ECLI:NL:RBOVE:2020:1562

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
23 april 2020
Publicatiedatum
21 april 2020
Zaaknummer
08/760160-18 en 08/910009-19 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Internationale drugshandel en witwassen via bitcoins met betrokkenheid van meerdere verdachten

In de zaak met parketnummers 08/760160-18 en 08/910009-19 heeft de Rechtbank Overijssel op 23 april 2020 uitspraak gedaan in een complexe zaak van internationale drugshandel en witwassen via bitcoins. De verdachten, waaronder de 44-jarige A. W., waren betrokken bij een grootschalige drugshandel die zich uitstrekte van Nederland tot landen als Zweden en Australië. De politie viel binnen in een drugspand in Enschede, waar aanzienlijke hoeveelheden harddrugs zoals amfetamine, MDMA, heroïne, cocaïne en LSD werden aangetroffen. Daarnaast werden er wapens en munitie in beslag genomen. De rechtbank oordeelde dat A. W. zich schuldig had gemaakt aan drugshandel en illegaal wapenbezit, en veroordeelde hem tot een gevangenisstraf van 5 jaar en 6 maanden. De rechtbank concludeerde dat de verdachten op professionele wijze opereerden via het Darkweb, waarbij ze gebruik maakten van versleutelde communicatie om hun activiteiten te verbergen. De zaak benadrukt de ernst van de georganiseerde drugshandel en de impact daarvan op de samenleving.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Almelo
Parketnummers: 08/760160-18 en 08/910009-19 (P)
Datum vonnis: 23 april 2020
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1975 in [geboorteplaats] ,
ingeschreven in de BRP aan de [adres 1] ,
nu verblijvende in de P.I. Almelo HvB “De Karelskamp” in Almelo.

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is in de zaak met parketnummer 08/760160-18 gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzittingen van 14 januari 2019, 8 april 2019, 24 juni 2019, 16 september 2019, 3 december 2019, 30 januari 2020, 5 maart 2020 en 9 april 2020 en in de zaak met parketnummer 08/910009-19 naar aanleiding van de hiervoor genoemde zittingen met uitzondering van 14 januari 2019.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie mr. A. van Veen en van hetgeen door verdachte en de raadsman, mr. R.F. Speijdel, advocaat te Enschede, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er onder parketnummer 08/760160-18, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
feit 1 en feit 3:zich samen met een of meer anderen schuldig heeft gemaakt aan grootschalige drugshandel;
feit 2:een revolver en munitie voorhanden heeft gehad.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte onder parketnummer 08/760160-18, dat:
1.
hij op of omstreeks 20 oktober 2018 te Enschede, in ieder geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk aanwezig heeft gehad (in een pand aan de [adres 1] ):
-ongeveer 2758 gram amfetamine, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende amfetamine, en/of
-ongeveer 1530 gram MDMA brokken-gruis en/of ongeveer 31.921
xtc-tabletten, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende MDMA,en/of
-ongeveer 123,4 gram heroïne, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende heroïne, en/of
-ongeveer 5 gram 4-MMC, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende 4-methylmethcathinon, en/of
-ongeveer 562 gram cocaïne, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, en/of
-ongeveer 5210 blotters / paperstrips LSD, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende d-lysergzuurdiethylamide (lysergide/LSD),
zijnde amfetamine en/of MDMA en/of heroïne en/of 4-methylmethcathinon en/of cocaïne en/of d-lysergzuurdiethylamide (lysergide/LSD), (telkens) (een) middel(en) als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
2.
hij op of omstreeks 20 oktober 2018 te Enschede, in ieder geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
een wapen van categorie 111, onder 1 van de Wet wapens en munitie, te
weten een revolver (merk Smith & Wesson, kaliber .38, met serienummer }43666), en/of munitie van categorie 111, te weten een aantal (131) scherpe patronen (kaliber 7.65, kaliber .38 en/of kaliber 9x19), voorhanden heeft gehad;
3.
hij, op een of meerdere tijdstippen, in of omstreeks de periode van 1 januari 2018 tot en met 19 oktober 2018 te Enschede en/of (elders) in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, (telkens) opzettelijk heeft bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/of verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd (in/naar/vanuit een pand aan de [adres 1] te Enschede), in elk geval (telkens) opzettelijk (in een pand
aan de [adres 1] te Enschede) aanwezig heeft gehad, een hoeveelheid van een materiaal bevattende (onder meer) amfetamine en/ofMDMA en/of heroïne en/of 4-methylmethcathinon, en/of cocaïne en/of d-lysergzuurdiethylamide (lysergide/LSD), althans (telkens) enig middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst 1, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.
De verdenking komt er onder parketnummer 08/910009-19, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte samen met een of meer anderen drugs heeft geëxporteerd naar Duitsland.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte onder parketnummer 08/910009-19, dat:
hij in of omstreeks de maand oktober 2018 te Enschede en/of (elders) in
Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
opzettelijk buiten het grondgebied van Nederland (te weten: naar Duitsland)
heeft gebracht, althans opzettelijk buiten het grondgebied van Nederland (te
weten: naar Duitsland) heeft gebracht als bedoeld in artikel 1 lid 5 van de
Opiumwet,
- ongeveer 15 kilogram, althans een (grote) hoeveelheid, van een materiaal
bevattende amfetamine en/of
- ongeveer 1 kilogram, althans een (grote) hoeveelheid, van een materiaal
bevattende MDMA en/of
-ongeveer 1 kilogram, althans een (grote) hoeveelheid, van een materiaal
bevattende methamfetamine,
zijnde amfetamine, MDMA en/of methamfetamine, althans enig middel, als
bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens
het vijfde lid van artikel 3a van die wet.

