ECLI:NL:RBOVE:2020:1653

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
1 mei 2020
Publicatiedatum
1 mei 2020
Zaaknummer
07/651161-11
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging van terbeschikkingstelling met dwangverpleging van een man met autisme spectrum stoornis

Op 1 mei 2020 heeft de Rechtbank Overijssel de terbeschikkingstelling met dwangverpleging van een 42-jarige man verlengd met twee jaar. De man was ter beschikking gesteld na een veroordeling voor poging tot zware mishandeling op 5 april 2012. De rechtbank heeft kennisgenomen van verschillende rapporten, waaronder een advies van FPC Dr. S. van Mesdag, waarin de man wordt beschreven als iemand met een Autisme Spectrum Stoornis (ASS) en een meervoudig complexe ontwikkelingsstoornis (MCDD). De rechtbank heeft de vordering van het Openbaar Ministerie tot verlenging van de terbeschikkingstelling beoordeeld en geconcludeerd dat de veiligheid van anderen en de algemene veiligheid van personen eisen dat de maatregel wordt verlengd. De rechtbank heeft daarbij rekening gehouden met de positieve ontwikkeling van de man, maar ook met de blijvende kwetsbaarheden en het risico op decompensatie. De rechtbank heeft het verzoek van de verdediging om de verlenging te beperken tot één jaar afgewezen, omdat niet te verwachten is dat de gestelde doelen binnen een jaar kunnen worden gerealiseerd. De rechtbank heeft de terbeschikkingstelling met twee jaren verlengd en het verzoek tot onderzoek naar de mogelijkheden van een zorgmachtiging afgewezen.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Zittingsplaats Zwolle
Parketnummer: 07/651161-11
Datum uitspraak: 1 mei 2020
Beslissingop de vordering van het Openbaar Ministerie tot verlenging van de terbeschikkingstelling van:
[betrokkene]
geboren op [geboortedatum] 1978 in [geboorteplaats] ,
nu verblijvende in FPC dr. S van Mesdag te Groningen aan de Helperlinie 2,
hierna te noemen: betrokkene.

1.De aanleiding

Betrokkene is bij vonnis van de rechtbank Zwolle-Lelystad, locatie Zwolle, van 5 april 2012 ter beschikking gesteld met bevel tot verpleging van overheidswege, na bewezenverklaring van het misdrijf: poging tot zware mishandeling.
De terbeschikkingstelling is ingegaan op 20 april 2012. Deze terbeschikkingstelling is laatstelijk verlengd bij beslissing van deze rechtbank van 7 mei 2019. Behoudens nadere voorziening eindigt deze termijn op 20 april 2020.

2.De stukken

De rechtbank heeft kennis genomen van de op grond van artikel 6:6:12 van het Wetboek van Strafvordering (Sv) overgelegde stukken, te weten:
  • het adviesrapport van FPC Dr. S. van Mesdag (hierna: de kliniek) van 19 februari 2020, opgemaakt en ondertekend door N. Vastenburg, klinisch psycholoog, behandelcoördinator en H.J. Beintema, psychiater, directeur behandelzaken, plaatsvervangend hoofd van de inrichting;
  • een afschrift van de wettelijke aantekeningen over de periode van 1 april 2019 tot en met 9 maart 2020.

3.De procedure

Het Openbaar Ministerie heeft op 17 maart 2020 een vordering ingediend tot verlenging van bovenvermelde termijn met twee jaren.
Het onderzoek van de zaak heeft plaatsgevonden op de openbare terechtzitting van 21 april 2020. De rechtbank heeft op de openbare terechtzitting gehoord :
- betrokkene, bijgestaan door zijn raadsman mr. N.A. Heidanus, advocaat te Groningen;
- de officier van justitie mr. A.C.J. Nettenbreijers;
- N. Vastenburg, klinisch psycholoog/behandelcoördinator, verbonden aan de kliniek als deskundige.
De officier van justitie heeft gepersisteerd bij de vordering tot verlenging van de termijn van terbeschikkingstelling met twee jaren.
Betrokkene en zijn raadsman hebben primair verzocht om de beslissing voor maximaal drie maanden aan te houden, teneinde de officier van justitie op grond van de schakelbepaling in artikel 2.3 Wet Forenische Zorg opdracht te geven de mogelijkheden van een zorgmachtiging te doen onderzoeken. Subsidiair hebben betrokkene en zijn raadsman bepleit de verlengingstermijn te beperken tot één jaar. Daartoe is – zakelijk weergegeven – onder meer aangevoerd dat betrokkene het afgelopen jaar een positieve ontwikkeling heeft doorgemaakt, maar de kliniek te weinig stappen richting het resocialisatietraject heeft gezet. Betrokkene ervaart momenteel weinig perspectief, wat een contraproductieve werking heeft. Verder heeft de raadsman erop gewezen dat, gelet op de lange duur van de maatregel ten opzichte van de aard en de geringe ernst van het indexdelict, een verlenging van de termijn met twee jaren disproportioneel is.

