ECLI:NL:RBOVE:2020:1809

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
20 mei 2020
Publicatiedatum
25 mei 2020
Zaaknummer
C/08/246617 / KG ZA 20-73
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verbod op inbreuk op eigendomsrecht en bevel tot afmelding percelen bij RVO

In deze zaak heeft de Provincie Overijssel een kort geding aangespannen tegen [gedaagde] met als doel een verbod te verkrijgen op het maken van inbreuk op haar eigendomsrechten met betrekking tot natuurgronden. De Provincie Overijssel heeft eerder een koopovereenkomst gesloten met de besloten vennootschap Landhoeve De Greve B.V. voor de verkoop van percelen natuurgronden, maar De Greve heeft de levering niet uitgevoerd. Na een ontbinding van de koopovereenkomst heeft de Provincie Overijssel geprobeerd de percelen te ontruimen, maar [gedaagde] heeft zich hiertegen verzet en heeft de percelen wederrechtelijk bewerkt.

De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat er een spoedeisend belang is bij de vorderingen van de Provincie Overijssel, aangezien [gedaagde] inbreuk maakt op haar eigendomsrechten. De rechter heeft vastgesteld dat de Provincie Overijssel eigenaar is van de percelen en dat [gedaagde] geen recht heeft om deze te betreden of te bewerken. De vorderingen van de Provincie Overijssel zijn toegewezen, inclusief een verbod voor [gedaagde] om inbreuk te maken op de eigendomsrechten en een bevel om de percelen af te melden bij de RVO. Tevens is een dwangsom opgelegd voor elke overtreding van het verbod en het bevel.

De voorzieningenrechter heeft [gedaagde] ook veroordeeld in de proceskosten, die zijn begroot op € 1.719,38. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat de Provincie Overijssel direct kan overgaan tot uitvoering van de uitspraak, ongeacht een eventueel hoger beroep.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Almelo
zaaknummer / rolnummer : C/08/246617 / KG ZA 20-73
Vonnis in kort geding van 20 mei 2020
in de zaak van
de publiekrechtelijke rechtspersoon
PROVINCIE OVERIJSSEL,
zetelende te Zwolle,
eisende partij, hierna te noemen de Provincie Overijssel,
advocaat: mr. W.E.M. Klostermann te Zwolle,
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats] ,
gedaagde partij, hierna te noemen [gedaagde] ,
advocaat: mr. ir. J.M.M. Kroon te Wageningen.

1.De procedure

1.1.
In verband met de spoedeisendheid van de zaak is bij vonnis van 14 mei 2020 op het door de Provincie Overijssel gevorderde beslist. De feiten en de motivering waarop de in dat vonnis gegeven beslissing steunt, volgen hieronder.

2.De feiten

2.1.
De Provincie Overijssel en de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Landhoeve De Greve B.V. (hierna: De Greve) hebben in november 2017 een overeenkomst gesloten over percelen natuurgronden te Saasveld-Gammelke (hierna: de percelen) uit hoofde waarvan de Provincie de percelen verkoopt aan De Greve tegen een koopprijs van € 555.376,25. Levering zou plaatsvinden op 1 december 2017.
’t Wildhoes Holding B.V. is een van de bestuurders van De Greve. [gedaagde] is enig aandeelhouder en bestuurder van ’t Wildhoes Holding B.V.
2.2.
De Greve heeft op 1 december 2017 geen medewerking verleend aan de levering van de percelen, omdat het niet lukte om de financiering rond te krijgen.
2.3.
Bij brief van 24 april 2018 heeft de Provincie Overijssel De Greve in gebreke gesteld en verzocht om alsnog binnen acht dagen na ontvangst van de brief medewerking te verlenen aan de levering van de percelen. Aan dit verzoek heeft De Greve geen gevolg gegeven.
2.4.
Bij brief van 14 mei 2018 heeft de Provincie Overijssel de koopovereenkomst ontbonden en De Greve gesommeerd het gebruik van de percelen per direct te staken en gestaakt te houden.
2.5.
Bij brief van 17 mei 2018 heeft Adviesbureau Remie (namens De Greve) de ontbinding van de koopovereenkomst betwist en verzocht om een nieuwe termijnverlenging tot uiterlijk 22 juni 2018. De Provincie Overijssel heeft hiermee niet ingestemd.
2.6.
Op 30 oktober 2018 heeft een kort geding plaatsgevonden bij de rechtbank Overijssel, locatie Zwolle (C/08/22408/KG ZA 18-303) waarbij de vorderingen van
De Greve - kort gezegd dat de door de Provincie Overijssel ingeroepen buitengerechtelijke ontbinding van de koopovereenkomst niet rechtsgeldig is, althans dat deze in strijd met de redelijkheid en billijkheid is - zijn afgewezen.
2.7.
Op 6 november 2019 heeft de rechtbank Overijssel, locatie Almelo, op vordering van de Provincie Overijssel als volgt vonnis gewezen:
‘5.1. verklaart voor recht dat de koopovereenkomst tussen de Provincie en de Greve buitengerechtelijk ontbonden is op 14 mei 2018,
5.2.
veroordeelt de Greve tot betaling aan de Provincie een bedrag ad € 55.537,63 te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 15 mei 2018,
5.3.
veroordeelt de Greve om binnen 2 dagen na betekening van dit vonnis het perceel te ontruimen en ontruimd te houden. Voor het perceel hiervoor genoemd moet gelezen worden: de percelen, kadastraal bekend als:

