ECLI:NL:RBOVE:2020:1587

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
23 april 2020
Publicatiedatum
22 april 2020
Zaaknummer
08/910032-18 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van zes verdachten voor grootschalige drugshandel en witwassen via bitcoins

In de zaak van de Rechtbank Overijssel zijn zes verdachten veroordeeld voor hun betrokkenheid bij grootschalige drugshandel en het witwassen van geld via bitcoins. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachten betrokken waren bij de handel in verschillende soorten verdovende middelen, waaronder amfetamine, MDMA, heroïne en cocaïne. De politie vond aanzienlijke hoeveelheden drugs in verschillende panden, waaronder 53 kilo amfetamine en 32 kilo MDMA. De verdachten maakten gebruik van het Darkweb voor hun transacties en verstuurden de drugs wereldwijd via de post. De rechtbank heeft vier mannen veroordeeld tot gevangenisstraffen van zeven jaar, terwijl een andere man een celstraf van 30 maanden kreeg voor smokkel en een andere verdachte een taakstraf voor het witwassen van bijna 20.000 euro. De rechtbank oordeelde dat de verdachten zich schuldig maakten aan het medeplegen van drugshandel en witwassen, waarbij de rol van verdachte A. als coördinator van de activiteiten werd benadrukt. De rechtbank legde een gevangenisstraf van zeven jaar op aan verdachte A. en verklaarde de in beslag genomen bitcoins en andere voorwerpen verbeurd.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Almelo
Parketnummer: 08/910032-18 (P)
Datum vonnis: 23 april 2020
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1989 in [geboorteplaats] ( [land] ),
ingeschreven in de BRP aan de [adres 1] ,
nu verblijvende in Detentiecentrum Schiphol HvB,
Duizendbladweg 100 in Badhoevedorp.

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzittingen van 18 februari 2019, 8 april 2019, 24 juni 2019, 16 september 2019, 3 december 2019,
10 februari 2020, 17 februari 2020 en 9 april 2020.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie
mr. A. van Veen en van hetgeen door verdachte en de raadsman mr. W.H. Jebbink, advocaat te Amsterdam, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte, al dan niet samen met anderen, zich schuldig heeft gemaakt aan grootschalige drugshandel en aan het witwassen van geld en bitcoins.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
1.
hij op of omstreeks 28 oktober 2018 te Emmen, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk aanwezig heeft gehad (in een pand aan de [adres 2] )
- ongeveer 53 kilogram, in elk geval een hoeveelheid, van een materiaal bevattende amfetamine en/of
- ongeveer 6 kilogram, in elk geval een hoeveelheid, van een materiaal bevattende MDMA,
zijnde amfetamine en/of MDMA, (telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
2.
hij op of omstreeks 06 november 2018 te Emmen, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk aanwezig heeft gehad (in een pand aan de [adres 3] ) ongeveer 3875 gram, in elk geval een hoeveelheid, van een materiaal bevattende MDMA, zijnde MDMA, een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
3.
hij op of omstreeks 06 november 2018 te Roermond, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk aanwezig heeft gehad (in een pand aan de [adres 4] )
- ongeveer 32,4 kilogram amfetamine (-pasta) en/of 137 gram pillen amfetamine, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende amfetamine, en/of
- ongeveer 12,8 kilogram XTC-tabletten en/of 1260 gram brokken XTC, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende MDMA, en/of
- ongeveer 221 gram heroïne, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende heroïne, en/of
- ongeveer 29,8 gram cocaïne, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne
zijnde amfetamine, MDMA, heroïne en/of cocaïne, (telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
4.
hij, op een of meerdere tijdstippen, in of omstreeks de periode van de maand april 2017 tot en met 6 november 2018 te Enschede, Hengelo, Emmen, Roermond en/of (elders) in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, (telkens) opzettelijk heeft bereid, bewerkt, verwerkt, verkocht, afgeleverd, verstrekt en/of vervoerd, in elk geval (telkens) opzettelijk aanwezig heeft gehad, (onder meer) een hoeveelheid van een materiaal bevattende amfetamine, MDMA, heroïne en/of cocaïne zijnde (telkens) amfetamine, MDMA, heroïne en/of cocaïne, althans (telkens) enig middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
5.
hij, op een of meerdere tijdstippen, in of omstreeks de periode 7 oktober 2018 tot en met 27 oktober 2018 te Enschede, Hengelo, Emmen, 's-Hertogenbosch, Utrecht en/of (elders) in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (telkens) van (een) voorwerp (en), te weten (onder meer):
- een geldbedrag/bitcoins van in totaal (ongeveer) 40.000 euro (7 oktober 2018)en/of
- een geldbedrag/bitcoins van in totaal (ongeveer) 45.000 euro (14 oktober 2018)
- een geldbedrag/bitcoins van in totaal (ongeveer) 29.990 euro (27 oktober 2018)
de werkelijke aard, de herkomst, de vindplaats, de vervreemding en/of de verplaatsing heeft verborgen en/of verhuld, althans (telkens) heeft verborgen en/of verhuld wie de rechthebbende(n) op die/dat voorwerp(en) waren/was of wie die/dat voorwerp(en) voorhanden had(den), terwijl hij (telkens) wist dat die/dat voorwerp (en) - onmiddellijk of middellijk - afkomstig waren/was uit enig misdrijf, en/of die/dat voorwerp (en) (telkens) heeft verworven, voorhanden heeft gehad, heeft overgedragen en/of omgezet, althans van die/dat voorwerp(en) (telkens) gebruik heeft gemaakt, terwijl hij (telkens) wist dat die/dat voorwerp (en) -onmiddellijk of middellijk- afkomstig waren/was uit enig misdrijf.

3.De voorvragen

3.1
De geldigheid van de dagvaarding
3.1.1
Het verweer van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de dagvaarding onder feit 4 nietig verklaard moet worden omdat de omschrijving van het onder feit 4 ten laste gelegde onvoldoende concreet is.
3.1.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie is van mening dat gelet op de inhoud van het dossier voldoende duidelijk is hetgeen verdachte onder feit 4 wordt verweten. Er is daarom geen reden om over te gaan tot gedeeltelijke nietigverklaring van de dagvaarding.
3.1.3
Het oordeel van de rechtbank
De tenlastelegging van feit 4 is toegespitst op het bepaalde in artikel 2, aanhef en onder B van de Opiumwet. De feiten 1 tot en met 3 zijn toegesneden op artikel 2, aanhef en onder C van de Opiumwet. Feit 4 heeft betrekking op het in een langere periode handelen in drugs, de feiten 1 tot en met 3 gaan over concrete situaties waarin verdachte en zijn medeverdachten drugs aanwezig hebben gehad.
Op grond van de inhoud van het dossier en van wat op de terechtzittingen is besproken, was het voor een ieder mogelijk de tekst van de tenlastelegging aldus te begrijpen en voor de verdachte om zich daartegen te verdedigen.
De rechtbank verwerpt het verweer en stelt vast dat de dagvaarding geldig is.
3.2.
De overige voorvragen
De rechtbank heeft verder vastgesteld dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.De bewijsoverwegingen

4.1
Inleiding
Hierna stelt de rechtbank op grond van de inhoud van het dossier en het onderzoek ter terechtzitting de feiten en omstandigheden vast. De voor de bewezenverklaring redengevende bewijsmiddelen zijn opgenomen in de bijlage bij dit vonnis. De rechtbank overweegt verder, al dan niet in reactie op gevoerde verweren, waarom zij op basis van die feiten en omstandigheden tot conclusies en beantwoording van de bewijsvraag komt.
4.2
Achtergrond onderzoek Metaal en de relatie met onderzoeken Orwell en Goliath
Vanaf 2017 is een aantal met elkaar verwante onderzoeken van het Openbaar Ministerie (OM) en de politie Oost-Nederland gestart. Voor de onderhavige zaak, het onderzoek Metaal, zijn met name de onderzoeken Orwell en Goliath van belang.
Het opsporingsonderzoek Orwell concentreerde zich op de verdenking tegen het bedrijf [bedrijf 1] ( [bedrijf 1] ) in [plaats 1] . [bedrijf 1] was leverancier van communicatiemiddelen en
-diensten waarmee versleutelde (encrypted) berichten konden worden verstuurd. Het ging daarbij om zogenoemde Pretty Good Privacy (PGP) mobiele telefoons, ook crypto(tele)foons genoemd, en een chatapplicatie met de naam Ironchat. De server waarvan gebruik werd gemaakt stond in het Verenigd Koninkrijk, bij een bedrijf genaamd [bedrijf 2] . In het onderzoek Orwell verkreeg het OM met een Europees Opsporingsbevel (EOB) van de Britse autoriteiten een kopie van de inhoud van die server, een zogenoemde image. De Nederlandse politie onderzocht de inhoud daarvan.
In combinatie met resultaten uit andere onderzoeken leidde dat tot het onderzoek Goliath.
Het opsporingsonderzoek Goliath richtte zich op het georganiseerde verband dat gebruik maakte van de diensten van [bedrijf 1] , waarbij allereerst het identificeren van onbekende (NN) personen die Ironchat gebruikten van belang werd geacht.
