ECLI:NL:RBOVE:2020:1860

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
28 mei 2020
Publicatiedatum
28 mei 2020
Zaaknummer
08-994558-19 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Nietigheid van de dagvaarding wegens innerlijke tegenstrijdigheid en onbegrijpelijkheid

In deze zaak heeft de Rechtbank Overijssel op 28 mei 2020 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die wordt beschuldigd van het overtreden van de Arbeidsomstandighedenwet. De rechtbank heeft de dagvaarding nietig verklaard omdat de inhoud van de tenlastelegging innerlijk tegenstrijdig en onbegrijpelijk was. De rechtbank oordeelde dat het Openbaar Ministerie de vrijheid heeft om meerdere deelnemingsvormen te combineren in de tenlastelegging, maar dat de tekst duidelijk moet maken op welke deelnemingsvorm(en) het OM doelt. In dit geval was de tenlastelegging zo geformuleerd dat het niet duidelijk was wie er precies werd bedoeld met de term 'werkgeef', en of het ging om direct daderschap of feitelijk leidinggeven. Dit leidde tot onoverkomelijke onduidelijkheden, waardoor de tenlastelegging niet als grondslag voor het vonnis kon dienen.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de officier van justitie onvoldoende duidelijkheid heeft verschaft over de bedoeling van de tenlastelegging tijdens de terechtzitting. De rechtbank kon geen eenduidig doel distilleren uit de verklaringen van de officier van justitie, wat een welwillende interpretatie onmogelijk maakte. Het voorstel om de term 'hij' te vervangen door de naam van een bedrijf werd door de rechtbank als een fundamentele wijziging beschouwd, waardoor het niet meer mogelijk was om te spreken van een kennelijke schrijffout. Gezien deze overwegingen heeft de rechtbank besloten de dagvaarding nietig te verklaren.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige economische kamer
Zittingsplaats Zwolle
Parketnummer 08-994558-19 (P)
Datum vonnis: 28 mei 2020
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedag] 1962 in [geboorteplaats] ,
wonende te [adres 1] .

