ECLI:NL:RBOVE:2020:1560

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
23 april 2020
Publicatiedatum
21 april 2020
Zaaknummer
08/910028-19 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Internationale drugshandel en witwassen via bitcoins met betrokkenheid van meerdere verdachten

In de zaak van de internationale drugshandel en witwassen via bitcoins, die bekendstaat als het onderzoek Liechtenstein, zijn zes verdachten betrokken. De verdachten gebruikten het Darkweb om bestellingen van drugs te ontvangen vanuit verschillende landen, waaronder Zweden en Australië. Tijdens een politie-inval in een drugspand in Enschede werden aanzienlijke hoeveelheden harddrugs aangetroffen, waaronder amfetamine, MDMA, heroïne, cocaïne en LSD. Twee van de verdachten planden zelfs aanslagen op leden van de motorclub Satudarah, die zij beschuldigden van verraad. De rechtbank heeft de 28-jarige G. veroordeeld tot een gevangenisstraf van vijf jaar voor zijn rol in de drugshandel. De zaak werd behandeld door de Rechtbank Overijssel, waar de rechtbank op basis van de verzamelde bewijsstukken en de inhoud van chatberichten tot de conclusie kwam dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan grootschalige drugshandel en witwassen. De rechtbank oordeelde dat de verdachte een substantiële bijdrage had geleverd aan de gezamenlijke uitvoering van de strafbare feiten, en dat hij zich bewust was van zijn rol binnen de organisatie. De rechtbank sprak de verdachte vrij van het ten laste gelegde middel 4-MMC, omdat dit middel niet was aangetroffen. De rechtbank legde een gevangenisstraf van vijf jaar op, rekening houdend met de ernst van de feiten en de rol van de verdachte binnen de criminele organisatie.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Almelo
Parketnummer: 08/910028-19 (P)
Datum vonnis: 23 april 2020
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1991 in [geboorteplaats] ,
zonder bekende feitelijke woon- of verblijfplaats in Nederland.

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzittingen van 24 juni 2019, 16 september 2019, 3 december 2019, 30 januari 2020, 4 februari 2020 en
9 april 2020.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie, mr. A. van Veen en van hetgeen door de raadsman, mr. D. Nieuwenhuis, advocaat te Eindhoven, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
feit 1 en feit 2:zich samen met een of meer anderen schuldig heeft gemaakt aan grootschalige drugshandel.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
1.
hij op of omstreeks 20 oktober 2018 te Enschede, in ieder geval in Nederland,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk
aanwezig heeft gehad (in een pand aan de [adres 1] ):
-ongeveer 2758 gram amfetamine, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal
bevattende amfetamine, en/of
-ongeveer 1530 gram MDMA brokken-gruis en/of ongeveer 31.921
xtc-tabletten, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende
MDMA, en/of
-ongeveer 123,4 gram heroïne, in elk geval een hoeveelheid van een
materiaal bevattende heroïne, en/of
-ongeveer 5 gram 4-MMC, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal
bevattende 4-methylmethcathinon, en/of
-ongeveer 562 gram cocaïne, in elk geval een hoeveelheid van een
materiaal bevattende cocaïne, en/of
-ongeveer 5210 blotters / paperstrips LSD, in elk geval een hoeveelheid
van een materiaal bevattende d-lysergzuurdiethylamide (lysergide/LSD),
zijnde amfetamine en/of MDMA en/of heroïne en/of 4-methylmethcathinon en/of
cocaïne en/of d-lysergzuurdiethylamide (lysergide/LSD), (telkens) (een)
middel(en) als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel
aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
2.
hij, op een of meerdere tijdstippen, in of omstreeks de periode van 1 januari
2018 tot en met 19 oktober 2018 te Enschede en/of (elders) in Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, (telkens)
opzettelijk heeft bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/of verkocht en/of
afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd (in/naar/vanuit een pand aan de
[adres 1] ), in elk geval (telkens) opzettelijk (in een pand
aan de [adres 1] ) aanwezig heeft gehad, een hoeveelheid van
een materiaal bevattende (onder meer) amfetamine en/of MDMA en/of heroïne
en/of 4-methylmethcathinon, en/of cocaïne en/of d-lysergzuurdiethylamide
(lysergide/LSD), althans (telkens) enig middel als bedoeld in de bij de
Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van
artikel 3a van die wet.

