Uitspraak
RECHTBANK OVERIJSSEL
wonende te [woonplaats] ,
[gedaagde in conventie] B.V.,
gevestigd en kantoorhoudende te [vestigingsplaats] ,
Rechtbank Overijssel
In deze zaak, die op 26 mei 2020 door de Rechtbank Overijssel is behandeld, gaat het om een kort geding tussen een werknemer, aangeduid als [eiser in conventie], en zijn werkgever, [gedaagde in conventie] B.V. De werknemer vordert betaling van achterstallig salaris en andere vergoedingen, terwijl de werkgever tegenvorderingen instelt op basis van vermeende min-uren en onterecht betaalde vergoedingen. De werknemer was sinds 1 november 2016 in dienst en heeft zijn arbeidsovereenkomst opgezegd per 1 januari 2020. De werknemer stelt dat hij te weinig loon heeft ontvangen en dat er onterecht min-uren zijn gehanteerd. De werkgever betwist dit en stelt dat de werknemer te weinig uren heeft gewerkt en dat er afspraken zijn gemaakt over extra betalingen buiten het reguliere loon om.
De kantonrechter heeft de vorderingen van de werknemer voor een groot deel toegewezen, omdat de werkgever niet overtuigend heeft aangetoond dat de werknemer minder uren heeft gewerkt dan contractueel was afgesproken. De rechter heeft ook geoordeeld dat de werkgever geen recht heeft op verrekening van de tegenvorderingen, omdat dit zou leiden tot een vermenging van witte en zwarte bedragen. De rechter heeft de werkgever veroordeeld tot betaling van de achterstallige salarissen en andere vergoedingen, maar heeft de wettelijke verhoging afgewezen, omdat beide partijen niet geheel onschuldig zijn aan de ontstane situatie. In reconventie heeft de rechter de vorderingen van de werkgever deels toegewezen, waaronder de terugbetaling van onterecht betaalde vergoedingen en een bedrag voor ongerechtvaardigde verrijking.
De proceskosten zijn gecompenseerd, wat betekent dat iedere partij zijn eigen kosten draagt. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat inhoudt dat de veroordelingen direct moeten worden nageleefd, ook al kan er nog hoger beroep worden ingesteld.