4.3Het oordeel van de rechtbank
Feit 1
Medeverdachte [medeverdachte] heeft bij de politie verklaard dat hij telefonisch door een Vietnamese vriendin was gevraagd om een voor hem onbekend persoon afkomstig uit Vietnam op te halen in Frankrijk en naar zijn woning in Nederland te brengen. Bij aankomst in Frankrijk bleek deze persoon vergezeld te zijn van drie andere voor hem onbekende Vietnamezen.
Verdachte was door [medeverdachte] gevraagd om mee te gaan Frankrijk om kennissen op te halen. Hij wist niet dat de vier Vietnamezen niet over geldige verblijfsdocumenten beschikten.
Het wederrechtelijke karakter van de toegang en de doorreis is niet in geschil. Wel dat de handelingen door verdachte zijn gepleegd met wetenschap van die wederrechtelijkheid.
Vooropgesteld moet worden dat algemeen bekend mag worden verondersteld dat met grote regelmaat mensen illegaal naar de EU reizen. De rechtbank is van oordeel dat van verdachte onder de gegeven omstandigheden verwacht mocht worden dat hij de Vietnamezen had gevraagd naar hun papieren nu verdachte de in de tenlastelegging genoemde personen niet kende en het voor hem niet duidelijk was waarom zij niet zelfstandig naar Nederland konden reizen. Verdachte diende er rekening mee te houden dat de vier Vietnamezen geen toestemming hadden om in Frankrijk/Nederland te komen dan wel te reizen. Op verdachte rustte naar het oordeel van de rechtbank een onderzoeksplicht. Door onderzoek na te laten heeft verdachte zich willens en wetens blootgesteld aan de aanmerkelijke kans dat hij de vier Vietnamezen vanuit Frankrijk naar Nederland bracht zonder dat de vier Vietnamezen toestemming hadden om vanuit Frankrijk naar Nederland te reizen. Verdachte heeft mitsdien gehandeld met het vereiste opzet in de zin van voorwaardelijk opzet.
De rechtbank acht derhalve wettig en overtuigend bewezen dat verdachte samen met medeverdachte [medeverdachte] behulpzaam is geweest bij het verschaffen van toegang tot en de doorreis en het verblijf in Nederland van de vier in de tenlastelegging genoemde personen door hen in een auto van Frankrijk naar Nederland te brengen, terwijl hij ernstige redenen had om te vermoeden dat die toegang en/of die doorreis wederrechtelijk was.
Dat verdachte een gewoonte heeft gemaakt van het ten laste gelegde feit kan naar het oordeel van de rechtbank niet wettig en overtuigend worden bewezen, zodat de rechtbank verdachte daarvan partieel zal vrijspreken.
Feit 2
Uit opgenomen en uitgeluisterde tapgesprekken bleek dat verdachte op 20 augustus 2017 met een onbekend gebleven man sprak over het gebruik van CO2 en over ‘nieuw fruit’ van het ‘kaliber meester’
.
Op 26 augustus 2017 sprak verdachte telefonisch met een onbekend gebleven man over het feit dat hij straks zou komen werken.Die middag straalde de telefoon van verdachte een mast aan op de [adres 2] te Stokkum. Om 20:43 uur liet verdachte weten dat hij nog druk bezig was en pas rond half 11 klaar zou zijn.Uit de gesprekken die daarna gevoerd zijn, is af te leiden dat er problemen waren met installaties en dat er een vakman moest komen. Er was een probleem met ‘extra kaarsen’.
Op 28 augustus 2017 belde verdachte weer naar een onbekend gebleven man. Tijdens dit gesprek zei verdachte dat hij er gisteren was en dat de ene kant wel gegroeid was en de kleine kant nog zwak was.
Uit een analyse van plaatsbepalingsapparatuur, observaties en telecomgegevens bleek dat verdachte zich op 24, 25, 26 en 29 augustus 2017, 1, 5, 11 en 15 september 2017
bevond in de omgeving van de [adres 3] in Stokkum.
Op 5 september 2017 werd waargenomen dat verdachte met twee andere mannen twee gasflessen in een auto laden bij [bedrijf] in Heerhugowaard.
Op de telefoon van verdachte werden ook foto’s van gasflessen aangetroffen. Uit de aan deze foto’s gekoppelde gps-locaties bleek dat deze ’op 24 augustus 2017 en 1 september 2017 waren genomen op het perceel [adres 3] in Stokkum.