De Engelse autoriteiten besloten een eigen onderzoek te starten naar de communicatie die gevoerd werd over de zich in hun land bevindende server en [bedrijf 1] , voor zover [bedrijf 1] in Engeland opereerde. Zij hebben naar eigen recht, op basis van eigen bevoegdheden en met medeweten van [bedrijf 2] , de chatberichten onderschept, ontsleuteld en vervolgens die chatberichten doorgeleid naar de Nederlandse autoriteiten. De Britse autoriteiten hebben toestemming gegeven voor het gebruik daarvan in opsporingsonderzoeken in Nederland. Die chatberichten maken deel uit van het dossier in het onderzoek Metaal.
Het onderzoek onder de naam Metaal startte vervolgens in december 2017. [naam 1] was daarin verdachte. Gedurende het onderzoek raakte deze [naam 1] in een Duitse zaak in Duitsland gedetineerd op verdenking van handel in verdovende middelen.
[naam 1] was eigenaar van [bedrijf 3] ( [bedrijf 3] ) in [plaats 2] . [bedrijf 3] bood de hiervoor omschreven diensten van [bedrijf 1] aan. De werkzaamheden bij [bedrijf 3] werden voortgezet door [naam 1] werknemers [medeverdachte 1] , verder [medeverdachte 1] , en [verdachte] , verder [verdachte] .
Gaandeweg het onderzoek ontstond tegen [medeverdachte 1] en [verdachte] en tegen [medeverdachte 2] , verder [medeverdachte 2] , [medeverdachte 3] , verder [medeverdachte 3] , [medeverdachte 4] , verder [medeverdachte 4] , en [medeverdachte 5] , verder [medeverdachte 5] , ook een verdenking van betrokkenheid bij grootschalige handel in verdovende middelen, export van die middelen en witwassen. Zij allen zijn verdachten in deze zaak.
4.3
Identificatie gebruikers Ironchataccounts
Voor de bewijsvoering komt het in belangrijke mate aan op de inhoud van de ter beschikking gekomen chatberichten. Er werd gebruik gemaakt van telefoons van met name het merk Wileyfox en laptops waarop de applicatie Ironchat was geïnstalleerd. Met die telefoons en laptops werden chatberichten verzonden met of aan onder meer de volgende accounts, alle eindigend op [mailadres 1] :
  • [account 1]
  • [account 2]
  • [account 3]
  • [account 4]
  • [account 5]
  • [account 6]
- [account 7] .
De vraag die in alle zaken, en al dan niet in reactie op een verweer, allereerst moet worden beantwoord, is of de personen tegen wie door het OM in het onderzoek Metaal vervolging is ingesteld, te identificeren zijn als de gebruikers van voornoemde accounts.
Als het antwoord op die vraag bevestigend is, dan dienen vervolgens de vragen te worden beantwoord of zij betrokken zijn bij de aan hen ten laste gelegde strafbare feiten en hoe deze betrokkenheid gekwalificeerd kan worden.
Het antwoord op de eerste vraag is van belang voor het bewijs van alle ten laste gelegde feiten. De rechtbank zal die vraag daarom hier eerst en voorafgaand aan de bespreking van de afzonderlijke feiten beantwoorden.
De andere vragen beantwoordt de rechtbank hierna, daar waar de ten laste gelegde feiten afzonderlijk en meer in detail beoordeeld zullen worden.
4.3.1
De accounts [account 1] en [account 2]
De rechtbank stelt vast, op grond van de feiten en omstandigheden die door de politie in het proces-verbaal van bevindingen van identificatie van [verdachte] en het ter aanvulling daarop opgemaakte proces-verbaal zijn opgenomen, dat [verdachte] de gebruiker is geweest van de accounts [account 1] en [account 2] en dat hij daarmee onder diverse namen in de contactenlijst en berichten van medeverdachten figureerde. Alle berichten van deze accounts zijn aan [verdachte] toe te schrijven. Het dossier bevat geen aanwijzingen dat deze accounts (ook) door een ander dan [verdachte] werden gebruikt.
Hierna zal de rechtbank de gebruiker van deze accounts aanduiden als [verdachte] .
4.3.2
De accounts [account 3] en [account 4]
De rechtbank stelt vast, op grond van de feiten en omstandigheden die door de politie in het proces-verbaal van bevindingen van identificatie van [medeverdachte 1] en het ter aanvulling daarop opgemaakte proces-verbaal zijn opgenomen, dat [medeverdachte 1] de gebruiker is geweest van de accounts [account 3] en [account 4] en dat hij daarmee onder diverse namen in de contactenlijst en berichten van medeverdachten figureerde. Alle berichten van deze accounts zijn aan [medeverdachte 1] toe te schrijven. Het dossier bevat geen aanwijzingen dat deze accounts (ook) door een ander dan [medeverdachte 1] werden gebruikt. Ook op zijn laptop had hij een account. Hierna zal de rechtbank de gebruiker van deze accounts aanduiden als [medeverdachte 1] .
4.3.3
Het account [account 5]
De rechtbank stelt vast, op grond van de feiten en omstandigheden die door de politie in het proces-verbaal van bevindingen van identificatie van [medeverdachte 2] en het ter aanvulling daarop opgemaakte proces-verbaal zijn opgenomen, dat [medeverdachte 2] de gebruiker is geweest van het account [account 5] en dat hij daarmee onder diverse namen, onder andere met de aliassen [alias 1] en [alias 2] , in de contactenlijst en berichten van medeverdachten figureerde. Alle berichten van dit account zijn aan [medeverdachte 2] toe te schrijven. Het dossier bevat geen aanwijzingen dat dit account (ook) door een ander dan [medeverdachte 2] werd gebruikt. Hierna zal de rechtbank de gebruiker van het account [account 5] aanduiden als [medeverdachte 2] .
4.3.4
Het account [account 6]
De rechtbank stelt vast, op grond van de feiten en omstandigheden die door de politie in het proces-verbaal van bevindingen van identificatie van [medeverdachte 4] en het ter aanvulling daarop opgemaakte proces-verbaal zijn opgenomen, dat [medeverdachte 4] de gebruiker is geweest van het account [account 6] en dat hij daarmee onder diverse namen in de contactenlijst en berichten van medeverdachten figureerde. Alle berichten van dit account zijn aan [medeverdachte 4] toe te schrijven. Het dossier bevat geen aanwijzingen dat dit account (ook) door een ander dan [medeverdachte 4] werd gebruikt. Hierna zal de rechtbank de gebruiker van het account [account 6] aanduiden als [medeverdachte 4] .
4.3.5
Het account [account 7]
De rechtbank stelt vast, op grond van de feiten en omstandigheden die door de politie in het proces-verbaal van bevindingen van identificatie van [medeverdachte 3] zijn opgenomen, dat [medeverdachte 3] de gebruiker is geweest van het account [account 7] en dat hij daarmee onder diverse namen, waaronder ‘ [alias 3] ’ in de contactenlijst en berichten van medeverdachten figureerde. Alle berichten van dit account zijn aan [medeverdachte 3] toe te schrijven. Het dossier bevat geen aanwijzingen dat dit account (ook) door een ander dan [medeverdachte 3] werd gebruikt. Hierna zal de rechtbank de gebruiker van het account [account 7] aanduiden als [medeverdachte 3] .
4.4
De feiten 1 t/m 4
Aan verdachte en zijn medeverdachten is drugshandel ten laste gelegd, toegespitst op het op concrete datums aanwezig hebben van harddrugs en bovendien het in een periode van ongeveer anderhalf jaar, kort gezegd, produceren van en handelen in dergelijke drugs.
4.4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de feiten wettig en overtuigend bewezen kunnen worden verklaard. De door de verdediging gedane verzoeken moeten worden afgewezen.
4.4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich primair op het standpunt gesteld dat sprake is geweest van vormverzuimen in het vooronderzoek door politie en justitie. Volgens de verdediging kan onvoldoende worden gecontroleerd wat het aandeel is geweest van de Nederlandse politie bij het verkrijgen van de onderschepte chats. Evenmin kan worden gecontroleerd op welke wijze de verkrijging precies heeft plaatsgevonden. Om die reden moet ervan worden uitgegaan dat de chats zijn onderschept mede onder verantwoordelijkheid van de Nederlandse politie en dat dit niet ‘in accordance tot the law’ als bedoeld in artikel 8 EVRM, is geweest. Hierom dient bewijsuitsluiting van de chats plaats te vinden. Verdachte is in zijn belangen geschaad, aangezien hij gebruiker was van het netwerk waarop de chats zijn onderschept.
In het licht van het vorenstaande heeft de verdediging ter zitting van 17 februari 2020 de eerder door haar gedane verzoeken tot het horen van getuigen, het voegen van stukken en het stellen van prejudiciële vragen aan het Hof van Justitie van de Europese Unie, herhaald door te verwijzen naar de inhoud van de pleitnota van de zitting van 3 december 2019.
Ten aanzien van de ten laste gelegde feiten heeft de verdediging vrijspraak bepleit en subsidiair voor feit 5 ontslag van alle rechtsvervolging, omdat er geen bewijs is dat gedragingen van verdachte gericht zijn geweest op het daadwerkelijk verbergen of verhullen.
