ECLI:NL:RBOVE:2020:1731

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
8 mei 2020
Publicatiedatum
14 mei 2020
Zaaknummer
244102 / KG ZA 20-30
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot nakoming van een overeenkomst van opdracht in kort geding met betrekking tot incassodiensten

In deze zaak heeft de besloten vennootschap ABC Incasso B.V. een kort geding aangespannen tegen de gedaagde, die handelt onder de naam Globus Creditmanagement. De eiseres heeft een overeenkomst van opdracht gesloten met de gedaagde, waarbij laatstgenoemde verantwoordelijk was voor het incasseren van gelden namens de klanten van ABC. Echter, de gedaagde heeft in gebreke gebleven door geen informatie te verstrekken over de voortgang van de dossiers en door ontvangen gelden niet door te boeken naar ABC. Dit leidde tot een vordering van ABC om de gedaagde te gelasten de overeenkomst na te komen en om een voorschot van € 80.000,00 af te dragen.

De mondelinge behandeling vond plaats op 24 april 2020, waarbij de gedaagde niet verschenen is. De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat de gedaagde voldoende gelegenheid heeft gehad om te reageren op de dagvaarding, maar dit niet heeft gedaan. Hierdoor is verstek verleend tegen de gedaagde. De voorzieningenrechter heeft de vorderingen van ABC toegewezen, omdat deze aannemelijk heeft gemaakt dat de gedaagde een bedrag van € 80.000,00 onder zich houdt en dat er een spoedeisend belang is bij de vordering. De gedaagde is veroordeeld in de proceskosten en de voorzieningenrechter heeft de vordering uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Het vonnis is uitgesproken op 8 mei 2020 door mr. H. Bottenberg – van Ommeren, en de gedaagde is veroordeeld tot het aanleveren van informatie en het betalen van een dwangsom bij niet-nakoming.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Almelo
Zaaknummer / rolnummer : 244102 / KG ZA 20-30
Vonnis in kort geding van 8 mei 2020
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid,
ABC INCASSO B.V.,gevestigd en kantoorhoudende te Weesp,
eisende partij, hierna te noemen: ABC,
advocaat mr. J.J.W. Lamme te Weesp,
tegen
[gedaagde] ,
handelend (onder meer) onder de naam Globus Creditmanagement,
wonende en kantoorhoudende te [woonplaats] ,
gedaagde partij, hierna te noemen: [gedaagde] ,
niet verschenen noch vertegenwoordigd.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het inleidende exploot van dagvaarding van 2 maart 2020, met producties;
  • het oproepingsexploot van 15 april 2020 in verband met de behandeling van de zaak via Skype wegens de sluiting van de rechtbanken;
  • de pleitaantekeningen van mr. Lamme, ter griffie ontvangen op 23 april 2020;
  • de zijdens ABC nagezonden producties, ter griffie ontvangen op 23 april 2020;
  • de e-mail van [gedaagde] , gedateerd 24 april 2020.
1.2.
De mondelinge behandeling van de zaak vond plaats op 24 april 2020.
Daarbij is voor ABC verschenen de heer [A] , bijgestaan door mr. Lamme (voornoemd). Van de zijde van [gedaagde] is niemand verschenen. Hierna, bij de beoordeling van het geschil, zal worden ingegaan op de vraag of tegen [gedaagde] verstek wordt verleend.
Ter gelegenheid van de mondelinge behandeling heeft ABC haar standpunt mondeling nader toegelicht. De griffier heeft daarvan aantekening gehouden.
1.3.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
ABC exploiteert een onderneming die zich bezighoudt met de levering van (binnenlandse) incassodiensten aan bedrijven en particulieren.
2.2.
[gedaagde] , die mede handelt onder de naam Globus Creditmanagement, heeft zich gespecialiseerd in de inning van vorderingen op buitenlandse bedrijven en particulieren.
2.3.
Tussen ABC en [gedaagde] is een overeenkomst van opdracht gesloten, waarbij ABC de inning van buitenlandse incasso’s heeft uitbesteed aan [gedaagde] . Kort gezegd komt de overeenkomst erop neer dat ABC aan [gedaagde] de opdracht heeft verstrekt om namens de klanten van ABC gelden te incasseren, tegen vergoeding van een percentage van de geïncasseerde hoofdsom.
2.4.
De afspraken tussen partijen hebben zij vastgelegd in een e-mail van 30 augustus 2012. Die e-mail luidt, voor zover thans relevant, als volgt:
“(…)
Onze tarieven zijn op basis van ‘no cure-no pay’. Globus Creditmanagement neemt de vorderingen dus in behandeling zonder enige vergoeding vooraf. Pas en wanneer de vordering in zijn geheel of gedeeltelijk wordt voldaan, brengt Globus Creditmanagement provisie in rekening, kosten die wij uiteraard in eerste instantie in zoverre mogelijk via de staffel buitengerechtelijke incassokosten (BIK) bij de debiteur neerleggen.
(…)”
2.5.
Tussen partijen geldt voorts de afspraak dat [gedaagde] maandelijks ABC informeert omtrent de voortgang in de dossiers die door ABC aan [gedaagde] ter incasso zijn aangeboden. ABC informeert op haar beurt en na ontvangst van die informatie haar klanten.
2.6.
Op 15 oktober 2019 ontving ABC, na een verzoek daartoe, een laatste lijst met stand van zaken van [gedaagde] . Ondanks herhaalde oproepen daartoe heeft [gedaagde] sindsdien geen nieuwe stand van zaken lijsten noch informatie verstrekt aan ABC.
2.7.
Op 20 november 2019 ontving ABC een brief van FOD Economie te Brussel, zijnde een Belgisch inspectiebureau. In die brief wordt ABC uitgenodigd voor een verhoor op 5 december 2019. Dat verhoor ziet op mogelijke overtredingen van wetgeving bij de minnelijke invordering van schulden van Belgische consumenten.
2.8.
ABC verzocht [gedaagde] deze kwestie op te pakken. Ondanks herhaalde verzoeken daartoe, ontving ABC (vrijwel) geen informatie van [gedaagde] over de voortgang in deze kwestie.

