ECLI:NL:RBOVE:2020:1857

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
28 mei 2020
Publicatiedatum
28 mei 2020
Zaaknummer
08.270613.19 en 08.294291.19 (ter terechtzitting gevoegd) (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Diefstal met geweld en cocaïnebezit door 22-jarige man uit Deventer

Op 28 mei 2020 heeft de Rechtbank Overijssel uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een 22-jarige man uit Deventer, die zich schuldig heeft gemaakt aan twee diefstallen van telefoons, waarvan één met geweld, en aan het bezit van cocaïne. De man werd beschuldigd van diefstal met geweld op 6 juli 2019 en 24 juli 2019, waarbij hij slachtoffers in de val lokte door zich voor te doen als een betrouwbare verkoper via Marktplaats. Bij de eerste diefstal heeft hij een telefoon en geld van een slachtoffer gestolen, terwijl hij bij de tweede diefstal geweld heeft gebruikt. De rechtbank heeft vastgesteld dat de man eerder is veroordeeld voor een geweldsdelict en dat hij tijdens de zitting geen verantwoordelijkheid heeft genomen voor zijn daden. De rechtbank oordeelde dat, gezien de ernst van de feiten, een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 7 maanden passend was. Daarnaast moet de man schadevergoeding betalen aan de slachtoffers. De rechtbank sprak de man vrij van een derde tenlastegelegde diefstal uit een woning, omdat er onvoldoende bewijs was voor zijn betrokkenheid. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer in Zwolle, waarbij de rechtbank ook rekening hield met de impact van de daden op de slachtoffers en de rol van de verdachte in het criminele circuit.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Zwolle
Parketnummer: 08.270613.19 en 08.294291.19 (ter terechtzitting gevoegd) (P)
Datum vonnis: 28 mei 2020
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte] ,
geboren op [geboortedag] 1998 in [geboorteplaats] ,
wonende in [adres 1] ,
thans verblijvende: P.I. Almelo te Almelo.

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzittingen van 20 februari 2020 en van 14 mei 2020.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie mr. A.C.J. Nettenbreijers en van hetgeen door verdachte en de raadsman mr. S.J. van der Woude, advocaat te Amsterdam, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er in de zaak met parketnummer 08.270613.19, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
feit 1:op 6 juli 2019 samen met anderen een poging tot diefstal met geweld heeft gepleegd in de woning van [slachtoffer 1] in Deventer;
feit 2:op 24 juli 2019 in Deventer een telefoon en/of geld van [slachtoffer 2] heeft gestolen en daarbij geweld heeft gebruikt;
feit 3:op 7 juli 2019 in Deventer een telefoon en/of geld van [slachtoffer 3] heeft gestolen.
De verdenking komt er in de zaak met parketnummer 08.294291.19, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte opzettelijk 4,04 gram cocaïne bij zich heeft gehad.
Voluit luidt de tenlastelegging in de zaak met parketnummer 08.270613.19 aan verdachte, dat:
1
hij op of omstreeks 6 juli 2019 in de gemeente Deventer in/uit een woning aan de [adres 2]
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf om geld en/of goederen, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde, te weten aan [slachtoffer 1] , weg te nemen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen die woning is binnengedrongen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid,
welke poging tot diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 4] , gepleegd met het oogmerk om die voorgenomen diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf en/of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen die [slachtoffer 1] tegen het lichaam te duwen en/of in het gezicht te slaan en/of aan de haren vast te houden en/of die Buitenhuis in het gezicht te duwen of te slaan;
2
hij op of omstreeks 24 juli 2019 in de gemeente Deventer op de openbare weg de [adres 3] , althans op een openbare weg
een telefoontoestel en/of geld, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te weten aan [slachtoffer 2] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen
welke diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 2] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken, en/of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door die [slachtoffer 2] bij de arm vast te pakken en/of aan die arm te trekken en/of bij de haren vast te pakken en/of vast te houden;
3
hij op of omstreeks 7 juli 2019 in de gemeente Deventer op de [adres 4] een telefoontoestel en/of geld, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te weten aan [slachtoffer 3] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
Voluit luidt de tenlastelegging in de zaak met parketnummer 08.294291.19 aan verdachte, dat:
hij op of omstreeks 4 augustus 2019 te Deventer opzettelijk aanwezig heeft gehad
ongeveer 4,04 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.