3.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.De bewijsoverwegingen

4.1
Inleiding
Hierna stelt de rechtbank op grond van de inhoud van het dossier en het onderzoek ter terechtzitting de feiten en omstandigheden vast. De voor de bewezenverklaring redengevende bewijsmiddelen zijn opgenomen in de bijlage bij dit vonnis. De rechtbank overweegt verder, al dan niet in reactie op gevoerde verweren, waarom zij op basis van die feiten en omstandigheden tot conclusies en beantwoording van de bewijsvraag komt.
4.1.1
Achtergrond onderzoek
In november 2018 werd bekend gemaakt dat de politie Oost-Nederland en het Openbaar Ministerie (OM) er in waren geslaagd de versleutelde chatapplicatie Ironchat te ontsleutelen. Van die applicatie werd op zogenoemde crypto(tele)foons of PGP- telefoons, waarbij PGP staat voor Pretty Good Privacy, gebruik gemaakt.
De berichten werden door de politie meegelezen in onderzoek Goliath, een onderzoek naar een mogelijk georganiseerd verband dat gebruikt maakte van de diensten van het bedrijf [bedrijf] in [plaats] .
Uit onderzoek Goliath kwam naar voren dat een aantal mensen via bepaalde Ironchataccounts met elkaar chatte over – kort gezegd – de bereiding en het voorhanden hebben van, de handel in en de export van harddrugs. Daarnaast werd gechat over het voorbereiden van een aanslag op personen en panden (mogelijk) gelieerd aan de voormalige motorclub [motorclub] .
Vervolgens is in het TGO (Team Grootschalige Opsporing) Oder/Liechtenstein onderzoek naar deze strafbare feiten verricht. De vervolging voor de strafbare feiten in deze zaak en die van verdachtes medeverdachten zijn daarvan het gevolg.
4.1.2
Identificatie gebruikers Ironchataccounts
Voor de bewijsvoering komt het in belangrijke mate aan op de inhoud van de ter beschikking gekomen chatberichten. Er werd gebruik gemaakt van telefoons van met name het merk Wileyfox en laptops waarop de applicatie Ironchat was geïnstalleerd. Met die telefoons en laptops werden chatberichten verzonden met of aan onder meer de volgende accounts, alle eindigend op [mailadres] :
  • [account] (hierna: [account] )
  • [account] (hierna: [account] )
  • [account] (hierna: [account] )
  • [account] (hierna: [account] )
  • [account] (hierna: [account] )
  • [account] (hierna: [account] )
  • [account] (hierna: [account] ) en
  • [account] (hierna: [account] ).
De vraag die in alle zaken, en al dan niet in reactie op een verweer, allereerst moet worden beantwoord, is of de personen tegen wie door het OM in het onderzoek Liechtenstein vervolging is ingesteld, verdachten [medeverdachte 1] , verder [medeverdachte 1] , [verdachte] , verder [verdachte] , [medeverdachte 2] , verder [medeverdachte 2] , [medeverdachte 3] , verder [medeverdachte 3] en [medeverdachte 4] , te identificeren zijn als de gebruikers van voornoemde accounts. Voor de feiten die aan verdachte ten laste zijn gelegd, is de vraag of [medeverdachte 5] , eveneens verdachte in onderzoek Liechtenstein, te identificeren is als gebruiker van het account [account] niet relevant en deze vraag zal om die reden in dit vonnis onbesproken blijven.
Als deze verdachten te identificeren zijn als de gebruikers van deze accounts, dan dienen vervolgens de vragen te worden beantwoord of zij betrokken zijn bij de aan hen ten laste gelegde strafbare feiten en hoe deze betrokkenheid gekwalificeerd kan worden.
Het antwoord op de eerste vraag is van belang voor het bewijs van alle ten laste gelegde feiten. De rechtbank zal die vraag daarom hier eerst en voorafgaand aan de bespreking van de afzonderlijke feiten beantwoorden.
De andere vragen beantwoordt de rechtbank hierna, daar waar de ten laste gelegde feiten afzonderlijk en meer in detail beoordeeld zullen worden.
4.1.2.1 Het account [account]
De rechtbank komt op grond van de feiten en omstandigheden die door de politie in het ‘proces-verbaal van bevindingen Identificatie [medeverdachte 2] – [account] ’ zijn opgenomen tot de conclusie dat [medeverdachte 2] de gebruiker is geweest van het account teom en dat hij tevens [alias] wordt genoemd. Alle berichten van dit account zijn aan [medeverdachte 2] toe te schrijven. Het dossier bevat geen aanwijzingen dat teom (ook) door een ander dan [medeverdachte 2] werd gebruikt. Weliswaar ontkent [medeverdachte 2] de gebruiker te zijn geweest van dit account, maar hij heeft niet of nauwelijks antwoord willen geven op vragen die hem daaromtrent zijn gesteld. Zijn verklaringen bevatten niet meer dan een kale ontkenning van een identificatie die op vele bewijsmiddelen is gestoeld. Tegen de achtergrond van de hiervoor genoemde onderzoeksbevindingen is de ontkenning van [medeverdachte 2] dan ook niet geloofwaardig. Hierna zal de rechtbank de gebruiker van [account] aanduiden als [medeverdachte 2] .