3.Het geschil en de beoordeling

3.1.
Bij de dagvaarding zijn de voorgeschreven termijnen en formaliteiten in acht genomen.
3.2.
ABC heeft op de in de dagvaarding genoemde gronden gevorderd bij vonnis, bij wege van voorlopige voorziening en zo mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, (samengevat):
I. [gedaagde] te gelasten de overeenkomst na te komen door binnen 48 uur na betekening van dit vonnis aan ABC alle informatie schriftelijk aan te leveren betreffende de stand van zaken in de dossiers als genoemd in productie 4, gehecht aan de dagvaarding, waaronder een financiële rekening en verantwoording per dossier over de gemaakte kosten en ontvangen gelden en informatie over de betrokken partijen en procedures, op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 500,00 per dag voor elke dag dat [gedaagde] nalatig is tot een maximum van € 25.000,00;
II. [gedaagde] te gelasten de overeenkomst na te komen door de onder I. genoemde informatie maandelijks, telkens voor het einde van de maand aan ABC te leveren op straffe van een dwangsom van € 500,00 voor elke dag dat gedaagde nalatig is deze informatie aan te leveren tot een maximum van € 25.000,00;
III. [gedaagde] te gelasten om binnen 48 uur na betekening van dit vonnis tussentijds aan ABC af te dragen de ontvangen gelden verminderd met de gemaakte kosten, voorlopig vast te stellen op een voorschotbedrag van € 80.000,00;
IV. [gedaagde] te gelasten om binnen 48 uur na betekening van dit vonnis aan ABC alle informatie aan te leveren betreffende de klacht van FOD te Brussel, waaronder een kopie van de brief die de door [gedaagde] namens ABC ingeschakelde advocaat heeft gestuurd naar FOD te Brussel, op straffe van verbeurte van een dwangsom van
€ 500,00 per dag voor elke dag dat [gedaagde] hierin nalatig is, tot een maximum van € 10.000,00;
V. [gedaagde] te veroordelen in de proceskosten, vermeerderd met de wettelijke rente en de nakosten.
3.3.1.
ABC heeft daartoe, kort gezegd, het navolgende aangevoerd.
Tussen partijen bestaat een overeenkomst van opdracht, inhoudende de opdracht om namens de klanten van ABC gelden te incasseren tegen een vergoeding ter hoogte van een percentage van de geïncasseerde hoofdsom. ABC betaalt [gedaagde] namens de klanten een voorschot, zodat [gedaagde] externe partijen in het buitenland kan betalen om de noodzakelijke procedures te starten. De afspraak tussen partijen is dat [gedaagde] maandelijks ABC informeert omtrent de voortgang van de dossiers waarna een financiële afrekening volgt. [gedaagde] boekt de ontvangen gelden door aan ABC die vervolgens de gelden aan de rechthebbende, dat wil zeggen de klant van ABC, door boekt.
3.3.2.
[gedaagde] is tekortgeschoten in de nakoming van de overeenkomst.
Ondanks vele sommaties heeft [gedaagde] geen gehoor gegeven aan de herhaalde oproep van ABC om informatie te verstrekken én om de ontvangen gelden door te boeken.
De exacte omvang van de bedragen die [gedaagde] thans onder zich houdt is niet bekend.
ABC heeft dat bedrag daarom moeten schatten. Het in totaal namens de klanten van ABC te vorderen bedrag (incl. rente en incassokosten) bedraagt op dit moment € 226.851,10.
Op basis van dat bedrag, als ook de betaalde voorschotten door ABC en het feit dat aannemelijk is dat er ook aflossingen door debiteuren aan [gedaagde] zijn verricht, schat ABC dat [gedaagde] een bedrag van € 80.000,00 onder zich houdt.
3.4.
ABC betoogt verder een spoedeisend belang bij haar vordering te hebben. [gedaagde] is onbereikbaar en reageert op geen enkele oproep van de zijde van ABC. [gedaagde] geeft geen stand van zaken meer door noch verricht hij betaling aan ABC.
