ECLI:NL:RBOVE:2020:1836

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
26 mei 2020
Publicatiedatum
26 mei 2020
Zaaknummer
08/910069-19 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een man voor meerdere autobranden en bedreiging met een vuurwapen

Op 26 mei 2020 heeft de Rechtbank Overijssel een 23-jarige man uit Zwolle veroordeeld tot een gevangenisstraf van 365 dagen, waarvan 268 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar. De man was verantwoordelijk voor drie autobranden in Zwolle en Hoogeveen en heeft zich tijdens zijn proeftijd te houden aan voorwaarden van de reclassering, waaronder een meldplicht en ambulante behandeling. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte opzettelijk brand heeft gesticht aan vijf voertuigen en daarnaast een bedreiging heeft geuit richting een slachtoffer via Snapchat. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van twee van de zeven tenlastegelegde feiten, maar achtte de overige feiten wettig en overtuigend bewezen. De rechtbank heeft bij de strafoplegging rekening gehouden met de ernst van de feiten en het positieve gedrag van de verdachte tijdens de schorsing van de voorlopige hechtenis. De verdachte heeft eerder met justitie te maken gehad, maar lijkt nu gemotiveerd om zijn leven te beteren. De rechtbank heeft de door de officier van justitie gevorderde straf opgelegd, met bijzondere voorwaarden die de reclassering heeft geadviseerd.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Zwolle
Parketnummer: 08/910069-19 (P)
Datum vonnis: 26 mei 2020
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte] ,
geboren op [geboortedatum] 1996 in [geboorteplaats] ,
ingeschreven te [adres] .

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 12 mei 2020.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen door verdachte en de raadsman mr. M.J. Jansma, advocaat te Kampen, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, na wijziging van de tenlastelegging van 12 mei 2020, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte opzettelijk brand heeft gesticht aan vijf auto's (feiten 1 t/m 5), dat hij [slachtoffer] heeft bedreigd (feit 6) en dat hij een vuurwapen voorhanden heeft gehad (feit 7).
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
1.
hij op of omstreeks 08 november 2019 in de gemeente Zwolle, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk brand heeft gesticht door open vuur in aanraking te brengen met benzine, althans met een brandbare stof (die over/tegen een personenauto was gesprenkeld/gegoten/gegooid), ten gevolge waarvan die personenauto (merk BMW, kleur grijs) (met inhoud) geheel of gedeeltelijk is verbrand, in elk geval
brand is ontstaan, en daarvan gemeen gevaar voor die personenauto en/of een of meer goed(eren) in die personenauto, in elk geval gemeen gevaar voor goederen, te duchten was;
2.
hij op of omstreeks 06 november 2019 in de gemeente Zwolle, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk brand heeft gesticht door open vuur in aanraking te brengen met benzine, althans met een brandbare stof (die over/tegen een personenauto was gesprenkeld/gegoten/gegooid) , ten gevolge waarvan die personenauto (merk Ford Focus, kleur grijs) (met inhoud) geheel of gedeeltelijk is verbrand, in elk
geval brand is ontstaan, en daarvan gemeen gevaar voor die personenauto en/of een of meer goed(eren) in die personenauto, in elk geval gemeen gevaar voor goederen, te duchten was;
3.
hij op of omstreeks 23 oktober 2019 te Hollandscheveld, althans in de gemeente Hoogeveen, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk brand heeft gesticht door open vuur in aanraking te brengen met benzine, althans met een brandbare stof (die over/tegen een personenauto was gesprenkeld/gegoten/gegooid) , ten gevolge waarvan die personenauto (merk Volkswagen Polo, kleur zwart) (met inhoud) geheel of gedeeltelijk is verbrand, in elk geval brand is ontstaan, en daarvan gemeen gevaar voor die personenauto en/of een of meer goed(eren) in die personenauto, in elk geval gemeen gevaar voor goederen, te duchten was;
4.
hij in of omstreeks de periode van 7 juli 2019 tot en met 8 juli 2019 in de gemeente Zwolle, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk brand heeft gesticht door open vuur in aanraking te brengen met benzine, althans met een brandbare stof (die over/tegen een personenauto was gesprenkeld/gegoten/gegooid) , ten gevolge waarvan die personenauto (merk Renault Twingo, kleur wit) (met inhoud) geheel of gedeeltelijk is verbrand, in elk geval brand is ontstaan, en daarvan gemeen gevaar voor die personenauto en/of een of meer goed(eren) in die personenauto, in elk geval gemeen gevaar voor goederen, te duchten was;
5.
hij op of omstreeks 14 mei 2019 in de gemeente Zwolle, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk brand heeft gesticht door open vuur in aanraking te brengen met benzine, althans met een brandbare stof (die over/tegen een personenauto was
gesprenkeld/gegoten/gegooid) , ten gevolge waarvan die personenauto (merk Volkswagen Golf, kleur grijs) (met inhoud) geheel of gedeeltelijk is verbrand, in elk geval brand is ontstaan, en daarvan gemeen gevaar voor die personenauto en/of een of meer goed(eren) in
die personenauto, in elk geval gemeen gevaar voor goederen, te duchten was;
art 157 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
6.
hij op of omstreeks 30 november 2019 in de gemeente Zwolle, [slachtoffer] schriftelijk en onder een bepaalde voorwaarde heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door een vriendin van voornoemde [slachtoffer] (via Snapchat) een bericht te sturen met daarin de volgende tekst:
“Zag ma tegen je vriendin
Dat ze mijn tasje met me spullen erin
Vndg nog
Geeft desnoods aan [naam]
Of ik zweer
Ze gaat kogels vangen
Beloof ik dr
Als ze dat doet
Laat ik iedereen met rust”,
en/of
(kort) daarna (via Snapchat) een filmpje heeft gestuurd met daarop een (getatoeëerde) linkerhand met een zwartkleurig voorwerp, gelijkend op een vuurwapen, en aldus een dreigende situatie voor die [slachtoffer] heeft gecreëerd;
7.
hij op of omstreeks 10 november 2019 in de gemeente Zwolle, een wapen van categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten een vuurwapen, van het merk Walther P22, zijnde een vuurwapen in de vorm van een geweer, revolver en/of pistool voorhanden heeft gehad;
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