4.1.2.2 Het account [account]
De rechtbank komt op grond van de feiten en omstandigheden die door de politie in het ‘proces-verbaal bevindingen m.b.t. vaststelling identificatie user [account] als gebruiker [medeverdachte 4] ’ zijn opgenomen tot de conclusie dat [medeverdachte 4] de gebruiker is geweest van het account [account] en dat alle berichten van dit account aan hem zijn toe te schrijven. Hierna zal de rechtbank de gebruiker van [account] aanduiden als [medeverdachte 4] .
4.1.2.3 Het account [account]
De rechtbank komt op grond van de feiten en omstandigheden die door de politie in het ‘proces-verbaal identificatie gebruiker accounts [account] , [account] = [medeverdachte 4] ’ zijn opgenomen tot de conclusie dat [medeverdachte 4] de gebruiker is geweest van het account [account] en dat alle berichten van dit account aan hem zijn toe te schrijven. Hierna zal de rechtbank de gebruiker van [account] aanduiden als [medeverdachte 4] .
4.1.2.4 De accounts [account] en [account]
Tijdens een chatsessie op 19 en 20 oktober 2018 tussen [medeverdachte 4] en de gebruiker van het account [account] , neemt laatstgenoemde een tweede account in gebruik. Dit betreft het account [account] . [medeverdachte 4] geeft [account] daartoe de instructies. De rechtbank stelt op grond hiervan vast dat de accounts [account] en [account] dezelfde gebruiker hebben.
Op 3 oktober 2018 heeft een chatsessie plaatsgevonden tussen [medeverdachte 4] en de gebruiker van het account [account] . Tijdens die chatsessie chat [account] dat hij ‘dat geld’ moeilijk thuis kan bewaren, omdat [medeverdachte 4] daar nog ingeschreven staat. De rechtbank stelt vast dat [medeverdachte 4] staat ingeschreven op het adres [adres 2] . Op dat adres staat onder meer ook ingeschreven [verdachte] .
Op grond van de chatgesprekken tussen [medeverdachte 4] en [account] / [account] , die zij hebben gevoerd in oktober 2018, stelt de rechtbank vast dat de gebruiker van het account [account] / [account] geen rijbewijs heeft en dat hij op 1 november 2018 theorie-examen moet doen. Op 8 november 2018 heeft [getuige] bij de politie verklaard dat hij op 1 november 2018 zijn broer [verdachte] ( [verdachte] ) naar het theorie-examen in Enschede heeft gebracht. Uit bevraging bij het Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen blijkt dat [verdachte] geen rijbewijs heeft.
Op 7 oktober 2018 heeft [medeverdachte 4] gechat met de gebruiker van het account [account] . [medeverdachte 4] heeft binnenkort een leuke klus voor [account] . [account] moet naar Spanje vliegen en dan met de auto van [medeverdachte 4] terugrijden naar Nederland. [account] wil dit wel doen. Hij neemt dan wel iemand mee, want hij wil niet alleen van Spanje naar Nederland terugrijden met [naam] rijbewijs. Een van de broers van [verdachte] heet [naam] .
De rechtbank komt op grond van deze feiten en omstandigheden tot de conclusie dat [verdachte] de gebruiker is geweest van de accounts [account] en [account] en dat alle berichten van en aan deze accounts aan hem zijn toe te schrijven. Hierna zal de rechtbank de gebruiker van [account] en [account] aanduiden als [verdachte] .
4.1.2.5 Het account [account]
De rechtbank komt op grond van de feiten en omstandigheden die door de politie in het ‘proces-verbaal identificatie gebruiker account [account] is [medeverdachte 1] ’ zijn opgenomen tot de conclusie dat [medeverdachte 1] de gebruiker is geweest van het account [account] , en dat hij [alias] , [alias] of [alias] wordt genoemd. Alle berichten van dit account zijn aan [medeverdachte 1] toe te schrijven. Het dossier bevat verder geen aanwijzingen dat [account] (ook) door een ander dan [medeverdachte 1] gebruikt werd. Weliswaar ontkent [medeverdachte 1] de gebruiker te zijn geweest van het [account] , maar hij heeft niet of nauwelijks antwoord willen geven op vragen. Zijn verklaringen bevatten niet meer dan een kale ontkenning van een identificatie die op vele bewijsmiddelen is gestoeld. Tegen de achtergrond van de onderzoeksbevindingen is de ontkenning van [medeverdachte 1] niet geloofwaardig. Hierna zal de rechtbank de gebruiker van [account] aanduiden als [medeverdachte 1] .
