ECLI:NL:RBOVE:2020:1717

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
12 mei 2020
Publicatiedatum
12 mei 2020
Zaaknummer
08/015699-20 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Mishandeling, bedreiging en wapenbezit door een man in Almelo

In deze zaak heeft de rechtbank Overijssel op 12 mei 2020 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een 40-jarige man, die zich schuldig heeft gemaakt aan meerdere strafbare feiten, waaronder mishandeling, bedreiging en wapenbezit. De verdachte heeft zijn vriendin en haar zoon bedreigd en mishandeld, en heeft ook een ruit en een gietijzeren rooster van de voordeur van zijn vriendin vernield. Daarnaast was hij in het bezit van een vuurwapen en heeft hij zijn ex-vrouw bedreigd in aanwezigheid van hun drie minderjarige kinderen. De rechtbank heeft de man veroordeeld tot een gevangenisstraf van negen maanden, waarvan vijf maanden voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaar. Tevens is de verdachte verplicht om zich te laten behandelen en is er een contactverbod opgelegd. De rechtbank heeft bij de strafoplegging rekening gehouden met de ernst van de feiten, de impact op de slachtoffers en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn psychische problemen en eerdere veroordelingen voor vergelijkbare feiten. De rechtbank heeft de verdachte als strafbaar verklaard voor de bewezenverklaarde feiten, die zijn strafbaar gesteld in de artikelen 285, 300 en 350 van het Wetboek van Strafrecht en artikel 55 van de Wet wapens en munitie.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Almelo
Parketnummer: 08/015699-20 (P)
Datum vonnis: 12 mei 2020
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum 1] 1979 in [geboorteplaats] ,
wonende in [adres] ,
nu verblijvende in de P.I. Almelo, HvB “De Karelskamp” in Almelo.

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 28 april 2020.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie
mr. C.P. Dronkers en van hetgeen door verdachte en de raadsman mr. R.J.H. van der Wal, advocaat te Hengelo, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
feit 1:een ruit en/of een deur en/of een gietijzeren rooster van [slachtoffer 1] heeft vernield;
feit 2:[slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] heeft bedreigd;
feit 3:een vuurwapen voorhanden heeft gehad;
feit 4 en feit 5:[slachtoffer 1] heeft mishandeld;
feit 6:[slachtoffer 3] heeft bedreigd.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
1.
hij op of omstreeks 16 januari 2020 te Hengelo, gemeente Hengelo (O)
opzettelijk en wederrechtelijk
een ruit en/of een deur en/of een giet ijzeren rooster, in elk geval enig goed,
dat geheel of ten dele aan een ander, te weten aan [slachtoffer 1]
toebehoorde,
heeft vernield, beschadigd, onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt;
2.
hij op of omstreeks 16 januari 2020 te Hengelo, gemeente Hengelo (O)
[slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] heeft bedreigd
met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling,
door die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] dreigend de woorden toe te voegen: "ik
maak jullie kapot" en/of "ik schiet jullie dood" en/of "ik schiet jullie kapot"
en/of "denk maar niet dat deze deur mij tegenhoudt, ik maak je
alsnog af" en/of "ik schiet jullie allemaal neer, ik ga jullie nog wat aandoen",
althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
3.
hij op of omstreeks 16 januari 2020 te Hengelo, gemeente Hengelo (O),
althans in Nederland,
een wapen van categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie, te
weten een pistool, van het merk Crvena Zastava, kaliber 7.65 mm
zijnde een vuurwapen in de vorm van een geweer, revolver en/of pistool
voorhanden heeft gehad;
4.
hij in of omstreeks de periode van 25 september 2019 tot en met 26
september 2019 te Hengelo, gemeente Hengelo (O),
althans in Nederland,
[slachtoffer 1] heeft mishandeld door:
- die [slachtoffer 1] meermalen, althans eenmaal in/op/tegen het gezicht en/of
het hoofd, althans op/tegen het lichaam, te stompen en/of te slaan, en/of
- die [slachtoffer 1] op/tegen het lichaam te duwen, en/of
- bovenop het lichaam van die [slachtoffer 1] te gaan zitten;
5.
hij op of omstreeks 20 oktober 2019 te Hengelo, gemeente Hengelo (O),
althans in Nederland,
[slachtoffer 1] heeft mishandeld door:
- die [slachtoffer 1] (met kracht) bij/aan de haren te grijpen en/of te trekken,
en/of
- die [slachtoffer 1] (met kracht) te duwen op/tegen het lichaam, en/of
- die [slachtoffer 1] vast te pakken en/of op/tegen de grond en/of de vloer te
duwen/smijten (ten gevolge waarvan die [slachtoffer 1] met het hoofd
op/tegen de bank is gevallen), en/of
- bovenop het lichaam van die [slachtoffer 1] te gaan zitten en/of (vervolgens)
de keel/nek/hals van die [slachtoffer 1] dicht te knijpen/drukken, en/of
- meermalen, althans eenmaal, op/tegen het lichaam te stompen en/of te
slaan;
6.
hij op of omstreeks 31 oktober 2019 te Hengelo, gemeente Hengelo (O),
althans in Nederland,
[slachtoffer 3] heeft bedreigd
met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling,
door die [slachtoffer 3] dreigend de woorden toe te voegen "ik maak je kop
kapot" en/of "je moet een keer je grote bek houden en anders sla ik hem een
keer dicht" en/of door zijn, verdachtes, hand op/tegen de borstkas van die
te drukken/duwen en/of (vervolgens) met zijn andere hand een
vuist te maken (ter hoogte van het gezicht van die [slachtoffer 3] ),
althans woorden en/of de handelingen van gelijke dreigende aard of
strekking.