4.4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.4.3.1 Het verweer en de verzoeken van de verdediging
De rechtbank is van oordeel dat het verweer tot bewijsuitsluiting niet voldoet aan de eisen die aan een verweer op grond van artikel 359a Sv worden gesteld. Het verweer wordt verworpen.
De rechtbank is verder van oordeel dat de raadsman, door de enkele verwijzing naar zijn pleitnota van 3 december 2019, zijn verzoeken onvoldoende onderbouwd heeft en wijst deze af.
4.4.3.2 Vaststelling van de feiten bij feit 1 [adres 2]
Op 28 oktober 2018 doet de politie een inval in de woning aan de [adres 2] . In de woning worden drugs aangetroffen en drugsgerelateerde goederen: mengbekers met aanslag van wit poeder, bakken met witte substanties en wit poeder, een elektronische weegschaal, drie vacumeermachines, vele vacuüm gesealde zakjes in diverse formaten en met diverse opschriften, lege sealzakjes, enveloppen, plaketiketten, vellen met postzegels voor de Duitse Bundespost, etiketteermachines, telefoons en identiteitskaarten.
De in de woning inbeslaggenomen drugs zijn getest. Het betreft in totaal 53.486,24 gram amfetamine en 8.052,47 gram MDMA.
In de berging van de woning vindt de politie op 31 oktober 2018 119 vuilniszakken met aluminiumkleurige sealbags, latex wegwerphandschoenen, doosjes met gripzakjes, een doos vol lege dvd-hoesjes, cd-hoesjes en enveloppen.
In de dagen voorafgaand aan de inval heeft de politie meegelezen met chatgesprekken die het volgende inhielden.
Op 27 oktober 2018 laat [medeverdachte 4] [verdachte] weten dat hij morgen 50 kilo speed komt leveren en dat de LSD maandag komt. [verdachte] geeft dit door aan [medeverdachte 2] . Op 28 oktober 2018 wordt [medeverdachte 1] geïnformeerd en moet hij “ [alias 1] connecten” om speed aan te pakken.
[medeverdachte 2] bericht [medeverdachte 4] daarop dat hij onderweg is en dat de chauffeur op de plek staat om 16:00 uur. [medeverdachte 2] vraagt hem ook of het wel 50 kilo is en [medeverdachte 4] antwoordt dat het 49 is en dat hij het 50 maakt wanneer de LSD en de 2cb worden geleverd. Later laat
[medeverdachte 2] zowel [verdachte] als [medeverdachte 1] weten dat er 49 kilo binnen is.
Het observatieteam heeft voorafgaand aan de politie-inval in de woning waargenomen dat op 28 oktober 2018 omstreeks 15:40 uur op een parkeerplaats aan de [adres 5] een Volkswagen Golf met kenteken [kenteken 1] staat. De bestuurder van de Golf wordt herkend: het is [medeverdachte 5] . Omstreeks 16:00 uur stopt een Volkswagen Polo met kenteken
[kenteken 2] naast de Volkswagen Golf, [medeverdachte 2] is de bestuurder. [medeverdachte 5] en [medeverdachte 2] zetten vier gevulde [supermarkt] -tassen uit de Golf in de Polo. [medeverdachte 2] rijdt met die Polo naar de [adres 2] . Daar haalt hij met een onbekend gebleven persoon de vier tassen uit de auto en loopt hij de woning op nummer [nummer] binnen.
Op 28 oktober 2018 bericht [medeverdachte 2] [verdachte] over de inval in het werkhuis, waarna [verdachte] [medeverdachte 1] informeert met de tekst “inval in werkhuis [plaats 3] ”. [verdachte] is ontstemd omdat tegen de basisregel om zo weinig mogelijk te hebben, is gehandeld. [verdachte] laat [medeverdachte 2] ook weten dat het prioriteit is om het bewijsmateriaal weg te doen. [medeverdachte 2] antwoordt dat hij bang is, omdat hij de dozen met dvd’s en dozen met enveloppen heeft aangeraakt.
Ook [medeverdachte 4] wordt geïnformeerd over de inval. [medeverdachte 4] chat “dus nu snel een nieuw werkhuis” en bevestigt dat net die ‘s’ is geleverd. [medeverdachte 4] verzekert [verdachte] dat er deze week een nieuwe staat.
4.4.3.3 Vaststelling van de feiten bij feit 2 [adres 3]
Op 6 november 2018 treft de politie in een flatwoning aan de [adres 3] , in een afgetimmerde geluiddichte ruimte 3.875,84 gram MDMA, een tabletteermachine en daarbij behorende stempels met het logo van onder meer de Waffen SS en van een bril aan.
De bewoner van de woning, [bewoner 1] , verklaart dat hij in contact is gekomen met ‘hun’. Hij moest doen wat ‘zij’ zeiden. Hij moest drugs verkopen. ‘Zij’ deden gewoon hun ding. Nadat hem een foto van [medeverdachte 2] is getoond, verklaart de bewoner dat deze man bij hem in de woning is geweest.
Om de vraag over de betrokkenheid van verdachte bij dit feit te beantwoorden, stelt de rechtbank, ook ten behoeve van feit 4, het volgende vast.
[verdachte] , [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] hebben zich in de periode voorafgaand aan het oprollen van deze ‘drukkerij’ met de productie van xtc-pillen beziggehouden. De rechtbank baseert dit op de inhoud van chatgesprekken in de periode van 6 tot en met 26 oktober 2018 tussen [verdachte] , [medeverdachte 1] , [medeverdachte 4] , [medeverdachte 2] en een onbekend gebleven persoon. Er wordt overlegd over onder meer het drukken van pillen in [plaats 3] , over stempels met het logo ‘bril’ en ‘SS’, over drukker, tikker, tikhuis en hoeveel M er gecrushed moet worden en over hoeveel aan de onbekend gebleven personen, die kennelijk ook bij de productie betrokken waren, betaald moet worden. Ook zijn er irritaties over vieze machines en werkomstandigheden.
[medeverdachte 2] stuurt het adres [adres 3] naar [verdachte] . Op 21 oktober 2018 laat [verdachte] aan [medeverdachte 1] weten dat hij bezig is met pillen drukken en dat, als hij klaar is “we dan 15k p200 (de rechtbank begrijpt: 15.000 pillen van 200 mg) erbij hebben”. [medeverdachte 1] antwoordt dat hij dat nog in Excel moet verwerken.
4.4.3.4 Vaststelling van de feiten bij feit 3 [adres 4]
Op 6 november 2018 treft de politie in de woning en garage aan de [adres 4] drugs aan:
  • ongeveer 32,4 kg amfetaminepasta
  • ongeveer 12,8 kilogram xtc-tabletten
  • ongeveer 137 gram pillen amfetamine
  • ongeveer 1260 gram brokken xtc
  • ongeveer 221 gram heroïne
  • ongeveer 29,8 gram cocaïne.
Ook zijn enveloppen met adressen in de VS en Australië, twee daarvan met xtc-tabletten, printerrollen, DVD-hoesjes en enveloppen aangetroffen.
De bewoner van de woning is [bewoner 2] (verder: [bewoner 2] ).
De rechtbank stelt op basis van de bevindingen van de politie vast dat [bewoner 2] gebruiker was van het account [account 8] .
Om de vraag over de betrokkenheid van verdachte bij dit feit te beantwoorden, stelt de rechtbank, ook ten behoeve van feit 4, het volgende vast.
In de periode voorafgaand aan 6 november 2018 hebben verdachte en zijn medeverdachten de volgende drugsgerelateerde activiteiten ontplooid.
Op 15 oktober 2018 maken [medeverdachte 4] en [bewoner 2] in chatgesprekken afspraken over de levering van de pillen aan [bewoner 2] . Dat heeft nogal wat voeten in aarde omdat de chauffeur verlaat is. [bewoner 2] laat [medeverdachte 4] weten dat hij zijn vrouw uit het ziekenhuis moet halen en niet kan wachten. Observatie van [bewoner 2] levert op dat hij die dag met de door hem in de chatgesprekken beschreven grijze Renault Kangoo, met het aan hem te linken kenteken
[kenteken 3] , bij het ziekenhuis in [plaats 4] wordt gezien.
Uiteindelijk komt het toch tot een ontmoeting tussen de chauffeur en [bewoner 2] . [medeverdachte 4] chat over “10k (de rechtbank begrijpt 10.000) 200mg [adres 6] ” en [bewoner 2] appt terug “ik heb de pillen”. Ook chatten zij op15 oktober 2018 over welke soorten en hoeveelheden pillen er bij [bewoner 2] liggen: [adres 6] en [alias 4] .
Op 17 oktober 2018 bespreken [bewoner 2] en [medeverdachte 2] de levering aan [bewoner 2] van coke, hash, heroïne en geld.
Op 18 oktober spreken zij voor de dag erna af.
Op 19 oktober 2018 spreken [medeverdachte 2] en [bewoner 2] af op het adres [adres 7] . [bewoner 2] zegt dat hij met een grijze Renault Kangoo komt. [medeverdachte 2] beschrijft zijn auto als een zwarte Polo.