4.1.2.6 De accounts [account] en [account]
De rechtbank komt op grond van de feiten en omstandigheden die door de politie in het ‘proces-verbaal identificatie gebruikersaccount [account] ’ en in het ‘proces-verbaal identificatie gebruiker account [account] is [medeverdachte 3] ’ zijn opgenomen tot de conclusie dat [medeverdachte 3] de gebruiker is geweest van de accounts [account] en [account] en dat hij [alias] wordt genoemd. Alle berichten van deze accounts zijn aan hem toe te schrijven. Hierna zal de rechtbank de gebruiker van [account] en [account] aanduiden als [medeverdachte 3] .
4.2
De feiten 1 en 2
4.2.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de feiten wettig en overtuigend bewezen kunnen worden verklaard en heeft daartoe samengevat het volgende aangevoerd.
Uit de chats tussen [medeverdachte 4] , [verdachte] en [medeverdachte 2] volgt de betrokkenheid van [verdachte] bij de partij drugs die op 20 oktober 2018 aan de [adres 1] in beslag is genomen. Uit de inhoud van de chats kan het medeplegen op of omstreeks 20 oktober 2018 worden afgeleid, gelet op recente aanwezigheid in het pand, het er regelmatig komen en het bespreken met [medeverdachte 4] alsof het om hun handel gaat.
Ook blijkt niet alleen uit die chats de betrokkenheid bij de drugshandel van [verdachte] vanuit de [adres 1] over een langere periode, maar ook uit het feit dat in de [adres 3] een aantal aangebroken dozen met verpakkingsmateriaal is aangetroffen, gelijkend op hetgeen bij [medeverdachte 2] is aangetroffen.
4.2.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft vrijspraak van deze feiten bepleit en heeft daartoe samengevat het volgende aangevoerd.
Feit 1
Voor een bewezenverklaring van het opzettelijk voorhanden hebben, is doorslaggevend dat de drugs zich in fysieke zin binnen de machtssfeer van verdachte bevinden en dat verdachte zich daarvan bewust is. Daar is op basis van het dossier geen sprake van. Daarnaast is geen sprake van een gezamenlijke machtsuitoefening, hetgeen wel vereist is voor het medeplegen van aanwezig hebben van drugs.
Feit 2
De gebruiker van het account [account] heeft in de periode van 3 tot en met 19 oktober 2018 geen uitvoeringshandelingen verricht in het kader van het bereiden, verstrekken, bewerken, verwerken, verkopen, afleveren, verstrekken, vervoeren en aanwezig hebben van de harddrugs. Voor zover deze handelingen zijn verricht, is dat telkens geweest door anderen dan de gebruiker van [account] . Uit het dossier kan hoogstens worden afgeleid dat [account] – als materiaalman – heeft vergemakkelijkt of bevorderd dat de andere betrokkenen drugs konden verkopen, afleveren, aanwezig hebben etc. Van een rol die van voldoende gewicht is om hem als medepleger aan te merken, is geen sprake.
Subsidiair heeft de verdediging aangevoerd dat [account] niet (veel) eerder dan 3 oktober 2018 als materiaalman actief was, gelet op het feit dat hij instructies krijgt van de gebruiker met het account [account] bij alles wat hij moet doen, zodat de bewezen verklaarde periode beperkt dient te worden van 3 tot en met 19 oktober 2018.
Daarnaast heeft de verdediging bepleit dat uit de rapportage van het Nederlands Forensisch Instituut (hierna: NFI) voortvloeit dat het middel 3-MMC – zijnde een middel dat niet vermeld staat op de lijsten van de Opiumwet – aan de [adres 1] is aangetroffen, terwijl het middel 4-MMC is ten laste gelegd. In zoverre dient vrijspraak van dit onderdeel van de tenlastelegging te volgen.
4.2.3
Het oordeel van de rechtbank
4.2.3.1 De vaststelling van de feiten en omstandigheden
De inhoud van de chatberichten
De rechtbank stelt vast dat de gang van zaken als volgt is geweest.