3.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.De bewijsoverwegingen

4.1
Inleiding
Hierna stelt de rechtbank op grond van de inhoud van het dossier en het onderzoek ter terechtzitting de feiten en omstandigheden vast. De voor de bewezenverklaring redengevende bewijsmiddelen zijn opgenomen in de bijlage bij dit vonnis. De rechtbank overweegt verder, al dan niet in reactie op gevoerde verweren, waarom zij op basis van die feiten en omstandigheden tot conclusies en beantwoording van de bewijsvraag komt.
4.1.1
Achtergrond onderzoek
In november 2018 werd bekend gemaakt dat de politie Oost-Nederland en het Openbaar Ministerie (OM) er in waren geslaagd de versleutelde chatapplicatie Ironchat te ontsleutelen. Van die applicatie werd gebruik gemaakt op zogenoemde crypto(tele)foons of PGP- telefoons, waarbij PGP staat voor Pretty Good Privacy.
De berichten werden door de politie meegelezen in onderzoek Goliath, een onderzoek naar een mogelijke georganiseerd verband dat gebruikt maakte van de diensten van het bedrijf [bedrijf] in [plaats] .
Uit onderzoek Goliath kwam naar voren dat een aantal mensen via bepaalde Ironchataccounts met elkaar chatte over – kort gezegd – de bereiding en het voorhanden hebben van, de handel in en de export van harddrugs. Daarnaast werd gechat over het voorbereiden van een aanslag op personen en panden (mogelijk) gelieerd aan de voormalige motorclub [motorclub] .
Vervolgens is in het TGO (Team Grootschalige Opsporing) Oder/Liechtenstein onderzoek naar deze strafbare feiten verricht. De vervolging voor de strafbare feiten in deze zaak en die van verdachtes medeverdachten zijn daarvan het gevolg.
4.1.2
Identificatie gebruikers Ironchataccounts
Voor de bewijsvoering komt het in belangrijke mate aan op de inhoud van de ter beschikking gekomen chatberichten. Er werd gebruik gemaakt van telefoons van met name het merk Wileyfox en laptops waarop de applicatie Ironchat was geïnstalleerd. Met die telefoons en laptops werden chatberichten verzonden met of aan onder meer de volgende accounts, alle eindigend op [mailadres] :
  • [account 1] (hierna: [account 1] )
  • [account 2] (hierna: [account 2] )
  • [account 3] (hierna: [account 3] )
  • [account 4] (hierna: [account 4] )
  • [account 5] (hierna: [account 5] )
  • [account 6] (hierna: [account 6] )
  • [account 7] (hierna: [account 7] ) en
  • [account 8] (hierna: [account 8] ).
De vraag die in alle zaken, en al dan niet in reactie op een verweer, allereerst moet worden beantwoord, is of de personen tegen wie door het OM in het onderzoek Liechtenstein vervolging is ingesteld, verdachten [medeverdachte 1] , verder [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] , verder [medeverdachte 2] , [verdachte] , verder [verdachte] , [medeverdachte 3] , verder [medeverdachte 3] en [medeverdachte 4] , te identificeren zijn als de gebruikers van voornoemde accounts. Voor de feiten die aan verdachte ten laste zijn gelegd is de vraag of [medeverdachte 5] , eveneens verdachte in onderzoek Liechtenstein, te identificeren is als gebruiker van het account [account 9] niet relevant en deze vraag zal om die reden in dit vonnis onbesproken blijven.
Als deze verdachten te identificeren zijn als de gebruikers van deze accounts, dan dienen vervolgens de vragen te worden beantwoord of zij betrokken zijn bij de aan hen ten laste gelegde strafbare feiten en hoe deze betrokkenheid gekwalificeerd kan worden.
Het antwoord op de eerste vraag is van belang voor het bewijs van alle ten laste gelegde feiten. De rechtbank zal die vraag daarom hier eerst en voorafgaand aan de bespreking van de afzonderlijke feiten beantwoorden.
De andere vragen beantwoordt de rechtbank hierna, daar waar de ten laste gelegde feiten afzonderlijk en meer in detail beoordeeld zullen worden.
4.1.2.1 Het account [account 1] [mailadres] ( [account 1] )
De rechtbank komt op grond van de feiten en omstandigheden die door de politie in het ‘proces-verbaal van bevindingen Identificatie [verdachte] – [account 1] ’ zijn opgenomen tot de conclusie dat [verdachte] de gebruiker is geweest van het account [account 1] en dat hij tevens [naam 1] wordt genoemd. Alle berichten van dit account zijn aan [verdachte] toe te schrijven. Het dossier bevat geen aanwijzingen dat [account 1] (ook) door een ander dan [verdachte] werd gebruikt. Weliswaar ontkent [verdachte] de gebruiker te zijn geweest van dit account, maar hij heeft niet of nauwelijks antwoord willen geven op vragen die hem daaromtrent zijn gesteld. Zijn verklaringen bevatten niet meer dan een kale ontkenning van een identificatie die op vele bewijsmiddelen is gestoeld. Tegen de achtergrond van de hiervoor genoemde onderzoeksbevindingen is de ontkenning van [verdachte] dan ook niet geloofwaardig. Hierna zal de rechtbank de gebruiker van [account 1] aanduiden als [verdachte] .
4.1.2.2 Het account [account 2] [mailadres] ( [account 2] )
De rechtbank komt op grond van de feiten en omstandigheden die door de politie in het ‘proces-verbaal bevindingen m.b.t. vaststelling identificatie user [account 2] als gebruiker [medeverdachte 4] ’ zijn opgenomen tot de conclusie dat [medeverdachte 4] de gebruiker is geweest van het account [account 2] en dat alle berichten van dit account aan hem zijn toe te schrijven. Hierna zal de rechtbank de gebruiker van [account 2] aanduiden als [medeverdachte 4] .
4.1.2.3 Het account [account 3] [mailadres] ( [account 3] )
De rechtbank komt op grond van de feiten en omstandigheden die door de politie in het ‘proces-verbaal identificatie gebruiker accounts [account 2] , [account 3] = [medeverdachte 4] ’ zijn opgenomen tot de conclusie dat [medeverdachte 4] de gebruiker is geweest van het account [account 3] en dat alle berichten van dit account aan hem zijn toe te schrijven. Hierna zal de rechtbank de gebruiker van [account 3] aanduiden als [medeverdachte 4] .
