ECLI:NL:RBOVE:2020:1627

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
28 april 2020
Publicatiedatum
28 april 2020
Zaaknummer
07.653035.10
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging van de termijn van terbeschikkingstelling met twee jaar na beëindiging van verpleging onder voorwaarden

Op 28 april 2020 heeft de Rechtbank Overijssel uitspraak gedaan in een zaak betreffende de verlenging van de terbeschikkingstelling (TBS) van een betrokkene, geboren in 1969 en thans verblijvende in de FPC Oostvaarderskliniek. De rechtbank heeft de termijn van de terbeschikkingstelling met twee jaar verlengd, nadat de verpleging van overheidswege onder voorwaarden was beëindigd. De betrokkene was eerder ter beschikking gesteld na bewezenverklaring van meerdere misdrijven, waaronder diefstal en afpersing, en de terbeschikkingstelling was ingegaan op 7 april 2012. De rechtbank had eerder de termijn van de TBS verlengd en de verpleging voorwaardelijk beëindigd, maar de betrokkene had zich niet altijd aan de voorwaarden gehouden. De rechtbank heeft de vordering van het Openbaar Ministerie tot verlenging van de TBS beoordeeld, waarbij zij de rapportages van deskundigen en de toelichting van de reclassering in overweging heeft genomen. De psychiater M.M. Sprock had geadviseerd de maatregel met twee jaar te verlengen, gezien de complexe problematiek van de betrokkene en het risico op recidive. De rechtbank oordeelde dat de veiligheid van anderen eiste dat de maatregel werd verlengd, en dat de voorgestelde opname in een FPK een kans bood voor de betrokkene om aan zijn problematiek te werken. De rechtbank heeft de terbeschikkingstelling met twee jaar verlengd, zodat de betrokkene de kans krijgt om zijn behandeling voort te zetten en te werken aan zijn resocialisatie.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Zittingsplaats Zwolle
Parketnummer: 07.653035.10
Datum uitspraak: 28 april 2020
Beslissingop de vordering van het Openbaar Ministerie tot verlenging van de terbeschikkingstelling van:
[betrokkene] ,geboren op [geboortedatum] 1969 te [geboorteplaats] ( [land] ),
thans verblijvende in FPC Oostvaarderskliniek in Almere,
hierna te noemen: betrokkene.

1.De aanleiding

Betrokkene is bij arrest van het gerechtshof van 2 februari 2012 ter beschikking gesteld met bevel tot verpleging van overheidswege, na bewezenverklaring van de misdrijven:
(1) diefstal, (2) diefstal, voorafgegaan van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en (3) afpersing. De terbeschikkingstelling is ingegaan op 7 april 2012.
Bij beslissing van deze rechtbank van 28 mei 2019 is de termijn van de terbeschikkingstelling laatstelijk verlengd met één jaar. De beslissing over een eventuele voorwaardelijke beëindiging van de verpleging van overheidswege is toen voor maximaal drie maanden aangehouden. Bij beslissing van deze rechtbank van 1 oktober 2019 is de verpleging van overheidswege voorwaardelijk beëindigd. Bij die beslissing zijn met betrekking tot het gedrag van betrokkene voorwaarden gesteld.
De terbeschikkingstelling eindigt behoudens nadere voorziening op 7 april 2020.

2.De stukken

De rechtbank heeft kennis genomen van de op grond van artikel 6:6:12 van het Wetboek van Strafvordering (Sv) overgelegde stukken, te weten:
  • de pro Justitia rapportage van M.M. Sprock, psychiater, van 17 januari 2020;
  • het adviesrapport van Tactus Reclassering van 6 februari 2020, opgemaakt en ondertekend door [reclasseringswerker] (hierna: [reclasseringswerker] ).