[medeverdachte 4] heeft samen met onbekend gebleven personen de leiding over een groep mensen. [medeverdachte 4] is degene die deze groep rechtstreeks aanstuurt. De groep houdt zich sinds geruime tijd bezig met de verkoop van drugs via sites, zoals Rolex, Flamingo, Snapdrugz, AliExpress en Vendor op het Darkweb. Via die sites worden drugsorders uit onder meer Polen, Zweden, Duitsland en Australië bij de groep geplaatst. De orders worden door onder andere [medeverdachte 3] en [medeverdachte 4] van de sites binnengehaald en op lijsten bijgehouden en verwerkt. Deze bestellijsten worden vervolgens aan [medeverdachte 2] verstrekt. Zijn woning aan de [adres 1] is het zogenoemde ‘werkhuis’. [medeverdachte 2] is daar niet alleen verantwoordelijk voor het in strijkzakken verpakken van de bestelde drugs en het verzendklaar maken van die bestellingen, maar ook voor het vermengen/aanmaken van de drugs volgens receptuur die hij van [medeverdachte 4] heeft gekregen. [medeverdachte 4] informeert met enige regelmaat bij [medeverdachte 2] naar de bedrijfsvoorraad. [medeverdachte 1] en [verdachte] zorgen er voor – na opdracht van [medeverdachte 4] – dat [medeverdachte 2] voldoende bedrijfsvoorraad heeft aan de [adres 1] om de bestellingen verzendklaar te kunnen maken. Daarbij gaat het dan onder meer om strijkzakken, postzegels, luchtkussenenveloppen, speed, methamfetamine (‘ice’), MDMA (‘snoepjes’, ‘pillen’, ‘molly’), cafeïne (‘caf’), olie, ketamine (‘keta’) en LSD. Verder wordt in de chats gesproken over heroïne (‘bruin’, ‘h’), mmc en cocaïne (‘sani’,‘c’). [medeverdachte 1] en [verdachte] zorgen er ook voor dat de bestellingen bij [medeverdachte 2] opgehaald en ‘gedropt’ – de rechtbank begrijpt: afgeleverd, vervoerd – worden. Ook haalt [verdachte] geld op voor [medeverdachte 4] en hij betaalt daarvan zichzelf, [medeverdachte 2] , [medeverdachte 1] en ‘ [alias] ’ uit voor [medeverdachte 4] .
Op 18 oktober 2018 bespreekt [medeverdachte 4] zijn plannen om het werkhuis aan de [adres 1] op pauze te zetten, omdat teveel bestellingen niet aankomen bij de afnemers. Volgens [medeverdachte 4] draaide het werkhuis al één jaar non-stop. 19 oktober 2018 is de laatste werkdag en daarna wordt het werkhuis leeggehaald. Binnen de groep mensen worden daarom wat taken verschoven. [medeverdachte 1] krijgt te horen dat voor hem even geen werk meer is, maar dat hij wel elke week betaald krijgt. Het werk van [verdachte] (materiaal kopen en opslaan) wordt door
[medeverdachte 2] overgenomen. [verdachte] gaat het bijhouden van de bestellingen op de laptop voor zijn rekening nemen, omdat [medeverdachte 4] niet tevreden is over het werk van [medeverdachte 3] . In de nacht van 19 op 20 oktober 2018 legt [medeverdachte 4] aan [verdachte] uit hoe dit precies in zijn werk gaat. Op datzelfde moment vindt een inval door de politie in het pand aan de [adres 1] plaats.
De inval aan de [adres 1] en het daaropvolgend forensisch onderzoek
Op 19 oktober 2018 is bij de politie via het Team Criminele Inlichtingen de volgende informatie binnen gekomen:
In de woning gelegen aan de [adres 1] ligt een flinke partij
harddrugs.
Hierop wordt door de politie onderzoek Oder gestart. In de vroege ochtend van 20 oktober 2018 wordt in de woning en schuur binnengetreden en vindt een doorzoeking plaats. Op dat moment is de bewoner, [medeverdachte 2] , in de woning aanwezig. Hij wordt aangehouden. Bij die doorzoeking wordt het volgende aangetroffen en in beslag genomen:
  • 2,758 kilogram vermoedelijk amfetamine
  • 1,530 kilogram MDMA brokken-gruis
  • 123,4 gram vermoedelijk heroïne
  • 5 gram vermoedelijk 3-MMC
  • 562 gram vermoedelijk cocaïne
  • 31.291 tabletten
  • 5.210 blotters/LSD.
