problemen met zijn emotieregulatie en zijn impulscontrole. Tevens heeft hij in zijn persoonlijkheidsontwikkeling antisociale en narcistische trekken: hij kan zich normoverschrijdend gedragen, en kan niet omgaan met afwijzing of dreigende verlating. Echter een persoonlijkheidsstoornis wordt nog niet vastgesteld, omdat de persoonlijkheid van verdachte nog niet uitontwikkeld is.
De stoornissen die bij verdachte zijn vastgesteld (licht verstandelijke beperking, norm-
overschrijdend-gedragsstoornis en antisociale en narcistische trekken in de persoonlijkheidsontwikkeling) zijn stoornissen die al langdurig aanwezig zijn en een chronisch karakter kennen. Ten tijde van het plegen van de ten laste gelegde feiten waren deze stoornissen aanwezig. De psycholoog adviseert om, bij een bewezenverklaring van het ten laste gelegde, dit in verminderde mate toe te rekenen aan verdachte. Deze conclusie neemt de rechtbank over en maakt die tot de hare. Dit brengt met zich mee dat de rechtbank van oordeel is dat de bewezenverklaarde feiten aan verdachte kunnen worden toegerekend, zij het in verminderde mate.
Wanneer verdachte uit detentie komt zijn er veel stressfactoren: geen woning, geen baan, geen
begeleiding en verdachte is niet in staat volledig zelfstandig te functioneren. De psycholoog schat op basis van risicotaxatie-instrumenten en risicoscenario de kans op recidive in een impulsief, fysiek agressief incident hoog in.
Alhoewel er in de persoonlijkheid en de ontwikkeling van verdachte ook argumenten te vinden zijn voor toepassing van het minderjarigenstrafrecht, adviseert de psycholoog het volwassenstrafrecht toe te passen. Een belangrijk argument om het volwassenstrafrecht toe te passen is dat verdachte volop bezig is met zijn volwassen taken. Het is derhalve niet passend om bij verdachte het jeugdstrafrecht toe te passen.
Deze conclusie neemt de rechtbank over en maakt die tot de hare. Dit brengt met zich mee dat de rechtbank van oordeel is dat het volwassenstrafrecht dient te worden toegepast.
De psycholoog adviseert voor het verminderen van de kans op recidive en het verminderen van de gedrags- en persoonlijkheidsproblematiek een intensieve gedragstherapie/ psychotherapie gericht op het reguleren van emoties, het controleren van impulsen en het verminderen van de antisociale en narcistische trekken in de persoonlijkheidsontwikkeling. Deze therapie moet aangepast worden aan het niveau en de culturele achtergrond van verdachte.
De rechtbank heeft kennis genomen van het reclasseringsrapport van B.J.M. Eijssink, reclasseringswerker van 4 mei 2020. Daaruit blijkt het volgende.
Voor het verminderen van de kans op recidive wordt een intensieve gedragstherapie/ psychotherapie geadviseerd door het NIFP. Bij een veroordeling adviseert de reclassering een (deels) voorwaardelijke straf met bijzondere voorwaarden te weten een meldplicht, ambulante behandeling door Transfore of een soortgelijke zorgverlener en een opname in een instelling voor beschermd wonen of maatschappelijke opvang.
Gezien de ernst van de feiten kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. Alles afwegende acht de rechtbank een (deels) voorwaardelijke gevangenisstraf met daaraan gekoppeld de bijzondere voorwaarden van een meldplicht, een ambulante behandeling door Transfore en een opname in een instelling voor begeleid wonen of maatschappelijke opvang, passend en geboden.

8.De vordering tenuitvoerlegging

Bij vonnis van de politierechter in de rechtbank Overijssel van 26 oktober 2018 is verdachte in de zaak onder parketnummer 08/154095-18 veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 3 maanden met een proeftijd van 3 jaren.
De officier van justitie heeft gevorderd dat die voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf van drie maanden ten uitvoer wordt gelegd.
De raadsman heeft om afwijzing van de vordering verzocht.
De rechtbank is van oordeel dat deze voorwaardelijke straf ten uitvoer moet worden gelegd. Verdachte heeft immers een algemene voorwaarde overtreden, door opnieuw strafbaar feiten te plegen. De rechtbank zal daarom de tenuitvoerlegging gelasten.