De vrees voor verduistering is daarom groot. ABC kan haar klanten niet informeren. De belangen van die klanten als ook die van ABC worden hierdoor in ernstige mate geschaad. ABC vreest ook voor schadeclaims van haar eigen klanten, nu deze al langere tijd wachten op informatie en op de geïncasseerde gelden.
3.5.
Ter zitting is van de zijde van [gedaagde] , als hiervoor al gezegd, niemand verschenen, noch is anderszins verweer gevoerd tegen de vordering.
De griffier van de rechtbank ontving 20 minuten voorafgaand aan de mondelinge behandeling per e-mail een uitstelverzoek van [gedaagde] . Hij geeft daarin kort gezegd aan wegens ziekte niet eerder de mogelijkheid te hebben gehad om te kunnen reageren en verzoekt om die reden om uitstel.
In reactie hierop heeft mr. Lamme namens ABC aangegeven niet in te stemmen met dit uitstelverzoek, omdat [gedaagde] voldoende gelegenheid heeft gehad om eerder te reageren.
3.6.
De voorzieningenrechter deelt dat standpunt van ABC en heeft het uitstelverzoek van [gedaagde] niet gehonoreerd. [gedaagde] heeft voldoende gelegenheid gehad om te reageren op de door ABC uitgebrachte dagvaarding. Temeer omdat al eerder een zitting was gepland op 20 maart 2020, die wegens de corona-maatregelen niet door kon gaan. Voorafgaand aan die zitting had [gedaagde] een uitstel van 2 weken verzocht. Die twee weken waren ten tijde van de zitting op 24 april 202 ruimschoots verstreken. Het uitstelverzoek, dat 20 minuten voor aanvang van de zitting is verzonden door [gedaagde] en is ontvangen door de griffier, is niet tijdig gedaan en niet met stukken (zoals een doktersverklaring) onderbouwd. Nadat [gedaagde] door de griffier per e-mail op de hoogte is gesteld van de beslissing van de rechtbank en alsnog in de gelegenheid is gesteld om te verschijnen op de mondelinge behandeling, is daarop geen reactie gekomen van [gedaagde] en is hij evenmin verschenen op de mondelinge behandeling.
3.7.
Alles overziend en nu overigens de voorgeschreven termijnen en formaliteiten jegens [gedaagde] in acht zijn genomen, wordt tegen hem verstek verleend.
3.8.
De vorderingen van ABC als hiervoor weergegeven onder sub I, II en III komen de voorzieningenrechter gelet op de tussen partijen gemaakte afspraken vooralsnog niet onrechtmatig of ongegrond voor en behoren daarom te worden toegewezen, een en ander op de wijze als hierna in het dictum is bepaald.
Daarbij wordt overwogen dat ABC voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat, gelet op het totaal aan vorderingen dat zij aan [gedaagde] heeft uitbesteed, [gedaagde] thans het door haar geschatte bedrag van € 80.000,00 onder zich houdt, welk bedrag zij vordert bij wijze van voorschot.
3.9
Dat is anders waar het gaat om de vordering als onder sub IV gevorderd.
Blijkens de laatste stand van zaken rondom het dossier van de FOD (toegelicht in de pleitaantekeningen van de advocaat van ABC) heeft ABC inmiddels ook rechtstreeks contact opgenomen met de FOD te Brussel. In een e-mail van 10 april 2020 heeft de FOD ABC in de gelegenheid gesteld om in plaats van een verhoor (dat in verband met de Coronacrisis geen doorgang kon vinden) een schriftelijke vragenlijst in te vullen.
Gelet op die stand van zaken is de voorzieningenrechter vooralsnog van oordeel dat ABC geen belang meer heeft bij het door haar onder sub IV gevorderde. Dat onderdeel van haar vordering wordt daarom afgewezen.
3.10.
[gedaagde] zal tot slot als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van deze procedure, die aan de zijde van ABC, zoals te doen gebruikelijk, worden begroot op de na te melden wijze:
- dagvaarding € 85,09
- oproepingsexploot € 85,09
- griffierecht € 656,00
- salaris gemachtigde €
980,00
Totaal € 1.806,18
3.11.
Ook de apart gevorderde nakosten worden toegewezen als hierna vermeld.