4.De beoordeling

De vordering is op 17 maart 2020 ingediend. Dit is tijdig.
De rechtbank dient op grond van het bepaalde in de artikelen 38d en 38e van het Wetboek
van Strafrecht (Sr) te bepalen of de termijn van de maatregel van terbeschikkingstelling moet worden verlengd. De rechtbank neemt daarbij in aanmerking dat de maatregel is opgelegd ter zake van een misdrijf dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen. De totale duur van de maatregel van terbeschikkingstelling met bevel tot verpleging van overheidswege kan daarom een periode van vier jaren te boven gaan.
Uit voornoemd rapport van de kliniek blijkt het volgende.
Betrokkene is een – ten tijde van het advies – 41 jarige man, bij wie sprake is van een Autisme Spectrum Stoornis (ASS). In beschrijvende zin kan worden gesproken van een meervoudig complexe ontwikkelingsstoornis (MCDD). De hierbij passende symptomen zijn tekorten in de sociale interactie, gebrekkige emotieregulatie, denkstoornissen en rigiditeit. Betrokkene kan bij overprikkeling ernstig psychotisch decompenseren met zeer agressief acting-out gedrag.
Betrokkene verblijft op dit moment op een unit ( [naam] ) die gespecialiseerd is in autisme spectrum stoornissen. Hij krijgt daar veel individuele begeleiding binnen een kleinschalig en prikkelarm milieu. De behandeling is voornamelijk gericht geweest op het aanleren, inslijten en toetsen van (sociale, probleemoplossende, coping) vaardigheden. Dit blijft een doorlopend proces. Betrokkene volgt nog steeds vaardigheidstraining en de sociotherapie ondersteunt hem in het dagelijks leven bij onder meer het oefenen met en het zich verder eigen maken van deze vaardigheden. Het assertief stellen van grenzen en de kwetsbaarheid voor psychotische ontregeling blijven hierbij belangrijke aandachtspunten. Betrokkene functioneerde dankzij een adequate instelling op medicatie in combinatie met een verblijf in een ondersteunende en structurerende omgeving met een op hem afgestemde bejegening het afgelopen jaar vrij stabiel.
Verlof speelt een belangrijke rol in de behandeling en is voor betrokkene een belangrijk middel om perspectief te blijven ervaren. Na een periode van decompensatie zijn de verloven vanaf februari 2019 weer stapsgewijs opgestart. De verloven vonden enkele maanden dubbel begeleid plaats en zijn in de loop van 2019 afgeschaald naar enkel begeleide verloven. Betrokkene zet zich goed in voor de verschillende behandelonderdelen, praat met ondersteuning open over wat hem bezighoudt, vraagt onduidelijkheden na en spreekt zijn gedachten en eigen aannames beter uit. Gezien deze positieve ontwikkeling is in december 2019 besloten om toe te werken naar het aanvragen van onbegeleid verlof. Ondertussen heeft FPA Forint (hierna FPA) te kennen gegeven bereid te zijn de mogelijkheden voor een overplaatsing van betrokkene te bekijken. Om daadwerkelijk te worden overgeplaatst zal betrokkene onbegeleide verloven moeten hebben gepraktiseerd en is het van belang dat hij hierbij langere tijd een stabiel functioneren kan vasthouden.
Ondanks de positievere ontwikkeling in het afgelopen jaar wordt betrokkene beschouwd als iemand met blijvende ernstige kwetsbaarheden. Bij oplopende druk/spanningen, wat
bij betrokkene ten gevolge van zijn geringe draagkracht gemakkelijk kan ontstaan, krijgt
hij in toenemende mate achterdochtige gedachten richting zijn omgeving en kan hij
het onderscheid tussen zijn eigen interpretaties en de werkelijke feiten steeds slechter
maken. Ook schrijft hij problemen die hij ervaart toe aan de omgeving, waardoor contact en