9.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 14a, 14b, 14c en 57 Sr.

10.De beslissing

De rechtbank:
bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat verdachte het onder parketnummer 08/038586-20 onder 1, 2 en 3 en onder parketnummer 08/062522-19 ten laste gelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte onder parketnummer 08/038586-20 onder 1, 2 en 3 en onder parketnummer 08/062522-19 meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feit
- verklaart het bewezenverklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezenverklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
in de zaak met parketnummer 08/038586-20
feit 1 het misdrijf :
afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen;
feit 2 het misdrijf:
diefstal, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen;
feit 3 het misdrijf:
poging tot afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen;
in de zaak parketnummer 08/062522-19
het misdrijf:
mishandeling, begaan tegen zijn moeder;
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het onder parketnummer 08/038586-20 onder 1, 2 en 3 en onder parketnummer 08/062522-19 bewezenverklaarde;
straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
20 (twintig) maanden;
- bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte van
4 (vier) maanden niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten. De rechter kan de tenuitvoerlegging gelasten indien verdachte voor het einde van de
proeftijd van 3 (drie) jarende navolgende voorwaarden niet is nagekomen:
- stelt als
algemene voorwaardedat verdachte:
- zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- stelt als
bijzondere voorwaardendat verdachte:
- zich gedurende de proeftijd meldt bij Reclassering Nederland, op de door de reclassering te bepalen tijdstippen, zo frequent en zo lang deze instelling dat nodig acht;
- zich ambulant laat behandelen bij Transfore of een soortgelijke zorgverlener, ter beoordeling van de reclassering, indien en zo lang als de reclassering dit noodzakelijk acht. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering dat nodig vindt. Verdachte zal zich houden aan de regels die door of namens de zorgverlener zullen worden gegeven;
- verblijft bij een instelling voor beschermd wonen of maatschappelijke opvang, te bepalen door de reclassering. Het verblijft duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering dat nodig vindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en het dagprogramma dat de instelling in overleg met de reclassering voor hem heeft opgesteld;
- draagt de reclassering op om toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden;
daarbij gelden als voorwaarden van rechtswege dat verdachte:
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
- medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, Sr, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht daaronder begrepen;
- bepaalt dat de tijd die de verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht;
tenuitvoerlegging voorwaardelijke straf
- gelast de
tenuitvoerleggingvan de bij vonnis van de politierechter in de rechtbank Overijssel van 26 oktober 2018 met parketnummer 08/154095-18 voorwaardelijk opgelegde
gevangenisstrafvoor de duur van
3 (drie) maanden.
Dit vonnis is gewezen door mr. E. Venekatte, voorzitter, mr. F.H.W. Teekman en
mr. M.W. Eshuis, rechters, in tegenwoordigheid van M.M. Greven-Diepenmaat, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 29 mei 2020.
Mr. F.H.W. Teekman is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage bewijsmiddelen
Leeswijzer
Deze bijlage maakt deel uit van het vonnis en bevat de bewijsmiddelen.
Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van de regiopolitie Oost-Nederland proces-verbaal 5, onderzoek Aalscholver / ON2R020001. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
in de zaak met parketnummer 08/038586-20
1.
Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 1] van 3 januari 2020, met bijlagen, zakelijk weergegeven, inhoudende op pagina’s 15 en 16:
Op 2 januari 2020 moest ik omstreeks 22.50 uur een bezorging doen voor [pizza restaurant] . Ik werk daar als bezorger. Ik had een bezorging en daarvoor moest ik naar de school aan [adres 2] in Enschede. Toen ik voor de school stond heb ik de klant gebeld dit was om 22.50 uur, het nummer van de klant is [telefoonnummer 1] . Ik heb toen de scooter gepakt en ben via [adres 6] in de richting van het witte huis gegaan. Ik zag vervolgens 2 mannen staan op het veldje direct naast de school met een capuchon op en met hun gezicht richting de bosjes. Ik belde de klant weer, maar hij nam niet meer op. Ik zag dat de 2 mannen naar mij toe kwamen. De blanke man deed het woord. De man met de donkere huidskleur pakte ineens een mes, hij hield het mes in zijn rechter hand. Het was een heel groot mes. De man hield het mes dicht bij mijn gezicht. De blanke man vroeg mij alles te geven wat ik had. De man vroeg mij naar mijn portemonnee, deze heb ik hem gegeven. In de portemonnee zat ongeveer 20 euro. Ondertussen heb ik de afstand tussen de donkere man met het mes en mij proberen te vergroten. De blanke man controleerde of er nog eten achter in mijn scooter zat. De scooter stond nog aan en de donkere man pakte mijn scooter. Beide mannen stapte op mijn scooter en reden [adres 6] in in de richting van de [adres 9] .
