ECLI:NL:RBOVE:2020:1626

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
28 april 2020
Publicatiedatum
28 april 2020
Zaaknummer
08.043796.20 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Oplegging van de ISD-maatregel aan een veelpleger wegens winkeldiefstal

Op 28 april 2020 heeft de Rechtbank Overijssel in Zwolle uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een 54-jarige vrouw die beschuldigd werd van winkeldiefstal. De vrouw had op 18 februari 2020 in Deventer meerdere pakken koffie gestolen uit een supermarkt. Gezien haar justitiële verleden, waarbij zij als zeer actieve veelpleger werd aangemerkt, heeft de rechtbank besloten om de ISD-maatregel op te leggen voor de duur van twee jaar. Tijdens de zitting op 14 april 2020 heeft de officier van justitie, mr. drs. P. van Minnen, de vordering tot oplegging van deze maatregel gedaan, terwijl de verdediging, vertegenwoordigd door mr. Ph.J.N. Aarnoudse, pleitte tegen de maatregel, gezien de omstandigheden van de verdachte en haar eerdere ervaringen met de ISD-maatregel.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat zij bevoegd was om de zaak te behandelen. De verdachte heeft het tenlastegelegde feit bekend, en de rechtbank heeft op basis van de beschikbare bewijsmiddelen, waaronder de bekennende verklaring van de verdachte en een aangifteformulier, tot bewezenverklaring van de diefstal besloten. De rechtbank heeft ook rekening gehouden met het hoge recidiverisico van de verdachte, zoals aangegeven in het reclasseringsadvies, en de ernst van de gepleegde feiten.

De rechtbank oordeelde dat de ISD-maatregel noodzakelijk was om de maatschappij te beschermen tegen de verdachte, die na eerdere ISD-maatregelen steeds weer in de criminaliteit verviel. De rechtbank benadrukte het belang van langdurige en intensieve behandeling voor de verdachte om de kans op recidive te verkleinen. De beslissing om de ISD-maatregel op te leggen werd genomen in het belang van de veiligheid van de maatschappij en de noodzaak om de verdachte te begeleiden in haar problematiek.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Zwolle
Parketnummer: 08.043796.20 (P)
Datum vonnis: 28 april 2020
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1965 in [geboorteplaats] ,
wonende aan [adres] ,
nu verblijvende: P.I. Zuid Oost, locatie Ter Peel te Evertsoord.

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 14 april 2020.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie mr. drs. P. van Minnen en van hetgeen door verdachte en de raadsman mr. Ph.J.N. Aarnoudse, advocaat te Deventer, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte een winkeldiefstal heeft gepleegd.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
zij op of omstreeks 18 februari 2020 in de gemeente Deventer één of meer pakken koffie, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te weten aan de [supermarkt] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen.

3.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.De bewijsoverwegingen

4.1
Het standpunt van de officier van justitie en de verdediging
De officier van justitie en de raadsman hebben zich op het standpunt gesteld dat het tenlastegelegde feit wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard.
4.4
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van het tenlastegelegde feit op grond van de volgende bewijsmiddelen, waarbij de rechtbank – nu verdachte dit feit heeft bekend en door of namens haar geen vrijspraak is bepleit – conform artikel 359, derde lid, laatste volzin van het Wetboek van Strafvordering (Sv), zal volstaan met een opsomming van de bewijsmiddelen [1] , te weten:
  • het proces-verbaal van de terechtzitting van 14 april 2020, voor zover inhoudende de bekennende verklaring van verdachte;
  • een geschrift als bedoeld in artikel 344, eerste lid, aanhef en onder 5, Sv, te weten een aangifteformulier winkeldiefstal bij [supermarkt] te Deventer van 18 februari 2020, pagina 19.
4.5
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de opgegeven bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het tenlastegelegde feit heeft begaan, met dien verstande dat:
zij op 18 februari 2020 in de gemeente Deventer pakken koffie, die aan een ander toebehoorden, te weten aan de [supermarkt] , heeft weggenomen met het oogmerk om deze zich wederrechtelijk toe te eigenen.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij haar daarvan zal vrijspreken.
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd in de bewezenverklaring. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

5.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld in artikel 310 van het Wetboek van Strafrecht. Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
het misdrijf:
diefstal

6.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor het bewezenverklaarde feit.

