11.De beslissing
- verklaart niet bewezen dat verdachte het onder 1 tenlastegelegde heeft begaan en spreekt hem daarvan vrij;
- verklaart bewezen dat verdachte het onder 2 tot en met 5 tenlastegelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
- verklaart het bewezenverklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezenverklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feit 2
het misdrijf: belaging
feit 3
het misdrijf: bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, meermalen gepleegd
feit 4
het misdrijf: bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht
feit 5
het misdrijf: bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht
- verklaart verdachte strafbaar voor het onder 2 tot en met 5 bewezenverklaarde;
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
4 (vier) maanden;
- bepaalt dat de tijd die de verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht;
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 2] (feit 4) van een bedrag van
€ 300,00(driehonderd euro), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 13 augustus 2019;
- veroordeelt verdachte daarnaast in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op € 120,06, alsook in de kosten van betekening van dit vonnis, de in verband met de tenuitvoerlegging van dit vonnis nog te maken kosten en de kosten vallende op de invordering;
- legt de
maatregelop dat verdachte verplicht is ter zake van het bewezenverklaarde feit tot
betaling aan de Staat der Nederlanden van een bedrag van € 300,00,te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 13 augustus 2019 ten behoeve van de benadeelde, en bepaalt, voor het geval volledig verhaal van het verschuldigde bedrag niet mogelijk blijkt, dat gijzeling voor de duur van 6 dagen kan worden toegepast. Tenuitvoerlegging van de gijzeling laat de betalingsverplichting onverlet;
- bepaalt dat als verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van bedoeld bedrag daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij het bedrag te betalen, komt te vervallen, en andersom, als verdachte aan de benadeelde partij het verschuldigde bedrag heeft betaald, dat daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van dat bedrag komt te vervallen;
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 3] (feit 5) van een bedrag van
€ 635,36(zeshonderdvijfendertig euro en zesendertig cent), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 28 augustus 2019;
- veroordeelt verdachte daarnaast in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op € 44,00, alsook in de kosten van betekening van dit vonnis, de in verband met de tenuitvoerlegging van dit vonnis nog te maken kosten en de kosten vallende op de invordering;
- legt de
maatregelop dat verdachte verplicht is ter zake van het bewezenverklaarde feit tot
betaling aan de Staat der Nederlanden van een bedrag van € 635,36,te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 28 augustus 2019 ten behoeve van de benadeelde, en bepaalt, voor het geval volledig verhaal van het verschuldigde bedrag niet mogelijk blijkt, dat gijzeling voor de duur van 12 dagen kan worden toegepast. Tenuitvoerlegging van de gijzeling laat de betalingsverplichting onverlet;
- bepaalt dat als verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van bedoeld bedrag daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij het bedrag te betalen, komt te vervallen, en andersom, als verdachte aan de benadeelde partij het verschuldigde bedrag heeft betaald, dat daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van dat bedrag komt te vervallen;
opheffing bevel voorlopige hechtenis
- heft het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis op.
Dit vonnis is gewezen door mr. F. van der Maden, voorzitter, mr. C.A. Peterzon en mr. N.J.C. Monincx, rechters, in tegenwoordigheid van mr. A.H. van den Ham-Pool, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 28 mei 2020.
Leeswijzer
Deze bijlage maakt deel uit van het vonnis en bevat de bewijsmiddelen.
Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van de politie, eenheid Oost-Nederland, district IJsselland met nummer PL0600-2019438505. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
1.
Het proces-verbaal van aangifte van 15 augustus 2019 (pagina 20-21), voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Afgelopen dinsdag 13 augustus 2019 kreeg ik een enveloppe op mijn huisadres ( [adres 3] ) toegestuurd. Ik heb de enveloppe geopend met daarin een brief. Op de brief stond: MES IN MES UIT MES ROOD [slachtoffer 2] DOOD WE WETEN JE TE VINDEN…………OPROTTEN UIT STEENWIJK.
2.