Het signalement van de mannen;
Man Negroïde
25/30 jaar
ongeveer 180 cm lang
klein baardje
jas met capuchon donker gekleurd
skinny broek donker
had een col/ sjaal voor zijn mond
Sprak eerst Nederlands, daarna Engels
Man Blank
Ongeveer 180 centimeter lang
klein blond baardje
donkere jas met capuchon
had een col/ sjaal om zijn mond
sprak eerst Nederlands, daarna Engels.
Aan niemand werd het recht of de toestemming gegeven tot het plegen van het feit.
2.
Het proces-verbaal van nader verhoor aangever [slachtoffer 1] van 17 februari 2020, zakelijk weergegeven, inhoudende op pagina 21:
Aangever [slachtoffer 1] heeft in een nader verhoor, zakelijk weergegeven, verklaard:
V: Je hebt hier in de aangifte ook al over verklaard, maar we vragen je nogmaals wie heeft er naar jouw portemonnee gevraagd?
A: Als ik het nog goed weet was het niet echt één van de twee. Ze deden beiden hetzelfde.
V: Aan wie heb je jouw portemonnee gegeven?
A: Aan de man met de donkere huidskleur.
3.
Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 2] namens [restaurant] van 18 maart 2020, zakelijk weergegeven, inhoudende:
Op 2 januari tussen 22:20 uur en 22:30 uur aan [adres 6] in Enschede vond het incident plaats. Op 2 januari 2020 was ik werkzaam als bezorger bij [restaurant] te Enschede. Op 2 januari 2020 omstreeks 22.30 uur moest ik bestelling bezorgen aan de [adres 4] te Enschede. Deze bestelling kwam binnen via [website] . Ik ben met de bezorgscooter naar het adres gereden er was niemand op dat adres om de bestelling in ontvangst te nemen.
Ik heb toen gebeld met het telefoonnummer [telefoonnummer 1] , dit nummer was doorgegeven bij de bestelling. Er werd wel opgenomen maar er werd niets gezegd. Ik zag toen bij de [school] iemand achter een muur staan. Ik zag dat deze persoon een blauwkleurige jas met capuchon droeg. Ik heb vervolgens nog een keer naar het telefoonnummer [telefoonnummer 1] gebeld en zag dat het display van de telefoon geactiveerd werd bij de persoon die ik daar zag staan. Ik vertrouwde het niet en heb toen mijn baas van de [restaurant] gebeld en hem verteld wat ik daar allemaal zag. Ik hoorde mijn baas toen zeggen dat hij het ook niet vertrouwde en dat ik daar gelijk weg moest gaan.
4.
Het proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte] van 10 februari 2020, zakelijk weergegeven, inhoudende op pagina’s 71 tot en met 73:
Ik weet dat het over de [pizza restaurant] pizzabezorger gaat bij de [school] aan [adres 6] in Enschede. Ik was daarbij. Ik was daar met een donkere jongen, waar ik nu de naam niet van wil noemen. Ik had op 2 januari 2020 rond 18.00 uur een berichtje via Snap Chat van hem gehad. Hij wilde met mij afspreken. We hebben toen afgesproken voor de flat van mijn vriendin. Ik heb vervolgens bij [restaurant] een bestelling gedaan. We hebben gewacht aan de zijkant aan de zijkant van de school ongeveer ter hoogte van een witte villa.
We wachtten tot we iets hoorden. We hoorden een scooter geluid. We hebben beiden onze capuchon opgedaan. Die donkere jongen had ook nog een muts op en een sjaal om zijn gezicht. De bezorger van [restaurant] ging op een gegeven moment weer weg.