3.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.De bewijsoverwegingen

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
Ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde feit met parketnummer 08.270613.19 heeft de officier van justitie vrijspraak gevorderd.
Ten aanzien van de onder 2 en 3 ten laste gelegde feiten met parketnummer 08.270613.19 en het ten laste gelegde feit met parketnummer 08.294291.19 heeft de officier van justitie zich op het standpunt gesteld dat deze feiten wettig en overtuigend bewezen kunnen worden verklaard. Het door verdachte geschetste alternatieve scenario dat zijn telefoon door een ander is gebruikt, heeft de officier van justitie niet gevolgd. Hij acht dit ongeloofwaardig en onvoldoende onderbouwd.
4.2
Het standpunt van de verdediging
Ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde feit met parketnummer 08.270613.19 heeft de raadsman vrijspraak bepleit, omdat het bewijs zeer indirect is en hieruit onvoldoende blijkt dat verdachte bij dit feit betrokken was.
Ten aanzien van de onder 2 en 3 ten laste gelegde feiten met parketnummer 08.270613.19 heeft de raadsman ook vrijspraak bepleit, omdat weliswaar de telefoon van verdachte is gebruikt maar het bewijs ook past in het scenario dat de broer van verdachte – die de telefoon voor verdachte heeft gekocht en erg op verdachte lijkt – de dader is van deze feiten.
Ten aanzien van het ten laste gelegde feit met parketnummer 08.294291.19 heeft de raadsman geen bewijsverweer gevoerd.
4.3
Het oordeel van de rechtbank [1]
Feit 1
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte onder 1 is ten laste gelegd met parketnummer 08.270613.19, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken. De rechtbank overweegt daartoe dat in het dossier aanwijzingen zijn te vinden die verdachte linken aan de aangeefster in deze zaak, zoals het gegeven dat er kort voor het feit is gebeld naar de telefoon van aangeefster vanaf de telefoon van verdachte en dat verdachte zich in de nabije omgeving van de woning van aangeefster heeft bevonden in een auto op de avond van het feit. Verder – direct – bewijs dat redengevend is voor betrokkenheid van verdachte bij dit feit ontbreekt zodat de rechtbank onvoldoende wettig en overtuigend bewijs aanwezig acht.
De feiten 2 en 3
De rechtbank is van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte de onder 2 en 3 ten laste gelegde feiten met parketnummer 08.270613.19 heeft begaan.
De rechtbank overweegt daartoe het volgende.
Op 24 juli 2019 heeft [slachtoffer 2] aangifte gedaan en verklaard dat zij via Marktplaats in contact was gekomen met een man om van hem een witte iPhone te kopen. Via WhatsApp heeft zij contact gehad met deze persoon op het telefoonnummer [telefoonnummer] . Op 24 juli 2019 heeft zij deze man ontmoet bij het winkelcentrum aan de [adres 5] te Deventer. De man toonde de aankoopbon en de gegevens op de iPhone kwamen overeen met de gegevens op de bon. Aangeefster heeft de afgesproken driehonderd euro aan de man overhandigd. Zij heeft de iPhone ontvangen. Aangeefster is vervolgens met de man meegelopen in de richting van zijn huis voor de bijbehorende doos/verpakking. Na ongeveer twintig minuten gelopen te hebben, pakte de man de mobiel uit handen van aangeefster en stopte hem weer in zijn broekzak. Aangeefster zag dat de man een zwart Gucci heuptasje droeg en dat daarin het geld zat dat zij had overhandigd. Zij heeft vervolgens het geld uit het heuptasje getrokken. Daarop voelde zij dat er met kracht aan haar rechterarm getrokken werd en dat zij met kracht op haar rechteronderarm werd vastgepakt. Daarbij voelde zij ook dat ze aan haar haar werd