3.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.De bewijsoverwegingen

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het onder 1, 2, 3, 6 en 7 tenlastegelegde en tot vrijspraak van het onder 4 en 5 tenlastegelegde.
4.2
Het standpunt van de verdediging
Verdachte heeft de onder 1, 2, 3, 6 en 7 tenlastegelegde feiten bekend en de onder 4 en 5 tenlastegelegde feiten ontkend.
De raadsman heeft vrijspraak bepleit van de onder 4 en 5 tenlastegelegde feiten.
Met betrekking tot de overige feiten heeft hij zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank, behoudens wat betreft een onderdeel van het onder 6 ten laste gelegde feit, betreffende - kortgezegd - het sturen van een filmpje met daarop een linkerhand met een op een vuurwapen gelijkend voorwerp. Van dit onderdeel heeft de raadsman eveneens vrijspraak bepleit.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen wat aan verdachte onder 4 en 5 is tenlastegelegd en zal hem daarvan zal vrijspreken.
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van de onder 1, 2, 3, 6 en 7 tenlastegelegde feiten op grond van de volgende bewijsmiddelen, waarbij de rechtbank - nu verdachte deze feiten heeft bekend en door of namens hem geen vrijspraak is bepleit - conform artikel 359, derde lid, laatste volzin van het Wetboek van Strafvordering (Sv), zal volstaan met een opsomming van de bewijsmiddelen. [1]
feit 1
1. Een proces-verbaal van aangifte [aangever 1] d.d. 9 november 2019, p.434-435;
2. Een proces-verbaal forensisch onderzoek vervoermiddel (BMW [kenteken 1] ) d.d.
3 december 2019, p.437-441;
3. De bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting van 12 mei 2020.
feit 2
1. Een proces-verbaal van aangifte [aangever 2] d.d. 6 november 2019, p.567-571;
2. Een proces-verbaal forensisch onderzoek vervoermiddel (Ford [kenteken 2] ) d.d. 25 februari 2020, p.571-574;
3. De bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting van 12 mei 2020.
feit 3
1. Een proces-verbaal van aangifte [aangever 3] d.d. 12 november 2019, inclusief bijlagen
p.112-119;
2. De bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting van 12 mei 2020.
feit 6
1. Een proces-verbaal van aangifte [slachtoffer] d.d. 30 november 2019, p.3-4;
2. Een proces-verbaal van verhoor getuige [getuige] d.d. 4 december 2019, p.7-11;
3. De bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting van 12 mei 2020.
De rechtbank overweegt met betrekking tot feit 6 als volgt
Verdachte heeft ter terechtzitting bekend dat hij de in de tenlastelegging vermelde tekst aan getuige [getuige] heeft verzonden en dat hij ook het in de tenlastelegging vermelde filmpje heeft verzonden, zij het op een eerder moment.
Naar het oordeel van de rechtbank is op grond van de bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte op 30 november 2019 schriftelijk en onder een bepaalde voorwaarde [slachtoffer] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht.