samenwerking verslechteren en is hij niet in staat hulp te vragen of anderszins adequaat in te grijpen om zijn stabiliteit te herwinnen. Op deze wijze ontstaat een toenemend risico op
agressief handelen vanuit zijn achterdochtige overtuigingen en/of een risico op
daadwerkelijke psychotische decompensatie waarbij hij tot zeer ernstig acting-out gedrag
kan overgaan. Doordat betrokkene zijn kwetsbaarheden zelf onvoldoende kan herkennen,
blijft hij voor een stabiel functioneren sterk afhankelijk van een omgeving die onder andere
wordt gekenmerkt door begeleiding die hem kan monitoren, adviseren en bijsturen waar nodig en die tijdig en adequaat kan ingrijpen wanneer betrokkene dreigt te ontregelen om zo ernstige escalatie te voorkomen.
In de behandeling en het verdere traject van betrokkene ligt de nadruk op het stabiel houden
van betrokkenes toestandsbeeld en functioneren. Indien betrokkene de huidige stabiliteit weet te behouden, zal de komende periode in samenwerking met de FPA worden getracht om verdere stappen te zetten in het resocialisatietraject. Het is van belang dat dit binnen het huidige kader van de maatregel plaatsvindt, zodat de kliniek in het geval van destabilisatie als vangnet kan fungeren en incidenten worden voorkomen. Daarnaast is dit van belang om op dergelijke momenten de FPA en betrokkene te kunnen ondersteunen om met zo min mogelijk ingrijpende maatregelen het traject weer op te kunnen pakken. Er wordt vanwege de kwetsbaarheid van betrokkene rekening gehouden met het gegeven dat ‘ups and downs’ in zijn functioneren in zekere mate aan de orde zullen blijven. Bij (voorwaardelijke) beëindiging van de maatregel wordt het risico op recidive als hoog ingeschat. Bij het wegvallen van de dwangverpleging bestaat een reëel risico dat betrokkene zich onttrekt aan de behandeling, zeker op het moment dat er sprake is van (lichte) destabilisatie, een toestand waarin betrokkene toenemend eigengereid is en er sprake is van verminderde begeleidbaarheid en samenwerking. Gezien de ernst van de problematiek en het fragiele evenwicht dat in de te zetten stappen vraagt om geleidelijkheid en voorzichtigheid, adviseert de kliniek om de maatregel met twee jaren te verlengen.
Uit de nadere toelichting ter zitting van deskundige Vastenburg blijkt het volgende.
Betrokkene heeft het afgelopen jaar grote stappen gezet. Betrokkene is medicatietrouw en de kliniek is erg tevreden over het effect van de huidige medicatie. De verlofaanvraag ligt op dit moment bij de toetsingscommissie. De verwachting is dat het onbegeleid verlof na de coronamaatregelen kan worden gestart. Begin mei vindt een vervolggesprek met de FPA plaats. De FPA heeft onlangs een prikkelarme afdeling geopend, welke voor betrokkene erg geschikt lijkt. Met de FPA is afgesproken dat betrokkene een tijd onbegeleid verlof moet hebben om te laten zien dat hij stabiel blijft en zich begeleidbaar blijft opstellen. Als betrokkene de stabiele opgaande lijn weet vast te houden kan hij op zijn vroegst begin 2021 daadwerkelijk worden geplaatst. Hierbij houdt de kliniek er rekening mee dat een overplaatsing vaak een moment is waarop decompensatie kan optreden. Het resocialisatietraject zal zeker nog twee jaar in beslag nemen. Betrokkene heeft zelf (hoog gespannen) ideeën/verwachtingen over zijn toekomst. Het blijft voor het behandelteam moeilijk om hierover in gesprek te blijven.
Gelet op het vorenstaande is de rechtbank van oordeel dat de veiligheid van anderen en de algemene veiligheid van personen onverkort eisen dat de maatregel van terbeschikkingstelling met bevel tot verpleging van overheidswege wordt verlengd. Bij betrokkene is sprake van ernstige en in de kern onveranderbare problematiek, waarbij het risico op decompensatie voortdurend op de loer ligt. Indien het verplichtende kader van de TBS zou wegvallen, is naar het oordeel van de rechtbank sprake van een hoog risico op het plegen van delicten.