vastgepakt. Hierdoor kon zij niet meer wegkomen. De man bleef aan haar rechterhand trekken en uiteindelijk lukte het hem om al het geld uit de hand van aangeefster te trekken. Aangeefster zag dat hij het geld weer terug in het heuptasje stopte. Aangeefster heeft de dader omschreven als een man van ongeveer twintig jaar oud, ongeveer 1.75 meter lang met een normaal tot fors postuur, licht getint, donker kort haar gekruld, een nette korte baard. De man droeg een zwart Gucci heuptasje met rood embleem en blauwe suède sneakers. [2] Uit de Marktplaatsadvertentie blijkt dat het ging om een witte iPhone XS Max. [3]
Naar aanleiding van het door aangeefster gegeven signalement zijn camerabeelden van een flat aan de [adres 6] opgevraagd en uitgekeken. Deze flat ligt langs de route waar de dader volgens aangeefster langs zou zijn gelopen. Op het tijdstip 12:08:08 uur zag de verbalisant die de beelden uitkeek een persoon die volledig aan het signalement voldeed. Van deze beelden is een foto gemaakt. Aangeefster heeft de man op deze foto herkend als de dader van de diefstal met geweld van de iPhone. [4] De persoon op deze foto draagt iets om zijn middel wat lijkt op een heuptasje en houdt een wit voorwerp in zijn hand. [5]
Op 12 juli 2019 heeft [slachtoffer 3] aangifte gedaan en verklaard dat hij via Marktplaats in contact was gekomen met een jongen om een iPhone XS Max te kopen. Via WhatsApp heeft hij contact gehad met deze persoon op het telefoonnummer [telefoonnummer] . Op 7 juli 2019 heeft hij deze jongen ontmoet bij de [adres 4] in Deventer. Aangever en de verkoper zijn in de auto van aangever gaan zitten. De jongen droeg een klein zwart schoudertasje en aangever zag dat hij daar een doosje van een iPhone en een kassabon van de MediaMarkt uithaalde en een kassabon. Nadat aangever contant 625 euro had overhandigd, heeft hij desgevraagd de fotogalerij op de telefoon aan de verkoper laten zien. Op het moment dat aangever de telefoon daarvoor omhoog hield, zag aangever dat de verkoper een greep deed naar aangevers telefoon. Aangever zag en voelde, dat de jongen de nieuwe telefoon uit zijn handen greep en dat hij daarmee wegrende. Aangever heeft de dader omschreven als een jongen van twintig à vijfentwintig jaar oud, ongeveer 1.70 tot 1.75 lang met een normaal postuur, een getinte huidskleur, zwart kort haar en een korte baard (om de hele kin). De man droeg een zwart schoudertasje. [6]
Het doosje dat de dader aan aangever [slachtoffer 3] heeft overhandigd is achtergebleven in de auto. Daarop stond een IMEI-sticker met het IMEI-nummer [IMEI-nummer] . [7] De telefoon met dit IMEI-nummer is bij verdachte in beslag is genomen op 4 augustus 2020. [8] Bij dit IMEI-nummer hoort het telefoonnummer [telefoonnummer] . [9] Verdachte heeft op 4 augustus 2019 in een verdachtenverhoor dit telefoonnummer opgegeven als zijn eigen telefoonnummer. [10]
In een proces-verbaal van onderzoek naar deze telefoon wordt beschreven dat op de telefoon WhatsApp gesprekken waren opgeslagen met onder meer aangeefster [slachtoffer 2] over het maken van een afspraak voor de aankoop van een telefoon naar aanleiding van een advertentie op Marktplaats. Verder staat het telefoonnummer van aangever [slachtoffer 3] opgeslagen in de contacten. De telefoon die verdachte gebruikt en die aan aangever [slachtoffer 3] te koop werd aangeboden, wordt ook aangeboden aan een persoon die in de telefoon staat geregistreerd onder de naam ‘ [naam] ’. Desgevraagd wordt aan ‘ [naam] ’ via WhatsApp vanaf telefoonnummer [telefoonnummer] een kassabon van de MediaMarkt verstuurd van een Apple iPhone XS Max 64GB Silver met serienummer: [IMEI-nummer] . Op de telefoon staat verder een Marktplaatsadvertentie open waarin een iPhone XS Max te koop wordt aangeboden. Op de telefoon is verder te zien dat op 24 juli 2019 voorafgaand aan de diefstal met geweld van aangeefster [slachtoffer 2] verschillende internetpagina’s werden bezocht met reisinformatie van het openbaar vervoer naar het winkelcentrum [adres 5] . [11] Ook is op de telefoon een foto aangetroffen van een persoon die in zijn hand een vuurwapen vasthoudt. [12] Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij deze persoon is. [13]
