ECLI:NL:RBOVE:2020:1652

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
6 april 2020
Publicatiedatum
1 mei 2020
Zaaknummer
08/996000-17
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Proces-verbaal
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek tot opheffing voorlopige hechtenis in verband met COVID-19 en waarborgen van een eerlijk proces

Op 6 april 2020 heeft de Rechtbank Overijssel in Zwolle een verzoek tot opheffing van de voorlopige hechtenis van een 35-jarige verdachte afgewezen. De verdachte was per videoconferentie aanwezig, terwijl zijn raadsman via Skype deelnam aan de zitting. De rechtbank stelde vast dat, ondanks de coronamaatregelen, de rechten van de verdachte voldoende gewaarborgd waren. De raadsman voerde aan dat de werkwijze van de rechtbank in strijd was met de geldende regeling en dat er sprake was van ongelijkheid tussen de verdediging en het Openbaar Ministerie, aangezien alleen de officier van justitie fysiek aanwezig was. De rechtbank erkende de zorgen van de raadsman, maar oordeelde dat de omstandigheden van de coronacrisis voldoende compensatie boden voor een eerlijk proces. De rechtbank nam kennis van de schriftelijke standpunten van de officier van justitie en de raadsman, en concludeerde dat de ernstige bezwaren tegen de verdachte nog steeds aanwezig waren. De rechtbank wees het verzoek om opheffing van de voorlopige hechtenis af, omdat de belangen van de samenleving en de strafvorderlijke belangen zwaarder wogen dan de persoonlijke belangen van de verdachte. De zitting werd geschorst tot 2 juli 2020 voor verdere behandeling.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Zwolle
Parketnummer: 08/996000-17

Proces-verbaal van de in het openbaar gehouden terechtzitting op 6 april 2020

Tegenwoordig: mr. D. ten Boer, voorzitter,
mr. M.B. Werkhoven en mr. M. van Bruggen, rechters,
mr. E.L. Edens, officier van justitie, en
mr. A. de Bruin, griffier.
De voorzitter doet de zaak tegen de verdachte uitroepen.
De verdachte, genaamd:

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] 1985 in [geboorteplaats] ,
(briefadres, SKDB-staat:)
[adres] ,
nu verblijvende in P.I. Lelystad te Lelystad,
is per videoconferentie ter terechtzitting verschenen, waarbij er sprake is van een directe beeld- en geluidsverbinding met de rechtbank.
De raadsman van verdachte, mr. S.F.J. Smeets, advocaat te Amsterdam, volgt de behandeling ter terechtzitting via een Skype-verbinding met directe beeld- en geluidsverbinding en wordt op deze manier gehoord.
De voorzitter vermaant de verdachte oplettend te zijn op hetgeen hij zal horen en deelt hem mee dat hij niet tot antwoorden verplicht is.
De zaak is eerder behandeld op de zitting van 30 januari 2020. De rechtbank is anders samengesteld. Op voorstel van de rechtbank en met instemming van de officier van justitie, de verdachte en de raadsman hervat de rechtbank het onderzoek in de stand waarin het zich op het tijdstip van de schorsing ter terechtzitting van 30 januari 2020 bevond.
De voorzitter stelt vast dat in verband met de uitbraak van het COVID-19 virus (coronavirus) de Raad voor de rechtspraak heeft besloten de gerechten te sluiten met ingang van 17 maart 2020.
De voorzitter deelt verder mee dat de behandeling van de zaak op deze zitting doorgang vindt, omdat het gaat om een zogenoemde 'urgente zaak'. Gelet op de landelijke maatregelen die de rechtspraak heeft getroffen wordt echter enkel de voorlopige hechtenis van verdachte vandaag besproken en zal de inhoudelijke behandeling van de zaak worden aangehouden. De betrokken procesdeelnemers zijn hiervan reeds op voorhand op de hoogte gesteld.