Om 19:58 uur ziet het observatieteam een Renault Kangoo met kenteken [kenteken 3] ter hoogte van een Volkswagen Polo met kenteken [kenteken 2] en daarbij [medeverdachte 2] bij een geopende kofferbak, op het terrein aan de [adres 7] .
Om 20:04 uur bericht [medeverdachte 2] aan [verdachte] dat hij het heeft afgegeven. En [bewoner 2] laat [medeverdachte 1] én [verdachte] weten dat hij het geld, de coke, de heroïne en de hash heeft.
4.4.3.5 Vaststelling van de feiten bij feit 4 drugshandel in de periode april 2017 tot en met 6 november 2018
Hiervoor heeft de rechtbank feiten en omstandigheden vastgesteld die voor de bewijsvraag van de feiten 1, 2 en 3 relevant zijn. Onder feit 4 wordt verdachte primair verweten dat hij de in artikel 2, aanhef en onder B, van de Opiumwet verboden handelingen heeft verricht. Kortweg: productie en handel in harddrugs
De feiten die tot een bewezenverklaring van de feiten 1, 2 en 3 leiden, zijn ook van belang bij de bewijsvraag van feit 4. In aanvulling daarop stelt de rechtbank nog het volgende vast.
Op basis van de meegelezen Ironchatberichten stelt de rechtbank vast dat verdachten ook op de volgende datums actief zijn geweest.
Op 9 oktober 2018 bespreken [verdachte] en [medeverdachte 2] het klaar hebben staan van C en H in [plaats 5] .
Op 11 oktober 2018 laat [medeverdachte 2] weten dat hij dat morgen kan aannemen. De onbekend gebleven “ [account 9] ” laat in een chat weten dat het adres [adres 5] is. Dit is een adres in [plaats 3] . Vervolgens is er op 12 oktober 2018 een transport naar [plaats 3] . Om 14:41 uur vraagt [medeverdachte 1] aan [medeverdachte 2] of hij de coke al heeft gekregen. [medeverdachte 1] laat ook weten dat hij een order heeft van 25 gram. [medeverdachte 2] zegt dat [medeverdachte 1] die wel kan aannemen. Hij heeft de jongens die het brengen al gesproken en die brengen het vandaag. Om 19:24 uur laat
[medeverdachte 2] zowel [verdachte] als [medeverdachte 1] weten dat het een halve kilo C en een halve kilo H is.
Op 28 oktober 2018 overleggen [verdachte] , [medeverdachte 2] en [medeverdachte 4] over een Skoda, een Smart en een Caddy. [medeverdachte 2] vraagt [medeverdachte 4] of hij morgen iemand kan sturen die ‘het’ ophaalt. De volgende dag chatten [medeverdachte 2] en [medeverdachte 4] over het adres [adres 8] . [medeverdachte 2] stuurt [medeverdachte 4] aan om zijn mensen een stashplek leeg te laten halen met de Caddy.
Op 29 oktober 2018 neemt het observatieteam waar dat een Volkswagen Polo met kenteken [kenteken 2] in de [adres 8] parkeert naast een Renault Megane met kenteken
[kenteken 4] . [medeverdachte 2] stapt uit de Renault en stapt in de Polo. De Renault rijdt naar de [adres 9] De bestuurder stapt uit en gaat bij drie mannen staan, een van hen is [medeverdachte 5] . Deze mannen staan bij een Volkswagen Golf met kenteken [kenteken 1] . Omstreeks 12:56 uur rijdt deze Golf weg. Er zitten drie mannen in. Om 14:40 uur rijdt de Golf de [adres 10] in, waarna één van de mannen uitstapt en als hij terug komt rijdt hij in een Volkswagen Caddy met kenteken [kenteken 5] . Om 15:00 uur neemt het observatieteam waar dat [medeverdachte 5] uit deze Volkswagen Caddy stapt aan de [adres 11] .
Om 15:45 uur rijdt de Caddy naar een garagebox aan de [adres 12] . Om 16:02 uur stapt [medeverdachte 5] in de Caddy. Om 16.03 uur rijdt de Caddy weg. Om 17:06 uur krijgt [medeverdachte 5] , de bestuurder van de Caddy, op de A28 een stopteken van de politie. De politie vindt in zijn auto 68 postpakketten, geadresseerd aan personen over de hele wereld, grotendeels voorzien van verzendadressen in Duitsland, gefrankeerd met Duitse postzegels en voor een deel voorzien van een poststicker met het logo van Deutsche Post en een barcode. De postpakketten bevatten geplastificeerde DVD-hoesjes, met daarin in een dubbel vacuümverpakte verpakking gripzakjes met verdovende middelen. [medeverdachte 5] verklaart over de aangetroffen goederen dat hij in [plaats 3] een garagebox moest leeghalen. De aangetroffen pillen, die MDMA blijken te bevatten, komen naar uiterlijk overeen met de in de woning aan de [adres 4] aangetroffen xtc-pillen.
4.4.3.6 Opzettelijk aanwezig hebben bij de feiten 1 t/m 3
Voor het opzettelijk ‘aanwezig hebben’ van verdovende middelen als bedoeld in artikel 2, onder C, Opiumwet, is niet beslissend aan wie die middelen toebehoren. Enige beschikkings- of beheersbevoegdheid ten aanzien van de verdovende middelen is niet vereist. Voldoende is dat de verboden middelen zich in de machtssfeer van de verdachte bevinden, waartoe in elk geval noodzakelijk is dat de verdachte wetenschap heeft van de aanwezigheid van de verdovende middelen, althans van de aanmerkelijke kans daarop. Aan dat vereiste is naar het oordeel van de rechtbank op grond van de hiervoor vastgestelde feiten ruimschoots voldaan.
4.4.3.7 Medeplegen bij de feiten 1 t/m 4
Verdachte heeft zich samen met zijn medeverdachten gedurende langere tijd bezig gehouden met omvangrijke drugshandel. Ook werden drugs geproduceerd en vond uitvoer van verdovende middelen naar het buitenland plaats. Zij maakten bij die handel en export onder meer gebruik van het zogenoemde Darkweb en verzonden de bestelde drugs in vermomde postpakketten, zoals bijvoorbeeld DVD-hoesjes. Betaling van Darkwebtransacties vond plaats in bitcoins. De bitcoins werden op gezette tijden omgewisseld in contant geld. De verdachten vormden op basis van gelijkwaardigheid een samenwerkingsverband. De taken waren en werden in overleg verdeeld. Zij communiceerden daarover met elkaar - en met onbekend gebleven derden - door middel van de hiervoor beschreven versleutelde Ironchat-accounts. Op verschillende plaatsen in Nederland hadden zij werkhuizen en stashplekken voor de te produceren en/of te verhandelen drugs. In die panden zijn door de politie niet alleen machines en toebehoren voor de productie van drugs aangetroffen, maar ook verpakkings- en verzendingsmaterialen voor bijvoorbeeld Duitsland, Australië en de Verenigde Staten.
Over de specifieke rollen en activiteiten van de afzonderlijk verdachten overweegt de rechtbank nog het volgende.
[verdachte] houdt gegevens bij van de te leveren drugs en de financiële afwikkeling.
[medeverdachte 1] houdt nauw contact met [verdachte] en registreert niet alleen de hoeveelheden maar ook de ontvangst van geld en partijen drugs. Illustratief daarvoor is bijvoorbeeld dat [bewoner 2] gelijktijdig [verdachte] en [medeverdachte 1] informeert over de partij drugs en het geld op 19 oktober 2018. De rol van [medeverdachte 1] gaat verder dan enkel het bijhouden van de administratie. Hij voert ook de regie over de drugstransporten en het voorraadbeheer.
Verdachten hebben ieder zeggenschap over de levering van de drugs. [medeverdachte 4] bespreekt niet alleen de locatie, maar ook de aan te leveren hoeveelheid en soorten drugs en neemt initiatief in het regelen van een nieuw werkhuis na de inval in [plaats 3] . Ook [medeverdachte 2] houdt zich bezig met de logistiek en zorgt ervoor dat niet alleen het werkhuis in [plaats 3] bevoorraad wordt, hij regelt ook ontmoetingen in [plaats 3] , [plaats 4] en [plaats 2] zodat de leveringen, bevoorradingen en uitbetalingen plaats kunnen vinden.
Uit al hetgeen hiervoor is vastgesteld en overwogen leidt de rechtbank af dat [verdachte] , [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] en [medeverdachte 4] tezamen en in vereniging opzettelijk de diverse drugs aanwezig hebben gehad, hebben geproduceerd en een grootschalige drugshandel hebben gedreven.
Er was kortom naar het oordeel van de rechtbank sprake van de voor medeplegen vereiste nauwe en bewuste samenwerking.
4.4.3.8 Periode drugsdelicten
Over de periode waarin deze strafbare feiten werden gepleegd, stelt de rechtbank op basis van de inhoud van het door de politie opgemaakte proces-verbaal van onderzoek op het Darkweb het volgende vast.