3.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.De bewijsoverwegingen

4.1
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van de tenlastegelegde feiten op grond van de volgende bewijsmiddelen, waarbij de rechtbank - nu verdachte deze feiten heeft bekend en door of namens hem geen vrijspraak is bepleit - conform artikel 359, derde lid, laatste volzin van het Wetboek van Strafvordering (Sv), zal volstaan met een opsomming van de bewijsmiddelen.
De feiten 1, 2 en 3 [1]
Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 1] , pagina 5;
Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 2] , pagina’s 9 en 10;
De processen-verbaal van bevindingen, pagina’s 16, 18, 19 en 21, in onderling verband en samenhang bezien;
Het proces-verbaal van de terechtzitting van 28 april 2020, voor zover inhoudende de bekennende verklaring van verdachte.
De feiten 4, 5 en 6 [2]
Het proces-verbaal van aangifte van [aangever] , pagina 4;
Het proces-verbaal van verhoor van aangeefster [aangever] , pagina 7;
Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 3] , pagina 17;
Het proces-verbaal van verhoor van getuige T. [slachtoffer 1] , pagina 20;
5. Het proces-verbaal van de terechtzitting van 28 april 2020, voor zover inhoudende de bekennende verklaring van verdachte.
De rechtbank merkt op dat [slachtoffer 1] en [aangever] één en dezelfde persoon betreffen. Hierboven staat de naam vermeld waaronder zij aangifte heeft gedaan.
4.2
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de opgegeven bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de tenlastegelegde feiten heeft begaan, met dien verstande dat:
1.
hij op 16 januari 2020 te Hengelo, gemeente Hengelo (O) opzettelijk en wederrechtelijk een ruit en een gietijzeren rooster, dat aan een ander, te weten aan [slachtoffer 1] toebehoorde, heeft vernield;
2.
hij op 16 januari 2020 te Hengelo, gemeente Hengelo (O) [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht door die [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] dreigend de woorden toe te voegen: "ik maak jullie kapot" en "ik schiet jullie dood" of "ik schiet jullie kapot" en "denk maar niet dat deze deur mij tegenhoudt, ik maak je alsnog af" en "ik schiet jullie allemaal neer, ik ga jullie nog wat aandoen";
3.
hij op 16 januari 2020 te Hengelo, gemeente Hengelo (O), een wapen van categorie III, te weten een pistool, kaliber 7.65 mm, voorhanden heeft gehad;
4.
hij in de periode van 25 september 2019 tot en met 26 september 2019 te Hengelo, gemeente Hengelo (O), [slachtoffer 1] heeft mishandeld door:
- die [slachtoffer 1] tegen het hoofd te stompen en
- die [slachtoffer 1] tegen het lichaam te duwen;
5.
hij op 20 oktober 2019 te Hengelo, gemeente Hengelo (O), [slachtoffer 1] heeft mishandeld door op/tegen het lichaam te slaan;
6.
hij op 31 oktober 2019 te Hengelo, gemeente Hengelo (O), [slachtoffer 3] heeft bedreigd
met zware mishandeling, door die [slachtoffer 3] dreigend de woorden toe te voegen "ik maak je kop kapot" en "je moet een keer je grote bek houden en anders sla ik hem een
keer dicht".
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten zijn verbeterd in de bewezenverklaring. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

5.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld in de artikelen 285, 300 en 350 van het Wetboek van Strafrecht (Sr) en in artikel 55 van de Wet wapens en munitie. Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
feit 1:
het misdrijf: opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, vernielen;
feit 2:
het misdrijf: bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht;
feit 3:
het misdrijf: handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III van die wet;
feit 4 en feit 5:
telkens het misdrijf: mishandeling;
feit 6
het misdrijf: bedreiging met zware mishandeling.