Het proces-verbaal van aangifte van 29 augustus 2019 (pagina 13), voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Op 28 augustus 2019 kwam ik thuis in mijn woning te [adres 4] . Mijn dochter van 10 jaar had de post uit de brievenbus gehaald en voor mij klaargelegd. Ik zag bij de post een enveloppe met een handgeschreven adres. Ik maakte de envelop open en zag daarin een brief met de tekst: MES IN MES UIT MES ROOd KINdJES dOOd. MOOIE KINdEREN……3 x.
3.
Het proces-verbaal van aangifte van 6 februari 2019 (pagina 29-31), voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
proces-verbaalnummer PL0600-2019055514-1.
Op 30 augustus 2018 ontving ik op mijn werk een enveloppe met daarin een proefverpakking shampoo. Ook werd er bij de [naam 1] een enveloppe bezorgd met een droge boterham erin. Vanaf 17 september 2018 worden bij de [naam 1] poststukken bezorgd welke in eerste instantie gevuld waren met een of meer plakken brood. Ook werden er poststukken bezorgd met daarin een vettige substantie, mogelijk boter. In de eerste brieven stonden opmerkingen als “droog brood hahaha”. Vanaf dat moment werd het voor mij ook persoonlijk, want één van de poststukken was specifiek geadresseerd aan mij. Tussen 21 september 2018 en 3 oktober 2018 werden vijf enveloppen met brood en vette substantie afgegeven bij de [naam 1] . Op vrijdag 26 oktober 2018 werden bij de [naam 1] zeven enveloppen met brood afgegeven en op maandag 29 oktober 2018 werden negen enveloppen met brod en een vette substantie afgegeven. De enveloppen werden met de reguliere post bezorgd. De meeste poststukken waren vanaf 29 oktober 2018 persoonlijk aan mij gericht. Donderdag 6 december 2018 werden vijf poststukken afgegeven. Maandag 17 december 2018 werden twaalf poststukken afgegeven. In deze poststukken zat brood, eieren en een vette substantie. Er kwamen vanaf dat moment poststukken met kennelijk rottende etenswaren erin. Dinsdag 18 december 2018 werd een onbekend aantal poststukken afgegeven. Woensdag 19 december 2018 werden vijf poststukken afgegeven met daarin brood en koekjes. Vrijdag 21 december 2018 werd één envelop met brood en boter afgegeven. Woensdag 2 januari 2019 werden drie enveloppen met brood en boter en één envelop met daarin een tampon afgegeven. Dinsdag 3 januari 2019 werd een onbekend aantal poststukken met in ieder geval beschimmeld brood en boter afgegeven. Maandag 7 januari 2019 werd één envelop met brood en ei afgegeven. Woensdag 9 januari 2019 werden twee enveloppen met stinkende inhoud afgegeven. Mogelijk zat hierin bedorven vlees. Donderdag 10 januari 2019 werd één zak met enveloppen afgegeven. Deze zijn niet opengemaakt in verband met de stank. Dinsdag 15 januari 2019 werd één zak met enveloppen met daarin brood afgegeven. Vrijdag 18 januari 2019 werd een onbekend aantal poststukken met stinkende inhoud afgegeven. Dinsdag 22 januari 2019 werden drie plastic zakken met enveloppen afgegeven. Donderdag 24 januari 2019 werden drie enveloppen met rode kool en andere verschimmelde etenswaren afgegeven. Maandag 28 januari 2019 werden twee zakken met enveloppen afgegeven. Dinsdag 29 januari 2019 werd één doorzichtige zak met 1 envelop met een vette substantie afgegeven. Woensdag 6 februari 2019 werd één pakket met kennelijk rottende inhoud afgegeven.
Ik vraag mij constant af waarom de poststukken aan mij persoonlijk zijn gericht. Het feit dat ik er op deze manier over nadenk en zelfs naga of vrienden of familieleden erachter zouden kunnen zitten maakt het voor mij een zware last. Laatst vroeg ik mij zelfs af of ik nog wel veilig naar huis kon. Er lijkt een opbouw te zitten in intensiteit waarmee de poststukken worden verzonden en ook de inhoud van de poststukken wordt steeds extremer.