De voorzitter stelt vast dat er voorafgaande aan de zitting een uitgebreide e-mailwisseling heeft plaatsgevonden tussen de raadsman van de verdachte en de rechtbank. De rechtbank heeft kennis genomen van de inhoud van de e-mails die de raadsman heeft gestuurd. De rechtbank is, met de raadsman, niet gelukkig met de hele situatie rond de corona-crisis en neemt de zorgen van de raadsman zeer serieus. De rechtbank had graag gezien dat de zaak vandaag op een normale manier afgehandeld had kunnen worden. De rechtbank is het eens met de raadsman dat maximaal zorg gedragen dient te worden voor
‘equality of arms’en heeft met alle beschikbare mogelijkheden de rechten van verdachte op een eerlijk proces gewaarborgd. De rechtbank staat op het standpunt dat, hoewel niet alle partijen fysiek aanwezig zijn door de beperkingen van de corona-crisis, toch de rechten van verdachte voldoende gewaarborgd zijn, omdat zowel verdachte als diens raadsman via een video- en een Skype-verbinding ter terechtzitting aanwezig zijn. De rechtbank ziet niet in waarom de raadsman op dit moment zijn standpunt minder goed naar voren zou kunnen brengen dan de officier van justitie.
De rechtbank heeft kennisgenomen van het schriftelijke standpunt van de officier van justitie van 17 maart 2020, inhoudende dat artikel 67a, derde lid, Wetboek van Strafvordering (hierna: Sv) niet van toepassing is en de voorlopige hechtenis dient voort te duren.
De raadsman verklaart, zakelijk weergegeven:
Ik stel mij primair op het standpunt dat dat de werkwijze van de Rechtbank Overijssel met betrekking tot deze zitting strijdig is met de thans geldende regeling (artikelen 1.1.1, 1.1.2 en 1.1.3 van de Algemene regeling zaaksbehandeling Rechtspraak), waardoor de voorlopige hechtenis om die reden moet worden opgeheven. Vandaag is verdachte niet fysiek aanwezig, zijn raadsman is fysiek niet aanwezig en er is geen publiek fysiek aanwezig. Alleen de officier van justitie is in persoon in de zittingszaal aanwezig. In de zojuist genoemde regeling wordt geen onderscheid gemaakt tussen de verdediging en het Openbaar Ministerie (hierna: OM), maar wordt slechts gesproken over procespartijen en procesdeelnemers. De rechtbank heeft vandaag wel onderscheid gemaakt tussen de aanwezigheid van de verdediging en het OM, want de officier van justitie is vandaag fysiek aanwezig en de verdediging en de verdachte zijn dat niet. Wat mij betreft moet het zo zijn dat de verdediging en het OM op dezelfde wijze deelnemen aan het proces: dat wil zeggen ofwel beiden zijn fysiek aanwezig ofwel beiden zijn aanwezig via Skype. Nu er sprake is van ongelijkheid doet dat ernstig tekort aan de rechten van verdachte op een eerlijk proces en dat is in strijd met artikel 6 van het EVRM. Daarbij komt dat de werkwijze van de Rechtbank Overijssel lijkt af te wijken van de landelijke werkwijze. Ik heb de laatste tijd veel zittingen gedaan in andere rechtbanken, waarbij ik wel degelijk fysiek aanwezig kon zijn. Overal in Nederland is men zich er van bewust dat onderhavige handelwijze in strijd is met een eerlijk proces. Ook middels een officieel bericht van de Rechtspraak is gecommuniceerd dat
‘equality of arms’voorop dient te staan in het licht van het voeren van een eerlijk proces.
Er had vandaag een openbare terechtzitting moeten plaatsvinden, want daar had verdachte recht op.
‘Not only must Justice be done, it must also be seen to be done.’
Door de manier waarop deze terechtzitting is georganiseerd, kan er geen eerlijke behandeling plaatsvinden en is sprake van een ernstige schending van de behoorlijke procesorde. Ik kan de werkwijze van de rechtbank niet anders dan eigenzinnig, halsstarrig, koppig en volstrekt oneerlijk noemen. Reeds op deze grond dient naar mijn mening de voorlopige hechtenis te worden opgeheven.
Het uitgangspunt van de rechtbank is kennelijk de voorlopige hechtenis van mijn cliënt maar te laten voortduren en de belangen van mijn cliënt daar ondergeschikt aan te maken. Juist in deze tijd van corona zou een serieuze afweging gemaakt moeten worden waarom die voorlopige hechtenis nu strikt noodzakelijk is en of geen minder ingrijpende middelen kunnen volstaan. Ik ben van mening dat mijn cliënt in vrijheid zijn berechting zou moeten kunnen afwachten. Al mijn redelijke argumenten worden echter hooghartig van de hand gewezen.