De rechtbank constateert dat het traject waarin betrokkene zich bevindt inmiddels een behoorlijke tijd loopt, maar de kliniek inmiddels zo voortvarend mogelijk bezig is met het realiseren van een verantwoorde uitplaatsing naar een FPA. Deze stappen dienen, gezien de complexe problematiek, het beschreven recidiverisico en de fase waarin betrokkene zich bevindt, met zorg en zeer stapsgewijs plaats te vinden. Het huidige kader is daarvoor passend en de rechtbank wijst daarom het verzoek van de raadsman tot aanhouding van de zaak om de mogelijkheden van een zorgmachtiging te doen onderzoeken af.
Ten aanzien van de vraag of de maatregel met één of twee jaren moet worden verlengd overweegt de rechtbank het volgende. Betrokkene heeft het afgelopen jaar stappen vooruit gezet en heeft zich positief ontwikkeld. Na een periode van decompensatie kan worden gesproken van een relatief stabiel toestandsbeeld. Betrokkene zet zich in voor behandeling, volgt vaardigheidstrainingen, maakt problemen bespreekbaar en is goed ingesteld op medicatie. Als deze positieve lijn zich voortzet wordt een start gemaakt met onbegeleide verloven. De rechtbank stelt dan ook vast dat betrokkene goede vorderingen in zijn behandeling maakt, maar tegelijkertijd ook dat er nog geruime tijd nodig zal zijn om betrokkene volledig en bestendig te resocialiseren. De rechtbank hanteert als uitgangspunt dat, indien aannemelijk is geworden dat de behandeling meer tijd in beslag zal nemen dan de tijd die resteert bij een verlenging met een jaar, de terbeschikkingstelling in beginsel verlengd dient te worden met een termijn van twee jaren. De kliniek heeft ter onderbouwing van het advies tot verlenging van twee jaar met name gewezen op de noodzaak om de weg der geleidelijkheid te bewandelen, een visie die door de deskundige wordt gedeeld. Met de kliniek is de rechtbank van oordeel dat niet te verwachten is dat de gestelde doelen qua veiligheid en resocialisatie binnen een jaar kunnen worden gerealiseerd. De rechtbank weegt hierbij mee dat de onbegeleide verloven nog moet starten en betrokkene naar verwachting niet eerder dan begin 2021 daadwerkelijk in vervolgvoorziening FPA Forint kan worden geplaatst. De rechtbank ziet dan ook onvoldoende grond voor een verlengingstermijn van een jaar, zoals subsidiair door de verdediging is verzocht. Een verlenging van de terbeschikkingstelling met een termijn van een jaar zou bij betrokkene in dit geval ten onrechte de verwachting kunnen wekken dat er binnen het jaar gronden aanwezig kunnen zijn die een voorwaardelijke beëindiging van de verpleging van overheidswege mogelijk kunnen maken.
De rechtbank zal de terbeschikkingstelling met twee jaren verlengen.
De rechtbank heeft gelet op de artikelen 38d en 38e van het Wetboek van Strafrecht, alsmede artikel 6:6:11 van het Wetboek van Strafvordering.

5.De beslissing

De rechtbank:
- verlengt de terbeschikkingstelling met bevel tot verpleging van overheidswege van
[betrokkene]met
twee jaren;
- wijst afhet verzoek tot het doen onderzoeken van de mogelijkheden van een zorgmachtiging.
Aldus gegeven door mr. A. van Holten, voorzitter, mr. V.P.K. van Rosmalen en mr. D.E. Schaap, rechters, in tegenwoordigheid van mr. I. Potgieter als griffier en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 1 mei 2020.
Buiten staatDe oudste rechter is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.