Op diverse sites op het Darkweb zijn [medeverdachte 1] en [verdachte] als vendors (verkopers) actief. Het betreft (onder andere) de sites [website 1] en [website 2] . Uit de chatberichten blijkt dat verdachten opereren onder vendornamen als [vendornaam 1] , [vendornaam 2] en [vendornaam 3] . Zij bedienen zich op die sites en in hun chatcommunicatie van voor het bitcoinbetalingsverkeer kenmerkende termen als ‘FE’ (Finalize Early) en ‘Escro(w)’. Finalize Early wil zoveel zeggen als: betalen voor levering, Escrow betekent betalen na levering. De drugs waarover in de chats wordt gesproken en die in de verschillende panden in [plaats 3] en [plaats 4] zijn aangetroffen, komen overeen met wat [vendornaam 3] aanbiedt op [website 1] .
Op 17 oktober 2018 bekijkt de politie het profiel van [vendornaam 3] op [website 1] en constateert dat:
  • de vendornaam [vendornaam 3] is geregistreerd op 16 februari 2016,
  • cocaïne, speed, MDMA, 2-CB, xtc-pillen, LSD, ketamine, hash en heroïne worden aangeboden,
  • vanuit Nederland verscheept wordt naar Europa, Zuid-Amerika, Azië, Afrika en Canada, Verenigde Staten, Australië, Nieuw Zeeland en Frankrijk.
Op 7 november 2018 constateert de politie dat deze vendor in 226 advertenties op [website 1] drugssoorten aanbiedt die overeenkomen met de drugs waarover in de chatgesprekken van 3 oktober 2018 tot en met 2 november 2018 wordt gesproken.
De laatste activiteit van [vendornaam 3] is op 5 november 2018, dus daags voordat de meeste verdachten werden aangehouden. De vendors [vendornaam 3] , [vendornaam 2] en [vendornaam 1] zijn bij onderzoek op 12 november 2018 niet meer op [website 1] te vinden.
Op 3 oktober 2018 vraagt [verdachte] aan [medeverdachte 1] of hij [vendornaam 2] of [vendornaam 1] doet. [medeverdachte 1] laat vervolgens weten dat hij berichten voor [verdachte] had weggewerkt en dat “eergisteren [vendornaam 3] ook keer 2.5K (de rechtbank begrijpt: 2.500) FE”
Vanuit pseudokoop is van NN [vendornaam 3] (op de website van [website 1] ) via de mail ( [mailadres 3] ) het volgende bitcoinadres: [bitcoinadres 1] voor betaling verkregen. In Chainalysis is dit bitcoinadres geclusterd: cluster X. Dit cluster bleek in de periode 3 april 2017 tot en met
5 november 2018 bitcoins te hebben ontvangen in 4.446 transacties.
De rechtbank is op grond van vorenstaande van oordeel dat het bitcoinadres waarover verdachte en zijn medeverdachten konden beschikken in de gehele ten laste gelegde periode gebruikt is voor transacties van [vendornaam 3] op [website 1] .
Daarnaast wordt bij onderzoek door de politie de vendornaam [vendornaam 3] ook aangetroffen op [website 2] en [website 3] . Daarbij had [vendornaam 3] dezelfde PGP-sleutel als later op [website 1] werd gebruikt. [website 2] en [website 3] waren ten tijde van het onderzoek door de politie niet meer online maar konden worden bekeken omdat het Team Darkweb van de Landelijke politie de databases ervan had veiliggesteld. Op [website 2] heeft [vendornaam 3] ook gehandeld in speed, MDMA, cocaïne, Ketamine én XTC-pillen met SS-logo die waren aangeboden in juni 2017.
In de chats refereren de verdachten eveneens aan een periode dat ze in de drugshandel actief zijn. [medeverdachte 1] en [verdachte] chatten over hoe lang ze al bezig zijn en wat ze hebben meegemaakt.
[verdachte] bericht op 3 oktober 2018 [medeverdachte 1] over de vendor [vendornaam 3] en wat ze daar verkochten en dat hij dat een jaar geleden elke dag op elk account had. En in het begin was het een gouden tijdperk: 5-8 K (de rechtbank begrijpt: 5.000 - 8.000). [verdachte] zegt dat hij er wel een boek over kan schrijven en gaat daarbij verder terug in de tijd. Hij refereert daarbij aan “toen met de kapper” en dat dat “dikke nationale nieuws” was. Het is de rechtbank ambtshalve bekend dat de aanslag op kapper [kapper] van kapperszaak [kapperszaak] te [plaats 2] , op 7 februari 2017 heeft plaatsgevonden.
[medeverdachte 2] vertelt op 1 november 2018 aan [verdachte] , naar aanleiding van de inval aan de [adres 3] in [plaats 3] , dat hij daar twee jaar zelf een osso (huis) heeft gehad en nooit gezeik heeft gehad.
[medeverdachte 4] chat op 6 oktober 2018 met [verdachte] over [naam 2] . [naam 2] had vorig jaar nog geld gegeven om rekeningen te betalen en [medeverdachte 4] deelde met hem de winst en zorgde dat iedereen zijn geld kreeg.
Dit alles bij elkaar maakt dat de rechtbank tot het oordeel komt dat verdachte en zijn medeverdachten in de onder feit 4 ten laste gelegde periode, via het Darkweb in drugs handelden.
4.5
Feit 5
Aan verdachte en zijn medeverdachten is cumulatief/alternatief het medeplegen van de in artikel art. 420bis, eerste lid, onder a en b, Sr omschreven varianten van witwassen ten laste gelegd.
4.5.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard.
4.5.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit ten aanzien van de geldwissel op 14 oktober 2018 en ontslag van alle rechtsvervolging voor het voorhanden hebben.
4.5.3
Het oordeel van de rechtbank
4.5.3.1 De vaststelling van de feiten bij feit 5
De rechtbank stelt de volgende feiten vast.
Verdachte en zijn medeverdachten hebben in periode van april 2017 tot hun aanhoudingen eind 2018 op grote schaal in drugs gehandeld. Betalingen vonden plaats met bitcoins. Die bitcoins werden omgewisseld in contant geld. Aan verdachte is betrokkenheid bij drie geldwissels, op 7, 14 en 27 oktober 2018, ten laste gelegd.
De rechtbank stelt vast dat verdachte bij de aan hem ten laste gelegde wissels betrokken is geweest. Die vaststelling doet de rechtbank op basis van de inhoud van de chatgesprekken, de observaties door de politie van verdachten en de door de politie gemaakte analyse met het programma Chainalysis van de geldwissels op 7 oktober (Trade 1), 14 oktober (Trade 2) en 27 oktober (Trade 3) telkens in 2018.
De rechtbank bespreekt de aan verdachte ten laste gelegde ‘Trades’ hierna afzonderlijk.
- 7 oktober 2018 Trade 1
Op 4 oktober 2018 chatten [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] dat [medeverdachte 2] op 5 oktober 2018 in [plaats 6] geld gaat ophalen, 40K (de rechtbank begrijpt: 40.000 euro). Omdat de driver van de geldwisselaar niet komt opdagen, wordt er niet gewisseld.
Op 7 oktober 2018 komt het wel tot een wissel. Die dag vinden chatgesprekken plaats tussen [medeverdachte 2] , [medeverdachte 4] en [verdachte] . [medeverdachte 2] en [medeverdachte 4] spreken af elkaar in [plaats 7] te ontmoeten. [medeverdachte 4] laat [medeverdachte 2] weten dat hij, [medeverdachte 4] , er bij moet zijn. Ze spreken af bij de [adres 13] . Om 14:00 uur meldt [medeverdachte 4] dat hij daar is en vraagt aan
[medeverdachte 2] : “Zie je me lopen”. Het observatieteam ziet hoe [medeverdachte 2] rond diezelfde tijd parkeert aan de [adres 13] in [plaats 7] en contact maakt met [medeverdachte 4] . Het observatieteam ziet beide mannen vervolgens de [straat] in lopen en daar contact maken met twee onbekend gebleven mannen. [medeverdachte 2] en [medeverdachte 4] lopen met één van de mannen, NN1, [restaurant] in en ontmoeten daar een derde onbekend gebleven man, NN3. Zij blijven daar samen van 14:12 uur tot 14:38 uur. Daarna ziet het observatieteam deze personen [restaurant] verlaten. Een volgende van belang zijnde observatie is dat om 15:54 uur
[medeverdachte 2] , [medeverdachte 4] , NN1 en NN3 naar buiten komen bij “ [bedrijf 4] ” in [plaats 7] . [medeverdachte 4] heeft een papieren tas in zijn handen. [medeverdachte 4] en [medeverdachte 2] lopen weg in de richting van de [adres 13] .
