ECLI:NL:RBOVE:2020:1734

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
14 mei 2020
Publicatiedatum
14 mei 2020
Zaaknummer
08/996161-18 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Heropening van het onderzoek in een witwaszaak met onvolledig bewijs

In deze strafzaak, behandeld door de Rechtbank Overijssel, wordt de verdachte beschuldigd van het witwassen van geld in verband met de aankoop van een woning. De rechtbank heeft op 14 mei 2020 een tussenvonnis uitgesproken, waarin zij concludeert dat het onderzoek niet volledig is geweest. Tijdens de zitting op 30 april 2020 heeft de rechtbank kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie, mr. F.A. Demmers, en de verdediging, vertegenwoordigd door mr. A.H.J.G. van Voorthuizen. De tenlastelegging betreft het witwassen van een bedrag van in totaal € 256.672,00, waarbij de verdachte en haar mededaders zouden hebben geweten dat dit geld afkomstig was uit een misdrijf.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is en dat zij bevoegd is om de zaak te behandelen. De officier van justitie heeft betoogd dat er wettig en overtuigend bewijs is voor het witwassen van een bedrag van € 30.000,00, terwijl de verdediging heeft gepleit voor vrijspraak. De rechtbank heeft echter geconstateerd dat er aanvullende informatie nodig is, met name omdat de overgelegde bankafschriften in het Turks zijn en niet voldoende inzicht geven in de geldstromen.

Daarom heeft de rechtbank besloten het onderzoek te heropenen en te schorsen, met de opdracht aan het Openbaar Ministerie om aanvullend onderzoek te verrichten. De rechtbank zal de zaak op een later tijdstip opnieuw behandelen, waarbij de verdachte en haar raadsman op de hoogte worden gesteld van de datum en tijd van de volgende zitting.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Zwolle
Parketnummer : 08/996161-18 (P)
Datum vonnis : 14 mei 2020
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1970 in [geboorteplaats] (Turkije),
wonende in [adres 1] .

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 30 april 2020.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie
mr. F.A. Demmers en van wat, namens verdachte, door de raadsman mr. A.H.J.G. van Voorthuizen, advocaat in Ede, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte zich van
1 januari 2014 tot en met 20 september 2018 met anderen of alleen schuldig heeft gemaakt aan het witwassen van € 256.672,00 dan wel € 151.672,00.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
zij op een of meer tijdstippen in de periode van 1 januari 2014 tot en met 20 september 2018, te Almelo, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, een of meer malen een voorwerp, te weten één of meer geldbedrag/bedragen tot een totaal van 256.672 euro, althans 151.672 euro, althans enig geldbedrag heeft verworven, voorhanden heeft gehad, heeft overgedragen en/of heeft omgezet, althans van
een voorwerp, te weten die/dat geldbedrag(en) heeft gebruik gemaakt, onder meer door:
- een of meer geldbedrag(en) van in totaal van ongeveer 199.016 euro, althans ongeveer 94.016 euro, in elk geval enig geldbedrag, van bankrekening [rekeningnummer 1] zijnde de vermogensrekening van [medeverdachte] en van haar, verdachte naar de privérekening [rekeningnummer 2] van [medeverdachte] en van haar, verdachte, en/of vervolgens ongeveer 199.016 euro, althans ongeveer 94.016 euro, in elk geval enig geldbedrag over te maken naar [rekeningnummer 3] zijnde de rekening van [naam 1] voor de koop van een pand gelegen aan de [adres 2] en/of
- een of meer geldbedrag(en) van in totaal van ongeveer 57.655 euro, althans enig geldbedrag, over te boeken naar [rekeningnummer 3] zijnde de rekening van [naam 1] voor de koop van een pand gelegen aan de [adres 3] ,
terwijl zij, verdachte, en/of haar mededader(s) wist(en) dat dit/deze geldbedrag(en) geheel of gedeeltelijk - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was/waren uit enig misdrijf.

3.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.De standpunten van de officier van justitie en de verdediging

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat wettig en overtuigend
bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het witwassen van enig geldbedrag, te weten € 30.000,00.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit dat verdachte van het ten laste gelegde witwassen moet worden vrijgesproken.

5.Hervatting van het onderzoek

De rechtbank kan in deze zaak nog niet tot een einduitspraak komen. Tijdens de beraadslaging is de rechtbank gebleken dat het onderzoek niet volledig is geweest.
De officier van justitie heeft weliswaar in zijn requisitoir het bedrag dat zou zijn witgewassen naar beneden bijgesteld, maar in de tenlastelegging is het verwijt in volle omvang opgenomen, zodat de rechtbank hierover en over de bepleite vrijspraak, integraal heeft te oordelen.
Het dossier bevat een verklaring van verdachte, inhoudende dat een geldbedrag van
€ 80.000,00 is geleend van haar schoonmoeder [naam 2] om het pand aan de [adres 2] te kunnen financieren. Ter onderbouwing hiervan is, voorafgaand aan de zitting van 30 april 2020, een schriftelijke geldleenovereenkomst overgelegd. Kort voorafgaand aan deze zitting zijn daarnaast bankafschriften overgelegd (als bijlage 6 gehecht aan de pleitnota van de raadsman). Volgens de raadsman maken deze bankafschriften de geldstromen sluitend inzichtelijk. Eenzelfde conclusie kan de rechtbank niet trekken, mede omdat de bankafschriften in de Turkse taal zijn opgemaakt. De rechtbank vindt het dan ook nodig dat door het Openbaar Ministerie aanvullend onderzoek wordt gedaan. Als het Openbaar Ministerie ten behoeve van dit onderzoek schriftelijke gegevens nodig heeft van verdachte dan gaat de rechtbank ervan uit dat zij hieraan zal meewerken.
Het bovenstaande brengt mee dat de rechtbank het onderzoek zal heropenen, schorsen en de hervatting van het onderzoek op een nader te bepalen terechtzitting zal gelasten.

6.De beslissing

De rechtbank:
- heropent het onderzoek en schorst het onderzoek voor onbepaalde tijd;
- stelt de stukken met het oog op wat hiervoor onder ‘hervatting van het onderzoek’ is overwogen in handen van de officier van justitie;
- beveelt de oproeping van verdachte tegen de nader te bepalen terechtzitting en
kennisgeving van die datum en het tijdstip aan haar raadsman.
Dit vonnis is gewezen door mr. M. Melaard, voorzitter, mr. M.B. Werkhoven en
mr. J. Wentink, rechters, in tegenwoordigheid van mr. A.R. Mulder, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 14 mei 2020.