4.1.2.4 De accounts [account 4] [mailadres] ( [account 4] ) en [account 5] [mailadres] ( [account 5] )
Tijdens een chatsessie op 19 en 20 oktober 2018 tussen [medeverdachte 4] en de gebruiker van het account [account 4] , neemt laatstgenoemde een tweede account in gebruik. Dit betreft het account [account 5] . [medeverdachte 4] geeft [account 4] daartoe de instructies. De rechtbank stelt op grond hiervan vast dat de accounts [account 4] en [account 5] dezelfde gebruiker hebben.
Op 3 oktober 2018 heeft een chatsessie plaatsgevonden tussen [medeverdachte 4] en de gebruiker van het account [account 4] . Tijdens die chatsessie chat [account 4] dat hij ‘dat geld’ moeilijk thuis kan bewaren, omdat [medeverdachte 4] daar nog ingeschreven staat. De rechtbank stelt vast dat [medeverdachte 4] staat ingeschreven op het adres [adres 2] . Op dat adres staat onder meer ook ingeschreven [medeverdachte 2] .
Op grond van de chatgesprekken tussen [medeverdachte 4] en [account 4] / [account 5] , die zij hebben gevoerd in oktober 2018, stelt de rechtbank vast dat de gebruiker van het account [account 4] / [account 5] geen rijbewijs heeft en dat hij op 1 november 2018 theorie-examen moet doen. Op 8 november 2018 heeft [naam 2] bij de politie verklaard dat hij op 1 november 2018 zijn broer [medeverdachte 2] ( [medeverdachte 2] ) naar het theorie-examen in Enschede heeft gebracht. Uit bevraging bij het Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen blijkt dat [medeverdachte 2] geen rijbewijs heeft.
Op 7 oktober 2018 heeft [medeverdachte 4] gechat met de gebruiker van het account [account 4] . [medeverdachte 4] heeft binnenkort een leuke klus voor [account 4] . [account 4] moet naar Spanje vliegen en dan met de auto van [medeverdachte 4] terugrijden naar Nederland. [account 4] wil dit wel doen. Hij neemt dan wel iemand mee, want hij wil niet alleen van Spanje naar Nederland terugrijden met [naam 3] rijbewijs. Een van de broers van [medeverdachte 2] heet [naam 3] .
De rechtbank komt op grond van deze feiten en omstandigheden tot de conclusie dat [medeverdachte 2] de gebruiker is geweest van de accounts [account 4] en [account 5] en dat alle berichten van deze accounts aan hem zijn toe te schrijven. Hierna zal de rechtbank de gebruiker van [account 4] en [account 5] aanduiden als [medeverdachte 2] .
4.1.2.5 Het account [account 6] [mailadres] ( [account 6] )
De rechtbank komt op grond van de feiten en omstandigheden die door de politie in het ‘proces-verbaal identificatie gebruiker account [account 6] is [medeverdachte 1] ’ zijn opgenomen tot de conclusie dat [medeverdachte 1] de gebruiker is geweest van het account [account 6] , en dat hij [bijnaam 1] , [bijnaam 1] of [bijnaam 1] wordt genoemd. Alle berichten van dit account zijn aan [medeverdachte 1] toe te schrijven. Het dossier bevat verder geen aanwijzingen dat [account 6] (ook) door een ander dan [medeverdachte 1] gebruikt werd. Weliswaar ontkent [medeverdachte 1] de gebruiker te zijn geweest van het [account 6] -account, maar hij heeft niet of nauwelijks antwoord willen geven op vragen. Zijn verklaringen bevatten niet meer dan een kale ontkenning van een identificatie die op vele bewijsmiddelen is gestoeld. Tegen de achtergrond van de onderzoeksbevindingen is de ontkenning van [medeverdachte 1] niet geloofwaardig. Hierna zal de rechtbank de gebruiker van [account 6] aanduiden als [medeverdachte 1] .
4.1.2.6 De accounts [account 8] [mailadres] ( [account 8] ) en [account 7] [mailadres] ( [account 7] )
De rechtbank komt op grond van de feiten en omstandigheden die door de politie in het ‘proces-verbaal identificatie gebruikersaccount [account 8] ’ en in het ‘proces-verbaal identificatie gebruiker account [account 7] is [medeverdachte 3] ’ zijn opgenomen tot de conclusie dat [medeverdachte 3] de gebruiker is geweest van de accounts [account 8] en [account 7] en dat hij [bijnaam 2] wordt genoemd. Alle berichten van deze accounts zijn aan hem toe te schrijven. Hierna zal de rechtbank de gebruiker van [account 8] en [account 7] aanduiden als [medeverdachte 3] .
4.2
Parketnummer 08/760160-18 Feit 1 en feit 3
4.2.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de feiten wettig en overtuigend bewezen kunnen worden verklaard en heeft daartoe samengevat het volgende aangevoerd.
Alle verdachten kunnen op basis van de daarover opgemaakte processen-verbaal worden geïdentificeerd als de gebruikers van de aan hen in die processen-verbaal toegeschreven accounts. [verdachte] maakte gebruik van het account [account 1] . Op 20 oktober 2018 werd [verdachte] aangehouden in zijn woning. In met name het schuurtje bij zijn woning werden grote hoeveelheden drugs aangetroffen. Dat levert voldoende bewijs op voor feit 1.
De chatgesprekken die [verdachte] heeft gevoerd leveren het bewijs op voor zijn betrokkenheid bij de drugshandel vanuit de [adres 1] , in ieder geval vanaf juli 2018.
4.2.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich ten aanzien van feit 1 gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
De verdediging heeft vrijspraak bepleit van een substantieel deel van de ten laste gelegde periode van feit 3. Het dossier bevat bewijs voor de periode juli 2018 tot en met 20 oktober 2018.