3.De procedure

Het Openbaar Ministerie heeft op 3 maart 2020 een vordering ingediend tot verlenging van bovenvermelde termijn met twee jaren.
Het onderzoek van de zaak heeft plaatsgevonden op de openbare terechtzitting van 14 april 2020. De rechtbank heeft op de openbare terechtzitting gehoord:
  • betrokkene, bijgestaan door zijn raadsvrouw mr. S. Marjanovic, advocaat te Den Haag;
  • de officier van justitie mr. G.C. Pol;
  • [reclasseringswerker] , reclasseringswerker, verbonden aan Tactus Reclassering als deskundige.
De officier van justitie heeft gepersisteerd bij de vordering tot verlenging van de termijn van terbeschikkingstelling met twee jaren.
Betrokkene en zijn raadsvrouw hebben aangegeven geen bezwaar te hebben tegen verlenging van de maatregel van terbeschikkingstelling voor de duur van twee jaren en betrokkene heeft gezegd zich te willen houden aan de gemaakte afspraken met de reclassering.

4.De beoordeling

De vordering is op 3 maart 2020 ingediend. Dit is tijdig.
De rechtbank dient op grond van het bepaalde in de artikelen 38d en 38e van het Wetboek
van Strafrecht (Sr) te bepalen of de termijn van de maatregel van terbeschikkingstelling moet worden verlengd.
De rechtbank neemt bij haar overwegingen het over betrokkene opgemaakt adviesrapport van Tactus Reclassering, de over betrokkene opgemaakte pro Justitia rapportage en de toelichting van de deskundige ter zitting in aanmerking.
Bij de beslissing van 28 mei 2019 van deze rechtbank is de terbeschikkingstelling met één jaar verlengd en is de definitieve beslissing over de verlenging van de dwangverpleging met drie maanden aangehouden. Hierbij heeft de rechtbank betrokken dat de Oostvaarderskliniek in het rapport heeft geadviseerd te onderzoeken of de ontstane behandelimpasse zou kunnen worden doorbroken door middel van een voorwaardelijke beëindiging van de verpleging van overheidswege, als laatste mogelijkheid om de behandeling die al geruime tijd blokkeert, ten positieve te keren.
De rechtbank heeft bij beslissing van 1 oktober 2019 de verpleging van overheidswege onder voorwaarden beëindigd. Hierbij is door de rechtbank van belang geacht dat na onderzoek duidelijk is geworden dat een voorwaardelijke beëindiging de enige mogelijkheid lijkt om de ontstane behandelimpasse te doorbreken. De rechtbank heeft, gelet op de beginselen van proportionaliteit en subsidiariteit, in dit uitzonderlijke geval besloten hiertoe over te gaan, nu de kans reëel is dat bij voortzetting van de dwangverpleging de patstelling voortduurt en een ‘longstay’ in het vooruitzicht ligt. Dit heeft de rechtbank afgezet tegen de duur van de terbeschikkingstelling en de (relatief geringe) ernst van de onderliggende delicten. Met de voorwaardelijke beëindiging heeft de rechtbank betrokkene een kans geboden de vicieuze cirkel te doorbreken en de behandeling ten positieve te keren, nu een verbeterde behandel- en begeleidingsrelatie onontbeerlijk is om daadwerkelijke stappen te kunnen zetten.
Het rapport van psychiater M.M. Sprock van 17 januari 2020 houdt, zakelijk weergegeven, onder meer het volgende in.
Bij betrokkene is een antisociale persoonlijkheidsstoornis met narcistische trekken vastgesteld, met daarbij impulsiviteit, een gebrekkige frustratietolerantie en de neiging tot directe behoeftebevrediging. Er is tevens sprake van verslavingsproblematiek, waarbij het cannabisgebruik recent in remissie is en gebruik van harddrugs, medicatie en alcohol al langer in remissie is. Daarnaast is er sprake van zwakbegaafdheid dan wel een lichte verstandelijke beperking. Qua intelligentieniveau lijkt betrokkene in de loop der jaren chronisch te zijn overschat. In geen enkele