In deze zaak, die werd behandeld door de Rechtbank Overijssel, is op 22 januari 2020 vonnis gewezen in een geschil tussen een man en een vrouw over de pensioenverevening na hun scheiding. De rechtbank heeft de feiten en het geschil beoordeeld aan de hand van de huwelijksvoorwaarden die partijen op 19 mei 1988 hebben opgesteld. In deze voorwaarden is een koude uitsluiting opgenomen, met een specifiek artikel dat de verrekening van pensioen uitsluit, behalve voor periodieke uitkeringen die voortvloeien uit een recht op ingegaan pensioen.
De rechtbank heeft vastgesteld dat partijen uitdrukkelijk hebben gekozen voor een uitsluiting van pensioenverrekening en -verevening, in overeenstemming met de jurisprudentie van de Hoge Raad en eerdere uitspraken. De rechtbank heeft daarbij de Belehrungspflicht van de notaris in overweging genomen, die partijen had moeten voorlichten over de gevolgen van hun keuzes in de huwelijksvoorwaarden.
De man had bezwaar gemaakt tegen de toepassing van pensioenverevening door het Pensioenfonds Architectenbureaus, dat ondanks zijn bezwaar had gehandeld. De rechtbank oordeelde dat de financiële gevolgen van deze beslissing ongedaan gemaakt moesten worden, met terugwerkende kracht. De rechtbank heeft de vorderingen van de man toegewezen en bepaald dat partijen over en weer geen recht hebben op pensioenverevening of -verrekening voor de opgebouwde pensioenrechten van de wederpartij. Tevens zijn partijen veroordeeld om binnen 14 dagen aan de pensioenverzekeraars te melden dat zij geen aanspraak maken op elkaars pensioenrechten. De proceskosten zijn gecompenseerd, zodat iedere partij de eigen kosten draagt.