4.2.3
Het oordeel van de rechtbank
4.2.3.1 De vaststelling van de feiten en omstandigheden
De inhoud van de chatberichten
De rechtbank stelt vast dat de gang van zaken als volgt is geweest.
[medeverdachte 4] heeft samen met onbekend gebleven personen de leiding over een groep mensen. [medeverdachte 4] is degene die deze groep rechtstreeks aanstuurt. De groep houdt zich sinds geruime tijd bezig met de verkoop van drugs via sites, zoals Rolex, Flamingo, Snapdrugz, AliExpress en Vendor op het Darkweb. Via die sites worden drugsorders uit onder meer Polen, Zweden, Duitsland en Australië bij de groep geplaatst. De orders worden door onder andere [medeverdachte 3] en [medeverdachte 4] van de sites binnengehaald en op lijsten bijgehouden en verwerkt. Deze bestellijsten worden vervolgens aan [verdachte] verstrekt. Zijn woning aan de [adres 1] in Enschede is het zogenoemde ‘werkhuis’. [verdachte] is daar niet alleen verantwoordelijk voor het in strijkzakken verpakken van de bestelde drugs en het verzendklaar maken van die bestellingen, maar ook voor het vermengen/aanmaken van de drugs volgens receptuur die hij van [medeverdachte 4] heeft gekregen. [medeverdachte 4] informeert met enige regelmaat bij [verdachte] naar de bedrijfsvoorraad. [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] zorgen er voor – na opdracht van [medeverdachte 4] – dat [verdachte] voldoende bedrijfsvoorraad heeft aan de [adres 1] om de bestellingen verzendklaar te kunnen maken. Daarbij gaat het dan onder meer om strijkzakken, postzegels, luchtkussenenveloppen, speed, methamfetamine (‘ice’), MDMA (‘snoepjes’, ‘pillen’, ‘molly’), cafeïne (‘caf’), olie, ketamine (‘keta’) en LSD. Verder wordt in de chats gesproken over heroïne (‘bruin’, ‘h’), mmc en cocaïne (‘sani’,‘c’). [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] zorgen er ook voor dat de bestellingen bij [verdachte] opgehaald en ‘gedropt’ – de rechtbank begrijpt: afgeleverd, vervoerd – worden. Ook haalt [medeverdachte 2] geld op voor [medeverdachte 4] en hij betaalt daarvan zichzelf, [verdachte] , [medeverdachte 1] en ‘ [naam 4] ’ uit voor [medeverdachte 4] .
Op 18 oktober 2018 bespreekt [medeverdachte 4] zijn plannen om het werkhuis aan de [adres 1] op pauze te zetten, omdat teveel bestellingen niet aankomen bij de afnemers. Volgens [medeverdachte 4] draaide het werkhuis al één jaar non-stop. 19 oktober 2018 is de laatste werkdag en daarna wordt het werkhuis leeggehaald. Binnen de groep mensen worden daarom wat taken verschoven. [medeverdachte 1] krijgt te horen dat voor hem even geen werk meer is, maar dat hij wel elke week betaald krijgt. Het werk van [medeverdachte 2] (materiaal kopen en opslaan) wordt door
[verdachte] overgenomen. [medeverdachte 2] gaat het bijhouden van de bestellingen op de laptop voor zijn rekening nemen, omdat [medeverdachte 4] niet tevreden is over het werk van [medeverdachte 3] . In de nacht van 19 op 20 oktober 2018 legt [medeverdachte 4] aan [medeverdachte 2] uit hoe dit precies in zijn werk gaat. Op datzelfde moment vindt een inval door de politie in het pand aan de [adres 1] in Enschede plaats.
De inval aan de [adres 1] en het daaropvolgend forensisch onderzoek
Op 19 oktober 2018 is bij de politie via het Team Criminele Inlichtingen de volgende informatie binnen gekomen:
In de woning gelegen aan de [adres 1] te Enschede ligt een flinke partij
harddrugs.
Hierop wordt door de politie onderzoek Oder gestart. In de vroege ochtend van 20 oktober 2018 wordt in de woning en schuur binnengetreden en vindt een doorzoeking plaats. Op dat moment is de bewoner, [verdachte] , in de woning aanwezig. Hij wordt aangehouden. Bij die doorzoeking wordt het volgende aangetroffen en in beslag genomen:
  • 2,758 kilogram vermoedelijk amfetamine
  • 1,530 kilogram MDMA brokken-gruis
  • 123,4 gram vermoedelijk heroïne
  • 5 gram vermoedelijk 3-MMC
  • 562 gram vermoedelijk cocaïne
  • 31.921 tabletten
  • 5.210 blotters/LSD.
Daarnaast worden in de woning en de schuur nog een revolver, munitie, enveloppen, adres-etiketten, DHL-verzendbewijzen, postzegels van de Duitse Post, adresstickers op een rol van Dymo, een Dymo Label Writer en een mobiele telefoon, Wileyfox Swift2, aangetroffen. Ook worden in de schuur amfetamine base, zwavelzuur, methanol, zakken met amfetamine pasta of restanten daarvan, lege bussen met het opschrift cafeïne en sealzakken, een spatel, bakken en een balans gevonden. Deze goederen en chemicaliën worden gebruikt voor de kristallisatie van amfetaminebase in amfetamine-sulfaat en het versnijden daarvan. Onder de overkapping bevinden zich nog een groot aantal lege verpakkingen, zoals flessen met het opschrift zwavelzuur, jerrycans met restanten amfetaminebase, lege bussen met het opschrift cafeïne, lege sealzakken met restanten amfetaminepasta en een aantal adresstickers met geprinte adressen.
De door de medewerkers van de Landelijke Faciliteit Ontmantelen (hierna: LFO) genomen monsters van de inbeslaggenomen drugs zijn voor nader onderzoek overgedragen aan het Nederlands Forensisch Instituut (hierna: NFI). Het NFI heeft gerapporteerd dat in het onderzoeksmateriaal MDMA, cocaïne, heroïne, amfetamine en LSD (lysergide) is aangetoond.
