In deze zaak hebben eisers, eigenaren van een woning te Holten, beroep ingesteld tegen de weigering van de gemeente Rijssen-Holten om hen tegemoet te komen in planschade. De gemeente had eerder een verzoek van eisers om tegemoetkoming in planschade afgewezen, met als argument dat er geen causaal verband was tussen de gestelde schade en de inwerkingtreding van het nieuwe bestemmingsplan. De rechtbank had eerder in een andere zaak geoordeeld dat de gemeente een nieuw besluit op bezwaar moest nemen, wat leidde tot een herbeoordeling van het verzoek van eisers. De rechtbank oordeelde dat de vergelijking tussen de oude en nieuwe bestemmingsplannen niet de overgangsbepalingen van het oude bestemmingsplan moest omvatten. Dit leidde tot de conclusie dat er geen sprake was van planologisch nadeel voor eisers, aangezien de nieuwe situatie hen zelfs voordelen bood. De rechtbank verklaarde het beroep van eisers ongegrond, en oordeelde dat de gemeente op goede gronden had gehandeld door de aanvraag om planschade af te wijzen. De uitspraak werd gedaan door rechter E. Hoekstra, en de beslissing werd niet in een openbare zitting uitgesproken vanwege coronamaatregelen.