Door de raadsman is, zakelijk weergegeven, aangevoerd dat het verzonden filmpje geen schriftelijke bedreiging kan opleveren en dat in het filmpje geen voorwaarde wordt gesteld. De rechtbank verwerpt dit verweer nu het verzonden filmpje, los van het moment van versturen, de bewoordingen in de schriftelijke bedreiging van 30 november 2019 versterkt en zodoende onderdeel uitmaakt van die bedreiging, in die zin dat de beelden het aannemelijker doen lijken dat verdachte zijn bedreiging ten uitvoer zou kunnen brengen. De rechtbank acht daarom ook dit onderdeel van het onder 6 ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen. De rechtbank zal de onderdelen “(kort) nadat” geen onderdeel doen uitmaken van de bewezenverklaring.
feit 7
1. Een proces-verbaal van doorzoeking ter inbeslagneming d.d. 10 december 2019, p.20;
2. Een proces-verbaal onderzoek wapen d.d. 9 maart 2020, p.23-25;
3. De bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting van 12 mei 2020.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat:
1.
hij op 08 november 2019 in de gemeente Zwolle, tezamen en in vereniging met een ander, opzettelijk brand heeft gesticht door open vuur in aanraking te brengen met benzine, die over een personenauto was gegoten, ten gevolge waarvan die personenauto (merk BMW, kleur grijs) met inhoud gedeeltelijk is verbrand en daarvan gemeen gevaar voor die personenauto en goederen in die personenauto te duchten was;
2.
hij op 06 november 2019 in de gemeente Zwolle, tezamen en in vereniging met een ander, opzettelijk brand heeft gesticht door open vuur in aanraking te brengen met benzine, die over een personenauto was gegoten), ten gevolge waarvan die personenauto (merk Ford Focus, kleur grijs) met inhoud gedeeltelijk is verbrand en daarvan gemeen gevaar voor die personenauto en goederen in die personenauto te duchten was;
3.
hij op 23 oktober 2019 te Hollandscheveld, opzettelijk brand heeft gesticht door open vuur in aanraking te brengen met benzine, die over een personenauto was gegoten, ten gevolge waarvan die personenauto (merk Volkswagen Polo, kleur zwart) met inhoud gedeeltelijk is verbrand en daarvan gemeen gevaar voor die personenauto en goederen in die personenauto te duchten was;
6.
hij op 30 november 2019 in de gemeente Zwolle, [slachtoffer] schriftelijk en onder een bepaalde voorwaarde heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, door een vriendin van voornoemde [slachtoffer] via Snapchat een bericht te sturen met daarin de volgende tekst:
“Zag ma tegen je vriendin
Dat ze mijn tasje met me spullen erin
Vndg nog
Geeft desnoods aan [naam]
Of ik zweer
Ze gaat kogels vangen
Beloof ik dr
Als ze dat doet
Laat ik iedereen met rust”,
en
via Snapchat een filmpje heeft gestuurd met daarop een getatoeëerde linkerhand met een zwartkleurig voorwerp, gelijkend op een vuurwapen, en aldus een dreigende situatie voor die [slachtoffer] heeft gecreëerd;
7.
hij op 10 december 2019 in de gemeente Zwolle een wapen van categorie III, onder 1, van de Wet wapens en munitie, te weten een vuurwapen van het merk Walther P22, zijnde een vuurwapen in de vorm van een geweer, revolver en/of pistool, voorhanden heeft gehad.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte onder 1, 2, 3, 6 en 7 meer of anders is ten laste gelegd en zal hem daarvan vrijspreken.