4.De beslissing in kort geding

De voorzieningenrechter
gelast [gedaagde] de overeenkomst na te komen door binnen twee werkdagen na betekening van dit vonnis aan ABC alle informatie schriftelijk aan te leveren betreffende de stand van zaken in de dossiers als genoemd in productie 4 gehecht aan de dagvaarding, waaronder een financiële rekening en verantwoording per dossier over de gemaakte kosten en ontvangen gelden en informatie over de betrokken partijen en procedures, op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 500,00 per dag voor elk dag dat [gedaagde] hierin nalatig is, tot een maximum van € 25.000,00 aan te verbeuren dwangsommen;
gelast [gedaagde] de overeenkomst na te komen door de onder I. genoemde informatie maandelijks, telkens voor het einde van de maand aan ABC te leveren, op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 500,00 per dag voor elk dag dat [gedaagde] hierin nalatig is, tot een maximum van € 25.000,00 aan te verbeuren dwangsommen;
gelast [gedaagde] om binnen twee werkdagen na betekening van dit vonnis tussentijds aan ABC af te dragen de ontvangen gelden verminderd met de gemaakte kosten, welk bedrag bij wijze van voorschot wordt vastgesteld op € 80.000,00;
veroordeelt [gedaagde] in de kosten van deze procedure, tot op heden aan de zijde ABC begroot op € 1.806,18, vermeerderd met de wettelijke rente daarover gerekend vanaf de veertiende dag na betekening van dit vonnis, tot de dag van algehele voldoening;
veroordeelt [gedaagde] in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 157,00 aan salaris advocaat, te vermeerderen, onder de voorwaarde dat [gedaagde] niet binnen veertien dagen na aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan en er vervolgens betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden, met een bedrag van € 82,00 aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van de uitspraak,
verklaart dit vonnis voor wat betreft de uitgesproken veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. H. Bottenberg – van Ommeren, voorzieningenrechter, en in het openbaar uitgesproken op 8 mei 2020 door mr. U. Van Houten.