De rechtbank stelt op grond van het voorgaande vast dat op 7 juli 2019 en 24 juli 2019 twee diefstallen hebben plaatsgevonden waarbij telkens op dezelfde manier te werk werd gegaan. Op grond van de op de iPhone aangetroffen foto van verdachte stelt de rechtbank vast dat verdachte past in het signalement dat door beide aangevers is gegeven. Aan de hand van dit signalement zijn de beveiligingsbeelden veiliggesteld waarop aangeefster [slachtoffer 2] de dader heeft herkend. Uit onderzoek aan de telefoon blijkt dat de telefoon die onder verdachte in beslag is genomen en waarvan verdachte de gebruiker is – een iPhone XS Max met IMEI-nummer [IMEI-nummer] – meermalen wordt aangeboden via Marktplaats. Ook de beide diefstallen zijn voorbereid en gepleegd met deze telefoon. Op 4 augustus 2020 heeft verdachte verklaard dat hij deze voor hooguit een half uur uitleent als hij er zelf bij is. [14]
Verdachte heeft verklaard dat hij niet bij bovenstaande feiten betrokken is. Volgens verdachte werd zijn telefoon door anderen gebruikt op de momenten waarop Marktplaatsadvertenties werden geplaatst en WhatsAppgesprekken over deze koopovereenkomsten werden gevoerd en op de momenten waarop de diefstallen (met geweld) hebben plaatsgevonden. Ook heeft hij verklaard dat hij het doosje behorend bij die telefoon een keer in de auto van een vriend had achtergelaten omdat deze vriend dit doosje nodig had. De rechtbank passeert deze verklaringen als niet concreet en niet verifieerbaar, nu verdachte niet heeft willen verklaren aan wie hij de telefoon zou hebben uitgeleend en de diverse – vage en wisselende – verklaringen die verdachte heeft afgelegd over het uitlenen van zijn telefoon en het doosje, welke hij gedurende het onderzoek en zelfs nog op de zitting telkens heeft aangepast wanneer hij met onderzoeksbevindingen werd geconfronteerd. De rechtbank acht de verklaring van verdachte, inhoudende het scenario dat iemand anders met zijn telefoon deze strafbare feiten heeft gepleegd dan ook, mede in het licht van de hiervoor genoemde feiten en omstandigheden, ontoereikend, onaannemelijk en niet geloofwaardig. Het door de raadsman geschetste scenario dat deze andere persoon mogelijk de broer van verdachte is geweest, strookt bovendien niet met de verklaring van verdachte dat hij geen namen kan noemen omdat zijn familie dan gevaar zou lopen. De rechtbank verwerpt dit verweer.
Het feit met parketnummer 08.294291.19
De rechtbank komt eveneens tot bewezenverklaring van het ten laste gelegde feit met parketnummer 08.294291.19 op grond van de volgende bewijsmiddelen, waarbij de rechtbank – nu verdachte dit feit heeft bekend en door of namens hem geen vrijspraak is bepleit – conform artikel 359, derde lid, laatste volzin van het Wetboek van Strafvordering (Sv), zal volstaan met een opsomming van de bewijsmiddelen [15] , te weten:
- het proces-verbaal van de terechtzitting van 14 mei 2020, voor zover inhoudende de bekennende verklaring van verdachte;
- het proces-verbaal van aanhouding van 4 augustus 2019, met bijlagen, pagina 6-11;
- het proces-verbaal van onderzoek verdovende middelen van 16 augustus 2019, pagina 39-41.