4.
Het proces-verbaal van verhoor aangeefster van 19 september 2018, met bijlagen (pagina 37-38, 46), voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Ik, verbalisant, deelde aangeefster [slachtoffer 1] mee dat er sinds begin juli 2019 tot en met eind augustus 2019 bijna dagelijks post voor haar binnen kwam bij het [naam 1] waar zij werkzaam is. Ik deelde aangeefster mede dat er meestal vieze troep en smurrie in zat, maar dat er op 1 augustus 2019, 12 augustus 2019 en 22 augustus 2019 poststukken voor haar waren binnengekomen waarin zij bedreigd wordt met de dood. De bedreigingen op papier zijn bijgevoegd.
[naam 1]
Tav [slachtoffer 1]
[adres 5]
SMERIGE BRIEVEN SCHRIJVEN KUNNEN WE ALLEMAAL VIES [naam 2] .
5.
Het proces-verbaal ontvangst klacht door hulpofficier van justitie (pagina 33), voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
De klaagster [slachtoffer 1] verzocht uitdrukkelijk om tot vervolging van de mogelijke dader(s) over te gaan. De klaagster verklaarde: voor de inhoud van mijn klacht verwijs ik naar het proces-verbaal van aangifte, voorzien van proces-verbaalnummer PL0600-2019055514-1.
6.
Het proces-verbaal van bevindingen van 19 september 2019 (pagina 47), voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Vanaf eind augustus 2019 tot en met heden is er geen dergelijke post met vieze troep voor [slachtoffer 1] binnengekomen.
Ook zijn in augustus drie brieven gericht aan [slachtoffer 1] bij de [naam 1] binnengekomen waarin zij bedreigd wordt met de dood.
Op 1 augustus 2019 met de hand geschreven tekst: “mes erin, mes eruit, mes rood. Mirjam dood!, dood!!!, dood!!!, dood!!!
Op 12 augustus 2019 met de hand geschreven tekst: “mes in, mes uit, mes rood, hoertje [slachtoffer 1] , dood!, dood!!, dood!!!
Op 22 augustus 2019 met de hand geschreven tekst: “ [slachtoffer 1] , dood!, dood!
7.
Het proces-verbaal van bevindingen van 12 september 2019 (pagina 85), voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Geschreven teksten door de verdachte zelf, zijn de volgende bijlagen:
UWV, aanvraag bijstandsuitkering WWB
Antwoordformulier hoorzitting
Tekst op een enveloppe gericht aan het [naam 1]
Brief van de [naam 1] , aanvullende tekst
Ontvangen poststukken zijn de volgende bijlagen:
5. Fotoblad met 6 foto’s van geadresseerde adresbrieven
6. Geadresseerde brief aan [slachtoffer 3]
7. Tekst dreigbrief [slachtoffer 3]
- Opvallend is dat steeds dezelfde overeenkomst aangetroffen werd, namelijk dat er overwegend in hoofdletters wordt geschreven met als uitzondering de letter ‘d’.
- verder wordt de letter ‘j’ erg apart geschreven.
8.
Een geschrift als bedoeld in artikel 344, eerste lid, aanhef en onder 4°, van het Wetboek van Strafvordering, te weten eendeskundigenrapport forensisch schriftonderzoekvan Niehoff & De Jong van 27 november 2019 (pagina 181-206) voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
H1 Het handschrift op de in de materiaalopstelling onder punt 2.1 vermelde stukken van overtuiging is vervaardigd door de producent van het overgelegde referentiemateriaal
H2 Het handschrift op de in de materiaalopstelling onder punt 2.1 vermelde stukken van overtuiging is niet door de producent van het overgelegde referentiemateriaal, maar door een andere persoon vervaardigd.