gemeente Borne, sectie M, de nummers 223, 230, 231, 234, 246, 285, 299, 300;

gemeente Weerselo, sectie V, de nummers 398, 407, 408, 830, 833, 835, 837, 838, 842, 843, 846, 848, 851, 853, 854, 857;

gemeente Weerselo, sectie W, de nummers 177, 231, 304, 931;

gemeente Weerselo, sectie W, de nummers 402, 425, 430, 431, 824, 881, 883, 884, 887, 889, 891, 894, 935;
5.4.
veroordeelt de Greve in de kosten van deze procedure, aan de zijde van de Provincie begroot op €4.738,38,
5.5.
veroordeelt de Greve in de kosten die zijn ontstaan na dit vonnis, begroot op € 157,00 aan salaris advocaat, als niet binnen veertien dagen na aanschrijving aan dit vonnis
is voldaan, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW met ingang van de vijftiende dag na die aanschrijving tot de dag van betaling en € 82,00 aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van dit vonnis, als er vervolgens betekening heeft plaatsgevonden te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6: 119 BW met ingang van de vijftiende dag na betekening van dit vonnis tot de dag van betaling,
5.6.
verklaart dit dictum onder 5.2. tot en met 5.5. uitvoerbaar bij voorraad,
5.7.
wijst het meer of anders gevorderde af.’
2.8.
De Greve heeft hoger beroep ingesteld tegen het vonnis van 6 november 2019.

