3.1.[A] vordert – na wijziging van eis – dat de rechtbank bij vonnis, zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
de vennootschap wegens gewichtige redenen ontbindt, in het geval deze nog niet ten tijde van het wijzen van vonnis reeds eerder wegens opzegging door [B] per 31 december 2019 is ontbonden;
bepaalt dat [B] aanleiding heeft gegeven tot de gewichtige redenen welke een ontbinding van de vennootschap rechtvaardigen, althans voor recht verklaart dat [B] toerekenbaar tekort is geschoten in nakoming van de voor hem uit de vennootschapsovereenkomst voortvloeiende verplichtingen en zulks onder bepaling dat [B] deswege jegens [A] schadeplichtig is en gehouden is om aan hem schadevergoeding te betalen, op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet;
[B] veroordeelt om de schulden van de vennootschap als eigen schuld te voldoen en om [A] te vrijwaren voor aanspraken van schuldeisers van de vennootschap en zulks op straffe van een eenmalige dwangsom van € 100.000,00;
[B] veroordeelt om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan [A] te voldoen het bedrag van € 20.721,00, zulks ten titel van inbreng van arbeid, kennis, vlijt en zakelijke relaties, verschuldigd over de periode van 1 oktober 2018 tot en met 31 juli 2019, zulks te vermeerderen met het bedrag van € 1.710,00 per maand vanaf 1 augustus 2019 tot aan de datum waarop de vennootschap op rechtsgeldige wijze zal zijn ontbonden, zulks bij vooruitbetaling voor de eerste van iedere opvolgende kalendermaand te voldoen, eerstgenoemd bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 7 augustus 2019 en de maandelijkse termijnen te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment dat een termijn is vervallen, een en ander tot aan de dag der algehele voldoening, dan wel enige andere bedragen door de rechtbank in goede justitie vast te stellen;
aan [B] toescheidt de activa van de vennootschap waarbij [B] wordt veroordeeld om ten titel van het kapitaal in de vennootschap aan [A] tegen behoorlijk bewijs van kwijting te voldoen het bedrag van: € 47.632,00;
a. te vermeerderen met € 23.216,00 (wegens correctie inbreng);
b. te vermeerderen met € 84.537,00 (wegens correctie rentelast hypotheekverplichtingen);
c. te vermeerderen met € 74.545,00 (wegens correctie ten onrechte geboekte privé-opnames);
dan wel enige andere bedragen door de rechtbank in goede justitie vast te stellen, zulks te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de inleidende dagvaarding tot aan de dag der algehele voldoening;
[B] veroordeelt om aan [A] tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen het bedrag van (€ 17.536,00 + € 3.500,00=) € 21.036,00, ten titel van de op hem betreffende de woning rustende vergoedingsplicht, dan wel enig ander bedrag door de rechtbank in goede justitie vast te stellen, zulks te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de inleidende dagvaarding tot aan de dag der algehele voldoening;
[B] veroordeelt om aan [A] wegens de aan hem verbeurde boetebedragen, wegens de onttrekking van roerende goederen aan de onderneming van de vennootschap, te betalen het bedrag van € 30.000,00 te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 7 augustus 2019 tot aan de dag der algehele voldoening
en zulks met veroordeling van [B] in de proceskosten, te voldoen binnen veertien dagen na dagtekening van het in deze zaak te wijzen vonnis, en – voor het geval voldoening binnen bedoelde termijn niet plaatsvindt – te vermeerderen met de wettelijke rente, te rekenen vanaf bedoelde termijn voor voldoening, alsmede voor nakosten met een bedrag van € 131,00 dan wel, indien betekening van het in deze zaak te wijzen vonnis plaatsvindt, van € 199,00.