7.De op te leggen straf of maatregel

7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders (hierna: ISD-maatregel) wordt opgelegd voor de duur van 2 jaren.
De officier van justitie heeft de dadelijke uitvoerbaarheid van de maatregel gevorderd.
Verder heeft de officier van justitie de teruggave van de onder verdachte in beslag genomen pakken koffie gevorderd aan de rechthebbende, te weten [supermarkt] Deventer.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht geen ISD-maatregel aan verdachte op te leggen. Deze maatregel zou nu voor de vijfde keer worden opgelegd. In het natraject loopt het elke keer mis omdat de specifieke zorg voor verdachte dan ontbreekt. Ook is het opleggen van de ISD-maatregel, gelet op het voortraject, een te zware maatregel in relatie tot het stelen van 11 pakken koffie. Anders dan in het reclasseringsrapport staat vermeld wil verdachte wel meewerken aan de medische heroïne verstrekking als dat kan voorkomen dat zij weer de ISD in gaat.
De raadsman heeft verzocht gevangenisstraf op te leggen gelijk aan de duur van de voorlopige hechtenis tot aan het moment van de uitspraak in deze strafzaak.
7.3
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij het volgende van belang.
De verdachte wordt, op grond van haar justitieel verleden, als zeer actieve veelpleger aangemerkt. Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan diefstal van een aantal pakken koffie. Zij heeft bij het plegen van dit feit kennelijk geen rekening gehouden met de schade, hinder en ergernis die dit bij anderen toebrengt. Verdachte handelt uitsluitend vanuit eigenbelang. De rechtbank neemt dit verdachte kwalijk. De rechtbank heeft kennis genomen van het uittreksel uit de Justitiële Documentatie van de verdachte van 5 maart 2020. Uit dit overzicht blijkt dat verdachte veelvuldig met politie en justitie in aanraking is geweest en dat de respectievelijk in 2005, 2011, 2013 en 2017 opgelegde ISD-maatregelen niet het gewenste resultaat hebben gehad. In de afgelopen vijf jaar is de verdachte wederom meermalen tot gevangenisstraffen veroordeeld, terwijl die straffen inmiddels geheel ten uitvoer zijn gelegd. De rechtbank heeft in dat verband in het bijzonder gelet op de navolgende onherroepelijke veroordelingen ter zake van misdrijven:
  • het vonnis van politierechter in deze rechtbank van 22 januari 2020 waarbij verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van 4 weken;
  • het vonnis van politierechter in deze rechtbank van 13 november 2019 waarbij verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van 6 weken;
  • het vonnis van politierechter in deze rechtbank van 9 oktober 2019 waarbij verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van 1 maand;
  • het vonnis van politierechter in deze rechtbank van 3 juli 2019 waarbij verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van 4 weken.
De rechtbank heeft kennis genomen van de inhoud van het reclasseringsadvies over de persoon van verdachte van 18 maart 2020 van Tactus Verslavingszorg, opgemaakt en ondertekend door Y. Slot, reclasseringswerker. In dit rapport staat onder meer, zakelijk weergegeven, dat er sprake is van chronisch middelen gebruik (heroïne en cocaïne) wat al jaren leidt tot maatschappelijke teloorgang. De reclassering schat het recidiverisico van verdachte in als hoog. Verdachte staat bekend als zeer actieve veelpleger en lijkt niet over (voldoende) probleembesef en probleemoplossend vermogen te beschikken. Er is een direct verband tussen het delictgedrag van verdachte en haar harddrugsgebruik. Door verdachte wordt dit verband gebagatelliseerd. Er lijkt bij verdachte onvoldoende lijdensdruk en zij is zeer beperkt stuurbaar. Naast viermaal een onvoorwaardelijke ISD-maatregel hebben er ook al veel ambulante en klinische behandeltrajecten plaatsgevonden. De mogelijkheden om te interveniëren in het terugbrengen van het recidiverisico zijn uitgeput. Ingeschat wordt dat een gesloten instelling, waar betrokkene zeer langdurig kan verblijven en mee kan draaien aan de dagelijkse activiteiten en structuur het meest passend is voor verdachte.
Uit het advies van het Nederlands Instituut voor Forensische Psychiatrie en psychologie van 28 februari 2020, opgemaakt en ondertekend door V. Rama, psychiater, blijkt dat er geen contra-indicaties zijn voor de oplegging van een ISD-maategel. Er zijn vele pogingen geweest om verdachte zowel klinisch als ambulant te begeleiden, met name gericht op haar verslavingsproblematiek.