2.1Het betwiste handschrift
X1 Met balpeninkt in druk- en blokletters alsmede cijfers vervaardigde adressering “ [slachtoffer 2] ” op een enveloppe
X2 Met balpeninkt in druk- en blokletters alsmede cijfers vervaardigde adressering “ [slachtoffer 3] ” op een blad papier, en een in blok- en drukletters met rode viltstift geschreven tekst “MES IN MES UIT MES Rood Kindjes dood” op hetzelfde blad papier, waarop ook de adressering “ [slachtoffer 3] ” is geschreven.
2.2Het referentiemateriaal
V1-V25 In druk- en blokletters alsmede cijfers vervaardigde invullingen rubrieken op aanvraagformulieren, notities op brieven van verschillende instanties en een adressering op een enveloppe, aangeleverd dor de [naam 1] & Westerveld.
Gelet op de resultaten van de interne vergelijking mag bij X1 en X2 met hoge waarschijnlijkheid van een en dezelfde schrijver worden uitgegaan.
De bevindingen met betrekking tot het betwiste handschrift zijn veel waarschijnlijker wanneer hypothese H1 waar is, dan wanneer hypothese H2 waar is.
9.
Het proces-verbaal van bevindingen van 10 oktober 2019 (pagina 159), voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Ik, verbalisant [verbalisant 1] , bekeek de data uit een laptop voorzien van labeling: laptop A.03.01.07. Ik trof in deze laptop in de historie van het internet aan dat er op 6 mei 2018 om 14:24 uur gezocht is op: “ [slachtoffer 3] ”. Op 21 mei 2018 is ’s nachts wederom gezocht op “ [slachtoffer 3] ”.
Ik, verbalisant [verbalisant 2] , bekeek de data uit een computer A.01.01.06 + USB-stick. In de zoekhistorie van het internet trof ik aan dat er gezocht was op de naam: [slachtoffer 1] .
10.
Het proces-verbaal van bevindingen van 1 oktober 2019, met bijlagen (pagina 305-308, 314) voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Locatie zoeking: [adres 6]
Datum: dinsdag 1 oktober 2019
Een lijst met inbeslaggenomen goederen is bijgevoegd.
Lijst van inbeslaggenomen goederen
A.01.01.06 Computer Merk: HP CZC9117P7J
A.03.01.03 Schrijfblok A4 formaat
A.03.01.07 Acer laptop
Aangetroffen kladblok met de namen van de [naam 1] medewerkers. [slachtoffer 2] , [slachtoffer 3] en [slachtoffer 1] .
11.
Het proces-verbaal van verhoor verdachte van 1 oktober 2019 met bijlagen (pagina 264-266, 268, 286-289), voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Ik heb een slechte ervaring met de [naam 1] . [slachtoffer 3] en [slachtoffer 2] waren consulent van mij bij de [naam 1] . Ik ben ook begeleid door [slachtoffer 1] . Zij is consulent inkomen. Ik heb wel eens gedacht dat ze wel een bom op de [naam 1] mochten gooien. Dat kladblok is van mij. Ik hield dat bij.
2-11 Gezeur [naam 1] [slachtoffer 1] om weekgeld
12-11 11:15 [slachtoffer 3] gaat in auto weg
7-12 bij [slachtoffer 3] voor fotopoppenkast
27-7 [slachtoffer 3] vakantie
[slachtoffer 2] onbereikbaar
27-7 [slachtoffer 2] do 13.15 op werkplein. Rijdt (met tegenzin…. mee)
[slachtoffer 3] [telefoonnummer 1]
[slachtoffer 2] [telefoonnummer 2]
[slachtoffer 1]
12.
Het proces-verbaal van bevindingen van 11 oktober 2019 (pagina 176), voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
De directiesecretaresse van de [naam 1] die de binnenkomende post behandelt en de dreig/stinkbrieven uit de post haalde, verklaarde mij dat het laatste poststuk bezorgd was op 22 augustus 2019. Na 22 augustus 2019 is er geen enkel poststuk meer ontvangen.