Ook heeft het NFI gerapporteerd dat in het onderzoeksmateriaal 3-MMC is aangetroffen. 3-MMC is een niet-gereguleerde psychoactieve stof. 3-MMC is niet vermeld op een van de lijsten van de Opiumwet of de Wet voorkoming misbruik chemicaliën.
4.2.3.2 De tussenconclusie van de rechtbank
Op basis van deze feiten en omstandigheden is de rechtbank van oordeel dat [verdachte] op 20 oktober 2018 2,758 kilogram amfetamine, 1,530 kilogram MDMA brokken-gruis, 123,4 gram heroïne, 562 gram cocaïne, 31.921 xtc-tabletten en 5.210 blotters/LSD in het pand aan de [adres 1] aanwezig heeft gehad.
De conclusie van de rechtbank is verder dat, gelet op de grote hoeveelheid aangetroffen drugs, drugs(handel/bereiding)gerelateerde goederen en een Wileyfoxtelefoon voor versleutelde communicatie, bezien in samenhang met de inhoud van de chatgesprekken, wettig en overtuigend bewezen is dat in, naar of vanuit het pand aan de [adres 1] in Enschede ook harddrugs werden bereid, bewerkt, verwerkt, verkocht, afgeleverd en vervoerd.
4.2.3.3 Medeplegen
Vervolgens dient de rechtbank de vraag te beantwoorden of verdachte zich als medepleger aan deze feiten heeft schuldig gemaakt.
Alleen al de omstandigheden waaronder [verdachte] op 20 oktober 2018 werd aangetroffen in het zogenoemde werkhuis aan de [adres 1] in Enschede wijzen naar het oordeel van de rechtbank op het gezamenlijk uitoefenen van wat zonder meer als een bedrijf kan worden beschouwd. Zoals hiervoor is uiteengezet, werden in het pand een grote hoeveelheid drugs en drugs(handel/bereiding)gerelateerde goederen en een Wileyfoxtelefoon aangetroffen. De chatgesprekken tussen de verschillende verdachten in het onderzoek Oder/Liechtenstein waarin over drugs, de bestellingen daarvan, de inkomsten, de voorraad in het werkhuis, de taakverdeling en de winstgevendheid van de verschillende verkoopsites op het Darkweb werd gesproken, bevestigen de bedrijfsmatige samenwerking tussen de verschillende verdachten. [medeverdachte 4] stuurde de andere verdachten aan en haalde samen met [medeverdachte 3] de op het Darkweb geplaatste orders binnen, [verdachte] werd door [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] voorzien van de bedrijfsvoorraad. Hij verpakte en bewerkte de drugs, die vervolgens weer door [medeverdachte 2] of [medeverdachte 1] bij hem werden opgehaald en verzonden. Gelet op al het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat [verdachte] een materiële en intellectuele bijdrage van substantiële aard heeft geleverd in de gezamenlijke uitvoering en dat hij daartoe bewust en nauw heeft samengewerkt met de medeverdachten, zodat sprake is van medeplegen van zowel het onder 1 als het onder 3 ten laste gelegde.
4.2.3.4 De ten laste gelegde periode van feit 3
De rechtbank gaat bij het vaststellen van de pleegperiode uit van de berichten die [medeverdachte 4] , leidinggevende binnen de groep, daarover op 20 oktober 2018 heeft gestuurd, namelijk dat het werkhuis aan de [adres 1] op dat moment al een jaar non-stop draait. De rechtbank concludeert daaruit dat het werkhuis aan de [adres 1] in ieder geval vanaf 20 oktober 2017 in bedrijf was. De ten laste gelegde periode van 1 januari 2018 tot 19 oktober 2018 valt ruim binnen het jaar waarover [medeverdachte 4] met [medeverdachte 2] gechat heeft. De rechtbank zal de pleegperiode dan ook vaststellen van 1 januari 2018 tot en met 19 oktober 2018.
4.2.3.5 De conclusie van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte de ten laste gelegde feiten 1 en 3 heeft begaan, maar spreekt verdachte vrij, zowel onder feit 1 als onder feit 3, van het ten laste gelegde middel 4-MMC, nu dit middel niet aan de [adres 1] in Enschede is aangetroffen.
4.3
Parketnummer 08/760160-18 Feit 2
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van het ten laste gelegde feit op grond van de bewijsmiddelen zoals ze in de bewijsbijlage zijn opgenomen, waarbij de rechtbank - nu verdachte dit feit heeft bekend en door of namens hem geen vrijspraak is bepleit - conform artikel 359, derde lid, laatste volzin van het Wetboek van Strafvordering (Sv), zal volstaan met een opsomming van de bewijsmiddelen.
4.4
Parketnummer 08/910009-19
4.4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het feit. De officier van justitie heeft daartoe aangevoerd dat uit de chatgesprekken kan worden afgeleid dat aan de Duitser [naam 5] een partij drugs is afgeleverd, die door [verdachte] is ingepakt met de wetenschap dat deze partij de dag erna door [medeverdachte 1] zou worden opgehaald. [medeverdachte 1] heeft deze partij drugs vervolgens in Duitsland afgegeven. [medeverdachte 4] stuurt dit aan zodat zowel hij als [verdachte] als [medeverdachte 1] als medeplegers van uitvoer hebben te gelden. Dat de drugs in kwestie niet zijn aangetroffen, hoeft aan een bewezenverklaring niet in de weg te staan, nu [verdachte] inpakt aan de [adres 1] , op 20 oktober 2018 die soorten drugs aan in de woning en in de schuur van de woning aan de [adres 1] zijn aangetroffen en in de chatgesprekken voldoende concreet de soorten drugs genoemd worden.