Op 7 oktober 2018 vinden, gedurende deze observatie door de politie, ook chatgesprekken over de bitcoinwissel en de verdeling van de gelden plaats tussen [verdachte] en [medeverdachte 4] en tussen [verdachte] en [medeverdachte 2] . [medeverdachte 4] geeft om 14:17 uur aan [verdachte] het bitcoinadres [bitcoinadres 2] door. [verdachte] stuurt om 14:18 uur dat adres van zijn telefoon naar zijn laptop. [verdachte] laat [medeverdachte 4] weten dat er voor 40k euro (de rechtbank begrijpt: 40.000 euro) en jou 0.4 btc moet worden gewisseld en vraagt aan [medeverdachte 4] hoeveel bitcoins hij moet sturen en welke koers wordt gehanteerd. [medeverdachte 4] chat om 14:28 uur: 7670. [verdachte] laat om 14:29 uur weten dat hij het in delen gaat sturen omdat hij meerdere wallets heeft. [verdachte] chat met [medeverdachte 2] over “die wallet” en geeft aan [medeverdachte 2] door hoe het geld, een totaalbedrag van 40.000 euro, verdeeld moeten worden: 10.600 voor [medeverdachte 4] ( [naam 5] ), 13.850 voor [naam 3] , 15.000 voor [medeverdachte 2] en 550 voor de rit van [medeverdachte 2] . Om 14:38 uur vraagt [verdachte] aan [medeverdachte 2] : “OK heb je het?” en antwoordt [medeverdachte 2] : “Nee word nu gebracht”. Om 15:41 uur chat [medeverdachte 2] met [verdachte] dat hij het geld heeft en antwoordt [verdachte] op de vraag of het 40 moest zijn: ja. Ook heeft [medeverdachte 2] intussen contact met [medeverdachte 1] . [medeverdachte 1] vraagt of hij niet eerst naar [plaats 8] gaat waarop [medeverdachte 2] laat weten dat hij erbij was omdat het de eerste wissel was en de man niet wilde met onbekenden en dat hij hem het deel zo geeft, dat ze aan het wachten zijn en dat een ander het aan het ophalen is. [medeverdachte 2] laat [medeverdachte 1] verder weten dat het niet allemaal briefjes van 500 zijn, maar van 20 en 50. Wanneer [medeverdachte 2] chat dat hij vertrekt, krijgt hij van [medeverdachte 1] een adres door: [adres 14] .
Het observatieteam ziet [medeverdachte 2] vervolgens naar [restaurant] aan de [adres 14] rijden. Daar stapt [medeverdachte 1] met een zwarte rugzak bij [medeverdachte 2] in de auto. Ze rijden samen weg tot achter het Shell-tankstation. [medeverdachte 1] , met rugzak, stapt uit en stapt daarna in zijn eigen auto en vertrekt. Een kwartier later staat zijn auto ter hoogte van de [adres 15] en gaat [medeverdachte 1] daar zijn woning binnen, met zijn rugzak. Ruim een half uur later komt [medeverdachte 3] de [adres 15] inrijden. [medeverdachte 1] loopt in de richting van [medeverdachte 3] en komt later weer terug.
Voorafgaand aan de ontmoeting met [medeverdachte 3] chat [medeverdachte 1] hem dat hij 6.8K (de rechtbank begrijpt: 6.800 euro) heeft voor [naam 4] , dat hij dat zo snel mogelijk weg wil hebben en dat hij thuis is. [medeverdachte 3] antwoordt dat hij er in zijn auto aankomt. Een half uur na de ontmoeting tussen [medeverdachte 3] en [medeverdachte 1] bericht [medeverdachte 3] [medeverdachte 1] dat hij het geld heeft en dat het 7.8K (de rechtbank begrijpt: 7.800 euro) was. [medeverdachte 1] antwoordt dat daarvan 1.000 voor [medeverdachte 3] is.
Op 7 oktober 2018 heeft er een bitcointransactie plaatsgevonden ter waarde van 7,670 bitcoins, omgerekend 43.662,11 euro op het bitcoinadres dat door [medeverdachte 4] aan [verdachte] werd doorgegeven op het moment dat [medeverdachte 4] en [medeverdachte 2] in [restaurant] waren. Dit bitcoinadres heeft de 7,670 bitcoins ontvangen van een tweetal bitcoinadressen (uit cluster X): [bitcoinadres 1] en [bitcoinadres 3] .
- 14 oktober 2018 Trade 2
Op donderdag 11 oktober 2018 chat [medeverdachte 4] aan [verdachte] : “Ja hij kan zondag wisselen.”
Op zaterdag 13 oktober 2018 vraagt [medeverdachte 4] aan [verdachte] of “ [alias 1] ” komt ophalen en chat [medeverdachte 4] naar [medeverdachte 2] dat drie uur goed is. [verdachte] vraagt [medeverdachte 2] om 19:34 uur: “jo morgen 1400 wisselem zelfde als laatst, kan je”, waarop [medeverdachte 2] laat weten: ja is goed, welk bedrag. [verdachte] chat: 40. Later die avond laat [medeverdachte 2] aan [medeverdachte 4] weten dat hij morgen om 14.00 uur in [plaats 7] is voor een wissel. [medeverdachte 4] laat weten dat het op de zelfde plek is: bij de kapperszaak.
Op zondag 14 oktober 2018 laat [medeverdachte 2] aan [medeverdachte 4] weten dat hij er kwart voor drie is, in verband met een lekke band. [medeverdachte 4] laat [medeverdachte 2] weten dat drie uur goed is. Om 14:51 uur laat [medeverdachte 2] aan [medeverdachte 4] weten dat hij bijna bij de kapperszaak is. Omstreeks 15:09 uur laat [medeverdachte 2] [verdachte] weten dat hij er is en vraagt hem om hoeveel coins het gaat en hoe het uitbetaald moet worden. [verdachte] vraagt of hij 45K (de rechtbank begrijpt: 45.000) kan doen en zegt dat dit 8.333 bitcoin is, daar moet dan nog 3% bovenop. Daarna geeft [medeverdachte 2] [verdachte] een bitcoinadres door: [bitcoinadres 4] en zegt dat 45 wel kan. [verdachte] bevestigt dat de 8.583 bitcoins kloppen. Vervolgens wordt er eerst een test verstuurd, die gaat oké. [medeverdachte 2] vraagt [verdachte] te laten weten wanneer het verstuurd is. Het versturen lukt niet gelijk. Om 15:32 uur chat [verdachte] dat hij teveel gestuurd heeft, namelijk 8.4. [medeverdachte 2] laat weten dat er nog 0.183 moet omdat het 8.583 moest zijn. Om 15:34 uur laat [verdachte] aan [medeverdachte 2] weten dat het is verstuurd en vervolgens chat hij aan [medeverdachte 4] : “laat [alias 2] zo geld bij je droppen”. [medeverdachte 2] laat [verdachte] weten dat ‘het’ binnen is, dat het geld gehaald wordt en vraagt hoeveel er naar [naam 5] moet. Om 16:19 uur chat [medeverdachte 4] aan [medeverdachte 2] : “Als je wil kan je ook na me winkel komen, [adres 16] (de rechtbank begrijpt: in [plaats 9] ). Maar [medeverdachte 2] komt liever naar de parkeerplaats bij de [adres 17] want “Dan kan ik in 1 x door”.
In Chainalysis wordt gezien dat cluster A-2, waarbinnen het bitcoin adres: [bitcoinadres 4] valt, op 14 oktober 2018 8,583 bitcoin ontving. Dit cluster A-2 heeft de 8,583 bitcoins als volgt ontvangen:
- 5,183 bitcoins uit cluster X, afkomstig uit de bitcoinadressen
[bitcoinadres 1] en [bitcoinadres 3] ;
- 2,100 bitcoins van cluster X-1
- 1,300 bitcoins van cluster X-2.
- 27 oktober 2018 Trade 3
Op 26 oktober 2018 vraagt [medeverdachte 1] aan [verdachte] of er gewisseld wordt en antwoordt [verdachte] bevestigend: in [plaats 10] . Het gaat om 50K (de rechtbank begrijpt: 50.000) wallet. [medeverdachte 1] voegt daaraan nog toe dat [naam 4] straks genoeg buffer heeft en dat het proces nu begint. [verdachte] regelt vervolgens dat [medeverdachte 1] [medeverdachte 2] de volgende dag, 27 oktober, begeleidt met [plaats 10] . Het enige wat [medeverdachte 1] hoeft te doen is zeggen dat hij er is en als hij (de rechtbank begrijpt: [medeverdachte 2] ) het dan heeft dan kan [medeverdachte 1] met hem afspreken hoe wat en waar. [medeverdachte 2] neemt 29.990 mee. [medeverdachte 1] laat [verdachte] weten dat hij het wel kan doen. Van die 29.900 krijgt [medeverdachte 1] 14.500 en 1.500 voor zakjes. [medeverdachte 1] vraagt [verdachte] om tegen “ [alias 5] ” te zeggen: geen briefjes van 500 en 200. [medeverdachte 1] vraagt aan [medeverdachte 3] of hij de volgende dag mee kan 16K (de rechtbank begrijpt: 16.000) ophalen in [plaats 11] . 7K (de rechtbank begrijpt: 7.000) voor [naam 4] .
Op 27 oktober 2018 hebben [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] en [verdachte] onderling contact over de aanstaande ontmoeting om vijf uur in [plaats 10] en over hoe het geld verdeeld moet worden. [medeverdachte 2] en [verdachte] bespreken dat 16 naar [medeverdachte 1] moet en de rest naar [medeverdachte 2] . [medeverdachte 1] chat om 17:26 uur, als [medeverdachte 2] chat dat hij de straat inrijdt, het precieze adres: [adres 18] .