5.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld in de artikelen 47, 157 en 285 van het Wetboek van Strafrecht (Sr) en artikel 26, eerste lid, juncto 55 van de Wet wapens en munitie. Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
feit 1
het misdrijf: medeplegen van opzettelijk brand stichten, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten is.
feit 2
het misdrijf: medeplegen van opzettelijk brand stichten, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten is.
feit 3
het misdrijf: opzettelijk brand stichten, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten is.
feit 6
het misdrijf: bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, terwijl deze bedreiging schriftelijk en onder een bepaalde voorwaarde geschiedt.
feit 7
het misdrijf: handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III.

6.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor de bewezenverklaarde feiten.

7.De op te leggen straf of maatregel

7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 365 dagen, waarvan 268 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren, met aftrek van voorarrest en met daaraan verbonden de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit een deels voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen met daaraan gekoppeld de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden waarbij het onvoorwaardelijke deel van de straf gelijk is aan de duur van het voorarrest, eventueel in combinatie met een taakstraf.
7.3
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij het volgende van belang.
Verdachte heeft drie auto's in brand gestoken. Dit zijn ernstige feiten met een gevaarzettend karakter die bijdragen gevoelens van onrust en onveiligheid in de samenleving. Verdachte heeft de voertuigen niet willekeurig gekozen, maar lijkt te hebben gehandeld met de intentie om hem bekende personen vrees aan te jagen. Ook wordt verdachte veroordeeld voor bedreiging en het bezit van een verboden vuurwapen, eveneens misdrijven waarbij intimidatie de boventoon voert.
De rechtbank heeft bij het bepalen van de straf gelet op een de verdachte betreffend uittreksel uit de justitiële documentatie d.d. 12 februari 2020, waaruit blijkt dat verdachte eerder - met name als minderjarige - is veroordeeld voor strafbare feiten.
Voorts heeft de rechtbank gelet op reclasseringsrapportages van 5 maart 2020 respectievelijk
7 mei 2020. Daaruit komt kortgezegd naar voren dat verdachte sinds zijn 14e jaar veelvuldig in contact komt met justitie en dat er sprake is van een patroon van vermogensdelicten en geweldsmisdrijven. Er is sprake van een aantal factoren dat de kans op recidive verhoogt, zoals het ontbreken van werk en inkomen en beperkte coping- en cognitieve vaardigheden. Positief is het steunende familiaire netwerk. De reclassering adviseert in haar rapport van 6 maart 2020 een gedeeltelijk voorwaardelijke straf op te leggen en als bijzondere voorwaarden op te nemen een meldplicht, ambulante behandeling en begeleid wonen of maatschappelijke opvang.
In het meer recente rapport van 7 mei 2020 wordt gerapporteerd dat verdachte zich een gemotiveerde kandidaat heeft getoond die goed met de afspraken is omgegaan en zich heeft gehouden aan de schorsingsvoorwaarden. Verdachte heeft een betaalde baan gevonden als oproepkracht en is samen met de reclassering op zoek naar een woning. Daartoe zal hij binnenkort worden opgeroepen voor een intakegesprek bij Exodus.
De rechtbank is, het voorgaande afwegende, van oordeel dat enerzijds de ernst van de feiten een gevangenisstraf van substantiële duur rechtvaardigen, maar dat anderzijds het positieve traject dat verdachte sinds de schorsing van de voorlopige hechtenis lijkt te hebben ingezet, niet door verdere detentie moet worden doorkruist. De rechtbank zal daarom, conform de eis van de officier van justitie, opleggen een gevangenisstraf voor de duur van 365 dagen, waarvan 268 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren. Daaraan zal de rechtbank de door de reclassering geadviseerde voorwaarden verbinden, te weten een meldplicht, ambulante behandeling en begeleid wonen dan wel maatschappelijke opvang.

10.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d en 57 Sr.

11.De beslissing

De rechtbank:
bewezenverklaring
- verklaart niet bewezen dat verdachte het onder 4 en 5 tenlastegelegde heeft begaan en spreekt hem daarvan vrij;
- verklaart bewezen dat verdachte het onder 1, 2, 3, 6 en 7 tenlastegelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte onder 1, 2, 3, 6 en 7 meer of anders is tenlastegelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feit
- verklaart het bewezenverklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezenverklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het bewezenverklaarde;
straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
365 (driehonderdvijfenzestig) dagen;
- bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte van
268 (tweehonderdachtenzestig) dagen niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten. De rechter kan de tenuitvoerlegging gelasten indien verdachte voor het einde van de
proeftijd van 2 (twee) jarende navolgende voorwaarden niet is nagekomen:
- stelt als
algemene voorwaardedat verdachte:
- zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- stelt als
bijzondere voorwaardendat verdachte:
- zich gedurende de proeftijd meldt bij Reclassering Nederland, locatie Groningen op het adres Leonard Springerlaan 21 (9727 KB) en zich telkens blijft melden op de door de reclassering te bepalen tijdstippen, zo frequent en zo lang deze instelling dat nodig acht;
- zich ambulant laat behandelen bij een GGZ-instelling of een soortgelijke instelling, ter beoordeling van de reclassering, op door of namens de behandelaar(s) te geven tijdstippen en plaats, zolang de behandelaar(s) en/of de reclassering dit noodzakelijk acht(en). Verdachte zal zich gedurende deze behandeling houden aan de huisregels en aanwijzingen van de behandelaar(s).
- zal meewerken aan een intakeprocedure voor verblijf in een instelling voor begeleid wonen of maatschappelijke opvang en, indien hij geschikt bevonden wordt, zal verblijven in een instelling voor begeleid wonen en maatschappelijke opvang, te bepalen door de reclassering. Verdachte zal zich houden aan de huisregels en het
(dag-)programma dat deze instelling in overleg met de reclassering heeft opgesteld;
- draagt de reclassering op om toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden;
- daarbij gelden als
voorwaarden van rechtswegedat verdachte:
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
- medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, Sr, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht daaronder begrepen;
- bepaalt dat de tijd die de verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht;
opheffing bevel voorlopige hechtenis
- heft het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis op.
Dit vonnis is gewezen door mr. K. Haar, voorzitter, mrs. A. van Holten en D.E. Schaap, rechters, in tegenwoordigheid van D.D. Drost, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 26 mei 2020.
Buiten staat
Mr. D.E. Schaap is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van de Districtsrecherche IJsselland, onderzoek Marbella/ON1R019129. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.