Daarnaast worden in de woning en de schuur nog een revolver, munitie, enveloppen, adres-etiketten, DHL-verzendbewijzen, postzegels van de Duitse Post, adresstickers op een rol van Dymo, een Dymo Label Writer en een mobiele telefoon, Wileyfox Swift2, aangetroffen. Ook worden in de schuur amfetamine base, zwavelzuur, methanol, zakken met amfetamine pasta of restanten daarvan, lege bussen met het opschrift cafeïne en sealzakken, een spatel, bakken en een balans gevonden. Deze goederen en chemicaliën worden gebruikt voor de kristallisatie van amfetaminebase in amfetamine-sulfaat en het versnijden daarvan. Onder de overkapping bevinden zich nog een groot aantal lege verpakkingen, zoals flessen met het opschrift zwavelzuur, jerrycans met restanten amfetaminebase, lege bussen met het opschrift cafeïne, lege sealzakken met restanten amfetaminepasta en een aantal adresstickers met geprinte adressen.
De door de medewerkers van de Landelijke Faciliteit Ontmantelen (hierna: LFO) genomen monsters van de inbeslaggenomen drugs zijn voor nader onderzoek overgedragen aan het Nederlands Forensisch Instituut (hierna: NFI). Het NFI heeft gerapporteerd dat in het onderzoeksmateriaal MDMA, cocaïne, heroïne, amfetamine en LSD (lysergide) is aangetoond.
Ook heeft het NFI gerapporteerd dat in het onderzoeksmateriaal 3-MMC is aangetroffen. 3-MMC is een niet-gereguleerde psychoactieve stof. 3-MMC is niet vermeld op een van de lijsten van de Opiumwet of de Wet voorkoming misbruik chemicaliën.
4.2.3.2 De tussenconclusie van de rechtbank
Op basis van deze feiten en omstandigheden is de rechtbank van oordeel dat [medeverdachte 2] op 20 oktober 2018 2,758 kilogram amfetamine, 1,530 kilogram MDMA brokken-gruis, 123,4 gram heroïne, 562 gram cocaïne, 31.921 XTC-tabletten en 5.210 blotters/LSD in het pand aan de [adres 1] aanwezig heeft gehad.
De conclusie van de rechtbank is verder dat, gelet op de grote hoeveelheid aangetroffen drugs, drugs(handel/bereiding)gerelateerde goederen en een Wileyfoxtelefoon voor versleutelde communicatie, bezien in samenhang met de inhoud van de chatgesprekken, wettig en overtuigend bewezen is dat in, naar of vanuit het pand aan de [adres 1] ook harddrugs werden bereid, bewerkt, verwerkt, verkocht, afgeleverd en vervoerd.
4.2.3.3 Medeplegen
Vervolgens dient de rechtbank de vraag te beantwoorden of verdachte zich als medepleger aan deze feiten heeft schuldig gemaakt.
Alleen al de omstandigheden waaronder [medeverdachte 2] op 20 oktober 2018 werd aangetroffen in het zogenoemde werkhuis aan de [adres 1] wijzen naar het oordeel van de rechtbank op het gezamenlijk uitoefenen van wat zonder meer als een bedrijf kan worden beschouwd. Zoals hiervoor is uiteengezet, werden in het pand een grote hoeveelheid drugs en drugs(handel/bereiding) gerelateerde goederen en een Wileyfoxtelefoon aangetroffen. De chatgesprekken tussen de verschillende verdachten in het onderzoek Oder/Liechtenstein waarin over drugs, de bestellingen daarvan, de inkomsten, de voorraad in het werkhuis, de taakverdeling en de winstgevendheid van de verschillende verkoopsites op het Darkweb werd gesproken, bevestigen de bedrijfsmatige samenwerking tussen de verschillende verdachten. [medeverdachte 4] stuurde de andere verdachten aan en haalde samen met [medeverdachte 3] de op het Darkweb geplaatste orders binnen, [medeverdachte 2] werd door [verdachte] en [medeverdachte 1] voorzien van de bedrijfsvoorraad. Hij verpakte en bewerkte de drugs, die vervolgens weer door [verdachte] of [medeverdachte 1] bij hem werden opgehaald en verzonden.
Uit de chatgesprekken komt naar voren dat [verdachte] wetenschap had van het feit dat hij als ‘materiaalman’ binnen dit postorderbedrijf voor drugs onder meer verantwoordelijk was voor de aanvoer van de handelsvoorraad drugs en de verpakkingsmaterialen daarvoor, maar ook voor het nadien verzenden van diezelfde drugs, die aan de [adres 1] als briefpost/postpakket werden ingepakt.