Het bewezen verklaarde feit is een feit waarvoor ingevolge het bepaalde in artikel 67, eerste lid aanhef en onder a van het Wetboek van Strafvordering, voorlopige hechtenis is toegelaten. Daarmee wordt voldaan aan het bepaalde in artikel 38m, eerste lid aanhef en onder 1 van het Wetboek van Strafrecht. Uit het reclasseringsadvies volgt dat de kans op herhaling van het plegen van strafbare feiten als hoog wordt ingeschat. Gelet hierop en op het hiervoor genoemde uittreksel uit de Justitiële Documentatie wordt tevens voldaan aan het bepaalde in artikel 38m, eerste lid aanhef sub 2 en 3 van het Wetboek van Strafrecht, nu er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat verdachte weer een misdrijf zal begaan en de veiligheid van goederen oplegging van een ISD-maatregel eist.
Bij het opleggen van de ISD-maatregel dient enerzijds te worden afgewogen het belang van de maatschappij om beveiligd te worden tegen de aantasting van de veiligheid van personen of goederen door misdrijven als deze en anderzijds het onder meer in artikel 5 van het Europees Verdrag tot bescherming van de Rechten van de Mens en de fundamentele vrijheden neergelegde recht op persoonlijke vrijheid.
De rechtbank is zich bewust van de zwaarte van de onderhavige maatregel, maar alles afwegende dient het belang van de maatschappij om tegen verdachtes handelen beschermd te worden te prevaleren. Het reeds vier maal opleggen van de maatregel van ISD aan de verdachte heeft er nog niet toe geleid dat intrinsieke gedragsverandering bij verdachte is opgetreden. Gebleken is dat zij na ommekomst van de ISD-maatregel vrijwel direct in criminaliteit vervalt, voornamelijk om in haar verslaving te voorzien. Dat maatschappelijke belang kan daarom niet op andere wijze in voldoende mate worden beschermd dan door het opnieuw opleggen van de ISD-maatregel. Zonder deze maatregel moet er ernstig rekening mee worden gehouden dat verdachte haar huidige levenswijze niet vrijwillig kan en zal opgeven en ook in de toekomst misdrijven zal blijven plegen. Verdachte veroorzaakt stelselmatig overlast en zal zich gedurende de ISD-maatregel niet schuldig kunnen maken aan strafbare feiten. De beveiliging van de maatschappij en de beëindiging van verdachtes criminele recidive eisen aldus het opleggen van die maatregel.
De rechtbank legt deze ISD-maatregel op voor de duur van twee jaren. Het is van groot belang dat aan verdachte een langdurige en intensieve behandeling c.q. begeleiding wordt geboden, om de kans op recidive te beperken en de kans op gedragsbeïnvloeding te vergroten. De rechtbank ziet daarom geen aanleiding om op grond van artikel 38n, tweede lid van het Wetboek van Strafrecht rekening te houden met de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht. In een op de problematiek van de verdachte toegespitste behandeling kan andermaal gewerkt worden naar een leven waarin verdachte, met haar aan te leren vaardigheden, andere keuzes zal kunnen maken binnen haar mogelijkheden.
Op grond van artikel 14e van het Wetboek van Strafrecht kan de rechtbank bevelen dat de op grond van artikel 14c gestelde voorwaarden en het op grond van artikel 14c, zesde lid, uit te oefenen toezicht dadelijk uitvoerbaar zijn. Nu de ISD-maatregel niet valt onder de op grond van artikel 14c gestelde voorwaarden of het op grond van artikel 14c, zesde lid, uit te oefenen toezicht, is het niet mogelijk te bevelen dat de ISD-maatregel dadelijk uitvoerbaar is.
7.4
De inbeslaggenomen voorwerpen
De rechtbank zal de teruggave aan de rechthebbende, te weten [supermarkt] Deventer, gelasten van de aan haar toebehorende op de beslaglijst vermelde pakken koffie, aangezien deze niet vatbaar zijn voor verbeurdverklaring of onttrekking aan het verkeer en het belang van strafvordering zich niet tegen teruggave verzet.

8.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de artikelen 38m, 38n en 310 van het Wetboek van Strafrecht.

9.De beslissing

De rechtbank:
bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt haar daarvan vrij;
strafbaarheid feit
- verklaart het bewezenverklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezenverklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
het misdrijf:
diefstal
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het bewezenverklaarde;
maatregel
- legt aan de verdachte op de maatregel tot
plaatsing in een inrichting voor stelselmatige dadersvoor de duur van
twee (2) jaren;
de inbeslaggenomen voorwerpen
- gelast de teruggave van de inbeslaggenomen koffie aan [supermarkt] Deventer.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.J. de Loor, voorzitter, mr. F. van der Maden en
mr. S. Taalman, rechters, in tegenwoordigheid van mr. A.H. van den Ham-Pool, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 28 april 2020.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van de regiopolitie Oost-Nederland met nummer PL0600-2020076281. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.