Mijn cliënt is in Engeland aangehouden op 12 januari 2018 en werd daar vervolgens vastgehouden in detentie. Op 5 februari 2018 werd hij op borgtocht vrijgelaten, maar werd in zijn vrijheid fysiek beperkt door elektronische controle. Dat blijkt uit het e-mailbericht van 28 januari 2020 van mevrouw [naam] , [functie] van [organisatie] uit Manchester, dat ik de rechtbank heb toegezonden. Hij bevond zich dus al die tijd in huisarrest onder elektronisch toezicht. Op 29 augustus 2018 bleek dat mijn cliënt zich had onttrokken aan het toezicht. Dat lag echter niet aan mijn cliënt, maar aan het falende toezicht van de autoriteiten. Uit de e-mail van [organisatie] blijkt dat mijn cliënt tot 18 september 2018 de enkelband heeft gedragen en in elektronische detentie zat. Op 16 april 2019 is hij opnieuw aangehouden, zat vervolgens weer vast en is op 16 mei 2019 overgeleverd aan Nederland waar hij in voorlopige hechtenis is geplaatst. De tijd dat hij in Engeland heeft vastgezeten moet worden meegerekend bij het bepalen van de in voorarrest doorgebrachte tijd.
Dan wil ik opmerken dat de inhoudelijke behandeling allang had kunnen plaatsvinden als er geen coronacrisis was geweest. Artikel 67a, derde lid Sv is van toepassing en ik verzoek de voorlopige hechtenis van mijn cliënt op te heffen.
Subsidiair doe ik een schorsingsverzoek. De vader van mijn cliënt is ernstig ziek en mijn cliënt en zijn vrouw hebben samen de zorg voor zijn zieke vader. Hij wil dan ook naar huis om voor zijn vader te zorgen.
Mijn cliënt is bereid zich aan alle eventueel op te leggen voorwaarden bij een schorsing te houden. Tot slot wil ik nog opmerken dat de situatie in de PI in deze tijd van corona verre van ideaal is. Het risico om besmet te worden is groot, want als iemand positief wordt getest op corona, gaat hij in isolatie. Dat wil niemand, dus meldt niemand bij de autoriteiten in de PI als er gezondheidsklachten optreden. Door de corona mag niemand op bezoek in de PI. Ook ik mag mijn cliënt niet bezoeken, hetgeen de verdediging niet bevordert. Ook de familie mag niet op bezoek komen en mag alleen bellen met mijn cliënt.
Samenvattend stel ik mij primair op het standpunt dat deze terechtzitting in strijd is met het recht van mijn cliënt op een eerlijk proces en daarnaast verzoek ik de voorlopige hechtenis op te heffen gelet op artikel 67a, derde lid Sv. Subsidiair verzoek ik de voorlopige hechtenis van mijn cliënt te schorsen.
De officier van justitie voert het woord, zakelijk weergegeven:
De ernstige bezwaren en gronden zijn onverkort aanwezig. De recidivegrond is aanwezig. Verdachte is nadat zijn vorige zaak onherroepelijk is geworden op 26 juli 2016, onmiddellijk weer de fout in gegaan. Ik wil daar bij opmerken dat de Nederlandse staat in deze tijd van crisis geen loslopende fraudeur kan gebruiken. Alle aandacht is nodig voor het bestrijden van de coronacrisis. Dan is ook sprake van vluchtgevaar. Verdachte heeft geen vaste woon- of verblijfplaats. Als hij wordt geschorst neemt hij zo weer de kuierlatten.
De raadsman heeft opgemerkt dat deze zitting niet zou voldoen aan het recht van verdachte op een eerlijk proces. We zitten momenteel in een crisissituatie en er is alles aan gedaan om deze zitting zoveel mogelijk op een gewone manier te laten doorgaan. De raadsman is per Skype-verbinding aanwezig en kan zijn standpunt naar voren brengen en kracht bijzetten door mimiek en gebaar. Gezien de moeilijke omstandigheden vind ik dat de rechtbank de rechten van verdachte voldoende gewaarborgd heeft.
Wat betreft artikel 67a, derde lid Sv, verwijs ik naar mijn schriftelijke standpunt.