Gelet op al het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat [verdachte] een materiële en intellectuele bijdrage van substantiële aard heeft geleverd in de gezamenlijke uitvoering en dat hij daartoe bewust en nauw heeft samengewerkt met de medeverdachten, zodat sprake is van medeplegen van zowel het onder 1 als het onder 2 ten laste gelegde.
4.2.3.4 De ten laste gelegde periode van feit 2
De rechtbank gaat bij het vaststellen van de pleegperiode uit van de berichten die [medeverdachte 4] , leidinggevende binnen de groep, daarover op 20 oktober 2018 heeft gestuurd, namelijk dat het werkhuis aan de [adres 1] op dat moment al een jaar non-stop draait. De rechtbank concludeert daaruit dat het werkhuis aan de [adres 1] in ieder geval vanaf 20 oktober 2017 in bedrijf was. De ten laste gelegde periode van 1 januari 2018 tot 19 oktober 2018 valt ruim binnen het jaar waarover [medeverdachte 4] met [verdachte] gechat heeft. De rechtbank zal de pleegperiode dan ook vaststellen van 1 januari 2018 tot en met 19 oktober 2018.
4.2.3.5 De conclusie van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte de ten laste gelegde feiten 1 en 2 heeft begaan, maar spreekt verdachte vrij, zowel onder feit 1 als onder feit 2, van het ten laste gelegde middel 4-MMC, nu dit middel niet aan de [adres 1] is aangetroffen.
4.3
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de in de bijlage genoemde bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan, met dien verstande dat:
1.
hij op
of omstreeks20 oktober 2018 te Enschede,
in ieder geval in Nederland,
tezamen en in vereniging met
een ander ofanderen,
althans alleen,opzettelijk
aanwezig heeft gehad
(in een pand aan de [adres 1]
):
-ongeveer 2758 gram amfetamine
, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal
bevattende amfetamine,en
/of
-ongeveer 1530 gram MDMA brokken-gruis en
/ofongeveer 31.921
xtc-tabletten
, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende
MDMA,en
/of
-ongeveer 123,4 gram heroïne
, in elk geval een hoeveelheid van een
materiaal bevattende heroïne,en
/of
-ongeveer 5 gram 4-MMC, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal
bevattende 4-methylmethcathinon, en/of
-ongeveer 562 gram cocaïne
, in elk geval een hoeveelheid van een
materiaal bevattende cocaïne,en
/of
-ongeveer 5210 blotters / paperstrips LSD
, in elk geval een hoeveelheid
van een materiaal bevattende d-lysergzuurdiethylamide (lysergide/LSD),
zijnde amfetamine en
/ofMDMA en
/ofheroïne
en/of 4-methylmethcathinonen
/of
cocaïne en
/ofd-lysergzuurdiethylamide (lysergide/LSD),
(telkens
) (een
)
middel
(en)als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I
, dan wel
aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
2.
hij
, op een of meerdere tijdstippen,in
of omstreeksde periode van 1 januari
2018 tot en met 19 oktober 2018 te Enschede en
/of (elders
)in Nederland,
tezamen en in vereniging met
een of meeranderen
, althans alleen,
(telkens
)
opzettelijk heeft bereid en
/ofbewerkt en
/ofverwerkt en
/ofverkocht en
/of
afgeleverd
en/of verstrekten
/ofvervoerd (in/naar/vanuit een pand aan de
[adres 1] )
, in elk geval (telkens) opzettelijk (in een pand
aan de [adres 1] ) aanwezig heeft gehad,een hoeveelheid van
een materiaal bevattende
(onder meer)amfetamine en
/ofMDMA en
/ofheroïne
en/of 4-methylmethcathinon,en
/ofcocaïne en
/ofd-lysergzuurdiethylamide
(lysergide/LSD),
althans (telkens
)enig middel als bedoeld in de bij de
Opiumwet behorende lijst I
, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van
artikel 3a van die wet.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.

5.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld in artikel 47 van het Wetboek van Strafrecht (Sr) en in artikel 10 van de Opiumwet. Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
feit 1 en feit 2
de eendaadse samenloop van
het misdrijf: medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2, onder C, van de Opiumwet gegeven verbod;
en
het misdrijf: medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2, onder B, van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd.

6.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor de bewezenverklaarde feiten.

7.De op te leggen straf of maatregel

7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van vijf jaren. De goederen waarop nog beslag rust, kunnen teruggegeven worden.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft aangevoerd dat verdachte in zijn rol bepaald ondergeschikt was aan de anderen, hetgeen tot uiting dient te komen in de strafmaat.