4.4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft vrijspraak van het feit bepleit wegens het ontbreken van voldoende wettig en overtuigend bewijs. Indien verdachte wel zou hebben meegewerkt aan het stallen en verpakken van de drugs, is daarmee nog allerminst het bewijs geleverd dat het opzet van verdachte ook was gericht op de uitvoer van drugs. Daarnaast heeft de verdediging bepleit dat het de vraag is of bij de gestelde uitvoer en rol van verdachte wel sprake is van een bijdrage van voldoende gewicht om van medeplegen te kunnen spreken, mede gelet op het feit dat ter zake de gestelde uitvoer zelf er, wat verdachte betreft, in geen geval sprake is van een gezamenlijke uitvoering van de strafbare handelingen waar het de eigenlijke uitvoer betreft.
4.4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.4.3.1 De vaststelling van de feiten en omstandigheden
De rechtbank stelt de volgende feiten en omstandigheden vast.
Op 3 en 4 oktober 2018 regelt [medeverdachte 4] de levering van harddrugs aan [naam 5] in Duitsland.
Op woensdag 3 oktober 2018 is [medeverdachte 4] druk met de voorbereidingen. Hij spreekt met [naam 5] af dat de dag erop, om 13:00 uur, op het adres “ [adres 3] ” vijftien tot zestien kilo speed (de rechtbank begrijpt: amfetamine), en een kilo ice (de rechtbank begrijpt: methamfetamine) worden geleverd. Er wordt ook gesproken over MDMA maar daarvan wordt afgezien. Uiteindelijk luidt de bestelling: vier kilo hasj, een kilo ketamine, een kilo ice en vijftien à zestien kilo speed.
Intussen regelt [medeverdachte 4] dat [medeverdachte 1] deze drugs naar [verdachte] brengt, draagt hij [verdachte] op de bestelde hoeveelheden te verpakken en daarna alles weer aan [medeverdachte 1] te geven die de dag erna naar Duitsland zal gaan.
Ook [medeverdachte 1] wordt geïnstrueerd: hij moet de handel aan [verdachte] geven, hem zeggen dat hij het later weer ophaalt en hij moet het de dag erna om 13:00 uur in Hannover afleveren. Later die dag controleert [medeverdachte 4] of [verdachte] de handel heeft ontvangen van [medeverdachte 1] en bespreken ze de hoeveelheden: veertien zakken speed van een kilo en dertig gram per zak extra en een kilo crystal meth (methamfetamine). [verdachte] vraagt nog ‘die m dan wat moet daar mee’ waarop [medeverdachte 4] antwoordt: gewoon bij jou laten. Dit duidt er op dat er geen MDMA is uitgevoerd.
’s Avonds geeft [medeverdachte 4] de laatste instructies aan [medeverdachte 1] die inhouden dat hij de dag erna om 13:00 aan de [adres 3] (de rechtbank begrijpt: regio Hannover) in Duitsland moet afleveren en drukt hij [medeverdachte 1] op het hart er op tijd te zijn.
Op donderdag 4 oktober 2018 verloopt niet alles vlekkeloos. [medeverdachte 1] is niet op tijd vertrokken.
[naam 5] wordt daarvan door [medeverdachte 4] op de hoogte gebracht. Daarna heeft het nog wat voeten in aarde voor beiden elkaar gevonden hebben. Maar met instructies van [medeverdachte 4] komt het dan toch tot een overdracht van de drugs. [naam 5] laat [medeverdachte 4] nog wel weten dat hij geen geld bij zich heeft en schrijft: dinsdag, Enschede, waarop [medeverdachte 4] antwoordt: kein probleem.
Dat het op die vierde oktober daadwerkelijk om de export van de ten laste gelegde drugs ging, vindt bevestiging in de financiële afwikkeling, een paar dagen later.
4.4.3.2 Medeplegen
Vervolgens dient de rechtbank de vraag te beantwoorden of verdachte zich als medepleger aan deze feiten heeft schuldig gemaakt.
Zoals hiervoor onder 4.4.3.1 is vastgesteld, zijn [verdachte] , [medeverdachte 4] en [medeverdachte 1] er alle drie van op de hoogte dat een Duitser bij [medeverdachte 4] een bestelling heeft geplaatst voor harddrugs, die in Hannover afgeleverd moet worden. [medeverdachte 1] hoort van [medeverdachte 4] dat hij de drugs bij [verdachte] moet brengen, die van [medeverdachte 4] doorkrijgt dat hij de door de Duitser bestelde hoeveelheden in strijkzakken moet verpakken, waarna [medeverdachte 1] de verpakte drugs weer bij [verdachte] zal ophalen en ze zal afleveren bij de Duitser in Hannover.
Gelet op al het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat [verdachte] een materiële en intellectuele bijdrage van substantiële aard heeft geleverd aan de gezamenlijke uitvoering en dat hij daartoe bewust en nauw heeft samengewerkt met [medeverdachte 4] en [medeverdachte 1] , zodat sprake is van medeplegen van het ten laste gelegde.
4.4.3.3 Opzet
Zoals hiervoor onder 4.4.3.1 en 4.4.3.2 is vastgesteld, was [verdachte] op de hoogte van de soorten en hoeveelheden drugs die hij moest verpakken en van het feit dat deze door [medeverdachte 1] naar Duitsland werden gebracht. Op grond van deze omstandigheden is de rechtbank van oordeel dat verdachte (vol) opzet heeft gehad op de uitvoer van de harddrugs.
4.4.3.4 De conclusie van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan, met uitzondering van de export van een kilo MDMA.