Toen kwam poging twee, met daarbij een boze donkere jongen, die nogmaals aangaf wat er zou gebeuren als ik niet mee zou werken. Ik heb bij [pizza restaurant] eten besteld. Ik heb weer het zelfde telefoonnummer op gegeven en hetzelfde adres waar het moest worden bezorgd. Het adres was ook nu weer de [school] aan [adres 6] . De bestelling heb ik via mijn telefoon via [website] gedaan. Dit was ook het geval bij de bestelling bij [restaurant] . Bij de beschrijving moest ik vermelden dat de bezorger het opgegeven nummer moest bellen als hij er zou zijn. De bezorger is gekomen, hij heeft trouwens ook gebeld. Ik moest het telefoontje aannemen van die donkere jongen. Ik hoorde dat de bezorger zei: “Ik ben er”. Ik heb toen gezegd dat ik er aan zou komen. We liepen op die bezorger af. Ik zag dat die donkere jongen met zijn rechterhand een groot keukenmes pakte. Ik was bezig de pizza uit de kist van de scooter te pakken. Ik hoorde dat die donkere jongen tegen die bezorger zei: Money give me the money. Dat herhaalde hij een stuk of drie keer. Ik zag daarbij dat hij het mes in de buurt van het gezicht van de bezorger hield. Ik had inmiddels het eten. Ik hoorde dat die donkere jongen tegen mij zei: “ [bijnaam medeverdachte] ( dat is mijn bijnaam): rennen rennen". Ik ben via een fietspad / voetpad, dat uitkomt op de [adres 9] naar de [adres 9] weg gerend. Ik hoorde dat die donkere jongen op de scooter achter mij aan kwam. Ik hoorde op een gegeven moment een knal en toen zag ik dat de scooter was gedumpt door de donkere jongen.
5.
Het proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte] van 11 februari 2020, zakelijk weergegeven, inhoudende op pagina’s 81 tot en met 83:
Ik wil het nu recht zetten en waar ik mee wil beginnen is de naam van de mededader noemen. Dit is [verdachte] . [verdachte] en ik hebben het er over gehad hoe we snel geld konden maken. [verdachte] is financieel stabiel en dat wil ik ook graag. Ik wil nu vertellen over hoe het gegaan is op 2 januari 2020. Ik heb zowel via snap chat als via de telefoon contact gehad met [verdachte] . Via de Snap Chat had [verdachte] tegen mij gezegd dat ik donker gekleed moest zijn en hem op moest halen van [adres 5] te Glanerbrug. Hij wist dat ik een klein telefoontje had. Dat telefoontje is dezelfde telefoon, die u mij op de foto liet zien tijdens het vorige verhoor. Die telefoon is van mijn vriendin geweest. In die telefoon zat een simkaart met het nummer dat bij de bestelling is opgegeven. [verdachte] had ook aan mij gevraagd of ik dat telefoontje mee wilde nemen. Dat heb ik toen gedaan.
Ik heb [verdachte] opgehaald met de scooter. [verdachte] zei toen dat we naar het schoolplein van de [school] zouden gaan. We zouden daar naar toe lopen en onderweg hebben we gekeken of er geen camera’s waren. [verdachte] zei dat er twee planningen waren. Namelijk een pizzakoerier beroven of het [tankstation] overvallen. Dit tankstation ligt aan de [adres 10] te Enschede. Ik zei dat [verdachte] maar moest kiezen. [verdachte] zei toen dat het de pizzakoerier zou worden. Bij de school ging ik via [website] een bestelling doen bij [restaurant] . Ik heb het telefoontje uit mijn zak gepakt en gekeken welk nummer er in zat. Ik had dus de bestelling bij [restaurant] gedaan. Toen de bezorger bij de school kwam, hebben wij ons min of meer verstopt. De bezorger van [restaurant] heeft mij twee of drie keer gebeld op het nummer wat ik had opgegeven via [website] . Ik heb één keer opgenomen en de bezorger zei toen dat hij er was en ik heb toen gezegd dat ik er aan zou komen. De bezorger is uiteindelijk weggegaan.