kliniek komt het tot een samenwerkingsrelatie, niet alleen vanuit onwil, maar ook vanwege onvermogen van betrokkene. De voorwaarden die gesteld zijn en het begrenzen van ongewenste gedragingen zullen helder en duidelijk gecommuniceerd moeten worden, net als de consequenties van keuzes. Herhaling is hierbij van belang. Bij de bejegening van betrokkene zal rekening gehouden moeten worden met zijn behoefte aan autonomie en zijn autoriteitsgevoeligheid en zal dus een egosparende stijl van belang zijn. Gezien de fase waarin betrokkene zich op moment van schrijven van de rapportage bevindt en zijn voorgeschiedenis is de verwachting dat zijn resocialisatie lange tijd zal duren en gemonitord dient te worden om de risico’s bij een uiteindelijke beëindiging van de maatregel goed in kaart te kunnen brengen en zo laag mogelijk te houden. Er is nu sprake van een zeer beperkte bescherming bij een ingeschat laag tot matig risico op recidive bij voortzetting van de maatregel. Bij beëindiging van de maatregel vallen er belangrijke beschermende factoren weg zodat het recidiverisico kan oplopen naar hoog op de middellange en langere termijn. Er wordt geadviseerd de maatregel met twee jaar te verlengen, nu de verwachting is dat deze duur zeker nodig zal zijn om betrokkene goed te kunnen volgen op zijn weg naar zelfstandigheid.
Uit de rapportage van Tactus Reclassering van 6 februari 2020 en de ter zitting door [reclasseringswerker] gegeven toelichting komt het volgende naar voren. Tactus Reclassering is in beeld gekomen kort nadat de voorwaardelijke beëindiging van de dwangverpleging op 1 oktober 2019 is uitgesproken. Betrokkene is na de voorwaardelijke beëindiging op 16 oktober 2019 geplaatst bij FPA Transfore te Almelo. Tijdens deze plaatsing zijn de verloven van betrokkene langzaam opgebouwd en heeft hij dagbesteding bij het werk- en leercentrum van Transfore, waar hij productiewerkzaamheden doet. Betrokkene heeft zich na plaatsing in de FPA gedeeltelijk gehouden aan de door de rechtbank opgelegde voorwaarden. De algemene voorwaarde ‘verleent medewerking aan een reclasseringstoezicht’ kent een grillig verloop dat zich kenmerkt door een dwingende en opstandige houding van betrokkene. Betrokkene geeft daarbij geen blijk van probleembesef en -inzicht. Een speerpunt in het toezicht is om de samenwerking te verbeteren. Tevens is het zwaartepunt van de opname gelegd op resocialisatie. De ambitie om het toezicht tot een goed einde te brengen is er bij betrokkene. Desalniettemin heeft zijn dwingende en opstandige houding geleid tot een aantal overtredingen van de voorwaarden en incidenten. Deze hebben aanleiding gegeven voor een time out. In de periode van 10 januari 2020 tot 28 januari 2020 is betrokkene in het kader van deze time out overgebracht naar PFC Oostvaarderskliniek.
Uit de ter zitting door [reclasseringswerker] gegeven toelichting blijkt dat de situatie in FPA Transfore verslechterde nadat betrokkene terugkwam van de time out. De samenwerking tussen de FPA en betrokkene is opgezegd en betrokkene verblijft nu, in het kader van een nieuwe time out, wederom in PFC Oostvaarderskliniek. Betrokkene kan niet terugkeren naar FPA Transfore, nu de samenwerking door de FPA is opgezegd en veroordeelde aldus een voorwaarde heeft overtreden. Echter na overleg door Tactus Reclassering met het Openbaar Ministerie en afweging van alle belangen is besloten betrokkene nog een - laatste - kans te gunnen om via een andere weg te werken aan zijn problematiek en resocialisatie. Betrokkene lijkt meer gebaat te zijn bij een andere klinische setting. Betrokkene kan worden opgenomen in een FPK; dit is niet eerder ingezet als mogelijkheid