7.3
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij in het bijzonder het volgende van belang.
Verdachte heeft zich samen met zijn mededaders schuldig gemaakt aan grootschalige wereldwijde handel in verdovende middelen in een periode van bijna een jaar. Verdachte en zijn mededaders verkochten anoniem en op professionele wijze drugs op het Darkweb. Bij het internetbedrijf met meerdere ‘medewerkers’, die ieder hun eigen taak hadden, kwamen online bestellingen binnen, werden de bestellijsten gemaakt, werden drugs bereid, de bestellingen ingepakt, verzonden en geleverd, en werd de voorraad beheerd. Het assortiment bestond onder andere uit verschillende soorten XTC-pillen, methamfetamine, cocaïne, heroïne en LSD. Deze drugs waren snel te bestellen en te leveren, o.a. via DHL. Ongewild werd DHL zo een internationale distributeur van drugs. De verdachten schrokken er ook niet voor terug om vele kilo’s harddrugs zelf naar Duitsland te exporteren.
Verdachte en zijn mededaders trachtten op een geraffineerde manier buiten beeld van justitie te blijven door gebruik te maken van de anonieme vrijplaats Darkweb, de betaling in bitcoins te laten plaatsvinden, de postpakketten/enveloppen te voorzien van valse retourgegevens en door te communiceren via de versleutelde chatapplicatie Ironchat op zogenoemde crypto(tele)foons of PGP-telefoons. Om in de vraag van de afnemers te kunnen voorzien had verdachte samen met zijn mededaders een handelsvoorraad aan verdovende middelen aanwezig in een ‘werkhuis’: een woning waarvan de schuur hiervoor speciaal was ingericht.
De verdachten bekommerden zich bij hun handel niet om de gezondheidsrisico’s voor anderen en de schadelijke gevolgen voor de maatschappij en hebben kennelijk enkel uit winstbejag gehandeld. De verdachten hebben bijgedragen aan het in stand houden van de ondermijnende criminaliteit die rondom de handel en de productie van drugs de laatste jaren grote vormen aanneemt. Daaronder valt ook het witwassen van de inkomsten uit de drugshandel, waardoor de integriteit van het economisch handelsverkeer wordt aangetast. Weliswaar wordt verdachte niet voor witwasfeiten veroordeeld, maar dit aspect van drugshandel kleeft wel aan het verdienmodel van de organisatie waarvan hij deel uitmaakte en dat rekent de rechtbank ook hem aan. De verdachten vormden een schakel in de drugsketen die veel rand- en gevolgcriminaliteit veroorzaakt. De internationale, bijna mondiale component en het betrekken van nietsvermoedende postbedrijven bij de handel, wegen in negatieve zin mee bij het bepalen van de hoogte van de straf.
Wat betreft de persoon van verdachte heeft de rechtbank acht geslagen op zijn uittreksel uit de justitiële documentatie van 12 december 2019, waaruit blijkt dat verdachte niet eerder voor soortgelijke feiten is veroordeeld.
Voor de hoogte van de straf is aansluiting gezocht bij het oriëntatiepunt voor grootschalige uitvoer van drugs en bij uitspraken in soortgelijke zaken. Strafverzwarend daarbij is het gebruik van het Darkweb als internationale logistieke route voor deze illegale handel. De rechtbank houdt ook rekening met de verhoudingen tussen de verschillende verdachten. De rollen van verdachte, [medeverdachte 3] , [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] zijn bij de handel in de drugs van gelijk gewicht. Voor [medeverdachte 4] , als organisator en leidinggevende van het bedrijf, is een hogere gevangenisstraf op zijn plaats.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat aan verdachte een gevangenisstraf voor de duur van vijf jaren moet worden opgelegd.

8.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen en op artikel 55 Sr.

9.De beslissing

De rechtbank:
bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat verdachte het feit 1 en feit 2 ten laste gelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feit
- verklaart het bewezenverklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezenverklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feit 1 en feit 2
de eendaadse samenloop van
het misdrijf: medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2, onder C, van de Opiumwet gegeven verbod;
en
het misdrijf: medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2, onder B, van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd;
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het bewezenverklaarde;
straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
5 (vijf) jaren.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.K. Huisman, voorzitter, mr. E. Venekatte en mr. A.M.G. Ellenbroek, rechters, in tegenwoordigheid van mr. B.M. Hoek, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 23 april 2020.