4.5
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de opgegeven bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de tenlastegelegde feiten heeft begaan, met dien verstande dat:
Ten aanzien van parketnummer 08.270613.19
2
hij op 24 juli 2019 in de gemeente Deventer op een openbare weg een telefoontoestel en geld, toebehorend aan [slachtoffer 2] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, welke diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld tegen die [slachtoffer 2] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, en om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf het bezit van het gestolene te verzekeren, door die [slachtoffer 2] bij de arm vast te pakken en aan die arm te trekken en bij de haren vast te pakken en vast te houden;
3
hij op 7 juli 2019 in de gemeente Deventer op de [adres 4] een telefoontoestel toebehorend aan [slachtoffer 3] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen.
Ten aanzien van parketnummer 08.294291.19
hij op 4 augustus 2019 te Deventer opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 4,04 gram van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd in de bewezenverklaring. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

5.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de bewezenverklaarde feiten uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
parketnummer 08.270613.19
feit 2
het misdrijf:
diefstal, voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal makkelijk te maken en om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf het bezit van het gestolene te verzekeren
strafbaar gesteld in artikel 312 van het Wetboek van Strafrecht (Sr);
feit 3
het misdrijf:
diefstal
strafbaar gesteld in artikel 310 Sr;
parketnummer 08.294291.19
feit 4
het misdrijf:
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod
strafbaar gesteld in artikel 10 van de Opiumwet.

6.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor de bewezenverklaarde feiten.

7.De op te leggen straf of maatregel

7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake het ten laste gelegde feit met parketnummer 08.294291.19 en de onder 2 en 3 ten laste gelegde feiten met parketnummer 08.270613.19 wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 7 maanden, met aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit dat verdachte, in het geval van een bewezenverklaring van het ten laste gelegde feit met parketnummer 08.294291.19 en de onder 2 en 3 ten laste gelegde feiten met parketnummer 08.270613.19, wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 7 of 8 maanden.
7.3
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij het volgende van belang.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan twee diefstallen, waarvan één diefstal met geweld, en het opzettelijk aanwezig hebben van cocaïne. Verdachte heeft bij beide diefstallen de slachtoffers in de val gelokt door zich voor te doen als betrouwbare verkoper via Marktplaats, door bijvoorbeeld het tonen van de aankoopbon en originele verpakking van de te verkopen telefoon, met het doel er vervolgens met zowel de telefoon als het geld vandoor te gaan. Door aldus te handelen heeft verdachte de slachtoffers financieel benadeeld en schade toegebracht aan het vertrouwen dat in het economisch verkeer moet kunnen worden gesteld in de wijze waarop (via Marktplaats) goederen worden verkocht en gekocht. Verdachte heeft bovendien met zijn intimiderende en gewelddadige gedrag richting een jong slachtoffer laten zien dat hij geen respect heeft voor andermans lichamelijke integriteit. Verdachte heeft geen oog gehad voor het leed en de overlast voor de slachtoffers en alleen gedacht aan zijn eigen financiële gewin.
Door cocaïne in bezit te hebben heeft verdachte bijgedragen aan het in stand houden van het criminele circuit waarin met de handel in deze drugs winst wordt gemaakt.
Dit alles rekent de rechtbank de verdachte aan.
De rechtbank neemt de oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht als uitgangspunt. Als oriëntatiepunt voor de straftoemeting bij straatroof met licht geweld of verbale bedreiging zonder recidive wordt een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 6 maanden genoemd.
Als strafverzwarende omstandigheden weegt de rechtbank mee dat uit het uittreksel uit de justitiële documentatie van 14 april 2020 volgt dat verdachte in 2018 ook is veroordeeld wegens een geweldsdelict en dat verdachte ter zitting geen enkele verantwoordelijkheid neemt voor de bewezenverklaarde feiten.