Het observatieteam ziet om 17:25 uur [naam 6] (die als bijnaam “ [alias 5] ” heeft) uit de [adres 18] komen lopen en ziet tegelijkertijd dat [medeverdachte 2] uit de [adres 18] komt rijden. Om 17:27 uur bericht [medeverdachte 2] [medeverdachte 1] dat hij het geld al heeft.
Vervolgens geeft [medeverdachte 1] [medeverdachte 2] het adres [adres 14] . [medeverdachte 1] spreekt met [medeverdachte 3] af dat hij [medeverdachte 3] ophaalt om 18:30 uur om naar [plaats 11] te gaan. De rechtbank leidt hieruit af dat ook nu weer wordt afgesproken bij [restaurant] aan de [adres 14] , zoals dat ook op 7 oktober is gebeurd. [medeverdachte 2] wordt door [medeverdachte 1] geïnstrueerd naar de witte vrachtwagen te lopen, met het geld onder zijn trui, omdat [medeverdachte 2] heeft gechat dat ‘het geld zonder zak is’.
[medeverdachte 2] vraagt later aan [medeverdachte 1] of het geld klopt. [medeverdachte 1] vraagt dit na bij [medeverdachte 3] die zegt dat het klopt. [medeverdachte 1] geeft dit aan [medeverdachte 2] door .
De observaties van het observatieteam zijn dat [medeverdachte 2] omstreeks 18:45 uur door de [restaurant] aan de [adres 14] rijdt, [medeverdachte 1] uit de auto stapt die in gebruik is bij [medeverdachte 3] , en dat [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] achter elkaar naar twee geparkeerde vrachtwagens lopen.
Op 26 oktober 2018 stuurt [verdachte] het bitcoinadres [bitcoinadres 5] van zijn telefoon naar zijn laptop.
Op 26 oktober 2018 omstreeks ontvangt cluster A3 4,000 bitcoins uit drie transacties van cluster X met root-adres [bitcoinadres 1] . Op 26 oktober werden 0,620 bitcoin doorgeboekt naar een beurs/exchange Wirex, 1,000 bitcoin naar beurs/exchange ( [website 4] ) en 2,380 bitcoin naar cluster B-3. In cluster B-3 werd in totaal 2,505 bitcoin ontvangen. Op 26 oktober 2018 werden 2,500 bitcoins doorgeboekt naar een beurs/exchange ( [website 4] ).
Cluster X
Op 3 oktober 2018 vraagt [verdachte] aan [medeverdachte 1] of hij [vendornaam 2] of [vendornaam 1] doet. [medeverdachte 1] laat vervolgens weten dat hij berichten voor [verdachte] had weggewerkt en dat “eergisteren [vendornaam 3] ook keer 2.5K (de rechtbank begrijpt: 2.500) FE”
Vanuit pseudokoop is van NN [vendornaam 3] (op de website van [website 1] ) via de mail ( [mailadres 3] ) het volgende bitcoinadres: [bitcoinadres 1] voor betaling verkregen.
In Chainalysis is dit bitcoinadres geclusterd: cluster X met root-adres: [bitcoinadres 1] .
Na 5 november 2018 hebben er geen transacties meer plaatsgevonden in cluster X.
Op 6 november 2018 zijn verdachten aangehouden.
4.5.3.2 Het juridische kader van witwassen
Voor een bewezenverklaring van het in de delictsomschrijving van art. 420bis, eerste lid, onder a en b, Sr opgenomen bestanddeel "afkomstig uit enig misdrijf", is niet vereist dat uit de bewijsmiddelen moet kunnen worden afgeleid dat het desbetreffende voorwerp afkomstig is uit een nauwkeurig aangeduid misdrijf. Voor een veroordeling ter zake van dit wetsartikel is slechts vereist dat vaststaat dat het voorwerp afkomstig is uit enig misdrijf.
4.5.3.3 De beoordeling
Hiervoor is bewezenverklaard dat verdachte en zijn medeverdachten zich hebben schuldig gemaakt aan het medeplegen van drugsdelicten. De drugs werden via het zogenoemde Darkweb verhandeld, onder andere onder de naam [vendornaam 3] . Betalingen aan [vendornaam 3] werden gestort op het bitcoin adres: [bitcoinadres 1] . Zoals hierboven al is vastgesteld werden bij de ten laste gelegde trades bitcoins vanuit dit adres en/of vanuit het daarmee samenhangende cluster doorgeboekt naar een bitcoin adres van een wisselaar die het vervolgens in euro’s aan [medeverdachte 2] gaf. Daarna werden de euro’s verdeeld onder een aantal personen. Naar het oordeel van de rechtbank staat daarmee vast dat die bitcoins en het contante geld waarin het werd gewisseld uit de handel in drugs en dus uit enig misdrijf zijn verkregen en dat verdachte dat wist.
Hij was de spin in het web, in die zin dat hij de hiervoor beschreven ‘Trades’ digitaal mogelijk maakte en de regie voerde over door wie, wanneer en in welke hoeveelheden bitcoins werden omgewisseld naar contant geld en bij de wisselaars werden opgehaald. Ook coördineerde hij hoe die contante gelden daarna tussen hem en zijn mededaders werden verdeeld. Door deze handelingen heeft hij bewerkstelligd dat de criminele herkomst van de bitcoins en gelden niet traceerbaar was en dus werd verborgen en verhuld. Daarnaast zijn de bitcoins omgezet in euro’s.
Verdachte heeft met andere woorden de herkomst van uit eigen misdrijven onmiddellijk verkregen bitcoins en middellijk verkregen gelden verborgen en verhuld (eerste cumulatief ten laste gelegde feit) en deze verworven, voorhanden gehad en omgezet (tweede cumulatief ten laste gelegde feit).
4.6
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de in de bijlage genoemde bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de onder 1, 2, 3, 4 en 5 ten laste gelegde feiten heeft begaan, met dien verstande dat :
1.
hij op
of omstreeks28 oktober 2018 te Emmen,
althans in Nederland,tezamen en in vereniging met
een of meeranderen,
althans alleen,opzettelijk aanwezig heeft gehad
(in een pand aan de [adres 2]
)
- ongeveer 53 kilogram
, in elk geval een hoeveelheid,van een materiaal bevattende amfetamine en
/of
- ongeveer 6 kilogram
, in elk geval een hoeveelheid,van een materiaal bevattende MDMA,
zijnde amfetamine en
/ofMDMA
, (telkens)een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I
, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
2.
hij op
of omstreeks06 november 2018 te Emmen,
althans in Nederland,tezamen en in vereniging met
een of meeranderen
, althans alleen,opzettelijk aanwezig heeft gehad
(in een pand aan de [adres 3]
) ongeveer3875 gram
, in elk geval een hoeveelheid,van een materiaal bevattende MDMA, zijnde MDMA, een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I
, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
3.
hij op
of omstreeks06 november 2018 te Roermond,
althans in Nederland,tezamen en in vereniging met
een of meeranderen
, althans alleen,opzettelijk aanwezig heeft gehad
(in een pand aan de [adres 4]
)
- ongeveer 32,4 kilogram amfetamine (-pasta) en
/of137 gram pillen amfetamine,
in elk geval een hoeveelheidvan een materiaal bevattende amfetamine, en
/of
- ongeveer 12,8 kilogram XTC-tabletten en
/of1260 gram brokken XTC, telkens
in elk geval een hoeveelheidvan een materiaal bevattende MDMA, en
/of
- ongeveer 221 gram heroïne,
in elk geval een hoeveelheidvan een materiaal bevattende heroïne, en
/of
- ongeveer 29,8 gram cocaïne,
in elk geval een hoeveelheidvan een materiaal bevattende cocaïne,
zijnde amfetamine, MDMA, heroïne en
/ofcocaïne,
(telkens) eenmiddelen als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I
, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
4.
hij
, op een of meerdere tijdstippen,in
of omstreeksde periode van
de maandapril 2017 tot en met 6 november 2018 te Enschede, Hengelo, Emmen, Roermond en/of
(elders
)in Nederland, tezamen en in vereniging met
een of meeranderen
, althans alleen, (telkens
)opzettelijk heeft bereid,
bewerkt,verwerkt, verkocht, afgeleverd
, verstrekten/of vervoerd,
in elk geval (telkens) opzettelijk aanwezig heeft gehad, (onder meer)een hoeveelheid van een materiaal bevattende amfetamine, MDMA, heroïne en/of cocaïne zijnde
(telkens)amfetamine, MDMA, heroïne en/of cocaïne,
althans (telkens) enigmiddelen als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I
, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
5.
hij
, op een of meerdere tijdstippen, in
of omstreeksde periode 7 oktober 2018 tot en met 27 oktober 2018
te Enschede, Hengelo, Emmen, 's-Hertogenbosch, Utrecht en/of (elders)in Nederland, tezamen en in vereniging met
een ander ofanderen,
althans alleen, (telkens
)van
(een
)voorwerp
(en), te weten
(onder meer):
- een geldbedrag/bitcoins van in totaal
(ongeveer
)40.000 euro (7 oktober 2018)en
/of
- een geldbedrag/bitcoins van in totaal
(ongeveer
)45.000 euro (14 oktober 2018)
- een geldbedrag/bitcoins van in totaal
(ongeveer
)29.990 euro (27 oktober 2018)
de werkelijke aard,de herkomst
, de vindplaats, de vervreemding en/of de verplaatsingheeft verborgen en/of verhuld,
althans (telkens) heeft verborgen en/of verhuld wie de rechthebbende(n) op die/dat voorwerp(en) waren/was of wie die/dat voorwerp (en) voorhanden had(den),terwijl hij
(telkens
)wist dat
die/dat voorwerp
(en)- onmiddellijk of middellijk - afkomstig
waren/was uit enig misdrijf, en
/of die/dat voorwerp
(en) (telkens
)heeft verworven, voorhanden heeft gehad, heeft overgedragen en/of omgezet,
althans van die/dat voorwerp(en) (telkens) gebruik heeft gemaakt,terwijl hij
(telkens
)wist dat
die/dat voorwerp
(en)-onmiddellijk of middellijk- afkomstig
waren/was uit enig misdrijf.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte onder 1, 2, 3, 4 en 5 meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.