en valt binnen de huidige voorwaarden. Er is een indicatie afgegeven voor een kliniek met een hoog beveiligingsniveau en hoge zorgintensiteit. De verwachting is dat de structuur die betrokkene op FPK niveau zal worden geboden, hem goed zal doen. Betrokkene staat op dit moment op de wachtlijst voor FPK de Rooyse Wissel. De Rooyse Wissel heeft expertise op het gebied van licht verstandelijke beperkingen en persoonlijkheidsproblematiek. Een plaatsing bij de Rooyse Wissel ziet Tactus Reclassering als laatste kans om de maatregel van terbeschikkingstelling te laten slagen.
Het blijkt dat het voor betrokkene niet mogelijk is om op eigen kracht de voorwaarden na te komen. Hoewel zijn intenties goed zijn en hij oprecht een succes van zijn verblijf in de FPA wil maken, heeft hij dit niet vol kunnen houden. Tactus Reclassering sluit zich aan bij de visie van de psychiater omtrent het recidiverisico en adviseert de maatregel ook te verlengen voor de duur van twee jaar. Dit gezien de verwachting dat het nog te volgen traject met vallen en opstaan zal verlopen en gezien de veelheid van levensgebieden waar nog aan gewerkt moet worden.
Gelet op wat hierboven uiteen is gezet en de door [reclasseringswerker] gegeven toelichting ter zitting, is de rechtbank van oordeel dat de veiligheid van anderen, dan wel de algemene veiligheid van personen eist dat de maatregel van terbeschikkingstelling wordt verlengd. Er is pas sinds enkele maanden sprake van een situatie van voorwaardelijke beëindiging. Zoals hierboven is beschreven heeft de rechtbank in haar beslissing daartoe in de afweging tussen subsidiariteit en proportionaliteit ten gunste van betrokkene hiertoe besloten om de ontstane behandelimpasse te doorbreken. Hoewel de thans ingezette behandeling een grillig en verre van vlekkeloos beloop kent, acht de rechtbank het van belang dat betrokkene de kans die hem geboden is, ten volle kan benutten nu het alternatief naar alle waarschijnlijkheid een ‘longstay’ status zal zijn. Het verloop van de maatregel, sinds de beëindiging van de dwangverpleging, houdt sterk verband met betrokkenes complexe en gewortelde problematiek die ertoe leidt dat hij moeite heeft zich te conformeren aan regels binnen een lossere structuur. De thans voorgestelde opname in een FPK, in een stringenter kader, is een weg die nog niet bewandeld is en lijkt, gezien de persoon van betrokkene en zijn problematiek waaraan gewerkt moet worden, beter op hem toegesneden. Betrokkene heeft aangegeven ook thans gemotiveerd te zijn om zich te conformeren aan de voorwaarden die door de rechtbank gesteld zijn aan de voorwaardelijke beëindiging, alsmede aan de voorwaarden die worden gesteld door Tactus Reclassering en binnen een in te zetten behandeling in de FPK, waarvoor hij nu is aangemeld. Betrokken heeft ter zitting aangegeven dat hij de kans die behandeling binnen de Rooyse Wissel hem biedt, zal aangrijpen. De rechtbank is gelet hierop van oordeel dat een verlenging van de maatregel met twee jaar is aangewezen.
De rechtbank zal de terbeschikkingstelling met twee jaren verlengen.

5.De beslissing

De rechtbank
verlengtde termijn gedurende welke [betrokkene] ter beschikking is gesteld, waarbij de verpleging van overheidswege onder voorwaarden is beëindigd, met
twee jaren.
Aldus gegeven door mr. A.J. de Loor, voorzitter, mrs. F. van der Maden en S. Taalman, rechters, in tegenwoordigheid van mr. M.H. van Ham-Kolk als griffier en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 28 april 2020.
Mr. S. Taalman is niet in de gelegenheid de beslissing mede te ondertekenen.
Mr. M.H. van Ham-Kolk is eveneens niet in de gelegenheid de beslissing mede te ondertekenen.