Uit het reclasseringsadvies van 19 februari 2020, opgesteld door P.W. Stegehuis, reclasseringswerker, volgt dat vrijwel alle leefgebieden van verdachte onstabiel zijn. Een eerder reclasseringstoezicht in 2018 is gestaakt, omdat verdachte geen enkele afspraak nakwam. De reclassering kan geen plan van aanpak opstellen, omdat verdachte de ten laste gelegde feiten ontkent.
De rechtbank is van oordeel dat, gelet op de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder de verdachte zich daaraan schuldig heeft gemaakt, een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van
7 maandenpassend en geboden is. De tijd die de verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, zal bij de uitvoering van de gevangenisstraf geheel in mindering worden gebracht.

8.De schade van benadeelden

8.1
De vordering van de benadeelde partij
[slachtoffer 2]heeft zich als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces. De benadeelde partij vordert verdachte te veroordelen om schadevergoeding te betalen tot een totaalbedrag van
€ 600,00(zeshonderd euro), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop het strafbare feit is gepleegd. De gevorderde materiële schade betreft het contante geldbedrag dat de dader van haar heeft gestolen.
Wegens immateriële schade wordt een bedrag van € 300,00 gevorderd.
[slachtoffer 3]heeft zich als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces. De benadeelde partij vordert verdachte te veroordelen om schadevergoeding te betalen tot een totaalbedrag van
€ 770,09(zevenhonderdzeventig euro en negentig cent), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop het strafbare feit is gepleegd. De gevorderde materiële schade bestaat uit de volgende posten:
- telefoon (iPhone Xs Max) € 625,00;
- reiskosten voor aankoop en afhalen telefoon € 23,52;
- reiskosten voor aangifte politiebureau € 9,24;
- reiskosten voor bijwonen rechtszaak tegen verdachte € 23,80;
- niet gewerkte uren in verband met aangifte € 20,43;
- niet gewerkte uren in verband met voeging € 13,62;
- niet gewerkte uren in verband met bijwonen zitting € 54,48.
8.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de vordering van de benadeelde partijen volledig worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente.
8.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich niet verzet tegen toewijzing van de door [slachtoffer 2] gevorderde materiële schade en zich op het standpunt gesteld de door [slachtoffer 2] gevorderde immateriële schade onvoldoende is onderbouwd.
Ten aanzien van de vordering van [slachtoffer 3] heeft de raadsman zich niet verzet tegen toewijzing van de kosten van de telefoon. Wat betreft de overige kosten heeft de raadsman zich op het standpunt gesteld dat de kosten in verband met het bijwonen van de zitting dienen te worden afgewezen en dat de overige kosten moeten worden aangemerkt als proceskosten.
8.4
Het oordeel van de rechtbank
Ten aanzien van de vordering van benadeelde partij [slachtoffer 2]
Door de gebezigde bewijsmiddelen en de behandeling op de terechtzitting is komen vast te staan dat verdachte door het onder 2 (parketnummer 08.270613.19) bewezenverklaarde feit rechtstreeks schade heeft toegebracht aan de benadeelde partij [slachtoffer 2] . De opgevoerde schadepost voor materiële schade is niet betwist en voldoende onderbouwd en aannemelijk.
Verder is door de gebezigde bewijsmiddelen en de behandeling op de terechtzitting komen vast te staan dat verdachte door dit feit rechtstreeks immateriële schade heeft toegebracht aan de benadeelde partij [slachtoffer 2] . Gelet op de ernst van de normschending en de gevolgen daarvan voor het slachtoffer is de rechtbank van oordeel dat de gevorderde immateriële schade toewijsbaar is. De rechtbank acht daarbij van belang dat verdachte met een vooropgezet plan eerst het vertrouwen van het slachtoffer heeft gewonnen met de bedoeling dat vertrouwen vervolgens weer te schaden en dat verdachte daarbij ook geweld heeft gebruikt. Het nog jonge slachtoffer heeft hierdoor minder vertrouwen in anderen en heeft nog altijd last van de gebeurtenis. De opgevoerde schadepost is tegen die achtergrond voldoende onderbouwd en aannemelijk. Omdat de exacte schade niet, of moeilijk in een vast bedrag te vertalen is, zal de rechtbank gebruik maken van haar bevoegdheid de omvang van de schade te schatten. De rechtbank is van oordeel dat de omvang van de schade naar redelijkheid en billijkheid op dit moment vastgesteld kan worden op in ieder geval een bedrag van € 150,00.