Vervolgens heb ik toen de tweede bestelling bij [pizza restaurant] gedaan via [website] . Ik heb weer hetzelfde nummer opgegeven en hetzelfde adres waar de bezorger moest komen. [verdachte] zei toen nog dat het nu wel goed moest gaan. De tweede bezorger is vervolgens gekomen. Die heeft ook twee of drie keer gebeld naar het nummer wat ik had opgegeven. De eerste keer nam ik op en heb ik gezegd dat we er aan zouden komen. De bezorger belde nog een keer en ik heb hem toen gezegd dat hij naar de witte villa moest komen.
Verder is de beroving zo gegaan, zoals ik gisteren heb verteld. Ik wist pas dat [verdachte] een mes bij zich had toen hij die bezorger met één hand bij zijn keel pakte en vervolgens met zijn ander had het mes achter zijn broeksband vandaan haalde. Eerder had ik die avond dat mes nog niet gezien. Als ik dat wel had gezien, dan had ik waarschijnlijk ook een mes meegenomen.
6.
Het proces-verbaal van bevindingen van verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] van 20 januari 2020, zakelijk weergegeven, inhoudende op pagina’s 27 en 28:
Op 20 januari 2020 hebben wij, naar aanleiding van onderzoek van verkregen historische gegevens in het onderzoek Aalscholver, contact gezocht met een gebruiker van een tegennummer die gebeld heeft met het telefoonnummer [telefoonnummer 1] dat in gebruik is geweest bij de verdachte van de overval op de pizzakoerier van [pizza restaurant] op 2 januari 2020 omstreeks 22.50 uur. Het tegennummer, in gebruik bij [naam 4] heeft volgens de verkregen historische gegevens op 18 oktober 2019 gebeld met het telefoonnummer van de verdachte. Bij een Facebook Messenger gesprek waar zij langs scrolde noemde zij de naam van [naam 5] . [naam 4] liet ons een Facebook Messenger appgesprek zien dat zij op 18 oktober 2019, naar aanleiding van een aankoop van een meubelstuk, had met [naam 5] . In dit Messenger gesprek is te zien dat [naam 5] het telefoonnummer van haar vriend aan [naam 4] appt als contactnummer voor het ophalen van het meubelstuk.
Wij zagen de profielfoto van [naam 5] op Facebook en zagen dat zij hier met een man op stond. Bij haar gegevens op Facebook zagen wij dat zij een vriend heeft genaamd [medeverdachte] . Uit historische verkeersgegevens van [naam 5] komt naar voren dat zij meerdere malen contact heeft met het telefoonnummer [telefoonnummer 3] met het CIOT adres [adres 11] te Enschede. Uit onderzoek is gebleken dat [medeverdachte] ingeschreven staat op voornoemd adres en hij de gebruiker is van het telefoonnummer [telefoonnummer 3] .
Uit bovenstaande feiten en omstandigheden is [medeverdachte] zeer waarschijnlijk de gebruiker van het telefoonnummer [telefoonnummer 1] .
7.
Het proces-verbaal van relaas van verbalisant [verbalisant 1] van 17 maart 2020, zakelijk weergegeven, inhoudende op pagina’s 5 tot en met 7.
Verbalisant [verbalisant 1] heeft, zakelijk weergegeven, het volgende gerelateerd.
Het telefoonnummer [telefoonnummer 3] , is volgens politiegegevens in gebruik bij [medeverdachte] .
Op 2 januari 2020 om 22.22 uur wordt het telefoonnummer [telefoonnummer 1] gebeld door de bezorger van [restaurant] . Het telefoonnummer [telefoonnummer 1] straalt op dat moment de mast aan op de [adres 9] te Enschede, in het bereik van [adres 6] te Enschede.
Op 2 januari 2020 om 22.28 uur straalt het telefoonnummer [telefoonnummer 3] ook aan op de [adres 9] te Enschede.
De tweede bestelling via [website] komt om 2 januari 2020 om 22.31 uur binnen bij [pizza restaurant] . Op 2 januari 2020 om 22.36 uur straalt het telefoonnummer [telefoonnummer 3]
nog steeds aan op de [adres 9] te Enschede.
Volgens politiegegevens blijkt het telefoonnummer [telefoonnummer 2] in gebruik te zijn bij verdachte [verdachte] .