6.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor de bewezenverklaarde feiten.

7.De op te leggen straf of maatregel

7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van negen maanden, waarvan vijf maanden voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaren. Aan het voorwaardelijk strafdeel dienen de bijzondere voorwaarden te worden verbonden, zoals door de reclassering geformuleerd.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat voor de meeste feiten afzonderlijk door het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS) een taakstraf of een geldboete als oriëntatiepunt geldt. Daarnaast dient rekening te worden gehouden met het psychologisch onderzoek waaruit naar voren komt dat de feiten in verminderde mate aan verdachte zijn toe te rekenen. Ook dient rekening te worden gehouden met het feit dat verdachte spijt heeft van zijn daden, dat hij in detentie aan zichzelf en aan zijn relatie met mevrouw [slachtoffer 1] heeft gewerkt. Verdachte heeft openheid van zaken gegeven, neemt duidelijk zijn verantwoordelijkheid en is gemotiveerd om zich te laten behandelen. De verdediging verzoekt de rechtbank een gevangenisstraf op te leggen waarvan het onvoorwaardelijk deel gelijk is aan de duur van het reeds ondergane voorarrest. Daarnaast dient een voorwaardelijke gevangenisstraf te worden opgelegd waaraan als bijzondere voorwaarden reclasseringstoezicht en behandeling bij De Tender van Transfore worden gekoppeld.
7.3
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij in het bijzonder het volgende van belang.
Verdachte heeft zich op twee verschillende momenten schuldig gemaakt aan mishandeling van zijn vriendin, hij heeft haar en haar zoon op een ander moment bedreigd en hij heeft de ruit en een gietijzeren rooster in de voordeur van de woning van zijn vriendin vernield. Hij heeft daarmee inbreuk gemaakt op haar lichamelijke integriteit, zowel haar als haar zoon gevoelens van onveiligheid bezorgd en hij heeft geen respect getoond voor aan haar toebehorende goederen. Dit rekent de rechtbank verdachte aan.
Verder heeft hij zich schuldig gemaakt aan bedreiging van zijn ex-vrouw in de aanwezigheid van zijn drie minderjarige kinderen. Verdachte heeft op geen enkele wijze rekening gehouden met de impact die deze woorden op haar en zijn kinderen hebben gehad, wat de rechtbank verdachte aanrekent.
Daarnaast heeft hij een vuurwapen voorhanden gehad. Het voorhanden hebben van een vuurwapen is bijzonder kwalijk vanwege de dreiging die van een vuurwapen uit kan gaan en het in potentie dodelijke karakter ervan. Tegen het ongecontroleerde voorhanden hebben daarvan moet dan ook streng worden opgetreden.
Wat betreft de persoon van de verdachte heeft de rechtbank allereerst acht geslagen op het strafblad van verdachte. Daaruit komt naar voren dat verdachte in het verleden vaker voor mishandeling/huiselijk geweld en vernieling met politie en justitie in aanraking is gekomen. Daarbij merkt de rechtbank wel op dat er meer dan vijf jaren zijn verstreken sinds een veroordeling van verdachte tot een gevangenisstraf voor die feiten.
Daarnaast heeft de rechtbank kennis genomen van het reclasseringsrapport van de Reclassering Nederland van 16 april 2020 alsmede van het over verdachte door W.N. Haasbeek, GZ-psycholoog, opgemaakt psychologisch rapport van 3 april 2020. Uit die rapporten komt, in onderling verband en samenhang bezien, naar voren dat verdachte lijdende is aan een borderline persoonlijkheidsstoornis met daarbij narcistische en antisociale kenmerken. Daarnaast is er sprake van een stoornis in cocaïnegebruik en een lichte stoornis in cannabisgebruik. In de borderline persoonlijkheidsproblematiek staat explosiviteit centraal. Geadviseerd wordt om het ten laste gelegde in verminderde mate aan verdachte toe te rekenen. Verdachte ervaart lijdensdruk, omdat hij zijn boosheid wil kunnen controleren. Het risico op een herhaling van agressief geweld is hoog, doordat verdachte zo makkelijk krenkbaar is in relatie tot de ander en zijn boosheid daarover snel explodeert, ook terwijl hij ambulant behandeld en begeleid werd. Geadviseerd wordt om de reeds gestarte behandeling bij de forensisch psychiatrische polikliniek De Tender van Transfore voort te zetten en te intensiveren naast toezicht van de reclassering dat ook voorziet in de sociaal-maatschappelijke begeleiding en waarbij tevens toezicht is op het drugsgebruik. De rechtbank neemt deze adviezen over.
Alles afwegende zal de rechtbank aan verdachte een gevangenisstraf voor de duur van negen maanden opleggen. De rechtbank zal een gedeelte van vijf maanden van die straf voorwaardelijk doen zijn om verdachte er in de toekomst van te weerhouden zich andermaal aan het plegen van strafbare feiten schuldig te maken. Daarnaast zal de rechtbank aan deze voorwaardelijke straf de bijzondere voorwaarden koppelen als hierna te melden.