De rechtbank zal het gevorderde daarom toewijzen tot een bedrag van € 450,00, te vermeerderen met de verschuldigde wettelijke rente vanaf de datum waarop het strafbare feit is gepleegd.
De rechtbank zal de vordering tot zover toewijzen en voor het overige niet-ontvankelijk verklaren. De benadeelde partij kan de vordering in zoverre slechts aanbrengen bij de burgerlijke rechter.
Ten aanzien van de vordering van benadeelde partij [slachtoffer 3]
Door de gebezigde bewijsmiddelen en de behandeling op de terechtzitting is komen vast te staan dat verdachte door het onder 3 (parketnummer 08.270613.19) bewezenverklaarde feit rechtstreeks schade heeft toegebracht aan de benadeelde partij [slachtoffer 3] . De opgevoerde schadepost van de Iphone Xs Max is niet betwist en voldoende onderbouwd en aannemelijk. De opgevoerde schadeposten van de reiskosten en vergoeding voor niet gewerkte uren in verband met het bijwonen van de zitting zijn voldoende betwist, onvoldoende onderbouwd en niet aannemelijk. Verdachte is niet aanwezig geweest op één van de zittingen. De overige schadeposten merkt de rechtbank aan als redelijke kosten ter vaststelling van de schade en
Aansprakelijkheid in de zin van artikel 6:96 van het Burgerlijk Wetboek. Deze kosten zijn niet betwist, voldoende onderbouwd en aannemelijk.
De rechtbank zal het gevorderde daarom toewijzen tot een bedrag van € 691,81, te vermeerderen met de verschuldigde wettelijke rente vanaf de datum waarop het strafbare feit is gepleegd.
De rechtbank zal de vordering tot zover toewijzen en voor het overige afwijzen.
8.5
De schadevergoedingsmaatregel
De benadeelde partij heeft verzocht en de officier van justitie heeft gevorderd de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
De rechtbank zal de maatregel als bedoeld in artikel 36f Sr opleggen, aangezien verdachte jegens de benadeelde partij naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door de feiten is toegebracht.

9.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 57 en 63 Wetboek van Strafrecht.

10.De beslissing

De rechtbank:
bewezenverklaring
- verklaart niet bewezen dat verdachte het onder parketnummer 08.270613.19 onder 1 tenlastegelegde heeft begaan en spreekt hem daarvan vrij;
- verklaart bewezen dat verdachte het onder parketnummer 08.270613.19 onder 2 en 3 tenlastegelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart bewezen dat verdachte het onder parketnummer 08.294291.19 tenlastegelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feit
- verklaart het bewezenverklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezenverklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
parketnummer 08.270613.19
feit 2
het misdrijf: diefstal, voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal makkelijk te maken en om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf het bezit van het gestolene te verzekeren
feit 3
het misdrijf: diefstal
parketnummer 08.294291.19
feit 4
het misdrijf: opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het bewezenverklaarde;
straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
7 (zeven) maanden;
- bepaalt dat de tijd die de verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht;
schadevergoeding
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 2] (feit 2 bij parketnummer 08.270613.19): van een bedrag van € 450,00 (te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 24 juli 2019);
- veroordeelt verdachte daarnaast in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, alsook in de kosten van betekening van dit vonnis, de in verband met de tenuitvoerlegging van dit vonnis nog te maken kosten en de kosten vallende op de invordering;
- legt de
maatregelop dat verdachte verplicht is ter zake van het bewezenverklaarde feit tot
betaling aan de Staat der Nederlanden van een bedrag van € 450,00te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 24 juli 2019 ten behoeve van de benadeelde, en bepaalt, voor het geval volledig verhaal van het verschuldigde bedrag niet mogelijk blijkt, dat gijzeling voor de duur van 9 dagen kan worden toegepast. Tenuitvoerlegging van de gijzeling laat de betalingsverplichting onverlet;
