In deze zaak heeft de rechtbank Overijssel, zittingsplaats Almelo, op 7 mei 2020 uitspraak gedaan op een bezwaarschrift van de veroordeelde tegen de omzetting van een taakstraf naar vervangende hechtenis. De veroordeelde had een taakstraf van 30 uren opgelegd gekregen, maar had deze niet uitgevoerd. De officier van justitie had daarop de tenuitvoerlegging van 15 dagen vervangende hechtenis bevolen. De veroordeelde, bijgestaan door zijn advocaat mr. E.C.J. Peek, diende op 6 april 2020 een bezwaarschrift in, waarin hij stelde dat hij geen gehoor had gegeven aan de oproepen van de reclassering omdat hij zijn post niet had geopend. Hij betoogde dat hij welwillend was om de taakstraf uit te voeren, maar dat de omzetting naar vervangende hechtenis grote gevolgen voor hem zou hebben, zowel zakelijk als persoonlijk. De politierechter heeft de omstandigheden van de veroordeelde in overweging genomen en vastgesteld dat, hoewel de veroordeelde zelf verantwoordelijk was voor het niet uitvoeren van de taakstraf, er dringende omstandigheden waren die een omzetting van de taakstraf niet gerechtvaardigd maakten. De rechtbank heeft daarom het bezwaarschrift gegrond verklaard en bepaald dat de veroordeelde de resterende 30 uren taakstraf moet verrichten vóór 1 september 2020, met aftrek van de dagen die hij in detentie heeft doorgebracht.