De raadsman verklaart, zakelijk weergegeven:
Ik kan mij vandaag niet uiten zoals normaal. Ik kan niet gaan staan zoals de officier van justitie en de rechtbank ziet mijn handen niet. Er is geen sprake van een eerlijke, gelijke behandeling van de verdediging en het Openbaar Ministerie. Vandaag staat het beginsel van
‘equality of arms’niet voorop. Ik begrijp ook niet waarom de behandeling van de zaak niet plaatsvindt in een grote zaal, daar was ruimte genoeg geweest voor de verdediging en de verdachte. De behandeling vindt nu plaats in een kleine raadkamer waar ook de leden van de rechtbank en de officier van justitie geen 1,5 meter afstand kunnen houden. De officier ziet in de recidivegrond een gevaar voor de Nederlandse staat in deze tijd van corona. Dat vind ik juist in deze tijd een onbegrijpelijk argument om naar voren te brengen.
De oudste rechter vraagt de officier van justitie hoeveel dagen verdachte heeft doorgebracht in voorlopige hechtenis.
De officier van justitie verklaart, zakelijk weergegeven:
Ik reken de tijd die verdachte in Engeland in detentie heeft gezeten mee. Dat zijn 55 dagen. De tijd dat verdachte in overleveringsdetentie heeft gezeten is op een andere titel, geen strafvorderlijke titel, en telt dan ook niet mee. Verdachte heeft tijdens de proeftijd van de op 22 januari 2015 opgelegde en op 26 juli 2016 onherroepelijke geworden voorwaardelijk opgelegde straf, weer nieuwe strafbare feiten gepleegd. Het ligt in de lijn der verwachtingen dat ook die voorwaardelijk opgelegde straf ten uitvoer zal worden gelegd.
De raadsman verklaart, zakelijk weergegeven:
Een kennelijke tenuitvoerlegging van een voorwaardelijk opgelegde straf doet hier niet ter zake. Dat is stemmingmakerij.
De voorzitter vraagt verdachte of hij zich aan alle eventuele op te leggen voorwaarden wil houden en of er verder nog iets is dat hij wil zeggen.
De verdachte verklaart, zakelijk weergegeven:
Ik wil mij houden aan alle voorwaarden. Ik heb familie in Nederland, daar wil ik graag bij zijn en dat is voor mij het belangrijkste. Verder is het heel moeilijk in de PI. Mijn raadsman mag niet komen om mij te bezoeken. Op mijn afdeling in de PI zijn al drie mensen in quarantaine met coronabesmetting. Dat maakt het voor mij heel moeilijk en is niet bevorderlijk voor mijn gezondheid.
De rechtbank onderbreekt het onderzoek voor beraad in raadkamer. Na hervatting van het onderzoek deelt de voorzitter de beslissingen van de rechtbank mee:
  • De rechtbank
  • Vervolgens heeft de raadsman verzocht de voorlopige hechtenis op te heffen omdat deze terechtzitting in strijd zou zijn met een eerlijk proces. Anders dan de raadsman is de rechtbank van oordeel dat de rechtbank onder deze zeer bijzondere omstandigheden, nu het gerechtsbestuur Overijssel in verband met de risico’s inzake het Coronavirus het gerechtsgebouw heeft gesloten, voldoende compenserende mogelijkheden heeft geboden om te zorgen dat de terechtzitting daadwerkelijk heeft kunnen plaatsvinden op een wijze waarop geen sprake is van een oneerlijk proces als in artikel 6 EVRM of enige andere regeling. De rechtbank verwerpt het verweer van de raadsman.
  • De rechtbank is van oordeel, dat zelfs als de lijn van de raadsman wordt gevolgd en de tijd die verdachte heeft doorgebracht onder elektronisch toezicht in Engeland wordt opgeteld bij de tijd die verdachte in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, artikel 67a, derde lid Sv, nog niet van toepassing is;
  • De rechtbank
 Het onderzoek wordt
geschorst tot de zitting van 2 juli 2020 om 10.00 uur.De termijn van deze schorsing is langer dan één maand maar niet langer dan drie maanden om de klemmende reden dat dat het zittingsrooster van de rechtbank thans zodanig is bezet, dat het stellen van de termijn van de schorsing op niet meer dan één maand niet mogelijk is;
 De rechtbank stelt de stukken in handen van de officier van justitie en
zegtde verdachte en de raadsman, de datum en het tijdstip van de hervatting van het onderzoek
aan.
Dit proces-verbaal is door de voorzitter en de griffier vastgesteld en ondertekend.
De griffier is buiten staat dit proces-verbaal mede te ondertekenen.