- bepaalt dat als verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van bedoeld bedrag daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij het bedrag te betalen, komt te vervallen, en andersom, als verdachte aan de benadeelde partij het verschuldigde bedrag heeft betaald, dat daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van dat bedrag komt te vervallen;
- bepaalt dat de benadeelde partij: [slachtoffer 2] , voor een deel van € 150,00 niet-ontvankelijk is in de vordering, en dat de benadeelde partij de vordering voor dat deel slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 3] (feit 3 bij parketnummer 08.270613.19): van een bedrag van € 691,81 (te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 7 juli 2019);
- veroordeelt verdachte daarnaast in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, alsook in de kosten van betekening van dit vonnis, de in verband met de tenuitvoerlegging van dit vonnis nog te maken kosten en de kosten vallende op de invordering;
- legt de
maatregelop dat verdachte verplicht is ter zake van het bewezenverklaarde feit tot
betaling aan de Staat der Nederlanden van een bedrag van € 691,81te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 7 juli 2019 ten behoeve van de benadeelde, en bepaalt, voor het geval volledig verhaal van het verschuldigde bedrag niet mogelijk blijkt, dat gijzeling voor de duur van 13 dagen kan worden toegepast. Tenuitvoerlegging van de gijzeling laat de betalingsverplichting onverlet;
- bepaalt dat als verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van bedoeld bedrag daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij het bedrag te betalen, komt te vervallen, en andersom, als verdachte aan de benadeelde partij het verschuldigde bedrag heeft betaald, dat daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van dat bedrag komt te vervallen;
- wijst de vordering van bepaalt dat de benadeelde partij: [slachtoffer 3] , voor een deel van € 78,28 af.
opheffing bevel voorlopige hechtenis
- heft het bevel tot voorlopige hechtenis op met ingang van de dag dat het voorarrest gelijk wordt aan de opgelegde onvoorwaardelijke straf.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.J. de Loor, voorzitter, mr. C.A. Peterzon en mr. F. van der Maden, rechters, in tegenwoordigheid van mr. A.H. van den Ham-Pool, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 28 mei 2020.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van de regiopolitie Oost-Nederland met nummer PL0600-2020057039 Z. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
2.Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 2] van 24 juli 2019, pagina 118-121.
3.Het proces-verbaal van bevindingen van 29 juli 2019, met bijlage, pagina 122-123.
4.Het proces-verbaal van bevindingen van 22 augustus 2019, met bijlage, pagina 140-142.
5.Het proces-verbaal van bevindingen betreffende het uitkijken van beelden van 1 augustus 2019, met bijlagen, pagina 148.
6.Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 3] van 12 juli 2019, pagina 305-308.
7.Het proces-verbaal van bevindingen van 7 augustus 2019, pagina 321.
8.Kennisgeving van inbeslagneming, pagina 512.
9.Het proces-verbaal van bevindingen van 8 augustus 2019, pagina 211.
10.Het proces-verbaal van verhoor verdachte van 4 augustus 2019, pagina 108.
11.Het proces-verbaal van bevindingen van 24 september 2019, met bijlagen, pagina 212-215, 217.
12.Het proces-verbaal van bevindingen van 24 september 2019, met bijlagen, pagina 217 en de bijlage bij het proces-verbaal van verhoor getuige Mohannad Abed Razeq, van 18 november 2019, pagina 137.
13.Het proces-verbaal van de terechtzitting van 14 mei 2020.
14.Het proces-verbaal van verhoor verdachte van 4 augustus 2019, pagina 107.
15.Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van de regiopolitie Oost-Nederland met nummer PL0600-2019346071. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.