8.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 14a, 14b, 14c en 57 Sr.

9.De beslissing

De rechtbank:
bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat verdachte het sub 1, 2, 3, 4, 5 en 6 tenlastegelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feit
- verklaart het bewezenverklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezenverklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feit 1:
het misdrijf: opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, vernielen;
feit 2:
het misdrijf: bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht;
feit 3:
het misdrijf: handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III van die wet;
feit 4 en feit 5:
telkens het misdrijf: mishandeling;
feit 6
het misdrijf: bedreiging met zware mishandeling;
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het bewezenverklaarde;
straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
9 (negen) maanden;
- bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte van
5 (vijf) maanden niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten. De rechter kan de tenuitvoerlegging gelasten indien verdachte voor het einde van de
proeftijd van 3 (drie) jarende navolgende voorwaarde(n) niet is nagekomen:
- stelt als
algemene voorwaardedat veroordeelde:
- zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- stelt als
bijzondere voorwaardendat veroordeelde:
- zich gedurende de proeftijd meldt bij Reclassering Nederland, op de door de reclassering te bepalen tijdstippen, zo frequent en zo lang deze instelling dat nodig acht;
- zich ambulant laat behandelen bij de polikliniek Transfore De Tender of een soortgelijke instelling, ter beoordeling van de reclassering. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. De veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Het innemen van medicijnen kan onderdeel zijn van de behandeling. In geval van overmatig middelengebruik of ernstige zorgen over het psychiatrisch toestandsbeeld, waardoor een grote kans op risicovolle situaties bestaat, kan de reclassering een indicatiestelling aanvragen voor een kortdurende klinische opname voor crisisbehandeling, detoxificatie, stabilisatie, observatie of diagnostiek. Als de voor indicatiestelling verantwoordelijke instantie een kortdurende klinische observatie indiceert, laat de veroordeelde zich opnemen in een zorginstelling, te bepalen door de justitiële instantie die verantwoordelijk is voor plaatsing. De kortdurende klinische opname duurt maximaal zeven weken of zoveel korter als de reclassering nodig vindt;
- meewerkt aan ambulante begeleiding bij Arbe Dienstverlening of een andere instelling, te bepalen door de reclassering. De veroordeelde houdt zich aan de regels en de doelen die de instelling in overleg met de reclassering voor hem heeft opgesteld;
- op geen enkele wijze – direct of indirect – contact heeft of zoekt met [slachtoffer 3] , geboren op [geboortedatum 2] , zo lang de reclassering dit nodig acht. Mocht in de toekomst de omgangsregeling met de gezamenlijke kinderen van verdachte en [slachtoffer 3] weer opgestart worden, zal nog steeds op geen enkele wijze – direct of indirect – contact worden gezocht met [slachtoffer 3] , voornoemd, anders dan door tussenkomst van de reclassering, zo lang de reclassering dit nodig acht;
- meewerkt aan controle op het gebruik van alcohol, cocaïne en cannabis om het middelengebruik te beheersen. De reclassering kan urineonderzoek en ademonderzoek (blaastest) gebruiken voor de controle. De reclassering bepaalt hoe vaak de veroordeelde wordt gecontroleerd;
verstaat dat van rechtswege de volgende voorwaarden zijn verbonden aan de hiervoor genoemde bijzondere voorwaarden:
- de veroordeelde verleent ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
- de veroordeelde verleent medewerking aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, Sr, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht daaronder begrepen;
- draagt de reclassering op om toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
- bepaalt dat de tijd die de verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht;
-
opheffing bevel voorlopige hechtenis
- heft het bevel tot voorlopige hechtenis op met ingang van 15 mei 2020, welk bevel afzonderlijk is opgemaakt.
Dit vonnis is gewezen door mr. B.T.C. Jordaans, voorzitter, mr. F.H.W. Teekman en
mr. T.M. van Wanrooij, rechters, in tegenwoordigheid van mr. B.M. Hoek, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 12 mei 2020.
Buiten staat
Mr. Jordaans is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van de regiopolitie Oost-Nederland met nummer PL0600-2020026516. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
2.Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van de regiopolitie Oost-Nederland met nummer PL0600-2019529268. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.