4.3Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen wat aan verdachte onder 4 en 5 is tenlastegelegd en zal hem daarvan zal vrijspreken.
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van de onder 1, 2, 3, 6 en 7 tenlastegelegde feiten op grond van de volgende bewijsmiddelen, waarbij de rechtbank - nu verdachte deze feiten heeft bekend en door of namens hem geen vrijspraak is bepleit - conform artikel 359, derde lid, laatste volzin van het Wetboek van Strafvordering (Sv), zal volstaan met een opsomming van de bewijsmiddelen.
feit 1
1. Een proces-verbaal van aangifte [aangever 1] d.d. 9 november 2019, p.434-435;
2. Een proces-verbaal forensisch onderzoek vervoermiddel (BMW [kenteken 1] ) d.d.
3 december 2019, p.437-441;
3. De bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting van 12 mei 2020.
1. Een proces-verbaal van aangifte [aangever 2] d.d. 6 november 2019, p.567-571;
2. Een proces-verbaal forensisch onderzoek vervoermiddel (Ford [kenteken 2] ) d.d. 25 februari 2020, p.571-574;
3. De bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting van 12 mei 2020.
1. Een proces-verbaal van aangifte [aangever 3] d.d. 12 november 2019, inclusief bijlagen
p.112-119;
2. De bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting van 12 mei 2020.
1. Een proces-verbaal van aangifte [slachtoffer] d.d. 30 november 2019, p.3-4;
2. Een proces-verbaal van verhoor getuige [getuige] d.d. 4 december 2019, p.7-11;
3. De bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting van 12 mei 2020.
De rechtbank overweegt met betrekking tot feit 6 als volgt
Verdachte heeft ter terechtzitting bekend dat hij de in de tenlastelegging vermelde tekst aan getuige [getuige] heeft verzonden en dat hij ook het in de tenlastelegging vermelde filmpje heeft verzonden, zij het op een eerder moment.
Naar het oordeel van de rechtbank is op grond van de bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte op 30 november 2019 schriftelijk en onder een bepaalde voorwaarde [slachtoffer] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht.
Door de raadsman is, zakelijk weergegeven, aangevoerd dat het verzonden filmpje geen schriftelijke bedreiging kan opleveren en dat in het filmpje geen voorwaarde wordt gesteld. De rechtbank verwerpt dit verweer nu het verzonden filmpje, los van het moment van versturen, de bewoordingen in de schriftelijke bedreiging van 30 november 2019 versterkt en zodoende onderdeel uitmaakt van die bedreiging, in die zin dat de beelden het aannemelijker doen lijken dat verdachte zijn bedreiging ten uitvoer zou kunnen brengen. De rechtbank acht daarom ook dit onderdeel van het onder 6 ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen. De rechtbank zal de onderdelen “(kort) nadat” geen onderdeel doen uitmaken van de bewezenverklaring.
1. Een proces-verbaal van doorzoeking ter inbeslagneming d.d. 10 december 2019, p.20;
2. Een proces-verbaal onderzoek wapen d.d. 9 maart 2020, p.23-25;
3. De bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting van 12 mei 2020.