5.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Uit de bewezenverklaring van feit 5 volgt dat niet enkel sprake is van verwerven en voorhanden hebben van opbrengsten uit eigen misdrijf, zodat het beroep van de verdediging op de kwalificatie-uitsluitingsgrond niet slaagt. De rechtbank verwerpt dit verweer.
Het onder 1, 2, 3 en 4 bewezenverklaarde is strafbaar gesteld in artikel 47 en in artikel 10 van de Opiumwet. Het onder 5 bewezenverklaarde is strafbaar gesteld in de artikelen 47 en 420bis Sr. Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
feiten 1, 2, 3 en feit 4
de eendaadse samenloop van
feiten 1, 2 en 3
het misdrijf: medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod
en
feit 4
het misdrijf: medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder B van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd,
feit 5
het misdrijf: medeplegen van witwassen.

6.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor de bewezenverklaarde feiten.

7.De op te leggen straf of maatregel

7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte te veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van acht jaren, de verbeurdverklaring van de bitcoins en de verbeurdverklaring dan wel de onttrekking aan het verkeer van de overige voorwerpen.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft, in het geval de rechtbank tot een bewezenverklaring zou komen, het opleggen van een gevangenisstraf voor de duur van ten hoogte vier jaren bepleit.
7.3
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij in het bijzonder het volgende van belang.
Verdachte heeft zich samen met zijn mededaders schuldig gemaakt aan grootschalige wereldwijde handel in verdovende middelen in een periode van anderhalf jaar. Verdachte en zijn mededaders verkochten anoniem en op professionele wijze drugs op het Darkweb. In het internetbedrijf met meerdere ‘medewerkers’, die ieder hun eigen taak hadden, kwamen iedere dag online bestellingen binnen, werden drugs bereid, verzonden en geleverd, en werd de voorraad beheerd. Het assortiment bestond uit verschillende soorten XTC-pillen, MDMA, amfetamine, cocaïne en heroïne. De drugs waren snel te bestellen en te leveren.
Verdachte en zijn mededaders trachtten op een geraffineerde manier buiten beeld van justitie te blijven door gebruik te maken van de anonieme vrijplaats Darkweb, de betalingen in bitcoins te laten plaatsvinden, en door te communiceren via de versleutelde chatapplicatie Ironchat op zogenoemde crypto(tele)foons of PGP-telefoons. Om in de vraag van de afnemers te kunnen voorzien had verdachte samen met zijn mededaders een handelsvoorraad aan verdovende middelen aanwezig in ‘werkhuizen’ in [plaats 4] en in [plaats 3] , welke laatste daarvoor speciaal was ingericht.
De verdachten bekommerden zich bij hun handel niet om de gezondheidsrisico’s voor anderen en de schadelijke gevolgen voor de maatschappij en hebben kennelijk enkel uit winstbejag gehandeld. De verdachten hebben bijgedragen aan het in stand houden van de ondermijnende criminaliteit die rondom de handel en de productie van drugs de laatste jaren grote vormen aanneemt. Daaronder valt ook het witwassen van de inkomsten uit de drugshandel, waardoor de integriteit van het financiële handelsverkeer wordt aangetast.
Dit aspect van drugshandel kleeft aan het verdienmodel van de organisatie waarvan verdachte deel uitmaakte en dat rekent de rechtbank ook hem aan. De verdachten vormden een schakel in de drugsketen die veel rand- en gevolgcriminaliteit veroorzaakt. De internationale, bijna mondiale component en het betrekken van nietsvermoedende postbedrijven bij de handel, wegen in negatieve zin mee bij het bepalen van de hoogte van de straf.
Daarnaast hebben de verdachte en zijn mededaders zich schuldig gemaakt aan het witwassen van bitcoins. Verdachte en zijn mededaders hebben door de opbrengsten van de grootschalige drugshandel via het Darkweb aanzienlijke bedragen verworven en voorhanden gehad die van misdrijf afkomstig zijn.
Verdachte heeft in de ten laste gelegde periode drie trades uitgevoerd waarbij hij telkens bitcoins heeft ingewisseld voor geldbedragen die uiteindelijk optellen tot een totaalbedrag van 114.990 euro.
Door het witwassen van crimineel vermogen wordt de onderliggende criminaliteit gefaciliteerd. Verder brengen de door verdachte gepleegde feiten schade toe aan het vertrouwen dat moet kunnen worden gesteld in de integriteit van het financiële handelsverkeer. De rechtbank rekent ook dit verdachte zwaar aan. Met zijn witwasactiviteiten heeft verdachte een ernstige vorm van criminaliteit, waarmee enorme geldbedragen gemoeid zijn, mogelijk gemaakt en in stand gehouden.
Voor de hoogte van de straf is aansluiting gezocht bij het oriëntatiepunt voor grootschalige uitvoer van drugs en voor witwassen en bij uitspraken in soortgelijke zaken. Strafverzwarend daarbij zijn de export en het gebruik van het Darkweb als internationale logistieke route voor deze illegale handel. De rechtbank houdt, daar waar van belang, rekening met de verhoudingen tussen de verschillende verdachten.
Wat betreft de persoon van verdachte heeft de rechtbank acht geslagen op het uittreksel uit de justitiële documentatie van verdachte van 10 januari 2020, waaruit blijkt dat verdachte niet eerder voor soortgelijke feiten is veroordeeld.
Gezien de ernst van de feiten kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van aanzienlijke duur. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken plegen te worden opgelegd. De rechtbank neemt hierbij in aanmerking de lange periode waarin deze feiten zijn gepleegd, de omvang van de drugshandel, de grootte van de handelsvoorraad, de hoogte van het witgewassen bedrag, de rol van de verdachte hierin en het feit dat hij geen openheid van zaken heeft gegeven. Verdachte was de man die vooral op de achtergrond een coördinerende taak had. Uit chatgesprekken is ook gebleken dat het de bedoeling was dat hij op de achtergrond zou blijven en via de computer de zaken zou regelen.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat aan verdachte een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van zeven jaren moet worden opgelegd.
7.4
De inbeslaggenomen voorwerpen
Onder verdachte zijn blijkens de aangehechte beslaglijst bitcoins met een waarde van 9.374,92 euro, drie computers, drie usb-sticks en een telefoontoestel Wileyfox in beslaggenomen.
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat verbeurdverklaring van de bitcoins in strijd is met de bedoeling van de wetgever, nu ook een ontnemingsvordering tegen verdachte aanhangig is. Daarnaast heeft de verdediging om de teruggave van de computers, in het bijzonder die van de computer van het merk Medion, verzocht, omdat niet is gebleken dat met betrekking tot deze voorwerpen de feiten zijn begaan of voorbereid.
De rechtbank is van oordeel dat de op de beslaglijst vermelde voorwerpen moeten worden verbeurdverklaard, omdat het voorwerpen betreft met behulp van welke de feiten zijn begaan en voorbereid. Dat de officier van justitie een ontnemingsvordering heeft gedaan staat daaraan niet in de weg.

8.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 33, 33a, 55 en 57 Sr.

9.De beslissing

De rechtbank:
verzoeken verdediging
- wijst af de verzoeken van de verdediging;
bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat verdachte het onder 1, 2, 3, 4 en 5 ten laste gelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte onder 1, 2, 3, 4 en 5 meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feit
- verklaart het bewezenverklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezenverklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
de eendaadse samenloop van
feiten 1, 2 en 3:medeplegen van het opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2, onder C van de Opiumwet gegeven verbod
en
feit 4:medeplegen van het opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2, onder B van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd;
feit 5:medeplegen van witwassen;
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het onder 1, 2, 3, 4 en 5 bewezenverklaarde;
straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
7 (zeven) jaren;
- bepaalt dat de tijd die de verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht;
de inbeslaggenomen voorwerpen
- verklaart verbeurd de op de aan dit vonnis aangehechte beslaglijst genoemde voorwerpen onder nummer 1 tot en met 7.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.K. Huisman, voorzitter, mr. E. Venekatte en
mr. A.M.G. Ellenbroek, rechters, in tegenwoordigheid van mr. W.J. van der Leest, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 23 april 2020.