Op 6 september 2017 vertelde verdachte telefonisch aan een onbekend gebleven man dat ‘ze’ een tent in de woonkamer hadden neergezet met 18 tafels erbij. Verdachte wilde dit beneden weghalen en naar boven verplaatsen. Ook zou het beter zijn als er iemand permanent zou komen wonen omdat het opvalt dat er telkens mensen in en uit de woning komen.
Op 19 oktober 2017 werden twee in werking zijnde hennepplantages aangetroffen op het perceel aan de [adres 3] in Stokkum met in totaal 855 planten waarbij onder andere gebruik werd gemaakt van CO2 kachels.
Op grond van vorenstaande bewijsmiddelen, in onderling verband en samenhang bezien, is de rechtbank van oordeel dat verdachte zich samen met anderen in de periode van
20 augustus 2017 tot en met 19 oktober 2017 heeft bezig gehouden met het telen van 855 hennepplanten op het perceel aan de [adres 3] in Stokkum.
Het onder 2 ten laste gelegde kan derhalve wettig en overtuigend worden bewezen.
Feit 3
Tijdens een observatie op 13 november 2017 werd gezien dat verdachte de woning aan de [adres 4] in Westervoort verliet. Uit opgenomen en uitgeluisterde tapgesprekken van die dag bleek dat verdachte op het moment ‘aan het werk was’. Zijn telefoon straalde de mastlocatie [adres 5] in Westervoort aan. In de periode 10 september 2017 tot en met 13 november 2017 straalde de telefoon van verdachte deze mastlocatie meerdere malen aan. De auto van verdachte stond in deze periode 20 maal stil bij de woning aan de [adres 4] in Westervoort.
Op 14 november 2017 werd in de woning aan de [adres 4] in Westervoort een hennepkwekerij aangetroffen met in totaal 467 hennepplanten.
In de woning waar verdachte verbleef, aan de [adres 6] in Arnhem, werden tijdens een doorzoeking bonnen/facturen aangetroffen voor de aankoop van ‘bio nova stikstof en ‘canna rhizotonic’, een stof ter bevordering van wortelgroei van planten en bonnen van bouwmarkten waarbij de aankopen bestonden uit plafondplaten, vuren balken, montagekit, gipsplaatschroeven, isolatieschuim, een spanningzoeker, gegalvaniseerd metaaldraad, kettingen, slangen, een ph meter en stroomkabels.
Op grond van vorenstaande bewijsmiddelen, in onderling verband en samenhang bezien, is de rechtbank van oordeel dat verdachte zich samen met anderen in de periode van
14 oktober 2017 tot en met 14 november 2017 bezig heeft gehouden met het telen van 467 hennepplanten op het perceel [adres 4] in Westervoort.
Het onder 3 ten laste gelegde kan wettig en overtuigend worden bewezen.
Feit 4
Uit opgenomen en uitgeluisterde tapgesprekken bleek dat verdachte op 27 juli 2017 telefonisch contact had gehad met een onbekend gebleven man en dat hij met hem sprak over ‘het ding’ dat opgegraven moest worden en hoeveel kogels er waren. Het zou geen Colt zijn maar een K59 of een K54. Op 30 juli 2017 moest verdachte ‘het ding’, ‘de bankpas’, ‘het visitekaartje’ of ‘de oesters’ ergens vandaan halen omdat het was blijven liggen. Het zou mogelijk onder bloemen of planten kunnen liggen bij een huis. Verdachte moest wel uitkijken omdat ‘ze’ nog terug zouden kunnen komen om de stroom te repareren.
Op 30 juli 2017 werd een hennepkwekerij aangetroffen in de woning aan de [adres 7] in Arnhem. Een dag later, op 31 juli 2017, werd bij deze woning ter hoogte van de voordeur een grijze stoffen tas met daarin een vuurwapen met munitie onder een struik aangetroffen.
Naar het oordeel van de rechtbank is niet komen vast te staan dat het wapen waarover verdachte sprak tijdens de telefoongesprekken hetzelfde wapen met munitie is dat is aangetroffen bij de woning aan de [adres 7] in Arnhem. Voor zover al kan worden gesteld dat dit hetzelfde wapen met munitie zou zijn, blijkt niet dat verdachte in of omstreeks de periode van 27 juli 2017 tot en met 31 juli 2017 de beschikkingsmacht heeft gehad over dit wapen en/of de munitie. Dat verdachte het wapen en/of de munitie in de ten laste gelegde periode voorhanden heeft gehad, acht de rechtbank daarom niet bewezen.
De rechtbank zal verdachte vrijspreken van het onder 4 ten laste gelegde.