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzittingen van 9 januari 2020 en 14 mei 2020.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie mr. S. Buist en van hetgeen door verdachte en zijn raadsman mr. L.P. Kabel, advocaat te Eindhoven, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 9 april 2018 te Culemborg, in ieder geval in Nederland, tezamen en in vereniging met één of meer andere(n) rechtspersonen en/of natuurlijke personen, althans alleen,
als werkgeefster handelingen heeft verricht of heeft nagelaten in strijd met de Arbeidsomstandighedenwet en/of de daarop berustende bepalingen, terwijl daardoor, naar zij wist of redelijkerwijs moest weten, levensgevaar of ernstige schade aan de gezondheid van werknemers kon ontstaan of te verwachten was,
immers heeft zij voor één of meerdere werknemers, voordat er werd aangevangen met en/of tijdens het verrichten van arbeid/werkzaamheden waarbij valgevaar bestond, namelijk het verwijderen van golfplaten en/of (een) lichtpla(a)t(en) van een dak van een (bestaande) schuur (welke een hoogte had van ongeveer 6.6 meter)
 niet of onvoldoende doeltreffende maatregelen gesteld in een schriftelijk opgesteld werkplan welke doeltreffende, op de specifieke situatie van de betreffende arbeidsplaats toegespitste maatregelen bevatte ter bescherming van de veiligheid en de gezondheid van de (betrokken) werknemer(s), en/of
 niet of onvoldoende toegezien op de naleving van de instructies en voorschriften gericht op het voorkomen of beperken van (mogelijk) gevaar en risico's alsmede op het gebruik van persoonlijke beschermingsmiddelen, arbeidsmiddelen of anderszins beveiligingen zoals het aanbrengen van veilige en doelmatige steiger(s), stelling(en) of andere dergelijke voorzieningen (zoals een hoogwerker en/of vang-/veiligheidsnetten en/of een harnas), en/of
 de (betrokken) werknemer(s) (te) vrij te gelaten in het bepalen van de (al dan niet) te nemen veiligheidsmaatregelen,
door welk nalaten een arbeidsongeval is ontstaan waarbij één werknemer, te weten de heer [werknemer] , tijdens zijn werkzaamheden in een bedrijf en/of inrichting en/of in de onmiddellijke omgeving daarvan, namelijk een bouw- c.q. arbeidsplaats gelegen aan de [adres 2] , door een (licht)plaat van voornoemd dak is gezakt en (ongeveer) 6.6 meter lager op een onderliggende ligbox waarin koeien stonden, althans op de bodem van die schuur, is gevallen ten gevolge waarvan [werknemer] voornoemd, zwaar lichamelijk letsel de dood ten gevolge hebbend, heeft opgelopen,
aan welk feit hij, verdachte, tezamen en in vereniging met één of meer anderen, althans alleen, feitelijk leiding heeft gegeven.
Geldigheid dagvaarding
De rechtbank is van oordeel dat de inhoud van de tenlastelegging innerlijk tegenstrijdig en onbegrijpelijk is. Hoewel het Openbaar Ministerie (O.M.) in beginsel de vrijheid heeft meerdere deelnemingsvormen uit de artikelen 47 tot en met 51 van het Wetboek van Strafrecht te combineren en als alternatieven in de tenlastelegging op te nemen blijft de grondgedachte overeind dat uit de tekst moet kunnen worden opgemaakt op welke deelnemingsvorm(en) het O.M impliciet primair dan wel impliciet (meer) subsidiair doelt.
Ten laste is gelegd dat
'hij'(natuurlijk persoon) al dan niet tezamen en in vereniging als 'werkgeef
ster' artikel 32 van de Arbeidsomstandighedenwet heeft overtreden, terwijl hem vervolgens in doorlopende tekst wordt verweten dat hij daaraan (tezamen en in vereniging) feitelijk leiding heeft gegeven. Het woord “werkgeef
ster”is niet nader geduid en uit de tekst is niet op te maken wie daarmee wordt bedoeld. Daarnaast bevat het verwijt zowel kenmerken van direct daderschap als de deelnemingsvorm feitelijk leidinggeven (al dan niet tezamen en in vereniging) aan gedragingen van (een) rechtsperso(o)n(en). Dit is (juridisch) innerlijk tegenstrijdig en leidt bij de beoordeling van deze zaak tot onoverkomelijke onduidelijkheden, waardoor deze tenlastelegging niet als grondslag voor het vonnis kan dienen.
De rechtbank ziet daarbij geen mogelijkheid een en ander verbeterd te lezen. Daarvoor is in de eerste plaats noodzakelijk dat het om een kennelijke verschrijving gaat, dan wel dat de juridische interpretatie van de tenlastelegging begrijpelijkerwijs volgt uit de bedoeling van de officier van justitie zoals kenbaar gemaakt op de terechtzitting. De rechtbank acht een en ander ter terechtzitting onvoldoende door de officier van justitie uit de doeken gedaan. Uit hetgeen de officier van justitie heeft gesteld valt geen eenduidig doel te destilleren, zodat daarop geen welwillende interpretatie kan worden gefundeerd.
Het verbeterd lezen van het eerste woord “hij” door dit te vervangen door het bedrijf “ [naam] ”, zoals wellicht uit het dossier zou kunnen worden afgeleid, is naar de mening van de rechtbank een zodanig fundamentele wijziging dat niet meer gesproken kan worden van het herstellen van een kennelijke schrijffout”.
Gelet op het voorgaande dient de dagvaarding nietig te worden verklaard.

3.De beslissing

De rechtbank:
Verklaart de dagvaarding nietig.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.H.W.R. Orriëns-Schipper, voorzitter, mr. J. Wentink en
mr. D. ten Boer, rechters, in tegenwoordigheid van mr. M. Nijhuis, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 28 mei 2020.
Mrs. J. Wentink en D. ten Boer zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.