Uit historische gegevens van het telefoonnummer [telefoonnummer 2] blijkt:
  • Dat het telefoonnummer [telefoonnummer 2] op donderdag 2 januari 2020 overdag het meest aanstraalt op de mast [adres 7] te Enschede (Glanerbrug);
  • Dat het telefoonnummer [telefoonnummer 2] op donderdag 2 januari 2020 vanaf 15.30 uur tot en met 21.30 uur diverse malen spraakcontact heeft met het telefoonnummer
[telefoonnummer 3] , in gebruik bij medeverdachte [medeverdachte] :
  • Dat het telefoonnummer [telefoonnummer 2] ‘s middags 2 januari 2020 nog in Hengelo aanstraalt op de mast [adres 12] te Hengelo;
  • Dat het telefoonnummer [telefoonnummer 2] ‘s avonds 2 januari 2020 om 21.30 uur aanstraalt in Enschede op de mast [adres 8] te Enschede;
  • Dat het telefoonnummer [telefoonnummer 2] vanaf 2 januari 21.30 tot en met 3 januari 2020 niet in gebruik lijkt te zijn;
  • Dat het telefoonnummer [telefoonnummer 2] om middernacht vrijdag 3 januari 2020 om 00.55 uur aanstraalt op de mast [adres 7] te Enschede (Glanerbrug);
Uit de vergelijking met onderzoeksgegevens en de verklaring van [verdachte] is op te maken:
  • Dat zijn telefoonnummer [telefoonnummer 2] op 2 januari 2020, niet in Amsterdam aanstraalt terwijl hij die dag en zegt in Amsterdam te zijn geweest en dat hij zijn telefoon bij zich had;
  • Dat hij zegt op 2 januari 2020 vanuit Amsterdam via Hengelo naar Haaksbergen te zijn gegaan terwijl onderzoeksgegevens aantonen dat hij op deze datum zich in de omgeving van de [adres 7] te Enschede moet hebben begeven;
  • Dat er op 2 januari 2020 om 15:14 uur en 15:20 uur vanuit de vaste lijn van het adres van zijn moeder, de [adres 7] te Enschede, gebeld wordt naar het telefoonnummer van verdachte [medeverdachte] ;
8.
Het proces-verbaal van verhoor verdachte [verdachte] van 13 februari 2020, zakelijk weergegeven, inhoudende op pagina 117.
Ik heb mijn telefoon altijd bij mij.
in de zaak parketnummer 08-062522-19
Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van de regiopolitie Oost-Nederland met nummer PL0600-2019113252. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
1.
Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 3] van 14 maart 2019, zakelijk weergegeven, inhoudende op pagina 3:
Op 14 maart 2019 was ik thuis in mijn woning aan [adres 5] te Enschede. Omstreeks 23.05 uur ging de bel. Ik hoorde iemand schreeuwen. Ik hoorde aan de stem dat dit [verdachte] was. Ik ben met mijn dochter naar boven gelopen om via het raam op de eerste verdieping met [verdachte] te spreken. Ik ben uit het raam gaan hangen met mijn hoofd om met [verdachte] te praten. Opeens zag ik dat [verdachte] iets in mijn richting gooide. Ik zag dat hij hard, met kracht en bewust een voorwerp richting mijn hoofd gooide. Ik voelde direct een klap tegen mijn mondhoek. Ik voelde direct een stekende pijn. Ik zag dat ik bloed in mijn linker mondhoek had.
2.
Het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige] van 15 maart 2019, zakelijk weergegeven, inhoudende op pagina’s 9 en 10:
Op 14 maart 2019 omstreeks 23.15 uur was ik thuis met mijn moeder aan [adres 5] te Enschede.
Mijn moeder opende het raam boven en zag dat het mijn broer [verdachte] was. Opeens vloog er "iets" richting het open raam waar mijn moeder op dat moment stond. Het voorwerp raakte mijn moeder aan haar linker mondhoek. Dit begon te bloedden.
3.
Het proces-verbaal van verhoor verdachte [verdachte] van 15 maart 2019, zakelijk weergegeven, inhoudende op pagina’s 25 en 26:
Ik heb uit frustratie mijn telefoon naar boven gegooid. Ik werd zo boos dat ik mijn telefoon in de richting van mijn moeder gooide.