4.5
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de in de bijlage genoemde bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de tenlastegelegde feiten heeft begaan, met dien verstande dat:
parketnummer 08/760160-18
1.
hij op
of omstreeks20 oktober 2018 te Enschede,
in ieder geval in Nederland,
tezamen en in vereniging met
een ander ofanderen,
althans alleen,opzettelijk
aanwezig heeft gehad
(in een pand aan de [adres 1]
):
-ongeveer 2758 gram amfetamine
, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal
bevattende amfetamine,en
/of
-ongeveer 1530 gram MDMA brokken-gruis en
/ofongeveer 31.921
xtc-tabletten
, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende
MDMA,en
/of
-ongeveer 123,4 gram heroïne
, in elk geval een hoeveelheid van een
materiaal bevattende heroïne,en
/of
-ongeveer 5 gram 4-MMC, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal
bevattende 4-methylmethcathinon, en/of
-ongeveer 562 gram cocaïne
, in elk geval een hoeveelheid van een
materiaal bevattende cocaïne,en
/of
-ongeveer 5210 blotters/paperstrips LSD
, in elk geval een hoeveelheid
van een materiaal bevattende d-lysergzuurdiethylamide (lysergide/LSD),
zijnde amfetamine en
/ofMDMA en
/ofheroïne
en/of 4-methylmethcathinonen
/of
cocaïne en
/ofd-lysergzuurdiethylamide (lysergide/LSD),
(telkens
) (een
)
middel
(en)als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I
, dan wel
aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
2.
hij op
of omstreeks20 oktober 2018 te Enschede
, in ieder geval in Nederland,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
een wapen van categorie III, onder I van de Wet wapens en munitie, te
weten een revolver (merk Smith & Wesson, kaliber .38, met serienummer J43666),
en
/ofmunitie van categorie III, te weten
een aantal (131
)scherpe patronen
(kaliber 7.65, kaliber .38 en/of 9x19), voorhanden heeft gehad;
3.
hij
, op een of meerdere tijdstippen,in
of omstreeksde periode van 1 januari
2018 tot en met 19 oktober 2018 te Enschede en
/of (elders
)in Nederland,
tezamen en in vereniging met
een of meeranderen
, althans alleen,
(telkens
)
opzettelijk heeft bereid en
/ofbewerkt en
/ofverwerkt en
/ofverkocht en
/of
afgeleverd
en/of verstrekten
/ofvervoerd (in/naar/vanuit een pand aan de
[adres 1] te Enschede)
, in elk geval (telkens) opzettelijk (in een pand
aan de [adres 1] te Enschede) aanwezig heeft gehad,een hoeveelheid van
een materiaal bevattende
(onder meer)amfetamine en
/ofMDMA en
/ofheroïne
en/of 4-methylmethcathinon,en
/ofcocaïne en
/ofd-lysergzuurdiethylamide
(lysergide/LSD),
althans (telkens
)enig middel als bedoeld in de bij de
Opiumwet behorende lijst I
, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van
artikel 3a van die wet;
parketnummer 08/910009-19
hij in
of omstreeksde maand oktober 2018
te Enschede en/of (elders)in
Nederland, tezamen en in vereniging met
een ander ofanderen,
althans alleen,
opzettelijk buiten het grondgebied van Nederland (te weten: naar Duitsland)
heeft gebracht,
althans opzettelijk buiten het grondgebied van Nederland (te
weten: naar Duitsland) heeft gebracht als bedoeld in artikel 1 lid 5 van de
Opiumwet,
- ongeveer 15 kilogram
, althans een (grote) hoeveelheid, van een materiaal
bevattendeamfetamine en
/of
- ongeveer 1 kilogram, althans een (grote) hoeveelheid, van een materiaal
bevattende MDMA en/of
-
ongeveer1 kilogram
, althans een (grote) hoeveelheid, van een materiaal
bevattendemethamfetamine,
zijnde amfetamine
, MDMAen/
ofmethamfetamine,
althansenig middel, als
bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I
, dan wel aangewezen krachtens
het vijfde lid van artikel 3a van die wet. (zaaksdossier 4)
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.

5.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld in artikel 10 van de Opiumwet en in artikel 55 van de Wet wapens en munitie (WWM). Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
5.1
Parketnummer 08/760160-18
Het bewezenverklaarde levert op:
feit 1 en feit 3
de eendaadse samenloop van
het misdrijf: medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2, onder C, van de Opiumwet gegeven verbod
en
het misdrijf: medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2, onder B, van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd;
feit 2
het misdrijf: handelen in strijd met artikel 26 van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III
en
het misdrijf: handelen in strijd met artikel 26 van de Wet wapens en munitie.
5.2
Parketnummer 08/910009-19
Het bewezenverklaarde levert op:
het misdrijf: medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2, onder A, van de Opiumwet gegeven verbod.

6.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor de bewezenverklaarde feiten.

7.De op te leggen straf of maatregel

7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van vijf jaren. Daarnaast heeft de officier van justitie gevorderd het in beslag genomen geldbedrag van € 1.295,-- verbeurd te verklaren.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft aangevoerd dat voor de strafmaat de volgende punten van belang zijn:
  • verdachte is first-offender;
  • verdachte is hiertoe gekomen door verlies van zijn baan;
  • de korte duur van betrokkenheid;
  • de grote gevolgen van deze strafzaak voor verdachte in zijn persoonlijke omstandigheden;
  • verdachte heeft meegewerkt aan het onderzoek wat betreft zijn eigen aandeel;
  • verdachte is procedureel meegezogen in de andere grotere zaken.
Gelet hierop ligt het meer voor de hand om verdachte te veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 36 maanden, waarvan een gedeelte van bijvoorbeeld zes maanden voorwaardelijk.
Ten aanzien van het in beslag genomen geldbedrag heeft de verdediging aangevoerd dat dit aan verdachte dient te worden teruggegeven.
7.3
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij in het bijzonder het volgende van belang.
Verdachte heeft zich samen met zijn mededaders schuldig gemaakt aan grootschalige wereldwijde handel in verdovende middelen in een periode van bijna een jaar. Verdachte en zijn mededaders verkochten anoniem en op professionele wijze drugs op het Darkweb. Bij het internetbedrijf met meerdere ‘medewerkers’, die ieder hun eigen taak hadden, kwamen iedere dag online bestellingen binnen, werden de bestellijsten gemaakt, werden drugs bereid, de bestellingen ingepakt, verzonden en geleverd, en werd de voorraad beheerd. Het assortiment bestond onder andere uit verschillende soorten XTC-pillen, methamfetamine, cocaïne, heroïne en LSD. Deze drugs waren snel te bestellen en te leveren, o.a. via DHL. Ongewild werd DHL zo een internationale distributeur van drugs. De verdachten schrokken er ook niet voor terug om vele kilo’s harddrugs zelf naar Duitsland te exporteren.
