ECLI:NL:RBOVE:2020:1837

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
20 mei 2020
Publicatiedatum
26 mei 2020
Zaaknummer
C/08/247801 / KG ZA 20-93
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontvankelijkheidskwestie in kort geding over executie van vee en eigendomsrechten

In deze zaak, die zich afspeelt voor de Rechtbank Overijssel, is een kort geding aanhangig gemaakt door V.O.F. [eiser 1] en haar vennoten, [eiser 2] en [eiser 3], tegen de Provincie Overijssel. De eisers vorderen de Provincie Overijssel te sommeren de executie van beslag op vee te staken, omdat zij stellen dat het vee hun eigendom is en dat het beslag onrechtmatig is gelegd. De Provincie Overijssel heeft op 21 april 2020 executoriaal beslag gelegd op vee dat graast op percelen waarvan de rechtbank eerder had geoordeeld dat de koopovereenkomst met De Greve was ontbonden. De eisers stellen dat het vee niet toebehoort aan De Greve, maar aan hen, en dat het beslag dus onterecht is gelegd.

De Provincie Overijssel betwist de eigendom van het vee door de eisers en stelt dat het vee geregistreerd staat op naam van De Greve. De voorzieningenrechter oordeelt dat de eisers niet-ontvankelijk zijn in hun vorderingen, omdat zij De Greve, de geëxecuteerde, niet hebben gedagvaard. De voorzieningenrechter wijst erop dat artikel 438 lid 5 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering vereist dat zowel de executant als de geëxecuteerde worden gedagvaard in geval van verzet tegen executie door een derde. De eisers hebben dit niet gedaan, waardoor de belangen van De Greve niet voldoende zijn beschermd.

De voorzieningenrechter verklaart de eisers niet-ontvankelijk in hun vorderingen en veroordeelt hen in de proceskosten. Dit vonnis is gewezen op 20 mei 2020 door mr. A.E. Zweers en is openbaar uitgesproken.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Almelo
zaaknummer / rolnummer: C/08/247801 / KG ZA 20-93
Vonnis in kort geding van 20 mei 2020
in de zaak van
1. de vennootschap onder firma rechtspersoon
[eiser 1],
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
2.
[eiser 2],
wonende te [woonplaats] ,
3.
[eiser 3],
wonende te [woonplaats] ,
eisers,
advocaat mr. ir. J.M.M. Kroon te Wageningen,
tegen
de publiekrechtelijke rechtspersoon
PROVINCIE OVERIJSSEL,
zetelende te Zwolle,
gedaagde,
advocaat mr. W.E.M. Klostermann te Zwolle.
Partijen zullen hierna [eiser 1 c.s.] , dan wel afzonderlijk [eiser 1] , [eiser 2] , [eiser 3] en de Provincie Overijssel genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding
  • de mondelinge behandeling
  • de pleitnota van [eiser 1 c.s.]
  • de pleitnota van de Provincie Overijssel.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
De Provincie Overijssel en de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Landhoeve De Greve B.V. (hierna: De Greve) hebben in november 2017 een overeenkomst gesloten over percelen natuurgronden te Saasveld-Gammelke (hierna: de percelen) uit hoofde waarvan de Provincie de percelen verkoopt aan De Greve tegen een koopprijs van € 555.376,25. Levering zou plaatsvinden op 1 december 2017.
’t Wildhoes Holding B.V. is een van de bestuurders van De Greve. [eiser 2] is enig aandeelhouder en bestuurder van ’t Wildhoes Holding B.V.
2.2.
De Greve heeft op 1 december 2017 geen medewerking verleend aan de levering van de percelen, omdat het niet lukte om de financiering rond te krijgen.
2.3.
Bij brief van 24 april 2018 heeft de Provincie Overijssel De Greve in gebreke gesteld en verzocht om alsnog binnen acht dagen na ontvangst van de brief medewerking te verlenen aan de levering van de percelen. Aan dit verzoek heeft De Greve geen gevolg gegeven.
2.4.
Bij brief van 14 mei 2018 heeft de Provincie Overijssel de koopovereenkomst ontbonden en De Greve gesommeerd het gebruik van de percelen per direct te staken en gestaakt te houden.
2.5.
Bij brief van 17 mei 2018 heeft Adviesbureau Remie (namens De Greve) de ontbinding van de koopovereenkomst betwist en verzocht om een nieuwe termijnverlenging tot uiterlijk 22 juni 2018. De Provincie Overijssel heeft hiermee niet ingestemd.
2.6.
Op 30 oktober 2018 heeft een kort geding plaatsgevonden bij de rechtbank Overijssel, locatie Zwolle (C/08/22408/KG ZA 18-303) waarbij de vorderingen van
De Greve - kort gezegd dat de door de Provincie Overijssel ingeroepen buitengerechtelijke ontbinding van de koopovereenkomst niet rechtsgeldig is, althans dat deze in strijd met de redelijkheid en billijkheid is - zijn afgewezen.
2.7.
Op 6 november 2019 heeft de rechtbank Overijssel, locatie Almelo, op vordering van de Provincie Overijssel als volgt vonnis gewezen:
‘5.1. verklaart voor recht dat de koopovereenkomst tussen de Provincie en de Greve buitengerechtelijk ontbonden is op 14 mei 2018,
5.2.
veroordeelt de Greve tot betaling aan de Provincie een bedrag ad € 55.537,63 te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 15 mei 2018,
5.3.
veroordeelt de Greve om binnen 2 dagen na betekening van dit vonnis het perceel te ontruimen en ontruimd te houden. Voor het perceel hiervoor genoemd moet gelezen worden: de percelen, kadastraal bekend als:

gemeente Borne, sectie M, de nummers 223, 230, 231, 234, 246, 285, 299, 300;

gemeente Weerselo, sectie V, de nummers 398, 407, 408, 830, 833, 835, 837, 838, 842, 843, 846, 848, 851, 853, 854, 857;

gemeente Weerselo, sectie W, de nummers 177, 231, 304, 931;

gemeente Weerselo, sectie W, de nummers 402, 425, 430, 431, 824, 881, 883, 884, 887, 889, 891, 894, 935;
5.4.
veroordeelt de Greve in de kosten van deze procedure, aan de zijde van de Provincie begroot op €4.738,38,
5.5.
veroordeelt de Greve in de kosten die zijn ontstaan na dit vonnis, begroot op € 157,00 aan salaris advocaat, als niet binnen veertien dagen na aanschrijving aan dit vonnis
is voldaan, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW met ingang van de vijftiende dag na die aanschrijving tot de dag van betaling en € 82,00 aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van dit vonnis, als er vervolgens betekening heeft plaatsgevonden te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6: 119 BW met ingang van de vijftiende dag na betekening van dit vonnis tot de dag van betaling,
5.6.
verklaart dit dictum onder 5.2. tot en met 5.5. uitvoerbaar bij voorraad,
5.7.
wijst het meer of anders gevorderde af.’
2.8.
De Greve heeft hoger beroep ingesteld tegen het vonnis van 6 november 2019.
2.9.
De Provincie Overijssel heeft op 21 april 2020 executoriaal beslag gelegd op vee dat graast op de percelen waarvan de rechtbank op 6 november 2019 heeft verklaard dat de koopovereenkomst is ontbonden, maar die De Greve nog in gebruik heeft. Het beslag is op 22 april 2020 overbetekend aan De Greve, waarbij de openbare verkoop van het vee is aangezegd tegen 25 mei 2020. Overbetekening is gedaan aan [eiser 2]

3.Het geschil

3.1.
[eiser 1 c.s.] vordert samengevat - de executie te staken en de Provincie Overijssel te sommeren het vee binnen drie dagen na betekening van het vonnis terug te leveren op het erf van [eiser 1 c.s.] , waarbij de kosten verband houdend met de executie geheel voor rekening blijven van de Provincie Overijssel en de Provincie Overijssel te veroordelen in de (na)kosten van deze procedure met de wettelijke rente daarover.
3.2.
V.O.F. [eiser 1] legt samengevat aan haar vordering te grondslag dat het executoriale beslag onrechtmatig is, omdat het vee haar eigendom is, zodat onder de verkeerde (rechts)persoon beslag is gelegd. Met het beslag en de executie wordt een inbreuk gemaakt op haar eigendomsrechten.
3.3.
De Provincie Overijssel concludeert tot afwijzing van de vordering, met veroordeling van [eiser 1 c.s.] in de proceskosten. De Provincie Overijssel stelt zich op het standpunt dat niet kenbaar is dat het vee eigendom is van de V.O.F. Als het vee altijd graast op percelen die in gebruik zijn bij De Greve mag de Provincie Overijssel er vanuit gaan dat het vee ook eigendom is van De Greve, vooral omdat het in de I&R-registers ook op naam staat van De Greve.