3.Het geschil

3.1.
De Provincie Overijssel vordert dat de voorzieningenrechter, bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad:
1. [gedaagde] verbiedt om inbreuk te maken op de eigendomsrechten van de Provincie Overijssel ten aanzien van de in punt 3 van de dagvaarding genoemde natuurgronden dan wel andere aan de Provincie Overijssel in eigendom toebehorende agrarische of natuurgronden, door deze te betreden, in gebruik te nemen of te houden, te bemesten, te bewerken, er vee te laten weiden, bosschages te kappen afrasteringen te plaatsen of op andere wijze;
2) [gedaagde] beveelt om de door hem bij RVO aangemelde percelen van de Provincie Overijssel af te melden bij RVO binnen één week na betekening van het te wijzen vonnis en afgemeld te houden;
3) Op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 5.000,- voor elke overtreding ten aanzien van het sub 1) gevorderde verbod en het sub 2) gevorderde bevel, alsmede een dwangsom van € 5.000,- voor elke dag dat de overtreding wordt voortgezet;
4) Met veroordeling van [gedaagde] in de kosten van deze procedure, vermeerderd met het nasalaris ad € 157,- zonder betekening en € 239,- met betekening, alles vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de vijftiende dag na vonniswijzing.
3.2.
De Provincie Overijssel legt aan haar vordering – samengevat – ten grondslag dat zij na het vonnis van 6 november 2019 met grote moeite, met de hulp van een deurwaarder, de door [gedaagde] in bezit genomen gronden heeft ontruimd. [gedaagde] had vee op de gronden gebracht en weigerde dat vee weg te halen. De Provincie Overijssel heeft de gronden verpacht aan derden. Nadien heeft [gedaagde] weer wederrechtelijk inbreuk gemaakt op de natuurgronden van de Provincie Overijssel door deze agrarisch te bewerken, te weideggen en te weideslepen (waardoor vogelnesten worden vernield), afrasteringen te plaatsen, bosschages te kappen. De Provincie Overijssel heeft aangifte tegen [gedaagde] gedaan. De Provincie Overijssel vreest dat [gedaagde] de natuurgronden zal gaan bemesten, wat funest is voor de ontwikkeling van de beoogde natuur. Uit het plaatsen van afrastering door [gedaagde] leidt de Provincie Overijssel af dat hij ook weer vee op de gronden zal plaatsen. Doordat [gedaagde] de percelen heeft aangemeld bij RVO kunnen de pachters van de gronden geen aanspraak maken op betalingsrechten, wat leidt tot problemen tussen de Provincie Overijssel en de pachters.
De beoordeling
3.3.
De voorzieningenrechter is voorshands van oordeel dat het spoedeisend belang bij de vorderingen voldoende voortvloeit uit de aard van de vorderingen. Enerzijds vordert de Provincie Overijssel namelijk dat er een einde wordt gemaakt aan de door haar gestelde onrechtmatige situatie waarbij er inbreuk wordt gemaakt op haar eigendomsrecht. Anderzijds is aan de orde het naderen van de uiterste datum (15 mei 2020) waarop de pachters van de gronden van de Provincie Overijssel bij RVO aanspraak kunnen maken op betalingsrechten gekoppeld aan die gronden. Van de Provincie Overijssel kan niet worden verlangd dat zij de uitkomst van een bodemprocedure afwacht.
3.4.
[gedaagde] wijst erop dat hij in persoon is gedagvaard, terwijl De Greve de rechtspersoon is tot wie het vonnis van 6 november 2019 zich richt en op wier naam de percelen, waarop het vee dat de Provincie Overijssel op basis van dat vonnis van die percelen heeft laten verwijderen, bij RVO staat geregistreerd. Weliswaar is [gedaagde] degene die de percelen heeft betreden en heeft bewerkt en laten bewerken, maar hij heeft dat gedaan in de uitoefening van De Greve. [gedaagde] is dan ook van mening dat de Provincie Overijssel niet-ontvankelijk is in haar vorderingen.
3.5.
De voorzieningenrechter volgt [gedaagde] niet.
De vorderingen van de Provincie Overijssel liggen voor toewijzing gereed, ook zonder dat De Greve is gedagvaard. Daarbij neemt de voorzieningenrechter in aanmerking dat, wat er ook zij van ontbinding van de koopovereenkomst tussen de Provincie Overijssel en
De Greve en ook los van de inhoud van het vonnis van 6 november 2019 en de gevolgen voor dat vonnis van het daartegen ingestelde hoger beroep, staan blijft dat de Provincie Overijssel eigenaar is gebleven van de hier in het geding zijnde percelen. De percelen zijn immers registergoederen. Voor de overdracht daarvan is - naast een geldige titel en de beschikkingsbevoegdheid van de vervreemder - de levering vereist. De levering geschiedt ex artikel 3:89 BW door een daartoe bestemde tussen partijen opgemaakte notariële akte, die vervolgens wordt ingeschreven in de daartoe bestemde openbare registers. Zover is het in de verhouding tussen de Provincie Overijssel en De Greve nooit gekomen, zodat de percelen altijd eigendom zijn gebleven van de Provincie Overijssel. De specifiek omschreven gevorderde verboden om inbreuk te maken op dat eigendomsrecht komen dan ook voor toewijzing in aanmerking, omdat niemand, dat wil zeggen ook niet [gedaagde] , De Greve, de V.O.F. Vee- en Varkenshandel [gedaagde] of de individuele vennoten daarvan, enig ander aan [gedaagde] gelieerd bedrijf of een door voornoemde (rechts)personen ingeschakelde derde, inbreuk mag maken op het eigendomsrecht van de Provincie Overijssel.
3.6.
De constatering dat [gedaagde] , al dan niet in het kader van de werkzaamheden voor één van de aan hem gelieerde bedrijven, op dit moment geen enkele aanspraak op de percelen kan maken, betekent ook dat hij namens De Greve bij RVO ten onrechte aanspraak maakt op betalingsrechten gekoppeld aan die percelen. Daarmee blokkeert hij ten onrechte de pachters aan wie de Provincie Overijssel op dit moment de percelen wel rechtsgeldig in gebruik lijkt te hebben gegeven, om voor hen mogelijk aan het gebruik van de percelen gekoppelde betalingsrechten, uitgekeerd te krijgen. De voorzieningenrechter ziet hierin aanleiding om de vordering dat [gedaagde] de percelen bij RVO dient af te melden en afgemeld te houden als volgt toe te wijzen.
3.7.
De gevorderde dwangsommen zullen worden gemaximeerd.
3.8.
Nu de vorderingen van de Provincie Overijssel om genoemde redenen al zullen worden toegewezen, kan wat verder nog aan de orde is gesteld, onbesproken blijven.
3.9.
[gedaagde] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van de Provincie Overijssel worden begroot op:
- dagvaarding € 83,38
- griffierecht 656,00
- salaris advocaat
980,00
Totaal € 1.719,38

4.De beslissing

De voorzieningenrechter
4.1.
verbiedt [gedaagde] om inbreuk te maken op de eigendomsrechten van de Provincie Overijssel ten aanzien van de in punt 3 van de dagvaarding genoemde natuurgronden dan wel aan de Provincie in eigendom toebehorende agrarische of natuurgronden, door deze te betreden, in gebruik te nemen of te houden, te bemesten, te bewerken, er vee te laten weiden, bosschages te kappen, afrasteringen te plaatsen of op andere wijze,
4.2.
beveelt [gedaagde] om de door hem bij RVO aangemelde percelen van de Provincie Overijssel af te melden bij RVO binnen 24 uur na betekening van dit vonnis en afgemeld te houden,
4.3.
veroordeelt [gedaagde] om aan de Provincie Overijssel een dwangsom te betalen van € 5.000,- voor elke overtreding ten aanzien van het onder 2.1. geformuleerde verbod en elke overtreding van het sub 2 geformuleerde bevel, almede een door [gedaagde] aan de Provincie Overijssel te verbeuren dwangsom van € 5.000,- voor elke dag dat de overtreding wordt voortgezet, tot een maximum van € 100.000,- is bereikt,
4.4.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten, aan de zijde van de Provincie Overijssel tot op heden begroot op € 1.719,38,
4.5.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad,
4.6.
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.E. Zweers en in het openbaar uitgesproken op
14 mei 2020. De feiten en de motivering waarop de beslissing steunt, zijn afzonderlijk vastgesteld op 20 mei 2020.