Verdachte en zijn mededaders trachtten op een geraffineerde manier buiten beeld van justitie te blijven door gebruik te maken van de anonieme vrijplaats Darkweb, de betaling in bitcoins te laten plaatsvinden, de postpakketten/enveloppen te voorzien van valse retourgegevens en door te communiceren via de versleutelde chatapplicatie Ironchat op zogenoemde crypte(tele)foons of PGP-telefoons. Om in de vraag van de afnemers te kunnen voorzien had verdachte samen met zijn mededaders een handelsvoorraad aan verdovende middelen aanwezig in een ‘werkhuis’: een woning waarvan de schuur hiervoor speciaal was ingericht.
De verdachten bekommerden zich bij hun handel niet om de gezondheidsrisico’s voor anderen en de schadelijke gevolgen voor de maatschappij en hebben kennelijk enkel uit winstbejag gehandeld. De verdachten hebben bijgedragen aan het in stand houden van de ondermijnende criminaliteit die rondom de handel en de productie van drugs de laatste jaren grote vormen aanneemt. Daaronder valt ook het witwassen van de inkomsten uit de drugshandel, waardoor de integriteit van het economisch handelsverkeer wordt aangetast. Weliswaar wordt verdachte niet voor witwasfeiten veroordeeld, maar dit aspect van drugshandel kleeft wel aan het verdienmodel van de organisatie waarvan hij deel uitmaakte en dat rekent de rechtbank ook hem aan. De verdachten vormden een schakel in de drugsketen die veel rand- en gevolgcriminaliteit veroorzaakt. De internationale, bijna mondiale component en het betrekken van nietsvermoedende postbedrijven bij de handel, wegen in negatieve zin mee bij het bepalen van de hoogte van de straf.
Verdachte heeft bovendien een vuurwapen met munitie in zijn woning voorhanden gehad. Het ongecontroleerde bezit van vuurwapens roept een onaanvaardbaar gevaar voor de veiligheid van personen in het leven, temeer omdat de ervaring leert dat het bezit hiervan in situaties die in verband staan met handel in en bezit van verdovende middelen al snel kan leiden tot het gebruik van dat wapen met alle (fatale) gevolgen van dien.
Wat betreft de persoon van verdachte heeft de rechtbank acht geslagen op zijn uittreksel uit de justitiële documentatie van 12 december 2019, waaruit blijkt dat verdachte niet eerder voor soortgelijke feiten is veroordeeld.
Voor de hoogte van de straf is aansluiting gezocht bij het oriëntatiepunt voor grootschalige uitvoer van drugs en bij uitspraken in soortgelijke zaken. Strafverzwarend daarbij zijn de export en het gebruik van het Darkweb als internationale logistieke route voor deze illegale handel. De rechtbank houdt ook rekening met de verhoudingen tussen de verschillende verdachten. De rollen van verdachte, [medeverdachte 3] , [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] zijn bij de handel in de drugs van gelijk gewicht. Voor [medeverdachte 4] , als organisator en leidinggevende van het bedrijf, is een hogere gevangenisstraf op zijn plaats.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat aan verdachte een gevangenisstraf voor de duur van vijf jaren en zes maanden moet worden opgelegd.
7.4
De inbeslaggenomen voorwerpen
De rechtbank is van oordeel dat het inbeslaggenomen geldbedrag moet worden verbeurdverklaard, omdat het een voorwerp betreft dat aan verdachte toebehoort en dat geheel of grotendeels door middel van of uit de baten van de strafbare feiten is verkregen.
De rechtbank is van oordeel dat de inbeslaggenomen revolver (merk Smith & Wesson, kaliber .38, met serienummer J43666) en 131 stuks scherpe patronen (kaliber 7.65, kaliber .38 en/of kaliber 9x19) vatbaar zijn voor onttrekking aan het verkeer, aangezien met betrekking tot deze voorwerpen de feiten zijn begaan en zij van zodanige aard zijn, dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet of met het algemeen belang.

8.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 33, 33a, 36b, 36c, 47, 55 en 57 Sr.

9.De beslissing

De rechtbank:
bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde onder parketnummer 08/760160-18 feit 1, feit 2 en feit 3 en het ten laste gelegde onder parketnummer 08/910009-19 heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feit
- verklaart het bewezenverklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezenverklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
Parketnummer 08/760160-18
feit 1 en feit 3
de eendaadse samenloop van
het misdrijf: medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2, onder C, van de Opiumwet gegeven verbod
en
het misdrijf: medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2, onder B, van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd;
feit 2
het misdrijf: handelen in strijd met artikel 26 van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III
en
het misdrijf: handelen in strijd met artikel 26 van de Wet wapens en munitie;
Parketnummer 08/910009-19
het misdrijf: medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2, onder A, van de Opiumwet gegeven verbod;
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het bewezenverklaarde;
straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
vijf (5) jaren en zes (6) maanden;
- bepaalt dat de tijd die de verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht;
de inbeslaggenomen voorwerpen
- verklaart verbeurd het inbeslaggenomen voorwerp, te weten een geldbedrag van
€ 1.295,-- (eenduizendtweehonderdvijfennegentig euro);
- verklaart onttrokken aan het verkeer de inbeslaggenomen voorwerpen, te weten een revolver (merk Smith & Wesson, kaliber .38, met serienummer J43666) en 131 stuks scherpe patronen (kaliber 7.65, kaliber .38 en/of kaliber 9x19).
Dit vonnis is gewezen door mr. S.K. Huisman, voorzitter, mr. E. Venekatte en mr. A.M.G. Ellenbroek, rechters, in tegenwoordigheid van mr. B.M. Hoek, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 23 april 2020.