4.De beoordeling

4.1.
De voorzieningenrechter is van oordeel dat uit de aard van het gevorderde het spoedeisend belang bij de onderhavige vordering voortvloeit.
4.2.
Ter zitting heeft de Provincie Overijssel de voorzieningenrechter met een beroep op artikel 438 lid 5 Rv verzocht, [eiser 1 c.s.] niet-ontvankelijk te verklaren in zijn vorderingen. In dat artikel is bepaald dat verzet tegen de executie door een derde geschiedt door dagvaarding van zowel de executant als de geëxecuteerde. In dit kort geding heeft
[eiser 1 c.s.] alleen de Provincie Overijssel gedagvaard en niet de geëxecuteerde. Dat betekent volgens de Provincie Overijssel dat niet is voldaan aan de wettelijke vereisten voor het instellen van een vordering.
4.3.
[eiser 1 c.s.] dient naar het oordeel van de voorzieningenrechter met betrekking tot het executoriale beslag dat ten laste van de De Greve is gelegd, te worden aangemerkt als ‘een derde’ in de zin van artikel 538 juncto artikel 438 lid 5 Rv. Laatstgenoemd artikel bepaalt dat verzet tegen executie door een derde geschiedt door dagvaarding van zowel de executant als de geëxecuteerde. [eiser 1 c.s.] heeft alleen de Provincie Overijssel als executant gedagvaard en niet De Greve als geëxecuteerde.
4.4.
[eiser 1 c.s.] erkent dat uit de wet volgt dat De Greve in dit kort geding gedagvaard had moeten worden, maar verzoekt de voorzieningenrechter over dit gebrek heen te stappen. Omdat [eiser 2] - enig aandeelhouder en bestuurder ’t Wildhoes Holding B.V., die op haar beurt bestuurder is van De Greve - ter zitting aanwezig is, zijn de belangen van De Greve voldoende beschermd, aldus [eiser 1 c.s.]
4.5.
Artikel 438 lid 5 Rv beoogt inderdaad mede de belangen van de executieschuldenaar te beschermen. De Provincie Overijssel betwist echter dat met de aanwezigheid van [eiser 2] de belangen van De Greve voldoende zijn beschermd. Zij wijst er in dat kader op dat De Greve en [eiser 1 c.s.] in dit geding tegenstrijdige belangen hebben, omdat in geschil is of het vee waarop beslag is gelegd eigendom is van De Greve of van V.O.F. [eiser 1] . De voorzieningenrechter onderschrijft dit standpunt van de Provincie Overijssel en ziet daarin dan ook reden om [eiser 1 c.s.] niet-ontvankelijk te verklaren in haar vorderingen. Als gevolg daarvan kan wat verder nog aan de orde is gesteld, onbesproken blijven.
4.6.
[eiser 1 c.s.] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. Gelet op de eenvoud van de zaak zal het salaris daarbij op het landelijk geldende minimum worden bepaald. De kosten aan de zijde van de Provincie Overijssel worden begroot op:
- griffierecht 656,00
- salaris advocaat
633,00
Totaal € 1.289,00

5.De beslissing

De voorzieningenrechter
5.1.
verklaart [eiser 1 c.s.] niet-ontvankelijk in haar vorderingen,
5.2.
veroordeelt [eiser 1 c.s.] in de proceskosten, aan de zijde van de Provincie Overijssel tot op heden begroot op € 1.289,00, te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag met ingang van de vijftiende dag na betekening van dit vonnis tot de dag van volledige betaling,
5.3.
veroordeelt [eiser 1 c.s.] in de nakosten van deze procedure ten bedrage van respectievelijk € 157,-- zonder betekening en € 239,-- in geval van betekening, indien en voor zover [eiser 1 c.s.] niet binnen een termijn van veertien dagen na aanschrijving aan dit vonnis heeft voldaan, met bepaling dat indien deze kosten niet binnen veertien dagen na betekening van dit vonnis zijn betaald, gedaagde daarover de wettelijke rente is verschuldigd vanaf dat moment tot aan de dag der algehele voldoening,
5.4.
verklaart de onderdelen 5.2 en 5.3 van dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad,
Dit vonnis is gewezen door mr. A.E. Zweers en in het openbaar uitgesproken op
20 mei 2020.